Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||
Sacramentum bij de kerkelijke schrijvers der derde eeuw (met uitzondering van Tertullianus en Cyprianus).
| |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
onderhavige opstel is, die studie voor de geheele derde eeuw te voltooien door een onderzoek naar de beteekenis van sacramentum bij de overige latijnsche kerkelijke schrijvers van dien tijd. In aanmerking hiervoor komen: NovatianusGa naar voetnoot(1), eenige briefwisselaars van Cyprianus, het ambtelijk verslag over de bisschoppelijke synode van Carthago in het jaar 256Ga naar voetnoot(2), de vita Caecilii CyprianiGa naar voetnoot(3) door zijn diaken Pontius, eenige werkjes van onbekende schrijvers welke men gewoonlijk rangschikt onder de spuriaGa naar voetnoot(4) van Cyprianus, en eenige martelaarsaktenGa naar voetnoot(5). Sinds Tertullianus kan men de veelvuldige beteekenissen van ons woord indeelen bij de volgende twee hoofdklassen: 1o) sacramentum-eed, 2o) sacramentum-beantwoordend aan het grieksch μυστήριον. Deze laatste klas behoort echter in twee onderafdeelingen gesplitst te worden. Sacramentum kan namelijk, in enkele schaarsche gevallen, den eigenlijken zin van μυστήριον weergeven, en dus geheimenis, mysterie beduiden. Veel gebruikelijker echter is het als vertolking van het christelijk μυστήριον-begrip: voorafbeelding of symboolGa naar voetnoot(6). De verschillende vormen en schakeeringen dezer grondbeteekenis vatten we samen onder het opschrift sacramentum-teeken. | |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
Dat deze term dikwijls begrepen moet worden als een zekeren zweem van geheimzinnigheid niet uitsluitend is waarschijnlijk; we vermeden de algemeene benaming ‘geheimzinnig teeken’ alleen om niet te overdrijven. Bij het lezen onzer uiteenzetting dient men ook in het oog te houden, dat de vroegere christelijke schrijvers zich de dingen welke zij sacramentum heeten bewust of onbewust als ‘heiligend’ of ‘godgewijd’ voorstellen. Die opvatting vindt haren grond in de etymologie van het woord, welke hun nog wel voor den geest zweefde, en wordt bevestigd door geheel zijn verdere begripsontwikkeling tot aan haar eindterm: teeken en oorzaak van genade. Naast de hierboven aangeduide hoofdklassen zullen we in een derde afdeeling een zeker aantal gevallen behandelen die moeilijk te vertalen zijn. Want al valt het over het algemeen niet zeer lastig te bepalen wat sacramentum genoemd wordt (het doopsel b.v.), uiterst lastig is het vaak vast te stellen, uit welk gezichtspunt die zaak beschouwd wordt, m.a.w. welk begrip er schuilt achter het woord sacramentum. Ten slotte zij nog bemerkt, dat de jaartallen welke wij hier en daar aan onze verwijzingen toevoegen, ontleend zijn aan de bekende werken van BardenhewerGa naar voetnoot(1), HarnackGa naar voetnoot(2), MonceauxGa naar voetnoot(3) en SchanzGa naar voetnoot(4). | |||||||||||
1e Hoofdstuk.
