Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |
Plechtige vergadering van 27 Juni 1920.Te 10 1/2 uur vergaderen de heeren Leden in het eeresalon der Academie.
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. C. Lecoutere, onderbestuurder, waarnemend bestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
De heeren: Karel de Flou, Dr. Lod. Simons, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Staatsminister Joris Helleputte, Kan. Amaat Joos. Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, Omer Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Dr. A.-J.-J. Vandevelde en Joz. Jacobs, werkende leden; Juffrouw Virginie Loveling en de heeren Frans van Cauwelaert, volksvertegenwoordiger, en Herman Teirlinck, briefwisselende leden; de heer Prof. Dr. Frans Daels, nieuw verkozen briefwisselend lidGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 482]
| |
Zijn ook aldaar aanwezig de weled. heeren A. Deman, bestuurder-kabinetssecretaris aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, vertegenwoordiger van den Weled. Heer J. Destrée, ministerGa naar voetnoot(1); Staatsminister Aloïs van de Vyvere; Maurits Lippens, gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen; Z.D.H. Mgr. Segers, bisschop van Gent; Em. Braun, volksvertegenwoordiger, burgemeester van Gent; Aug. Huyshauwer en Alf. Siffer, volksvertegenwoordigers; H. de Kerchove d'Exaerde, arrondissementscommissaris. ***
Te elf uur worden genoemde heeren door het Bestuur, voorafgegaan door den pedel der Academie, naar de feestzaal geleid. Nemen plaats aan het bureel: Prof. Dr. C. Lecoutere, waarnemend bestuurder, de feestredenaar, Staatsminister Joris Helleputte, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris.
Zijn verder nog aanwezig de heeren: Osc. Bauwens, algemeen opziener van Bruggen en Wegen; - Paul Bergmans, opperbibliothecaris der Universiteitsbibliotheek; - A. Bley, hoogleeraar; | |
[pagina 483]
| |
- L. Brounts, leeraar aan het Kon. Athenaeum; - P. Bruggeman, beambte; - Alexis Callant, letterkundige; - Ern. Claes, letterkundige te Brussel; - Ach. Claeys, schoolopziener; - G. Claeys Boúúaert, oud-provincieraadslid; - Cnudde, muziekhandelaar; - Kan. Coppens, bestuurder der Sociale Werken; - Kan. Maurits de Baets, vicaris-generaal van het Bisdom; - E. de Bont, bureeloverste bij den dienst der Bruggen en Wegen; - de Bruycker, handelaar; - C. de Bruyne, schepen der stad; - René de Bruyne, secretaris der Christen Werkliedensyndicaten; - de Ceuleneer, zn., drukker; - Pater A. Dechamps, S.J., leeraar; - F. de Coster, schoolopziener; - Dr. A. Deheegher, geneesheer; - Prosper de Keere, beambte; - Paul de Keyser, leeraar aan het Athenaeum; - Dr. E. de Somer, hoogleeraar; - Maurits J.C. de Vos, secretarisschatbewaarder van 't Vaderlandsch Verbond der gewezen politieke gevangenen van Oost-Vlaanderen; - J. Drubbel, muziekleeraar; - Hector Dutordoir, hoofdingenieur; - E.H. Joris Eckhout, letterkundige; - G. Eylenbosch, voorzitter van den Katholieken Werkliedenbond van Gent; - Ad. Fordeyn, dagbladschrijver; - Pater A. Geerebaert, S.J.; - J. Gheysens, schoolopziener; - R. Goethals, onderpastoor; - Prof. J. Heymans, hoogleeraar; - Hipp. Leroy, beeldhouwer; - K. Lybaert, dagbladschrijver; - P. Martens, notaris; - Minnaert, ingenieur; - Fel. Morel, boekbinder; - O. Putman, bestuurder der Middelbare school; - Osc. Roels, leeraar aan het | |
[pagina 484]
| |
Conservatorium; - Eerz. Broeder Arnold Seeldrayers, leeraar aan het St.-Amandsgesticht; - W. Siffer, drukker der Academie; - L. Smeesters en C. Steenbrugge, hoofdonderwijzers aan de stedelijke scholen; - Aug. van Cauwelaert, letterkundige, te Antwerpen; - Hugo van den Abeele, gemeentesecretaris te Laathem; - Dr. Fern. van den Berghe, geneesheer; - G. van den Ostende, vergulder; - Em. van der Motte, gemeenteraadslid; - Joz. van de Velde, leeraar aan 's Rijks-Normaalschool; - F. van Eecke, hoofdonderwijzer aan de stedelijke scholen; - Osc. van Hauwaert, opziener der Middelbare Scholen; - Joz. van Hecke, koster; - D. van Hove, staatsopziener; - O. van Malleghem, gepensionneerd advocaat-generaal; - Cam. van Oost, leeraar aan de Normaal-Oefenschool, te Lier: - Alf. van Overbeke, dagbladschrijver; - Maurits van Poeck, onderwijzer; - H. van Vlaenderen, fabriekbestuurder; - L. Verniers, hoofdbeambte bij de Posterijen; - Vital Wattez; - ook de heeren reporters van de volgende dagbladen: Gazette van Gent, De Gentenaar, De Standaard, Le Bien public en La libre Belgique. Verder een groot getal dames en juffrouwen.
