Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 594]
| |
Etymologisch kleingoed, door Prof. J. Vercoullie, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie.Sinaasappel.Sinaasappel en appelsine worden geacht te beteekenen appel van China in den ouderen vorm Sina. Zoo Groot Wdbk op appelsina, Van Wijk op sinaasappel, en Falk-Torp op appelsin. Maar phonetiek en realia moeten twijfel doen ontstaan. Nevens Ndl. appelsine, appelsien, heeft men Ndd. appelsine, Hgd. apfelsine, De. appelsin, Zw. apelsin, Ru. apelsinŭ. Het is toch moeielijk aan te nemen dat de naam van het overbekende Sina, dat zoo de verbeelding gaande hield, daar overal tot een zinledige vervorming zou verloopen zijn. Eerder mocht men verwachten dat als de vorm China den vorm Sina begon te vervangen, dit ook in den vruchtnaam zou gebeurd zijn. De Westvl. vormen seenappel en appelsene laten nog minder toe, aan Sina of China te denken. De zoete oranjeappel is reeds sedert het begin der 15e, misschien wel sedert de 14e eeuw, in Europa inheemsch. Van waar en hoe hij er gekomen is, weet men niet; zeker niet rechtstreeks uit China, vermits hij evenals de bittere oranjeappel, met zijn Indisch-Perzischen naam genoemd wordt (Skr. nāruhga, Perz. nâranjͮ). In 1548 brachten de Portugeezen een fijner soort van zoeten oranjeappel uit China naar Europa, en zonderling genoeg die werd nu niet Chinaasappel, maar Lissabonsche en Portugeesche oranjeappel geheetenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 595]
| |
De appelsinen worden vooral in Spanje en Italië gekweekt, en het is bepaaldelijk uit Messina dat de Nederlanden en Noord-Duitschland er van voorzien worden (z. Handels-Lexicon, Leipzig, Schaäfer, 1847, i.v. Apfelsinen: ‘Die besten komen von Nizza, Genua, Malta und aus Sicilien, namentlich von Messina, woher wir sie über Triest erhalten.’ - Dictionnaire ... du Commerce et de la Navigation ..., Paris, Guillaumin, 1861, i.v. Oranges: ‘Oranges de Messine. Cette ville fait un commerce considérable de citrons et d'oranges, principalement pour le nord de l'Europe; e'est elle qui approvisionne en grande partie la Belgique et (sic) la Flandre’. - Larousse, Grand Diet. universel du XIXe s., i.v. Orange: ‘Les oranges de Messine ... s'expédient principalement en Allemagne et sur les bords du Rhin. Les caisses, qui contiennent 200 à 210 fruits, sont appelées flandrines justement à cause de leur destination’. - Dit woord flandrines is hier zeer treffend, maar het bewijst tevens dat de inlichtingen van Larousse hier onvolledig zijn). De feiten wijzen dus op Messina. De phonetiek ook, want sine, sien is gemakkelijker uit te leggen door Messina dan door Sina, en sene, seen herinnert treffend aan Messene dat met Messana een der oude naamvormen van Messina is. Dit was geschreven, toen ik bij toeval Tamm, Etym. Svensk Ordbok in handen nam en daar op apelsin las: ‘Den sedan gammalt gängse uppfattningen, att ordet egentl. betyder äpple från China (jfr eng. china orange o.s.v.), beror väl på misstydning af -sina, som egentl. torde vara förkortat av Messina.’ Ook Winkler Prins, Encyclopaedie, i.v. appelsina, schrijft: ‘Men is het er nog niet recht over eens, waar zij eigenlijk in het wild voorkomen. Sommigen noemen China en Cochinchina, anderen Bengalen. Men weet echter, dat die vrucht vooral uit Messina op Sicilië wordt aangevoerd, zoodat haar naam slechts eene verkorting is van Messina's appel.’ | |
Pree.Van Wijk, i.v. pre znw. voor preferentie, zegt: ‘Vgl.... zuidndl. pree, loon, voor premie’. Pree is inderdaad een Zuidnederlandsch woord dat in al onze idiotica voorkomt. Niet een waagt een etymologische verklaring, tenzij Schuermans, die aan Fr. prix of Lat. pretium denkt. Dit | |
[pagina 596]
| |
gaat noch phonetisch noch semantisch. Premie gaat ook niet, waarbij overigens komt dat premie in Zuid-Nederland onbekend is; daar zegt men prime of primië. Pree is ontleend van Fr. prêt, het verbaalnomen van prêter. Prêt ontwikkelt uit zijn beteekenis van leening, die van voorschot, vooruitbetaling, waaruit dan volgen soldij, weekloon, zondagsgeld of zakgeld, welke drie beteekenissen ook die zijn van prce. De woordenboeken die ik kan raadplegen, Littré, Larousse, Guérin, Sachs-Villatte, Kramers-Bonte, Gallas, geven van deze drie beteekenissen, alleen die van soldij; doch ik mag verzekeren dat ik de twee andere bij Walen en Franschen zelf dikwijls waargenomen heb. Een bijzondere toepassing van de bet. zakgeld vindt men in de argot-woordenboeken, nl. het geld dat een lichtkooi aan haar bijspringer afgeeft. | |
Paardje, paardeken = klein stukje.Het Groot Woordenboek, i.v. paardeken, zegt: ‘Verkleinvorm van Paart, part; blijkbaar ontstaan door verwarring met het znw. Paard, peerd. Hier en daar in Z.-Nederland (Brabant en Antwerpen)’. Het woord is algemeen Zuidnederlandsch, ofschoon De Bo noch Gezelle (in Loquela) het vermelden. Het behoort niet bij part of paart maar bij paard. Het vocalisme van part en paard zijn overal te verschillend om ze te verwarren, en paardeken is door zijn vocalisme stellig diminutief van paard. Om de beteekenisontwikkeling te begrijpen dient men te weten dat de Vlaamsche moeders uit het volk, om haar kind gemakkelijker te doen eten, hem zijn boterham in teerlingen snijden. Voor haar zijn dan al die teerlingen een bonte kudde dieren en zij biedt haar kind de stukjes aan met de woorden: dat is een paardje, dat is een koetje, dat is een ezeltje, dat is een zwijntje enz. Steeds begint de opsomming met: dat is een paardje; en als er maar één teerling is of men er maar één afsnijdt, dan heet die een paardje. Zoo heeten de teerlingen geroosterd brood voor de soep soldaatjes, en de te drogen gestelde zouthoopen in Frankrijk des vaches of koeien. Ik vermoed dat de sinaasappelpartjes, waarvan Justus van Maurik spreekt op blz. 161 van Toen ik nog jong was, ook paardjes zijn. |
|