| |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
suis castris in hostium diversissimis castris longe aliud sacramentum velit dicere, hac ratione constat eum vetere sacramento exauctoratum esse. De opvatting van het christendom als een krijgsdienstGa naar voetnoot(1) moest natuurlijk leiden tot een vergelijking der intrede in beide gemeenschappen. Daar nu de eed van den soldaat zijn tegenhanger vindt in de geloofsbelijdenis van den neophiet zal het niemand verwonderen dezen nieuwsoortigen ‘eed’ sacramentum te zien noemen: 2) Sententiae episcoporum 1. H. 436, 12 (a. 256). Ego unum baptisma in ecclesia sola scio et extra ecclesiam nullum.... non aput haereticos, ubi spes nulla est et fides falsa, ubi omnia per mendacium geruntur, ubi exorcizat daemoniacus, sacramentum interrogat cuius os et verba cancerem mittunt, fidem dat infidelis, veniam delictorum tribuit sceleratus et in nomine Christi tinguit antichristus..... Mocht men twijfel koesteren nopens den zin van sacramentum interrogare, men leze Cyprianus, Epist. LXVIIII, 7. H, 756, 6 (a. 255): Quod si aliquis illud opponit ut dicat eandem Novatianum legem tenere quam catholica ecclesia teneat, eodem symbolo quo et nos baptizare, eundem nosse Deum patrem, eundem filium Christum, eundem spiritum sanctum, ac propter hoc usurpare eum potestatem baptizandi posse quod videatur interrogatione baptismi a nobis non discrepare: seiat quisque hoc opponendum putat primum non esse unam nobis et schismaticis symboli legem neque eandem interrogationem. Nam cum dicunt: credis in remissionem peccatorum et vitam aeternam per sanctam ecclesiam, mentiuntur interrogatione, quando non habeant ecclesiam. Duidelijk blijkt hier dat het voorwerp der interrogatio bij het doopsel niets anders was dan het symbolum des geloofs. Dit is ook de beteekenis welke zich haast opdringt in de Sententia van den bisschop van Castra Galbae: 3) Sentent. episc. 7. H. 440, 18 (a. 256). Cum ergo manifestum sit haereticos, id est hostes Christi non integram sacramenti habere confessionem,.... fiat sicut scriptum est: domus contrariorum legis debent emundationem (Prov. 14, 9). | |||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||
Bij sommige voorbeelden dezer reeks is de zin van ons woord niet zoo eng begrensd als in n.n. 2 en 3. In plaats van de zeer scherp bepaalde geloofsbelijdenis der twaalf artikelen te beteekenen, kan het ook wel staan voor geloof in het algemeen. Zoo werd het reeds gebruikt door TertullianusGa naar voetnoot(1) en CyprianusGa naar voetnoot(2). En in sommige gevallen is deze uitleg de eenige welke een goeden zin geeft. Men kan dan ook nauwelijks aarzelen hem aan te nemen voor de volgende passage's: 4) Vita Caecilii Cypriani, 6. H. App. XCVI, 18. Quid autem circa pauperes episcopus faceret, quos catecumenus diligebat, viderint pietatis antistites seu quos ad officium boni operis instruxit ipsius ordinis disciplina, seu quos sacramento religio communis ad obsequium exhibendae dilectionis artavit. Niet alleen de eed zelf, ook de verplichting welke men door den eed op zich neemt, heet sacramentum. In een brief, dien hij in naam van den Romeinschen klerus tot den H. Cyprianus richt, schrijft Novatianus volgenderwijze over de lapsi libellatici: 7) Epist. XXX. 3. H. 551, 5 (a. 250). Non est enim immunis a scelere qui ut fieret imperavit, nec est alienus a crimine cuius consensu licet non admissum crimen tamen publice legitar: et cum totum fidei sacramentum in confessione Christi nominis intellegatur esse digestum, qui fallaces in excusationem praestigias quaerit negavit, et qui | |||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||
vult videri propositis adversus evangelium vel edictis vel legibus satisfecisse, hoc ipso iam paruit quod videri paruisse se voluit. Van de twee hier mogelijke beteekenissen a) symbolum des geloofs, en b) verplichting kozen we de laatste om de volgende reden. Hoewel men eenigerwijze kan beweren, dat het heele symbolum des geloofs in confessione Christi nominis bestaat, toch gaat dit niet zonder den natuurlijken zin der woorden eenigszins te wringen; in de twaalf artikelen staat er immers meer dan de belijdenis van Christus' naam. Daarentegen kon Novatianus de houding, welke de christenen volgens hun geloof verplicht waren tegenover hun vervolgers aan te nemen, zeer goed samenvatten in de woorden: confessio Christi nominis. In geval van aanklacht bij de overheid hadden zij niets anders te doen, was hun eenige geloofsplicht Christus te belijden. Hieraan beantwoordde ook de praktijk der rechters, zooals wij ze kennen uit de Martelaarsakten. De vraag, of de beschuldigden christenen waren, m.a.w., of zij Christus beieden, was beslissendGa naar voetnoot(1). Bleven zij dezen naam en dezen plicht getrouw, dan was hun lot bezegeld. Zoo zegt dan ook de schrijver der Passio SS. Mariani et Jacobi dat de H. Agapius de plichten van een volmaakt geloof door zijn marteldood had volbracht:
8) Pass. SS. Mar. et Jac. XI. Gebhardt 143, 7. Tunc S. Agapius, qui iam dudum martyrio suo consummatae fidei sacramenta perfecerat,... agenti Jacobo in carcere per tempus quietis apparuit. | |||||||||||
2de Hoofdstuk.