Vanwege verschillende personen heeft het Bestuur der Academie bericht ontvangen dat het hun spijt de vergadering niet te kunnen bijwonen. Het zijn Mevrouw Merghelynck, weduwe van Jhr. Arthur Merghelynck, die aan de Academie zijn prachtig Beauvoordekasteel bij uitersten wil vermaakte; de heeren Ridder Behaghel, Am. Casier, Graaf 't Kint de Roo- | |
[pagina 485]
| |
denbeke en Ligy, senatoren; - Arthur Buysse, volksvertegenwoordiger; - Graaf de Baillet Latour, gouverneur der provincie Antwerpen; - Janssens de Bisthoven, gouverneur der provincie West-Vlaanderen; - E.P.J. Salsmans, stichter van het Salsmans-Fonds, te Leuven; - Frans Bly, ontvanger der zeevaartrechten, te Berchem-Antwerpen; - L. Bressers, kunstschilder; - F. Bruinsma, geneesheer; - Joz. Casier, gemeenteraadslid; - Eg. de Backer, apotheker; - Aartsdiaken A. de Bock, vicaris-generaal; Kan. Edw. de Buysscher; - Joz. de Jonckheere, apotheker; - Kan. P. de Keyzer; - R. Dekiere, onderwijzer; - Maurits de Mulder, notaris; - Kan. G. de Munck, professor aan het Seminarie; - Leon de Smet, gemeenteraadslid; - Em. de Sorgher, eereleeraar; - Edw. de Vynck, gemeenteraadslid; - Gustaaf d'Hondt, stadsontvanger van Gent; - Kan. A. Drubbel; - G. Gabriël, dagbladschrijver; - Joz. Goedertier, advocaat; - Jef Goossenaerts, leeraar; - Ferd. Hardyns, gemeenteraadslid; - E. Pater Hendrik, ongeschoeide Karmeliet; - J. Hoste, jr, dagbladbestuurder; - Kan. L. Lacompte; - Kan. Clemens Ledegen, secretaris van Z.H. den Bisschop; - C. Lootens, gemeenteraadslid: - Em. Mathieu, bestuurder van het Conservatorium; - M. Raes, advocaat: - Herman Ronse, bestuurder van 's Rijks Tuinbouwschool; - Rob. Schoorman, bewaarder van het Staatsarchief; - Kan. E. Thuysbaert; - Leo van der Haegen, leeraar aan het Conservatorium; - Alfr. van der Stegen, gemeenteraadslid: - H. vande Velde, advocaat; Juffr. Cordelia van de Wiele, uit Kortrijk; - P. van Heuverswyn, provincieraadslid; - F. van Keirsbilck; - Kan. van Ongeval; - J. van Overbeke, advocaat; - Is. Vergauwen, schoolbestuurder; - Kan. Alfr. Verheyden, secretaris van Z.H den Bisschop van Gent. *** | |
[pagina 486]
| |
De dd. bestuurder, na een welkomgroet tot de aanwezigen gericht te hebben, houdt een korte toespraak, waarin hij betoogt, dat ons zoo wreed door den oorlog geteisterd vaderland niet enkel in stoffelijk opzicht moet hersteld worden in zijn vroegeren staat, maar dat het intellectuëel leven evenzoo opnieuw moet bloeien. Mannen van de daad zijn er noodig, doch mannen van studie en wetenschap niet minder, want de noodwendigheden zijn vele, vooral nu de vervlaamsching van het onderwijs schijnt doorgedreven te zullen worden. Hij sluit met een wensch in dien zin: moge er weldra levendige bedrijvigheid op den wetenschappelijken akker heerschen!
