Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 597]
| |||||||
Het dagboek der waardige Johanna van Randenraedt (1610-1684) teruggevonden, door Mr. Leonard Willems, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie.In 1905 werd ik door de ‘Commission de la Biographie Nationale de Belgique’ belast met het schrijven der Biographie van Johanna van Randenraedt, geestelijke dochter, welke zich in de 17e eeuw een grooten naam had verworven wegens hare innige vroomheid en haren voorbeeldigen ijver voor den godsdienst. Naar mijn beste weten bestond er geene moderne levensbeschrijving van haar. Maar mijne taak was niettemin zeer gemakkelijk, daar ik al de mij noodige inlichtingen aantrof in een boek te Antwerpen, bij Aug. Graet, in 1690 uitgegeven onder den titel: Kort begrijp des levens ende der der deughden van de weerdighe Johanna van Randenraedt, geestelycke Dochter Onder de Bestieringhe der Societeyt Jesu. Door eenen Priester der selve Societeyt’Ga naar voetnoot(1).
Beknopt weergegeven, ziehier haren levensloop: Johanna werd te Brussel geboren 18 October 1610. Haar vader heette Cornelis van Randenraedt en was vice-kancelier van het Hof van Gelderland. Hare moeder was Lievine Van der Merren. Zij was een eenige dochter. Nog zeer jong zijnde wilde zij zich in een klooster begeven, doch dit werd haar ontraden. Zij stelde zich dan onder de geestelijke leiding der Jezuïeten en werd geestelijke dochter. Den 17 September 1630 deed zij als dusdanige hare gelofte te Roermond. In 1632 namen hare ouders de vlucht uit die stad, bij de inneming dier vesting door de Hollanders. | |||||||
[pagina 598]
| |||||||
Johanna bleef bij haren oom den kanunnik inwonen. In 1638 keerden hate ouders terug na het herstel van het Spaansch bewind. In 1640 werd zij tot meesteresse gekozen van de geestelijke dochters, die onder leiding der gezegde paters stonden. En na een vroom leven stierf zij 26 Juli 1684 te Roermond.
Bij het bestudeeren van dit leven, viel mijn aandacht op verschillende moeilijkheden, die ik destijds heb trachten op te lossen:
Na langdurig onderzoek slaagde ik erin de eerste vraag op te lossen. Het Kort Begrijp vond ik vermeld bij Sommervogel, Bibliothèque de la Compagnie de Jésus, t. IV, col. 542, onder de werken van Pater Daniël Huysmans (1643-1704). Schrijver voegt hier de volgende nota bij: ‘Sur le catalogue ms. de l'ancienne bibliothèque des Bollandistes, on dit: “Per Lib. de Pape ex collectaneis mnss. P. Danielis Huysmans, confessarii ejus.” Un R.P. Rédemptoriste, auteur d'une notice sur les derniers jours de Jeanne van Randenraedt, dit que deux lettres encore conservées | |||||||
[pagina 599]
| |||||||
à la sacristie de la cathédrale de Ruremonde prouvent que cet ouvrage est bien du P. Huysmans’. Wij mogen dus wel aannemen, meen ik, dat P. Huysmans de schrijver van het Kort Begrijp is. Wat nu de nagelaten geschriften van Johanna betreft, ondanks alle moeite die ik deed om te weten of die nog bestonden, kon ik er op het spoor niet van komen, en leidde hieruit af dat zij hoogstwaarschijnlijk vernietigd waren. Het Leven van Marina de Escobar heb ik evenmin terug kunnen vinden. Mijn levensbeschrijving der waardige Johanna verscheen Biogr. Nat., t. XVIII, col. 654, en ik was wel overtuigd, daar de studie der 17e-eeuwsche Letterkunde mijn eigenlijk vak niet is, dat ik de gelegenheid nooit meer zou hebben mij met de vrome Johanna nog bezig te houden. Doch het spreekwoord zegt: ‘de mensch wikt, en God beschikt’ - en ik voel mij thans genoopt om op het vroeger door mij behandelde vraagstuk terug te komen, daar ik nu een niet onbelangrijk nieuws kan mededeelen.