| |||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||
9) De Pascha comput. 1. H. App. 248, 11 (a. 243)... dedit pignus spiritus sancti gratiam credentibus in passione et resurrectione sua. In quo spiritu ipse Dominus volentibus, id est totis fidei viribus quaerentibus servis suis revelat alta mysteria et manifestat obscura sacramenta. | |||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||
Hier volgt de optelling der jaren van af den uittocht uit Egypte tot Sedekias. Dan gaat de schrijver voort: 12) 12. H. App. 259, 17. Undecimo itaque anno Sedeciae suppleti sunt ab Exode anni mille et sex. Et tunc populus Judaeorum... captivus agitur: et civitas eorum quae synagogae portabat typum succensa ab adversariis eradicatur, et templum illud quod in mysterio Adae fuerat fabricatum, et ipsum a fundamentis subvertitur... et sic nobis qui in novissimis diebus credere praevidebamur, magnum ut dixi sacramentum demonstrabatur. Etenim si meruerat ipse populus et civitas exterminari, quid templum Dei admiserat ut hoc pateretur? Nisi quia vere constat eum factum, ut dixi, in mysterio eius qui prior legem Dei transgressus est et fuit pater omnium peccatorum. | |||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||
Het valt moeilijk te ontkennen dat in ons eerste voorbeeld (n. 9) sacramentum een synoniem is van mysterium in de eigenlijke beteekenis van dit woord: geheimenis. Het praedikaat obscura spreekt klaar ten gunste dezer opvatting. En daar n. 17 slechts een slotzin is, waarin met verwijzing naar n. 9 alleen gezegd wordt, dat de aangekondigde sacramenta nu geopenbaard zijn, moeten wij hier wel denzelfden zin aannemen. In alle overige gevallen daarentegen treedt deze beteekenis niet op den voorgrond. Uit n.n. 11, 12 en 13 blijkt duidelijk dat sacramentum, typus, mysterium, similitudo en imago voor den | |||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||
schrijver volkomene gelijkwaardige begrippen zijnGa naar voetnoot(1). Sacramentum is een teeken, iets dat wat anders beduidt. Wijst het op de toekomst, dan is het een voorafbeelding (n. 10, 14, 15, 16); duidt het iets gelijktijdigs of verledens aan, dan is het een beeld of zinnebeeld in het algemeen. Zoo laat dit werkje zeer goed de twee hoofdbegrippen uitkomen, die men door μυστήριον heeft uitgedrukt, en welke op sacramentum zijn overgegaan. | |||||||||||
§ 1. Sacramentum - geheimenis.Zooals we in onze voorafgaande bemerkingen reeds aanduidden is dit gebruik van sacramentum uiterst zeldzaam. Bij Tertullianus vindt men slechts vier voorbeelden op een totaal van 136, bij Cyprianus haast geen enkel. Met eenige waarschijnlijkheid kan men hier een plaats rangschikken uit den brief, dien de belijders Nemesianus, Dativus, Felix en Victor hem in het jaar 257-258, na zijn verbanning naar Curubis deden toekomen: 18) Epist. LXXVII, 1. H. 834, 1. Semper magnis sensibus pro temporis condicione litteris tuis locutus es, Cypriane dilectissime; quibus assidue lectis et pravi corriguntur et bonae fidei homines corroborantur. Dum enim non desinis tractatibus tuis sacramenta occulta nudare, sic nos in fidem facis crescere et de saeculo homines ad credulitatem accedere. Occulta geeft hier een niet te verwaarloozen vingerwijzing, ofschoon ook dit nog niet dwingt tot de vertaling: mysterie. Zulk een epitheton past ook goed bij ‘geloofswaarheden’, welke beteekenis sacramentum feitelijk soms heeftGa naar voetnoot(2). Bij Novatianus echter vindt men enkele gevallen die bezwaarlijk anders weer te geven zijn, met name: 19) De Trinitate. c. I, Y.F. 5, 5. Quamquam etiam superioribus, id est. super ipsum etiam solidamentum partibus, quae non sunt hodie nostris contemplabiles oculis, angelos prius instituerit, spiritales virtutes digesserit, thronos po- | |||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||
testatesque praefecerit, et alia multa caelorum immen sa spatia et sacramentorum infinita opera condiderit, ut immensus hic licet mundus paene novissimum magis Dei corporalium rerum appareat opus esse, quam solumGa naar voetnoot(1). | |||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||