***
De Heer Staatsminister Helleputte sprak de Feestrede uit. Hij herinnerde aan den 2en Oogst 1914, toen het land, in het blijde genot van den vrede, niet eens vermoedde welk een ramp ons volk boven 't hoofd hing; aan de angstige spanning van de dagen die het uitbreken van den oorlog voorafgingen; aan het fiere besluit der Regeering de kans van den oorlog te verkiezen boven het prijsgeven van 's Lands eer. - Hij deed het groote belang uitschijnen van den weerstand onzer legers, van het standhouden vooral aan den Yzer. Gedurende die jammervolle jaren dacht ons Volk dat met den vrede de vroegere welstand zou terugbloeien. - Wie toen echter koel de gevolgen berekende der slachting en der economische uitputting, moest nochtans vooruitzien dat dit een begoocheling | |
[pagina 487]
| |
zou blijken. - Nu nog laait de oorlogsfakkel in het Oosten! Een grootere levensduurte moest noodzakelijk voortspruiten uit de verwoestingen en het wegmaaien van zooveel werkkracht; de onvermijdelijke stijging der dagloonen zelf kon niet anders dan den prijs der waren nog opdrijven, daar, bij ontoereikenden voorraad, iedere loonsverhooging de koopkracht der verbruikers vergroot. - Willen wij goedkooper leven, zoo dient het verbruik te verminderen en de voortbrengst te vermeerderen. Daar ligt de redding. De oorlog bracht nog erger ontgoochelingen. - In hun ongevraagde verklaring van Ste-Adresse hadden de beschermende Mogendheden aan België de heerlijkste beloften gedaan. Wat is er van al die beloften tot heden te recht gekomen? - België moet eerst en vooral rekenen op eigen vlijt en beleg om zich te herstellen. Nochtans kunnen de verhandelingen met de Mogendheden, met Nederland, ons land wellicht nog zekere voordeelen brengen. Wat Nederland in het bijzonder betreft, dient opgemerkt dat zijn belangen en die van België niet in strijd zijn met elkander, wel integendeel. Wat echter het meest tot vertrouwen in de toekomst stemt is de roemrijke geschiedenis van het Belgisch Volk, zoo ontelbare malen reeds door den oorlog geteisterd, en dat zich telkens weer er boven op wist te werken. En wanneer weldra de Vlamingen terug in het genot van hun volle taalrechten zullen gesteld zijn, zullen zij een volkskracht ontwikkelen die het gemeenzame Vaderland in nog hoogere mate dan vroeger zal ten bate komen. Vooral daar het Land zijn eer ongerept heeft bewaard, dat ons Volk in het aanschijn der Wereld zich groot heeft getoond, en dat wij daardoor hebben verdiend, klein landeke, een ‘Wereld-Hoofdplaats’ te worden, naar het woord en den wensch van Koning Leopold II. | |
[pagina 488]
| |
Daartoe bestemmen het de nijvere geest zijner bevolking, de rijkdom van zijn bodem, zijn haven, de onvergankelijke roem zijner kunstenaars en de vaderlandsliefde van al de Belgen.
***
Thans komt de heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, aan de beurt, tot mededeeling van den uitslag der wedstrijden:
De oorlog, met zijn droeven nasleep van rampen, heeft voor de wedstrijden door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgeschreven de noodlottigste gevolgen gehad. Inderdaad, van de 36 prijsvragen over de jaren 1915 tot en met 1919 voorgesteld, zijn er enkel vier die op een uitslag mogen roemen, en, jammer genoeg, alleen twee daarvan werden door de Jury de bekroning waardig geacht. Het eerste dier stukken is een proeve van taalzuivering met het oog op de ‘Germanismen’, die thans door Nederlandsche schrijvers gebruikt worden; het ander, is een studie over de zoo rijke vaktaal der Vlaamsche Lakenweverij. De twee niet bekroonde prijsantwoorden getuigen echter in zoo hooge mate van uitgebreide kennis en van degelijke geleerdheid, dat de Academie beslist heeft die voor een volgend jaar aan te houden, zoodat de schrijvers in de gelegenheid gesteld worden hun werk te verbeteren naar de wenschen door de heeren Juryleden uitgesproken. Voor ‘Germanismen’ werd de uitgeloofde prijs toegekend aan den heer Alfons Moortgat, en voor de ‘Lakenweverij’ aan den heer Achilles Quicke, die reeds driemaal door de Academie werd bekroond. | |
[pagina 489]
| |
Voor de eerste maal is het heden aan de Academie gegeven, over den Aug. Beernaert-prijskamp uitspraak te doen. Te dezer gelegenheid weze hier nogmaals hulde gebracht aan Staatsminister Aug. Beernaert, voor den milden steun door hem aan de Vlaamsche Letteren verleend, en voor het blijk van eerbied voor de moedertaal, aan het Vlaamsche Volk gegeven.
