Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 737]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
51. - De hand slaan aan een pilaar van de vierschaar.Jan Preston was door de schepenen van Brugge veroordeeld tot betaling van 2000 gulden, uit hoofde van de heerlijkheid van den Houtschen, die hem toebehoorde. De baljuw legt beslag op deze heerlijkheid, maar vermits de vierschaar gesloten is, neemt hij een pilaar daarvan bij de hand, tot bevestiging van de gedane inbeslagneming.
‘Dit arrest is geschiet up de trappen van den Steen (te Brugge), jeghens over de deure van de camere ende vierschare van den Houtschen, den bailliu staende up den trap van de deure van den selven vierschare, ende int arresteren nemende bij de handt de pilaeren van diere, mits de selve vierschare ghesloten was.’ (Tekst van 1650. - L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Bourg de Bruges. Introd., I, 118.) | |
[pagina 738]
| |
52. - Eene aanbesteding.Te Aardenburg moet er overgegaan worden tot de aanbesteding van werken in de voorkerk van ‘Onser Vrauwen kercke’ uit te voeren. ‘Kaarten’ en brieven om ‘te adverteeren de temmerlieden’, houdende beschrijving van de werken, worden naar Gent, naar Brugge en andere steden gezonden:
Staatsarchief te Brugge, nr 11554 of Rekening ‘van Onser Vrauwen kercke in Ardenburch’ van 1569-1570, fol. lxiiij vo: ‘Betaelt van quaerten ende brieven huut te senden ende te adverteeren de temmerlieden om te doenne de bestedinghe vanden wercken in de voorkercke, cruuswerck metten torreken ende den choor. Den diennare van We Jan de Coorte, van twee quaerten te scriven vj s. par. Een quaerte ghesonden tot Ghendt, den clerck betaelt xiiij s. par. Een quaerte tot Brugghe, den clerck betaelt xij s. par. Een quaerte tot Tielt, om t ghebot te doenne, betaelt ij s. par. Een quaerte tot Caprycke, Eeckeloo, tsamen betaelt iiij s. par.; tot Sint-Cruus, tot Maldeghem en Sint La(urens?), tsamen metten boode betaelt ende tgheboodt ghedaen xij s. par. Compt al tsamen betaelt ij lb. x s. par.’ | |
53. - Puuden wachten.De slaap van den leenheer, wanneer deze op reis was om zijn leengoederen te bezoeken, mocht niet gestoord worden. In onze Verslagen en Mededeelingen, jaargang 1914, blz. 418, hebben wij, onder den titel hierboven, een tekst uitgegeven, met betrekking tot de heerlijkheid van Oudezeele (1428). Ook in Frankrijk was dit gebruik in voege. De Fugator ranarum stond aldaar gekend. Te ‘Hoimile’ was een leenhouder verplicht, wanneer de heer te ‘Berghes’ vernachtte, ‘de servir avecq ung flageolet pour faire taire et donner silence aux raines et aultres bestes estans ès fossés’. Naar men ziet ‘la musique adoucit les moeurs’, zelfs bij de puiden! ‘Quant le seigneur couche et pernote en son chasteau’ te Drucat, - luidt het in de ‘Costume’ van genoemd Drucat, - ‘tous les subjetz du dit lieu sont tenu batre l'ieu estans auprez du dit chasteau, pour empeschier que les raines ou grenoulles ne lui facent noise’. (Zie bij L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Bourg de Bruges, Introd., II, 625.) | |
[pagina 739]
| |
54. - Het privilege van de muntwerkers.In zijn Inventaire des Archives de Bruges, t. I, blz. 51, schrijft L. Gilliodts-van Severen, naar brieven van Gwijde van Dampierre (29 April 1297), dat de werklieden van dezes Munt in Vlaanderen alleen betrekkelijk waren in rechte voor hunne meesters ‘pour tous méfaits autres que les crimes de rapt, de meurtre, et d'incendie’. Het is echter algemeen bekend, dat enkel uitgezonderd waren ‘rapt, moort ende diefte’. Een aanstelling tot snijdster ter Munt van Brugge (1734), luidt dienaangaande als volgt:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Munt, oud nr 5627, voorloopig blauw nr 3982: ‘Ende dat... alle.... vrye supposten der voorseyde Munte (van Brugge) ter geender plaetse voor andere jugen in deerste instantie en syn betreckelycke nochte justiciabel, nochte ghehouden te antwoorden dan voor ons prevoosten ende gheswooren voornoompt, omme geenderande saecken, drye alleenelycke ghereserveert, te weten rapt, moort ende diefte...’ (11 Nov. 1734.)
