360. - Afgaende payement.
Naar den heer D. Berten, raadsheer aan het Hof van Beroep te Gent, fr. Dette à échéance; het is hetzelfde als ‘Afgaende schuld’, dat Stallaert, vo Afgaen, blz. 50, kol. 1, ten onrechte vertaald heeft door Dette rédimible, rachetable. De vertaling van L. Gilliodts-van Severen, Cout. de Bruges, II, 428, welke bij den tekst gaat door Stallaert aangehaald, luidt even verkeerd Dette constituée.
D. Berten, Cout. de la Seigneurie de Saint-Pierre-lez-Gand, blz. 26: ‘Soo wie syn huys ende erfve... vercoopen, veralieneren, ofte belasten wilt tsy met losrenten, afgaende payementen ofte andere lasten, moet...’ (1546 o.s.)
Id., id., blz. 29: ‘Eenen persoon renten hebbende ofte eenige laste van afgaende payementen op eenighe huysinghen ofte erfven... ende ghebreck hebbende van betaelinge, vermagh... t' voorseide huys ende erfven... te doen pandene...’ (Id.)
Daardoor wordt eigenlijk verstaan een Trapsgewijze betaling, waarmede schuld wordt afgelosd:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Klooster der Karthuizers, Charters, oud nr 2962, voorloopig blauw nr 5650: ‘Ende ditte mids dat de voorn L. belooft heeft te betalene ter somme van 50 ponden grooten, in minderinghe vande welcken de voorseide prioir kendt ontfaen thebbene vier ponden grooten. ende de resterende 46 p. gr., te kerssavonde eerstcommende vier p. gr., ende van dan voorts met drie p. gr. tsiaers afgaende payementen, danof deerste drie p. gr. ende payement vallen zal kerssavont 86 ende alzoo voorts van jaere te jare totter vulle betalijnghe.’ (Akte van 23 Aug. 1585.)
Edw. Gailliard.