Het eenige voorbeeld van sacramentum uit het traktaatje Adversus Judaeos heeft ook deze beteekenis: 22) Adv. Jud. 5. H. App. 138, 1. Nec immerito Dominus odivit caeremonias vestras, in quibus unicum et primarium filium eius peremistis... Ob hanc ergo causam coactus est Dominus facere novum testamentum consignantibus septem spiritibus teste Moyse et Helia in monte, ubi praecepit ne patefieret scripturae sacramentum nisi filius hominis resurrexisset a mortuis. Eindelijk vonden we één enkelen keer sacramentum gebruikt in een schriftuurtekst, waar de Vulgata mysterium heeft. 23) De montibus Sina et Sion. 1. H. App. 104, 16. Vobis quidem datum est intelligere sacramenta Dei (Marc. 4, 11). | |||||||||||
§ 2. Sacramentum - teeken.In onze bemerkingen op het werkje de Pascha computus zagen we reeds, dat sacramentum meermaals den zin heeft van voorafbeelding, welke bij Tertullianus en Cyprianus een der meest gebruikelijke is. Ook Firmilianus, een van Cyprianus' briefwisselaars, en Novatianus leveren er eenige voorbeelden van op: 24) Epist. LXXV, 15 (Firmiliani). H. 820, 13 (a. 255-256). Cum vero et arca Noe nihil aliud fuerit quam sacramentum ecclesiae Christi, quae tunc omnibus foris pereuntibus eos solos servavit qui intra arcam fuerunt, manifeste instruimur ad ecclesiae unitatem perspiciendam... | |||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||
credetur. Quod enim erat futurus meditabatur in sacramento, Abrahae factus hospes apud Abrahae filios futurus, cuius filiorum pedes, ad probationem quod ipse esset abluit, reddens in filiis ius hospitalitatis, quod aliquando illi faeneraverat pater. Ter oorzake der omgeving waarin het staat moeten we hier nog een geval behandelen, dat eigenlijk bij de groep sacramentum-mysterie gerangschikt moest worden. Het staat bij Novatianus, de Trinit. c. XIX, Y.F. 70, 4, waar uit de worsteling tusschen Jakob en den geheimzinnigen man (Gen. 32, 24 vlg.) bewezen wordt dat Christus God is. Die worsteling immers, zoo redeneert N., was een voorafbeelding; de man met wien Jakob streed verbeeldde dengene, met wien later Jakobs afstammelingen gestreden hebben, namelijk Christus. Doch Jakobs tegenstander was ook God, gelijk volgt uit zijne woorden: Israël erit nomen tuum quia invaluisti cum Deo et cum hominibus potens esGa naar voetnoot(1). Dan komt de uit te leggen plaats: 29) Ob quam causam hic idem Jacob intelligens iam vim sacramenti et pervidens auctoritatem eius cum quo luctatus fuisset, nomen loci illius in quo colluctatus est vocavit Visionem Dei. Superstruxit praeterea causas ad interpretationem Visionis Dei porrigendam. Vidi enim, inquit, Deum facie ad faciem et salva facta est anima mea. | |||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||
Daarna vat de schrijver zijne bewijsvoering nog eens kort samen en besluit: Ita cum Deo et cum homine collutatus fuit: ac sic colluctatio haec ibi quidem praefigurata est; in evangelio autem inter Christum et populum Jacob perfecta est. Ligt het in schijn niet voor het grijpen dat sacramentum, midden in deze op den figuurlijken zin der H. Schrift steunende bewijsvoering, ook als figuur, voorafbeelding, begrepen moet worden? In schijn ja, inderdaad niet. Want tusschen den voorzin: ‘omdat hij begreep dat de voorafbeelding den strijd tusschen Christus en de Joden beteekende’, en de gevolgtrekking: ‘daarom noemde hij de plaats visio Dei’, bestaat er oogenschijnlijk geen verband. Om dit verband aan te brengen zou men aan intelligens vim sacramenti den gewrongen en ver gezochten zin moeten geven: ‘begrijpend dat deze voorafbeelding eens een bewijs moest leveren voor de Godheid van Christus’. Veel eenvoudiger en ook wel beter met de werkelijkheid overeenstemmend zal het daarom zijn sacramentum hier op te vatten als geheim en de zinsnede te omschrijven als volgt: ‘In deze woorden de oplossing vindend voor het raadsel van zijn geheimzinnigen strijd, noemde hij de plaats Aangezicht Gods’.