De charter van Gwijde van Dampierre heeft: ‘Fors que de trois cas, c'est assavoir de rat, de mudre, et de larechin’. Dit ‘larechin’ (larcin) werd ongetwijfeld verward met het fransch Arsin, dat beteekent ‘brulement par ordre de justice de la maison d'un criminel’. | |
55. - Een leen houden ‘van godt ende van der zonne’.‘... On donnait ce nom de Francs-alleux à des seigneuries possédées par des seigneurs de toute antiquité et en pleine suzeraineté’, - schrijft L. Gilliodts-van Severen, in zijn Cout. Bourg de Bruges, Introd., I, 500. - Pour montrer cet état ‘d'indépendance, on disait que le franc-alleu noble était tenu de Dieu et du soleil, de Dieu et de l'épée, Leenen ghehouden van God ende zonne..’. Ziehier een tekst, uit 1635, betreffende een hof toebehoorende aan den abt van Sint-Andries bij Brugge:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Abdij van Sint-Andries, oud nr 5013, voorloopig blauw nr 6102: ‘Kennen ende lijden, dat de voors. Cl. houdende es te leene ende in manscepe van H., otmoedich abt van... St. Andryes, als van zynen hofve twelcke hy houdt van Godt ende van der zonne...’ (15 Febr. 1635.) | |
[pagina 740]
| |
Naar Laurière, Gloss. du droit français, aangehaald door La Curne de Sainte-Palaye, Dict., vo Fief, waren Fief de dévotion ou de piété, ‘états et principautés que les souverains reconnaissent, par humilité, tenus de Dieu, à charge de quelque redevance, comme de cire’. | |
56. - Een speelman, onwaardig geacht een openbaar ambt te bekleeden.Naar een ‘resolutie’ genomen ‘in camere van wette van den Proosschen’ te Brugge, kon een Speelman, - hij mocht zich ook al met den naam van den god Apollo getooid hebben - tot het ‘Redenaerscip’ van ‘den lande ende heerlicheden’ van het Proostsche niet verheven worden. Wij vernemen, uit een oorkonde van 24 Februari 1576, de hieronder volgende bijzonderheden over het geval van ‘Franchoys, de zuene van Jan Luenis, gheseyt Appolo’, die speelman was te Brugge. Genoemde ‘Appolo’ had van Oste Beyts gekocht ‘een leen groot in fonchiere drie lynen vyventwintich roeden lands, ligghende inde prochie van Sinte-Cruus buuten Brugghe’, waaraan een ‘erfachtich redenaerscip’ van het Proostsche verbonden was; hij had dan ook verzocht ‘dat hy by den voorseyden college (van redenaers) zoude gheadmitteert wesen ten eede als redenaer, omme in huerlieder camere van wette ende vierschare te zitten met hemlieden, tot administratie van justitie’. De ‘Redenaers’ verklaren dat zij ‘niet en verstonden den zelven speelman te admiteren in tzelve college ten voorseyden fyne’, aangezien dezelve ‘Franchoys es een openbaer ende publicke speelman, over al omme loon ende ghelt spelende in openbare bruloften, danseryen, mommerien ofte mascren ende anders, tzelve niet quadrerende met de qualiteyt van eenen juge zittende in stoel van justitie omme den volcke recht te doene ende justitie te administreren, maer ghereputeert naer rechte sub genere histrionum, qui laborant infamia facti’. (L. Gilliodtsvan Severen, Cout. de la Prévôté de Bruges. I, 50-51.) | |
57. - ‘Leen hanghende in de lucht.’Spr. van een leen, beteekent die uitdrukking naar Verdam, Middelndl. Wdb., ve Lucht: Waar omtrent geen bijzonderheden bekend zijn. | |
[pagina 741]
| |