Werden bekroond:
Eerste tijdvak (1912-1913), de heer Karel van de Woestyne, ons geacht medelid;
Tweede tijdvak (1914-1915), Mejuffer Virginie Loveling, die briefwisselend lid is onzer Koninklijke Instelling; De Jury besliste dat de prijs voor het derde tijdvak (1916-1917) niet kon toegekend worden; Voor het vierde tijdvak (1918-1919), werd echter een dubbele prijs uitgeloofd. Werden bekroond de heeren Ernest Claes en Aug. van Cauwelaert. Ik verzoek de bekroonden het diploma te komen ontvangen hun door de Academie vereerd.
Voor het jaar 1919, was door het Karel Boury-Fonds een prijsvraag uitgeschreven, waarbij werden verlangd tien liederen voor het Lager Onderwijs, hoogste klasse Zestien prijsantwoorden werden ingezonden. Mejuffer Maria Vandendoorne's werk beviel het meest aan de Jury en aan vijf harer liederen werd een prijs toegewezen.
De heer A. Quicke, Mejuffer Virginie Loveling, alsook de heeren Ernest Claes, en Aug. van Cauwelaert, komen beurtelings, uit | |
[pagina 490]
| |
de handen van de heeren Deman, afgevaardigde van den heer Minister, Maurits Lippens, gouverneur der provincie, Z.D.H. Mgr. Segers en den heer Bestuurder der Academie, de hun door onze Koninklijke Instelling toegekende diploma's ontvangen. De heeren Alfons Moortgat en Karel van de Woestyne, alsook Mejuffer Maria Vandendoorne waren verhinderd de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris zet als volgt voort:
Gaarne breng ik eerbiedig hulde aan de nagedachtenis van Prof. J. Verdam, buitenlandsch eerelid der Academie, den geleerden schrijver van het Middelnederlandsch Woordenboek: in het jaar 1913 hield hij, op onze plechtige vergadering, een puike voordracht over het ontstaan van dit Woordenboek, het grootsche monument - aere perennius - door hem aan de geschiedenis onzer oude taal opgericht en dat hij, hoe jammer, zelf niet heeft kunnen voltooien.
In haar vergadering van 16n Juni, is de Academie tot haar jaarlijksche verkiezingen overgegaan: Werden tot briefwisselend lid verkozen, de heeren Prof. Dr. Frans Daels en Dr. A. van Hoonacker, tot vervanging van Dr. Lod. Scharpé en Joz. Jacobs, thans werkende leden. Van ganscher harte wensch ik hun welkom in ons midden. Tot buitenlandsch eerelid werd verkozen Prof Dr. Joz. Schrijnen, hoogleeraar te Utrecht, tot vervanging van wijlen Dr. Verdam. | |
[pagina 491]
| |
Hooggeachte vergadering.
Het zou niet betamen - zegt ten slotte de heer waarnemende Bestuurder - het afscheidswoord uit te spreken en deze zitting te sluiten, zonder U nogmaals, inzonderheid de Dames, in naam der Academie, onzen oprechten dank betuigd te hebben voor het bijwonen dezer plechtigheid. Het is plicht, inzonderheid jegens U onze gevoelens van erkentelijkheid te uiten, weledele heer Afgevaardigde van den Heer Minister, en Staatsminister A. vande Vyvere. - weledele Heer Gouverneur der Provincie, - Mgr. Segers, bisschop van Gent, - Em. Braun, burgemeester der stad. - volksvertegenwoordigers Huyshauwers en Siffer, alsook Arrondissementcommissaris H. de Kerchove d'Exaerde. Ten zeerste waardeeren wij uwe aanwezigheid als een blijk van genegenheid en belangstelling; wij voelen ons daardoor sterker gesteund in ons streven naar de verheffing en hooger ontwikkeling van ons volk.
De vergadering wordt om 12 1/2 gesloten. |
|