344. - Brughstock.
In ons Gloss. Inv. Arch. Bruges, hebben wij een voorbeeld aangehaald van Bruxstoc, uit de Brugsche stadsrekening van 1405. Het. w. wijst op een smal bruggetje voor voetgangers, Fr. Passerelle. Men zie bij De Bo, vo Brugstok; bij Stallaert, vo Bruggestock, en in Wdb. Ndl. Taal, vo Brugstok. De hieronder volgende teksten zijn bijzonder caracteristiek:
D. Berten, Cout. seigneuries enclavées Vieuxbourg Gand, blz. 186-187: ‘Item, dat een yeghelycken over die grachten ende wateren an de voorseyde weghen (heerweghen, kerckweghen, meuleweghen) commende, legghe behoorelycke brughstocken vande breede van eenen voet en half... ende lene naer advenant, dat den coopman ende passanten daerover bequamelick moghen passeren, up de boete van iij lb. parise.’ (1501.)
Id., op. cit., blz. 517: ‘Mitgaders daert van noode is te legghen souffisante brughstocken met goede lenen...’ (Rond 1666.)
* Brugghen, stocken hieronder zal wel Brugghen-stocken te lezen zijn en is niet door Ponts, dâtons uit te leggen:
L. Gilliods-van Severen, Cout. de Furnes, II, 515: ‘Dat elck zyn kerckweghen, jocweghen ende meulenweghen... behoorelicke onderhoude van goede souffissante plancken (Brugghenstocken) ende leenen...’ (1502). - Men vergelijke met den tekst met Fr. Banloque. op het w. Balleucke.
Edw. Gailliard.