***
Wanneer we voor onze n.n. 24-28 de vertaling ‘voorafbeelding gebruiken, bedoelen we niet dat het verband met de toekomst in het woord sacramentum zelf ligt. Daartegen spreekt reeds het feit dat de schrijver van het werkje de Pascha computus tusschen de woorden sacramentum, imago, typus, similitudo geen verschil schijnt te gevoelen. Hetzelfde geldt van den H. Cyprianus, van wien een sprekend geval hier een plaats mag vinden: In zijn LXIIIen brief noemt hij het offer van Melchisedech eerst een sacramentum praefiguratum sacrificii dominici, en enkele regels verder eene imago praefigurata van hetzelfde offer. Twijfel is hier niet mogelijk: in sacramentum ligt niet meer dan in imago. Het beteekent alleen dan ‘voorafbeelding’, als de personen, dingen of handelingen die het verbeeldt feitelijk in de toekomst liggen, terwijl het daarentegen, op zich zelf beschouwd, volkomen gelijkwaardig is met beeld, zinnebeeld, symbool, teeken. Maar hoe ruim dit begrip ook zij, toch blijkt het nog te eng op sommige plaatsen, b.v. Cyprianus Ad Quir. H. 36, 12 (vóór 250?). Item libellus alius continet Christi sacramentum, quod | |||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||
idem venerit, qui secundum scripturas adnuntiatus est, et gesserit ac perfecerit universa, quibus intellegi et cognosci posse praedictus est. - Wat hier onder sacramentum verstaan moet worden legt de schrijver zelf uit met de woorden: quod idem venerit enz.. dat degene gekomen is die door de Schriftuur was voorspeld. Volgens deze woorden zou men sacramentum Christi kunnen voorgeven met ‘het profetisch beeld van Christus’. Maar deze scherp bepaalde opvatting strookt niet met den inhoud van het 2e boek der Testimonia, waarvan onze tekst de samenvatting is. De verschillende leerpunten immers die daar voorgebracht worden, staaft Cyprianus niet enkel met voorafbeeldingen en symbolen aan te voeren, maar ook met verwijzingen naar allerlei getuigenissen en uitspraken, ook van schrijvers die na Christus geleefd hebben. Als hun woorden maar over den Heiland handelen of op hem toegepast kunnen worden, zijn ze sacramentum Christi. Zoo goed als beelden en symbolen leeren, openbaren ons die uitlatingen iets over den Zaligmaker; dat is voldoende om ze onder hetzelfde begrip te vereenigen. Dat alles is ‘openbaring van Christus’. Het was noodig hier dezen Cyprianus-tekst te behandelen, omdat hij ons den sleutel geeft voor eene plaats uit het werkje adversus Judaeos. 30) Adv. Jud. 1, H. App. 133, 1. Adtend te sensum et intellegentiam vestram in spiritu sancto, ut non tantum auribus audiatis, sed etiam oculis cernatis divinum Christi sacramentum. Cernitis autem per fidem vestram: audire enim necessitatis est, credere sollicitudinis. Aurium officium est indifferenter pariter vana adque utilia perspicere, fidei autem non nisi quae probaverit credere. Na dan in n. 2-6 de hardnekkigheid der Joden en hun eindelijke verwerping geschilderd te hebben, komt de schrijver in n. 7 weer op Christus te spreken in de volgende termen welke de natuurlijke uitleg zijn van Christi sacramentum: Non est jam regnum Hierusalem, sed in nobis hic castra, hic exercitus, hic dux, hic virtus, hic sponsus, hic nuptiae, hic rex, hic Christus, hic vita, hic suscitatio, hic aeternitas. Hic est qui ab initio figuratus est et a prophetis honoratus est et in visceribus corporatus et Jordani tinctus et a populo contemptus et in ligno suspensus, et in terra sepultus. - Is de gelijkenis met Ad Quir. niet sprekend? Evenals ginds is | |||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||