Eenige jaren geleden zocht ik naar het nommer van een handschrift dat zich in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bevond, en zag mij genoodzaakt den gedrukten catalogus te doorbladeren. Toevallig viel ik t. III (1903), bl. 491 op vijf handschriften getiteld: Mémoires de Jeanne van den Raedt - nr 2446, 2447, 2448, 2449, 2450Ga naar voetnoot(1) (voor de beschrijving dier hss. verwijs ik naar den catalogus, waar ons geleerd wordt dat nr 2448 een copie is van de twee voorgaande nommers). Hoofdbibliothecaris, P. vanden Gheyn, opsteller van dien Catatogue, geeft bij het eerste nr een nota: ‘Ce volume et les cinq suivants renferment le journal ascétique de Jeanne van den Raedt de Ruremonde, dirigée par les Jésuites du Collège de cette ville’. Hieruit blijkt dat de geleerde Bollandist niet geweten heeft wie deze geestelijke dochter eigenlijk was - want het valt in het oog dat haar naam hier hoogstwaarschijnlijk verbroddeld werd, en dat J. van den Raedt geene andere moet zijn dan J. van Randenraedt. | |||||||
[pagina 600]
| |||||||
Desnoods bestond wel is waar de mogelijkheid nog dat hier twee verschillende personen in spel waren. Doch toen ik, na slot van den oorlog, mij naar Brussel kon begeven om de bedoelde nommers te vergelijken met het Kort Begrijp, bleek het dat hetgeen ik in de Koninklijke Bibliotheek te zien kreeg, wel degelijk de ‘schriften’ waren met de ‘eygen handt van Johanna geschreven’, welke P. Daniël Huysmans in 1690 onder de oogen heeft gehad. Bij nr 2447 had een achttiendeeuwsche hand als titel bijgevoegd ‘Les amours de Jean Baptiste’. Welnu in het Kort Begrijp, blz. 7, lezen wij: ‘sy wierdt naer haeren Peter ghenoemt Joanna Baptista: doch aenghesien men onghewoon is in Nederlandt, Baptista te vervoeghen by naemen van Vrouw-menschen ('t welck nochtans in Italien en elders ghemeyn is), noeme ick haer alleenlijck Joanna’. Haar gewone naam was dus wel Joanna Baptista en het is Pater D. Huysmans die het tweede gedeelte van den naam eenvoudig heeft weggelaten. Het dagboek, waarnaar ik in 1905 te vergeefs heb gezocht, is dus teruggevonden. En de Brusselsche handschriften verkrijgen thans een beteekenis die zij vroeger niet hadden.
***
De dagelijksche aanteekeningen, die Johanna in haar dagboek stelt, zijn van den meest uiteenloopenden aard. Heel dikwijls, ja meestal, zijn het gebeden en vrome uitboezemingen, welke haar door het een of ander voorval ingegeven zijn. Dagelijks teekent zij de gesprekken aan welke zij heeft gehad: doorgaans zijn die van godsdienstigen aard. Zij teekent aan in welke kapellen zij gebeden heeft en wie zij daar heeft ontmoet. Natuurlijk is dit dagboek niet aangelegd om gedrukt te worden. Intieme zaken treft men er soms aan, die voor het groote publiek niet bestemd zijn. Een typisch bewijs moge hier als voorbeeld gegeven worden: een geestelijke dochter, die bij Johanna inwoonde, Juffrouw Aldegonde, had de specialiteit onverwachts 's nachts intieme geluiden te laten horen, die op een donderslag geleken. En wie in hare kamer sliep, werd hierdoor plotseling uit den slaap gewekt en verschrok dan zeer. Op den duur weigerden de geestelijke dochters met haar te slapen (ik geloof het gaarne). En juffrouw Aldegonde werd verzocht alleen te bed te gaan... En zoo treft men van alles in dit intieme dagboek aan. | |||||||
[pagina 601]
| |||||||
Voor de plaatselijke beschrijving van Roermond en het leven van al wie in het midden der 17e eeuw die stad bewoonde, zijn deze gedenkschriften van groot belang. Om ze met kennis van zaken te kunnen bespreken, moet men in het Roermond der 17e eeuw volop thuis zijn. En nu moet ik de bekentenis afleggen dat ik persoonlijk de noodige bevoegdheid niet bezit, om al het wetenswaardige uit die breedvoerige aanteekeningen op te halen. Anderzijds ligt nu reeds mijne schrijftafel vol opera interrupta, die daar staan te wachten dat ik den tijd vind om er de laatste hand aan te leggen. Ik moet er dus van afzien het dagboek in detail te onderzoeken en vergenoeg mij thans met de aandacht van wie in de zaak belang stelt, op mijne kleine ontdekking te vestigen. De Brusselsche handschriften zouden aandachtig met het Kort Begrijp vergeleken moeten worden. Er zou dienen onderzocht te worden of de reeks cohieren die te Brussel berusten, volledig is en of Pater Huysmans soms bovendien geene andere handschriften te zijner beschikking heeft gehad, die thans nog zoek zijn of verdwenen zijn. Er zou moeten nagegaan worden of er niet allerlei interessante zaken in het dagboek verteld worden, die in 1690 geen belang opleverden en die voor ons het aanteekenen waard zijnGa naar voetnoot(1). Moge iemand gevonden worden, die het gevraagd onderzoek op zich neemt. Ik houd mij vast overtuigd dat hij den tijd aan dit werk besteed, niet nutteloos zal hebben verspild. |
|