Wordt daardoor niet veeleer bedoeld wat men in het Fransch heette un Fief en l'air, of ‘heerlijkheid van niemand leenroerig’ (L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Bourg de Bruges, Introd., II, 185), m.a.w. eene heerlijkheid die ‘ne comptait ni tenures, ni vassaux’ (Id., op, cit., Introd., I, 113). Van de heerlijkheid van den Houtschen, afhangende van den Burg van Brugge, waarvan er hier spraak is, vernemen wij in eene akte van 1558, dat zij ‘consiste en air, sans aulcun gros de fief ne vassaulx’, maar dat haar niettemin toebehoorde ‘toutte justice, haulte, moyenne et basse par cognoissance d'hommes de fiefz’ van genoemden Burg van Brugge. In het denombrement van 1642, heet dit ‘hanghende in de lucht, sonder eenighe grootte van leenen ende vassalen’ (Id., op. cit., Introd., I, 113 alsboven). - Van het hof van Crebbe, te Vladsloo, wordt gezegd in een denombrement van 1501, dat het ‘heeft noch rente, noch grondt, maer es een leen hanghende in de lucht’ (Op. cit., Introd., blz. 142). ‘Fiefs sans fond ou glebe’, bij La Curne de Sainte-Palaye, Dict. vo Fief, ne 28. ‘Et de cette espèce aucuns font le fief qu'on appelle vulgairement fief en l'air, ou fief au vent.’ (La Curne de Sainte-Palaye, Dict., vo Fief.) | |
58. Het verbruik van wijn te wenduyne in de XVIe eeuw.Indien men de vele verordeningen, betreffende den verkoop van wijn, nl. te Brugge en te Gent nagaat, dan mag daaruit opgemaakt worden, dat het verbruik daarvan vroeger in Vlaanderen vrij aanzienlijk was. Wat inzonderheid de stad Brugge aangaat, komen talrijke bijzonderheden voor in het Inventaire des Archives de Bruges. van L. Gilliodts-van Severen: men raadplege onze Table analytique op dit meesterlijk werk, blzz. 447-449. Voor Gent, zie men o.a. bij Nap. de Pauw, het Register van zaken op De Voorgeboden der stad Gent in de XIVe eeuw, alsook bij Victor van der Haeghen, het Inventaire des Archives de la ville de Gand. Nadere bijzonderheden zijn voorhanden in onze Keure van Hazebroek, V, blzz. 264-270: de lijst der aangehaalde wijnsoorten is waarlijk uiterst belangrijk. Hier hebben wij thans de voorwaarden van den pacht der ‘assijze van wine ende biere, dat ghesleten zal werden binder prochye ende dorpe van Wendune, ten Proosschen’, voor de jaren 1533 en 1534. Het stuk verdient opgenomen: | |
[pagina 742]
| |
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Reg. nr 624 of ‘Registre van contracten’ 1529-1538, fol. cxxiij vo: ‘Men ghebiet ten loyalen pachte de assijze van wine ende biere, dat ghesleten zal werden binder prochye ende dorpe van Wendune, ten Proosschen, binnen desen toecommende jare, beghinnende den eersten dach van Laumaendt xvc xxxiij zonne upganc ende gheduerende toten laesten daghe van December xvc xxx iiij, dien dach ende nacht inclus, ende dat up condicien ende voorwaerden hier naer verclaerst.
Alvooren te wetene, dat zo wie den voorscreven pacht met ghelookenGa naar voetnoot(1) brievekins hoochst innestellen zal, zal winnen zes Karolus ghuldens.
Ende voort zo zalmen bernen een keerse, ende moghen eenygh(el)ic persoon, solvent zijnde, daernaer scietenGa naar voetnoot(2) ende verhooghen, binnen tbernen vander keerse, up de voorscreven pacht met alzo veil penninghen alst hem believen zal, elcken penninc weerdich zijnde x lb. par. Ende de ghuene die up dese pacht verhoocht werdt (sic), zal winnen met elcken penninc, die hij ghescooten heift, ij lb. x s. par. Nemaer den laeste penninc voor tvutghane vander keerse ende daer de keerse vutgaet en zal niet winnen, mids dat hij pachter blijft....
Voort, zo zullen de taverniers ende tappers, of andere die eenighe wijn in legghen zullen, van wat maniere, caluerenGa naar voetnoot(3) ofte prijse die zijn, die zij ghetapt, ghesteken of ghedispenseirt zullen (hebben), den voorscreven pachtere ghehouden zijn te betalene xij d. par. van elcken stoope, ofte ij lb. viij s. par. van elcke smalle tunne van xlviij stoopen, ende andere naer advenante.
