Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wet van 12 mei 1910 in zake 't Vlaamsch onderwijs der athenea en colleges,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vóór 1881 waren in de athenea, wat het onderricht van het Vlaamsch betreft, de voorschriften van kracht der organieke wet op het middelbaar onderwijs van 15 Juni 1850, met de verschillende daaraan toegevoegde koninklijke besluiten. Overeenkomstig deze wet, werden er in het Vlaamsche land, in de zes klassen der Oudere Humaniora - ik bedoel in de zes klassen te zamen - wekelijksch 8 uur Vlaamsch gedoceerd. In de Rhetorika werd geen Vlaamsch onderwezen. Daarentegen werd er, in ditzelfde aantal klassen, 26 uren per week aan 't Fransch besteed. Bovendien was het Fransch de voertaal van het onderwijs in alle vakken. In 1881 kende men - altijd in het Vlaamsche land - een gelijk aantal uren les toe aan het onderwijs van de beide landstalen. Maar de voertaal van het onderwijs bleef van onder tot boven het Fransch. In 1883 werd de veelbesproken wet afgekondigd waarbij het gebruik van het Vlaamsch in de scholen van middelbaar onderwijs, 1sten en 2den graad, in het Vlaamsche land, zoo niet klaar geregeld, dan toch bevorderd werd. Deze wet, door de Circulaire Thonissen van 6 Augustus 1886 nader aangevuld, bepaalt:
Art. 5 bepaalt, dat de Regeering, na het advies van de besturende bureelen der Staatsscholen te hebben ingewonnen, nog altijd kan beslissen, dat de lessen in de Vlaamsche taal gegeven, te gelijker tijd, geheel of gedeeltelijk, in 't Fransch moeten gegeven worden. De wet van 1883 was, volgens de woorden van Minister Van Humbeek zelf (Senaatzitting, 30 Mei 1883), eene proef, een stelsel van proefneming. Het algemeen karakter van nood- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zakelijke gedwongen toepassing, dat juist het kenmerk is van iedere wet, ontbreekt hier in de hoogste mate. Zij bevat in zich een kiem van machteloosheid; men kan ze, volgens het pittig zeggen van M. Crocq (Senaatzitting, 31 Mei 1883), op eene wettelijke wijze overtreden. Ook werd ze nooit in haar geheel toegepast. Een andere grief kon haar bovendien aangewreven worden: zij beperkt zich tot een klein deel der Vlaamsche scholen van den 1sten graad, namelijk die van den Staat, de athenea. Om ze te ontduiken kan de leerling eenvoudig van het openbaar naar het vrij onderricht overgaan. Hier bestaat geen enkel wettelijk voorschrift aangaande het onderwijs van het Vlaamsch. Het getuigschrift van middelbare studiën en de voorbereidende proeven voorzien bij de wet van 10 April 1890-3 Juli 1891, lieten inderdaad aan de leerlingen vrije keus tusschen Vlaamsch, Duitsch en Engelsch. Zoodat, in het hartje van het Vlaamsche land, een leerling welke de lessen volgde in een vrij gesticht, of privaat onderwijs nam, zonder de geringste studie van het Vlaamsch in de Universiteit toegelaten werdGa naar voetnoot(1). ***
Het gevolg van dezen abnormalen toestand, waarbij de vrijheid van den eene stond tegenover de verplichtingen van den andere, was de wet van 12 Mei 1910. Deze wet is, ten opzichte van het onderwijs van het Vlaamsch, onrechtstreeks bindend voor alle scholen, vrije of openbare, welke in het Vlaamsche land gelegen zijn of in de tweetalige zone, te weten Brussel en voorsteden. De verplichtingen door deze wet opgelegd zijn, zooals wij zien zullen, niet overal dezelfde. Om, in verband met de grondwet, het vrije gebruik der talen en de vrijheid van onderwijs te waarborgen en alzoo iederen aanstoot te vermijden, heeft de wetgeving een omweg gekozen en bepaald - dit in schijn als aanvulling op de wet op het toekennen der academische graden - dat vanaf het jaar 1916 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niemand meer zal toegelaten worden tot het candidaatsexamen in de Wijsbegeerte en de Letteren, in de Natuurlijke Wetenschappen, in de Wis- en Natuurkunde, tot het examen van Candidaat Notaris of Candidaat Ingenieur, tenzij na gunstig afgelegde proef in de moderne talen. De wetgever rekende er op, dat de vrije colleges er prijs op zouden stellen hunne leerlingen van genoemd examen te doen ontslaan, en hij gaf hun daartoe het volgende middel. Indien zij zich naar een bepaald stelsel schikten, en een bepaald aantal uren voor het onderricht in of door middel van de Vlaamsche taal aannamen, dan zouden hunne leerlingen daardoor van de proef ontlast zijn.
