Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 959]
| |
Etymologisch kleingoed
| |
Roopaard.Roopaard = scheepsaffuit, met bijvorm rolpaard. Daarvan zegt Van Wijk, i.v. roopaard: ‘'t Synonieme rolpaard zal wellicht de oudere vorm zijn’. Ik schreef in mijn Etym. Wdbk.: ‘Roopaard, o., met bijvormen 2. rampaard en rolpaard: oorspr. onb.’. Dat komt me nu onbegrijpelijk voor, daar een der drie aangehaalde vormen, nl. 2. rampaard, me de juiste oplossing moest aan de hand doen. Rampaard immers is Prov. rampar(d), Fr. rempart = wal, van rampara, remparer = beschutten, versterken. Het vertoont zich in 't Hgd. als rampert, rap(p)ert, De. rapert, | |
[pagina 960]
| |
Zw. rappert. Het Port. zegt daarvoor reparo, repairo, dat zoowel wal als scheepsaffuit beteekent. De beteekenisontwikkeling wordt duidelijk, als men op den vorm van het scheepsaffuit let. Roopaard en rolpaard zijn dan volksetymologische vervormingen. Er zijn in Europa twee zeetalen, de Germaansche, juister de Anglo-Friesche van de Noordzee, en de Romaansch-Grieksche van de Middellandsche Zee; beide hebben aan malkaar ontleeningen gedaanGa naar voetnoot(1). | |
Daar zat het hem.Van dit hem zegt het Groot Woordenboek, i.v. hij A6): ‘men kan er bij denken aan een denkbeeldig persoon die als voorwerp wordt gedacht’. Ik kan me noch bij dit, noch bij de andere aldaar aangehaalde voorbeelden, zoo een persoon voorstellen. Voor mij staat deze wending op één lijn met wat weet 'k ik, 't is te zeggen dat het pronomen-onderwerp tweemaal uitgedrukt wordt, een eerste maal in enclytischen toonloozen vorm, een tweede maal in absoluten beklemtoonden vorm. Onze Vlaamsche dialecten dulden geen beklemtoond pronomen onmiddellijk nevens het werkwoord. Van daar hoort men voor beklemtoond ik zal, overal 'k zal 'k ik, met een pro- en enclytisch 'k, eer het beklemtoonde ik verschijnt. Zoo in den 3den persoon Wvl. je gaat-en-hij, Oostvl. ij zal-e-j-ij (eerste ij zeer kort), Brab.-Antw. ij zal-em-hij. Dit en, e, em is het demonstr. den, dem; vergelijk Wvl. isten hij = is-den-hij? Daar het onz. pron. 't geen beklemtoonde vormen bezit, gebruikt men daarvoor de beklemtoonde vormen van hij. Zoo zegt men voor beklemtoond hét zal in het Gentsch 't zal-e-j-ij, en zoo is in het zit hem daar of in daar zit 't hem, hem (eigenlijk dem) te beschouwen als beklemtoonden vorm van 't. | |
Katrol.Dit woord wordt algemeen als een vorming van kat beschouwd; zoo ook Van Wijk, die aarzelt tusschen een samenstelling kat-rol en een afl. van kater. Ik stelde 't in mijn Etym. Wdbk. gelijk met Wvl. katrol = kater. Maar beide Wvl. woorden zijn niet dezelfde; wel is kater katrol, maar het blok heet katrolle. | |
[pagina 961]
| |
Nu viel ik eens bij toeval, in Hugues Le Roux, Les jeux du cirque et la vie foraine, Paris, Plon, op den volgenden volzin: ‘L'ensemble de l'appareil est fixé par une “cadrolle” de poulies (blz. 158)’. Er is spraak van het spannen van het koord der koordedansers. Daarmee was de Romaansche oorsprong van katrol ontdekt. Maar wat is cadrolle en wat beteekent het? Het lijkt een Zuidromaansche afleiding van Lat. quatuor = vier te zijn en te beteekenen takel of vierlooper, Fr. palan, en het zou dus weer een zeewoord zijn, aan de Middellandsche-Zeetaal ontleend. Maar, waar ik ook zocht, er was nergens iets te ontdekken. Alleen het Prov. carello = blok en Sp. cuadernal = vierschijfsblok gelijken er op. | |
Lariefarie.Van dit woord zegt het Groot Woordenboek dat het stellig geen samenstelling is met larie B, d.i. larie = onbeduidend gepraat, van welks oorsprong niets met zekerheid te zeggen is. Voor Van Wijk, die lariefarie niet geeft, is larie waarschijnlijk onomatopoëtisch. Ik wees reeds in mijn Etym. Wdbk. op een citaat dat bij Weigand, i.v. larifari, voorkomt en volledig luidt als volgt: ‘im 15 Jh. bei Fichard Archiv 3, 204: dâ sungen sie (Bruder Konrad und eine Nonne) die messe terribilis la re fa re ut in excelsis’. Voor Weigand schijnen we dus hier een vorming met muzieknoten te hebben. Maar als men opmerkt in welk tekstverband die hier voorkomen, denkt men aan den kerkzang en men vindt dan zonder moeite dat la re de aanduiding is van den eersten kerktoon of Dorischen modus (dominante la, finale re) en fa re van den tweeden kerktoon of hypodorischen modus (dominante fa, finale re). Larie en lariefarie kunnen onafhankelijk van mekaar gevormd zijn; larie kan ook uit lariefarie geabstraheerd zijn, dat men als een soort van verdubbeling gevoelde. Dat is larie of lariefarie zal dan oorspronkelijk wel beteekend hebben: Dat is al zoo onverstaanbaar als een Latijnsch kerkliedje. Het is overbodig er aan te herinneren dat in 't It. la re fa gezangtonen zijn, die ons in het bekende lori fa van Hertog Jan I tegenklinken, - of dat re-fa-la-re een oude aanduiding is van re. |
|