Ende en zullen de zelve taverniers noch andere gheene wijnen mueghen vercoopen te hoogher prijse danne alzomen die ghemeenlic vercoopt van ghelijcke binnen den tavernen ende wijnhuusen binnen der stede van Brugghe, maer wel daer ondere, ende dat up de peyne van vj lb. par....
Ende insghelijcx zullen de tappers ghehouden zijn te betalene den pachtere vander voorscreven assise, van elcke tunne cleenbiers v groten; van elcke tunne keyte ix gr.; van elcke tunne dobbel biers viij gr.; ende van ynghelschen biere ende andere vreimde bieren, van elcke grouve tunne van lx stoopen xx s. par. | |
[pagina 743]
| |
Ende en zullen de zelve taverniers tvoorscreven bier niet hoogher mueghen vercoopen danne de keyte xiiij d. par. den stoop, tdobbelbier xij d. par. den stoop, tcleen bier viij d. par. den stoop.
Van ghelijcken zalmen vercoopen tbier binnen den lande ofte aldaer binder prochye ghebrauwen, ghezeit Jeucstaert, ende daerof betalen ghelijc vander keyte, den stoop vanden voornoemden ynghelschen biere ende andere vreimde bieren, ij s. vj d. par. den stoop ende niet daer boven, elc up de boete van vj lb. par., alzo dicwels alsmen de contrarie bevonde....
Ende was den zelven pacht vanden assijzen hoochst met een brievekin inneghestelt bij Jan de Grave, ende bleef hem den pacht inder manieren voorscreven ten vutgane vander keerse voor iiijc lb. par. - Actum xxiija Decembris xxxiij (1533), present Pape, Gomaer’.
De ‘assise’ werd dus toegewezen aan Jan de Grave, als meestbiedende, voor de som van 400 lb. par. Voor het jaar 1535, stelde Cornelis Wiltins ze in ter som van 390 lb. par.: niemand deed een gebod, zoodat hij pachter voor gezegde som uitgeroepen werd:
Id., Reg. id., fol. ijc vij: ‘Ende ten zelven dach was, present Lemmes ende Gomaer, redenaers, ende Dinen Christiaens, clerc vanden greffier, dexise vanden wijne ende biere, dat ghesleten zal werden binden toecomende jaere in Wendune, verpacht up doude costume, daer of dat Cornelis Wiltins hoochste inscrivereGa naar voetnoot(1) was, winnende de xij lb. par. voor zijn stellegheltGa naar voetnoot(2), daer up de kersse vutghinc ende bleef bijden inscrivene pachtere, als niet verhoocht, ende stelde de zelve exise voor iijc iiijxx x lb. par., boven dordinaire oncosten. - Actum xxx in December xvc xxxv, present Lemmes ende Gomaer’.
Hoe dat stuk uitgelegd? Speelde Wenduyne, thans een nederig dorp - dat evenwel ten huidigen dage, als zeebadplaats aanzien bekomen heeft - een zekere rol in Vlaanderen. L. Gilliodts-van Severen, in zijn Cout. de la Prévôté de Bruges, schrijft daaromtrent, Ie deel, blz. 160: ‘Cette paroisse avait un budget séparé, pour un triple motif: politique, industriel et topographique. C'était, en effet, le seul village appartenant, presque tout entier, à ia juridiction prévôtale. L'industrie de la | |
[pagina 744]
| |
pêche ... y avait créé des ressources et des relations nouvelles... Aussi bien à Wendune, l'impôt était plus élevé qu'ailleurs; à raison de cette élévation même, on fut obligé, de bonne heure, de renoncer à la voie simple de la capitation et de recourir exclusivement à celle plus compliquée, mais moins sensible, de l'assise. Cette contribution frappait uniquement le vin et la bière...’ Een tekst uit 1531 spreekt van het slijten aldaar van ‘wijn’, van ‘dobbel bier’, van ‘keyte’ alsook van ‘inghelsche biere ofte andere vremde bieren’. Men zie overigens op. cit., I, 160-164, en voornamelijk het boekje getiteld: Hístoire de Wenduyne-s/mer, par Eugène Roche (avocat à Lille) (Bruges, 1892). Dit boekje dat, naar eigen bekentenis van den schrijver, met medewerking van Staats- en Stadsarchivaris van Brugge geschreven werd, behelst heel belangrijke aanteekeningen over ‘Wenduyne dépendance de la Prévôté de Saint-Donatien’ (chap. II), over ‘Importance de Wenduyne du XIIe au XVIe siecle’ (Chap. III), enz. | |