Welk is nu dat stelsel, het eigenlijke doel van den wetgever? 't Land wordt, aldus de wet, in 3 deelen verdeeld:
*** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wetgever heeft er naar gestreefd overal in het land het recht van den Franschsprekenden leerling te vrijwaren Indien een leerling, te Brussel of voorsteden geboren, of wiens vader of moeder er geboren is, zich in het Vlaamsche land vestigt, dan blijft hij, naar gelang van de verklaring van het gezinshoofd, in het Vlaamsche of Waalsche stelsel. Bij voorbeeld, een jongen uit Brussel of een jongen wiens vader in Brussel en moeder in Gent geboren is of omgekeerd, kan in Gent evenals in Brussel het Waalsch regiem volgen. Zoo blijft ook de toestand van den leerling die in Wallonië of waarvan vader of moeder in Wallonië geboren is, in de onderwijsgestichten van het Vlaamsche land gewaarborgd. Ook diegene, welke ten minste 2 jaar lang middelbare studiën van den 1en graad in Wallenië gevolgd heeft, blijft genieten van de voordeelen verbonden aan het door hem vroeger gevolgde stelsel.
***
Waarin bestaat het Waalsch stelsel der Vlaamsche athenea? Dit stelsel heeft hetzelfde programma, denzelfden uurrooster als het Waalsch stelsel in Wallonië, behalve dat voor het Vlaamsch in plaats van 3 uur, 4 uur per week verplichtend zijn. De Waalsche leerling wordt derhalve niet anders behandeld te Antwerpen b.v. als te Doornik of te Luik. Met een woord, de Franschsprekenden dragen overal hun stelsel met zich mee. Wat is eigenlijk het Vlaamsch regiem in de athenea van het Vlaamsche land? In sommige wordt de wet van 1883 ten volle op dat regiem toegepast, zoo b.v. te Antwerpen. Overeenkomstig deze wet, is de officiëele uurrooster van de Grieksch-Latijnsche afdeeling (van de Ve tot de Ie), de volgende, met weglating van de leergangen welke niet hoeven in aanmerking te komen, als Duitsch en Engelsch, het turnen en de muziekGa naar voetnoot(1): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ziedaar dus het volle regiem der Coremanswet van 1883: rekent men 40 weken in het schooljaar, dan krijgt, in den loop der 5 jaren studie van de Grieksch-Latijnsche afdeeling, het Fransch 4280 uren les, het Vlaamsch 1520. Nu zijn er Vlaamsche athenea waar de wet van 1883 maar half op het Vlaamsch regiem is toegepast, en waar alleen geschiedenis en aardrijkskunde door middel van het Vlaamsch worden onderwezen, hetgeen eigenlijk neerkomt op de vereischten der wet van 1910. (Zie verder). En nog andere athenea zijn er waar een tusschentoestand heerscht, d.w.z. waar de wetenschappen tweetalig worden onderwezen in een gemengd regiem, de geschiedenis en aardrijkskunde afzonderlijk in 't Vlaamsch en in 't Fransch volgens de moedertaal der leerlingen. Wat de colleges betreft, hun toestand is zeer lastig te bepalen, daar de wet van 1910 veel combinaties toelaat. Maar ik ken in Brussel en omgeving geen vrije inrichting waar het dubbel stelsel door de wet voorzien in 't leven is geroepen: alleen het Waalsch regiem is daar bekend. Zoodat in Groot-Brussel, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leerling van een atheneum (Vlaamsch regiem) naar geen college kan overgaan, noch omgekeerd, zonder zich bloot te stellen aan het examen door de wet van 1910 ingevoerd.