sacramentum Christi hier de openbaring van Christus, welke de schrijver den Joden aanraadt niet te verwaarloozen. Aan het woord ‘openbaring’ kan men echter twee verschillende beteekenissen hechten: die der handeling, of het openbaren, en die van den inhoud of het geopenbaarde, de leering. Zeker overheerscht de eerste in de zoo even besproken gevallen: de voorafbeeldingen, voorspellingen en andere getuigenissen der H. Schrift verkondigen Christus en de gebeurtenissen van zijn leven. De tweede schijnt veeleer uit in de volgende plaats: 31) Sentent. episc., 14. H. 443, 9 (a. 256). Secundum sacramentum Dei gratiae caelestis quod accepimus unum baptisma quod est in ecclesia sancta credimus. Om onzen tekst n. 31 goed te begrijpen moeten we ons een passus herinneren uit Cyprianus Epist. LXXIIII, 11. H. 808, 18. Traditum est enim nobis quod sit unus Deus et Christus unus, et una spes et fides una et una ecclesia et baptisma unum non nisi in una | |||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||
ecclesia constitutum, a qua [unitate] quisque discesserit cum haereticis necesse est inveniatur, quos dum contra ecclesiam vindicat, sacramentum divinae traditionis impugnat. De opvatting dezer laatste uitdrukking sacramentum divinae traditionis impugnat als ‘een leerpunt der goddelijke openbaring’ dringt zich bijna noodzakelijk op, vooral wanneer men weet dat sacramentum traditum of divinae traditionis ook nog elders bij Cyprianus met dezen zin voorkomtGa naar voetnoot(1). Aan de woorden sacramentum tradere waarmee Gods tusschenkomst wordt aangeduid, beantwoordt van den kant des menschen: sacramentum accipere uit ons n. 31. De voorbeelden uit Novatianus zijn niet alle drie even duidelijk; zoo kan men bij n. 32 wel denken aan belijdenis. Het is immers Petrus' moedig instaan voor zijn geloof dat door den Verlosser geprezen wordt. Doch de vraag is niet wat de evangelietekst misschien inderdaad zegt en goedkeurt, maar wat hij zeggen en goedkeuren moet om als bewijs te kunnen dienen voor de onderscheiding tusschen den Vader en den Zoon, welk leerpunt Novatianus hier verdedigt. De zin is dus: ‘of wanneer de leering in deze openbaring vervat door den Heer zelf wordt goedgekeurd’. Qui evangelica sacramenta distinxit van n. 33 is een zinspeling op Joh. 16, 13: cum venerit spiritus veritatis ille vos diriget in omnem veritatem, door den schrijver enkele regels vóór ons citaat aangehaald. Dan behooren deze sacramenta tot het rijk der kennis en wij vertalen: ‘die hun de evangelische waarheden deed onderscheiden’. De inwerking Gods op de beide hoofdvermogens van den mensch, verstand en wil, die hier is aangeduid, keert weer in n. 34 en plaatst ook daar sacramentum in het gebied van het verstand; men bidt God de schatten zijner lessen te willen openen. Een oogenblik kan men wel denken aan heil - of genademiddelen, in welk geval de sacramenta-zinsnede synoniem zou zijn met vires....tribuat. Deze opvatting wordt echter uitgesloten door de herhaling van het voegwoord et....et, die noodzakelijk veronderstelt, dat men twee verschillende dingen vraagt, én licht én kracht. *** | |||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||