59. - Een verkooping ‘up den Steen’ of gevangenis der stad Brugge.‘Jacop f. Willem Fierins, wedeware, poorter in Brugge’, had, den 16 Mei 1537, voor ‘redenaers’ ten Proostsche, aan Jan van Hecke, ook poorter te Brugge, verkocht 20 gemeten 47 roeden proostland, gelegen te Coolkerke. Maar, aangezien hij alsdan voor schuld gevangen zat en dientengevolge de verkooping ter ‘camere’ van het Proostsche in de gevangenis had plaats gegrepen, ziet hij plechtig af van de ‘exceptie dat hij dit als ghevanghen ghedaen ende ghepasseirt soude hebben’, d.w.z. van het recht zich daarop te beroepen om de gedane verkooping ongeldig te doen verklaren:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Reg. nr 624, of ‘Registre van contracten’ 1529-1538 fol. ijc lxv vo: ‘Ende midts dat hy Jacop voorscreven, ten ghifte van dese, in vanghenesse lach up den Steen van Brugghe, van sculden, ende dese ghifte aldaer in onse camere passeirde. omme, metten penninghen commende over tvercoopen van desen, hem te lossene ende con(ten)terne zyne creditueren, Zo renunchierde hy expresselicke by solemnelen eede, by my greffier ontfaen, dexceptie dat hy dit als ghevanghen ghedaen ende ghepasseirt soude hebben ende alle anderen exceptien generalic ende specialic, die hem ofte zyn naercommers soude moghen commen ten proufyte ende te hindere van Jan van | |
[pagina 745]
| |
Hecke als cooper van diere. Ten daghe, jaere ende presenten voorscreven.’ (Actum den xvje in Meye xvc xxxviij, present Vyve ende Smet.’) | |
60. - ‘Zo waert quaed arm zijn!’In zeker proces, in het jaar 1467, voor de ‘redenaers’ van het Proostsche te Brugge ingespannen, was, door de verweerders de getuigenis van eenige personen, als wesende arm, verdacht verklaard:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. ix vo: ‘... dat hemlieden in huerlieder oorcondscepen niet sculdich en es ghelove ghegheven te zyne, bi dat zy up de jurisdicxcie vander Proossche wonen, wesende aerme personen, ende dat zy van desen niet gheweten en connen, ten es bi ingheven ende instrucxcie vanden bailliu ende zyne medepleghers, die heesschers zyn ende partye...’
Met verontwaardiging, komt de tegenpartij tegen die zonderlinge stelling op: al is men arm, toch zou men ‘node een quaden eed doen!’ Overigens, ‘het es menich goed arem man, ende het ware jammer, dat alle aerme lieden valsch waren: zo waert quaed arm zijn’.
Id., ibid., fol. x vo: ‘Item... zegghen de voors. bailliu ende zyne medepleghers, dat de deposicie van Cateline, Joos Ghedouts weduwe, ende de kennesse ende productie van Mahieu de Peuvinage in rechte sculdich es ghelooft te zyne ende te hebbene vul effect int maken van uwen heeren vonnesse. Want al es de zelve Cateline gheruumt vanden Brugschen up tProossche, twelke ghevalt sommelsGa naar voetnoot(1) meneghen notabelen riken man, die bi quaden aventuer arem ghediet ende compt up tProossche, daer omme zoude de voors. Cateline noch andre node een quaden eed doen. Ende al eist, dat de voors. Mahieu up de heerlichede woent, daer omme en es hy geen laet, want hy es porter van Brugghe, ende al es hy arem, hy en leift up de bede niet, ende het es menich goed arem man, ende het ware jammer dat alle aerme lieden va sch waren: zo waert quaed arm zijn... Want al zyn de lieden arem daer omme en zyn zy niet valsch, ende zy ne connen niet alle zo rycke ghezyn als de verwerers ende borghen...’