***
Vóór den oorlog spraken zekere dagbladen zeer ernstig van eene nieuwe crisis in de studie van het Fransch in België. Wijl de gelegenheid zich aanbiedt, zal ik er met een enkel woordje van gewagen. In de athenea zijn de uitslagen van het onderwijs der Fransche taal in 't algemeen bevredigend voor het Vlaamsche land en zeer voldoende voor het Waalsche land. Er zijn in het Vlaamsche land Vlaamsche leerlingen die, wat de kennis van de Fransche taal en letterkunde betreft, op één lijn kunnen gesteld worden met de beste hunner Waalsche medeleerlingen. Maar zij zijn noodzakelijkerwijze de uitzondering. En zij zullen het blijven, wat men ook doe! 't Zelfde en nog erger is het geval voor het Vlaamsch. Deze ongunstige toestand spruit voort uit de geschiedenis van ons land. Zij die spreken van een heden ten dage bij ons ontstane crisis van het Fransch kennen deze geschiedenis niet. Ze weten niet of willen niet weten wat er om hen gebeurt. Want voorzeker, het oogenblik is slecht gekozen, om van zulke crisis te gewagen, nu onze Belgisch-Fransche letterkunde zich tot een ongekende hoogte heeft opgewerkt en het aantal jonge talentvolle schrijvers in buitengewone mate toeneemt. Trouwens, welke zou de oorzaak der crisis zijn? De toepassing der wet van 1883? Maar iedereen weet toch, dat zij in de vrije gestichten nooit en in de athenea tot het jaar 1910-1911 maar matigjes werd toegepast? Dan wellicht de wet van 1910? Maar hoe was het mogelijk er in 1912-1913-1914 reeds de uitwerking van waar te nemen? Neen, het woord ‘crisis’ werd toen ten tijde voor het eerst in zekere dagbladen gedrukt omdat er in Frankrijk bij de leeraren klachten tegen de gevolgen der wet van 1902 op de lycea waren opgegaan. Dat is de oplossing van het raadsel. In België bestaat de ‘crisis’ van het Fransch sedert eeuwen, en 't kan niet anders. Indien zij ook van eeuw tot eeuw, dank zij den vooruitgang van het onderwijs vermindert, zoo heerscht zij toch steeds voort, juist omdat zij van blijvenden aard is. Zij woedt in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
straat, in de school, in de rechtzaal, in 's lands vergaderzaal, in de dagbladen, tot in de letterkunde toe. En de ‘crisis’ van het Nederlandsch is wel wat erger. Is de toepassing van de wet van 1910 voor de Vlamingen een beletsel om Fransch te leeren? Op verre na niet: deze wet beteekent integendeel een achteruitgang op die van 1883. Zij roept, wat men zou kunnen noemen een gematigd Waalsch regiem in 't leven. Zij richt een stelsel in, dat de jeugdige Walen zouden kunnen volgen, indien zij meer practisch en degelijker Vlaamsch wenschten te leeren. Een uurrooster als de volgende voldoet inderdaad aan de wet (Grieksch-Latijnsche afdeeling) en wordt toegepast op 't Vlaamsch regiem o.a. te Brussel en te Elsene:
***
't Schijnt me, dat de hooger gestelde vraag om te weten of, na 't doorloopen van zulk regiem, de Vlaming genoeg Fransch zou kennen, ook eens mag omgekeerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zal hij eene voldoende kennis van zijne moedertaal hebben opgedaan? Inderdaad, op 5 jaren tijds, hoort een Waal zijn moedertaal weerklinken in 5.000 lessen, de Vlaming in 1.200. Gedurende hetzelfde getal jaren, zal de Vlaming 4.600 Fransche en 1.200 Vlaamsche lessen hebben bijgewoond. Wat blijft er na deze cijfers over van het ellendig geklets aangaande den ongunstigen invloed der wet van 1910 op de kennis van het Fransch in Vlaamsch België?Ga naar voetnoot(1) |
|