In het werkje van den H.Cyprianus de catholicae ecclesiae unitate en in sommige brieven komt herhaaldelijk een uitdrukking voor, welke den vertalers steeds groote moeilijkheden in den weg heeft gelegd, en ook in onze studie van het jaar 1912 niet op voldoende wijze werd verklaard, nl. sacramentum unitatis. Het zij ons daarom toegelaten er hier nog eens op terug te komen, vooral daar we zoodoende ook eenige duistere plaatsen uit Novatianus en Firmilianus kunnen ophelderen. In de eerste hoofdstukken van dat werkje, waarvan we het begin kort moeten samenvatten, legt de H. Cyprianus uit, dat niet alleen het openbaar geweld der vervolgingen te vreezen is, maar nog meer de listige hinderlagen van een vijand, die onder den valschen schijn van vrede nader sluipt, zooals de booze geest deed bij O.H.J.C. in de woestijn. Daar werd hij overwonnen omdat de Heiland hem ontmaskerde. Naar dit voorbeeld moeten ook wij ons gedragen, wij moeten in Christus' voetstappen treden om niet onverhoeds in de strikken des doods te vallen, maar veeleer de onsterfelijkheid te bemachtigen. Dan moeten wij echter ook Christus' geboden onderhouden, want daarvan hangt zijne vriendschap en onze volharding af. Wij moeten dus verbis eius insistere, quaecumque et docuit et fecit discere et facere (H. 210, 23). Doch de booze, ofschoon door Christus' komst ontmaskerd en overwonnen, heeft een nieuw bedrog uitgedacht, waartoe hij den naam van christen zelf gebruikt. Onder dezen naam stort hij de argelooze menschen in ketterij en schisma, waar ze, onder den schijn van licht, in plaats hunner vroegere dwalingen nieuwe duisternissen vinden. Dit alles echter is slechts mogelijk dum ad veritatis originem non reditur nec caput quaeritur nec magisterii caelestis doctrina servatur (H. 212, 3). Doel van het werkje zal dus zijn de ware leer van Christus over de eenheid uiteen te zetten. Geen lange bewijsvoering is daartoe vereischt, de woorden van den Zaligmaker tot Petrus zijn duidelijk: Ego dico tibi quia tu es Petrus et super istam petram aedificabo ecclesiam meam (Matth. 16, 18). Waaruit Cyprianus besluit: super unum aedificat ecclesiam (H. 212, 14). En hoewel de apostelen later dezelfde macht ontvingen als Petrus (zie Joh. 20, 21), toch blijft het waar: ut unitatem manifestaret, unitatis eiusdem originem ab uno incipientem sua auctoritate disposuit | |||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||
(H. 212, 18)... Exordium ab unitate proficiscitur, ut ecclesia Christi una monstretur (H. 213, 4). - Een tweede bewijs levert het Hooglied 6, 8: una est columba mea, perfecta mea, una est matri suae, electae genetrici suae, waarop dan volgt: 35) De cath. eccl. un. 4. H. 213, 8 (a. 251). Hanc ecclesiae unitatem qui non tenet tenere se fidem credit? Qui ecclesiae renititur et resistit in ecclesia se esse confidit? Quando et beatus apostolus Paulus hoc idem doceat et sacramentum unitatis ostendat dicens: unum corpus et unus spiritus, una spes vocationis vestrae, unus Dominus, una fides, unum baptisma, unus Deus. Dit is natuurlijk het derde bewijs: de H. Paulus onderwijst hetzelfde en openbaart de leering, of beter het gebod der eenheid. Wij geven de voorkeur aan den term gebod, omdat de H. Cyprianus de schriftuurplaatsen waarop hij steunt blijkbaar opvat als uiting van Gods gezag: unitatis....originem.... sua auctoritate disposuit (zie hierboven). Deze vertaling is de eenige natuurlijke, indien men rekening wil houden met den voorgaanden gedachtengang; zij veronderstelt zinsverwantschap tusschen doceat en sacramentum ostendat, wat geheel met Cyprianus' bekende voorliefde voor synonimie overeenstemt; zij is eindelijk gewaarborgd door het gebruik van juist denzelfden Paulus-tekst als sacramentum divinae traditionis, als een van Godswege geopenbaarde waarheid in Epist. LXXIIII, 11. H. 808, 18. Na dan in het vervolg van zijn betoog de bisschoppen herinnerd te hebben aan hun plicht over de eenheid der Kerk te waken, vergelijkt de schrijver haar uitbreiding over de wereld bij het uitgaan van vele stralen uit ééne zon, veel takken uit één boom, veel beekjes uit ééne bron. Evenals straal, tak en beek niet kunnen bestaan, gescheiden van hun oorsprong, zoo kan, wie zich losscheurt van de Kerk, Gods kind niet blijven. Want wie niet met Christus en zijne Kerk is, is tegen hem (Matth. 