Uit de teksten hierboven schijnt te blijken, dat, te Brugge, zij die arm werden somwijlen op het grondgebied van het Proostsche hunne woon gingen vestigen, ‘twelke gevalt sommels | |
[pagina 746]
| |
meneghen notabelen riken man, die bi quaden aventuer arem ghediet’. | |
61. - Vergiftiging der openbare waters.Margriete, Willem Achtels dochter, wijf of weduwe van Simoen Straels, had, ten jare 1468, ‘met eenen andren man’ met wien zij leefde, verschillende ‘fonteynen’ of waterpompen, steenputten, drinkputten en wijwatervaten vergiftigd. Zij wordt veroordeeld om levend verbrand te worden: haar lichaam zal op een ‘stege’ (‘verhoog’, of stellage) langs den openbaren weg geplaatst worden, ‘ten exemple van allen quaeddoenders’:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. xxviij: ‘Actum den eersten in Octobre ao lxviij, Coram.. Margriete Willem Achtels dochtre, Symoen Straels wijf of weduwe, gheboren van tSinte Joris in Distele, kende ende lyede buten allen banden ende pijnen van ysere, dat zoe verkeert ende huus ghehouden hei t vj jaren of daer ontrent met eenen andren man, ende met hem ende andren ghereeutGa naar voetnoot(1) ende diversche ghevenynde watren ghemaect ende gheholpen maken, van zulker substancien die onmenschelic ende onnatuerlic zijn, die beter verzweghen zijn dan ghenoomdt; vanden welken watren zoe gheworpen heift ende gheholpen werpen ende ghieten in diversche fonteynen, steenpitten, drynckepitten ende sperswatervaten, ende ooc ghegheven diversche ziecken te drijnckene, die daer of ghevaren zijn van live ter dood bi hueren toedoene moordadelic. Ende naer hueren verkennene ende verlidene, de bailliu zeide uter name van mijnen heere den proost, dat hiere sculdich ware over te rechtene ende huer te doen bernene an eenen stake ende also te bringhene van live ter dood, ende daer naer huer te stellen up een stege biden weghe, ten exemple van allen quaeddoenders. Vermetende hem in re hte dat hem also sculdich ware van ghesciene. Ende maende redenaers vanden rechte. Ende redenaers wijsdent also hijt bailliu gheheescht hadde te doene.’ | |
62. - ‘Consent maect wet’ en ‘vriendelichede altoos gaet voor wettelichede’.Ten jare 1467 was te Brugge, voor de ‘redenaers’ van het Proostsche, zeker proces ontstaan, tusschen ‘Jan ende Cornelis, | |
[pagina 747]
| |
de kindren Loy f. Jans van Waes’, eischers, en ‘Salaerdin van Ghistele’, verweerder, omtrent het ruimen van de helft van ‘zesse ghemeten ij linnen lxxj roeden proostlants’, liggende in de prochie van Slype. ‘Salaerdin’ van Ghistele, wellicht een afstammeling van de edele familie van Ghistele, van Brugge, moet een persoon van aanzien zijn geweest, dewijl de eischers, in hun ‘replique upde weere’ bij hem gemaakt, zich bedienen van de formule ‘behouden danof de reverentie vanden zelven Salaerdin’ (Register ut infra, fol, xvii). Welnu, in zijne ‘duplique’, beroept zich de genoemde van Ghistele op de twee beginselen hieronder:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. xvij vo. ‘Duplique ghemaect bi Salaerdin van Ghistele... Eerst, daer Jan f. Loys van Waes ende Cornelis f. Loys van Waes repliqueren ende zegghen, dat niement gheen land en pleicht te vercopene noch te verlanden het ne zy al wette'icke ghedaen ende dat bi ghiften, daer ende alsoot behoort, andwoord de voors. Salaerdin, dat dickent ghesciet tusschen vrienden ende maghen, dat zy elc andren genoughen bi vriendelicheden ende consente, want eene generale costume ende recht es consent maect wet... Dat alle zaken ghedaen tusschen vrienden ende maghen ter goeder trauwen, zonder te of zonder fraude altijds sculdich es stede te houdene, ghemerct dat vriendelichede altoos gaet voor wettelichede...’, Edw. Gailliard. |
|