Kleine verscheidenheden.
I.
Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
356. - Bijstier.
Thans Byster - Arm, Vervallen. Een voorbeeld bij Verdam. Andere volgen:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Proostsche, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. liiij vo: ‘Jan de Heere, poorter te Brugghe, wonende te Jabbeke, oud lxx jaer, zeide by eede dat hy wel weet, dat Margriete Aernoud Zanghers vele sculdich wasGa naar voetnoot(1), ende was bystier over menich jaer, ne ware Rycquaerd (haar zoon). Anders en weet hy niet.’
Despaers. Cron. v. Vlaend., III. 420: ‘Zo wierden zy alleghadere... zeer gruwelick... van huerlieder... regierders ghetaxeert..., zo datter diversche van hemlieden ten eeuwighen daghe omme bijstier waren...’
Voorbeelden met een nadere bepaling.
Arem ende Bistier:
Le Beffroi, IV, 248: ‘Daer mede benemende den scamelen poorters... hare neeringhe, die daeromme arem ende bistier worden...’ (1457.)
Bijstier ende tachtere:
Despaers, op. cit., II, 169: ‘Uytte dien, dat hy (den coninck van Vranckerijckel deur die vlaemsche orloghe zo bystier ende tachtere gheworden was, dat hy hem zelven nootzakelick met die thienden van der Kercke behelpen moeste...’
In Oost-Vlaanderen is nog de spreuk gekend: Hij is bijstier = Hij heeft ze niet meer zitten, of Hij heeft geen geld meer.
Edw. Gailliard.