12, 30) en dus ook tegen God, omdat Christus, naar zijn eigen getuigenis, één is met den Vader: ego et Pater unum sumus (Joh. 10, 30). Dit wordt nog bevestigd door den eersten brief van Johannes 5, 7: Et tres unum sunt. ‘En wie zal nu gelooven’, zoo gaat Cyprianus voort, ‘dat deze eenheid, welke haar oorsprong neemt in de goddelijke hechtheid zelf en op goddelijke bevelen berust, in de Kerk verbroken en gescheurd kan worden | |||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||
door de oneenigheid van tegenstrijdige strevingen? Wie deze eenheid niet houdt, houdt Gods wet niet, houdt het geloof van den Vader en den Zoon niet, heeft het leven en de zaligheid niet. Dit gebod der eenheid, deze band eener onverbreekbare eendracht wordt ons getoond, wanneer in het evangelie het kleed des Heeren niet verdeeld noch gescheurd wordt...’ 36-37) De cath. eccl. un. 6. H. 215, 6. Et quisquam credit hanc unitatem de divina firmitate venientem, sacramentis caelestibus cohaerentem scindi in ecclesia posse et voluntatum conlidentium divortio separari? Hanc unitatem qui non tenet, non tenet Dei legem, non tenet Patris et Filii fidem, vitam non tenet et salutem. Tegen onze vertaling zal men misschien menig bezwaar opperen. Is hanc unitatem wel de eenheid der Kerk? Hebben deze woorden niet veeleer betrekking op de onmiddellijk voorafgaande eenheid Gods? Neen, van de eenheid Gods kan men immers niet zeggen dat zij gescheiden kan worden voluntatum conlidentium divortio. GröneGa naar voetnoot(1) veronderstelt dat de eenheid Gods als een toonbeeld der kerkelijke eenheid wordt voorgesteld en sacramentum dus eene zijner gewoonste beteekenissen heeft. Deze opvatting vindt een grooten hinderpaal in het meervoud sacramentis. Er is maar eene eenheid Gods. Hoe kan zij dan dienen als ‘hemelsche beelden’ van de eenheid der Kerk? In onze verklaring bestaat dit bezwaar niet; sacramenta caelestia zijn de drie aangehaalde schriftuurplaatsen. Onze vertaling ‘geboden’ of ‘bevelen’ vindt haren grond hierin, dat de teksten welke den grondslag der bewijsvoering vormen, door den H. Cyprianus zelf Dei legem geheeten en dus als een wilsuiting opgevat worden, terwijl hij elders, nl. Epist. LXVIIII, 5, met beroep op dezelfde schriftuurplaats ‘ego et pater unum sumus’ de eenheid der Kerk als komend van het goddelijk gezag beschouwt: Et idcirco Dominus insinuans nobis | |||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||
unitatem de divina auctoritate venientem ponit et dicit: ego et pater unum sumus (H. 753, 15)Ga naar voetnoot(1). Men kan ook nog de vraag stellen of ten minste het tweede sacramentum van hierboven (n. 37) niet als voorafbeelding dient begrepen te worden. Ook hier moeten we ontkennend antwoorden. De bewuste plaats zou men immers moeten weergeven met de woorden: Deze voorafbeelding der eenheid enz. Doch er is nog van geen voorafbeelding spraak geweest; met deze vertolking ontstaat er dus een leemte in de logische volgorde der gedachten. Moest men huius in plaats van hoc lezen, dan kon men natuurlijk zeer goed overzetten: ‘van deze eenheid wordt ons een beeld vertoond’, maar met hoc is dit teenemaal onvereenigbaar. Hoc sacramentum is iets dat reeds bekend is, het gebod namelijk der eenheid, dat volgens onzen schrijver uitgedrukt staat in de schriftuurplaatsen welke hij als bewijs gebruikt. