Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 590]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
373. - Bedrach en verdonkerde rente.Het woord Bedrach komt voor in verschillende formules met betrekking op onderzoeken, - ‘ínformatiën’ of ‘waerheden’ - op last van de schepenen gehouden in zake van ‘Verdonkerde aervelike rente’. Door ‘Verdonker- | |
[pagina 591]
| |
de’ renteGa naar voetnoot(1) verstond men een rente waarvan men vergeten was op welke landen, op welke goederen, zij bezet stond. Bij zulke ‘waerheden’ werden ‘waerheidslieden’, of Fr. Enquêteurs, door de schepenen aangesteld, dit op verzoek van de klagende partij die bedoelde rente als zijn eigendom opvorderde; deze gingen alsdan ter plaats tot een nauwkeurig onderzoek over, en ‘gaven’ ten slotte een bedrach vander vorseider rente op, m.a.w. een betuiging, een opgave, een uitspraak waarbij zij verklaarden op welke landen b.v. de genoemde rente verpand was. In het geval hieronder. hadden de ‘waerheidslieden’ hunne verklaring afgelegd, in afwezigheid van den belanghebbende, zekere Pieter Oudine, handelende als ontvanger van het klooster van Sint-Trudo te Brugge: deze sprak dan ook den wensch uit dat men het genoemde ‘belrach voortbringhen’ of ‘voorthalen’ zoude, d.w.z. dat men de afgelegde verklaring in rechte weder aanvoeren of vernieuwen zou:
Staatsarchief te Brugge, Fonds ‘vanden Cloostere van Sinte Trudo’, Charters, oud nr 1276, voorloopig blauw nr 4718: ‘Wie ..., scepenen van den Vryen, doen te wetene..., dat wie waren te jeghenwoorden daer cam up cenen wetteliken dinghedach, in wetteliker ghebanre vierscarne een Pieter Oudine ... Voort so toochde hi ende zeide dat waren comen up eenen wetteliken dinghedach, in ghebanre vierscarne, bi namen Jan f. Jans f. Clais Smeids, Jan f. Jans Tands ende Bertelmeus Hoevenaghel, als die ghone die haren eede ghedaen hadden ende daertoe bi wetten ghenomen waren binden ambochte van Houthauwe, omme te sine over eene waerheide van verdonkerde aervelike rente van zes pond parisisen sjaers ..., ende hadden te wetten upghegheven een bedrach vander vorseider rente, daer de vorscide Pieter niet present noch voor oghen was; de welke vorscide Pieter begherde datmen tvorseide bedrach voortbringhen soude of begherde anden crichoudere dat hi ons scepenen vorseid manen soude vanden rechte... Ende wie vorseide scepenen wysden dat men tvorseide bedrach voort halen soude, twelke aldaer ter stede voortghebrcht was ende | |
[pagina 592]
| |
verclaerde van woorden te woorden also hier naer volghet ende ghescreven staet, dat es te weten: In Houthawe bedraecht de waerheide van zes ponden parisisen aervelike verdonkerde rente sjaers, toebehorende den cloostere van Sinte Trude, dat de vorseide aervelike rente beset es up viertiene ymeten lands, licghende... Ende dit so ghaven sij up te wetten wettelike bedraghen ende bi haren eede. Ende aldaer so spracker de vorseide Pieter Oudinc, als ontfanghere vanden cloostere voorseit, so varre toe te wetten wettelike, dat hi... was ghedaen te wetten wettelike metter cricke te desen vorseiden bedraghe, behouden elkerlijx rechte...’ (Akte van 10 September 1395.) Bedrach heeft derhalve de bepaalde beteekenis van Verklaring met kracht van gewijsde, verklaring waarnaar de partijen zich te gedragen hadden. Bovenstaande oorkonde draagt inderdaad op den rug, in geschrift der 15e eeuw: ‘Item van vj lb. par. verdonckerde renten, op xiiij gemeten lants, daer wy met eenen bedraghe weder toeghewesen waren.’ Talrijke voorbeelden zijn op het Staatsarchief te Brugge voorhanden. Een ander met eenige varianten: Id., Fonds der Abdij van Sint-Andries, Charters, oud nr 1560, voorloopig blauw nr 3353: ‘Wy..., scepenen van den Vryen, doen te wetene..., dat wy waren te jeghenwoorden daer K., W. ende W., wettelike waredelieden binden ambochte van Ghistele, als die ghone die bi wetten ghenomen waren, ende daer toe haren eed ghedaen hadden, omme te zine over wareden van verdonkerder aervelike renten, eist van zeventiene scellinghen parisise tsiaers, daer J. laetst hooftman of was, item van..., al thoebehorende den cloostere van Sinte Andries bi Brucghe, quamen up eenen wetteliken dinghedach... ende ghaven up te wetten wettelike bedraghen dat de zeventiene scellinghen staen ende ziin beset up...’ (26 Juni 1422.)
In eene akte van 16 Februari 1414 n.s., op het Archief der O.L. Vrouwkerk te Brugge, voorloopig nr 174, leest men Waerde lieden, in de plaats van ‘Waerheidslieden’, of ‘waredelieden’ zooals hierboven. | |
374. - Adeling.De twee teksten hieronder zijn ontleend aan een afschrift van een oorkonde betrekkelijk het leenhof van Maelte bij Gent (XIIIe eeuw): | |
[pagina 593]
| |
D. Berten, Cout. Seigneuries enclavées Vieuxbourg Gand, blz. 205: ‘Ende ghevielt dat dese voorseide laten (van het leenhof van Maelte) niet hen gholden binnen iij xiiijnachten haren tseins, ende die costen daer up ghedaen waren, so souden zy achtervolcht zyn van haren gronde, behouden adelings rechte... Ende dan soude men desen achtervolgden grond doen ghebieden... te loessene over den commer den adelinghen ende den naesten, ende hen quame niemende diene loeste, so moeste men wysen den heere te legghene te siere tafelen ghelye zynen propren goede...’
Het woord zal wel op Nalinc passen - Een na verwant, De naaste bloedverwant. Bij Stallaert een voorbeeld van Naderlinc. Er is hier spraak van Nalinescap, in verband met het recht van naasting:
Id., op. cit., blz. 206: ‘Ende waert dat..., so mochte de vorseide Jacob van Maelte... hemlieden haren gront der over hafwinnen..., behouden adelings rechte.’ | |
375. - Ten achteren zyn aen...Aan iemand Ten achteren zijn beteekent in den tekst hieronder Van hem achterstal (van rente of schuld) weten te eischen, Fr. Être créancier de. De tekst, die ontleend is aan eene akte van 6 October 1670 uitgaande van de Staten generaal der Vereenigde Provinciën (verleden te Middelburg in Zeeland), is klaar en duidelijk: Joos Zoetaert eischt van zekeren Lucas de Smet, de som van..., die deze hem ten achteren was. Aan genoemden De Smet wordt bevolen Joos Zoetaert te voldoen, met verdere betaling van de kosten van het geding:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Stad Brugge, oud nr 5439, voorloopig blauw nr 2108: ‘Ontfanghen de supplicatie van Joos Zoetaert.., jnhoudende hoe dat hy suppliant deuchdelijck ten achteren is aen Lucas de Smet... de somme van..., waervan hy geen voldoeninge weet te erlangen...; Soo ist dat wy u bevelen dat gy ... wel scherpelick belast den voornoemden Lucas de Smet dat hy den suppliant contentere ter cause voorscreven, met de costen hieromme gedaen...’ Edw. Gailliard. |
|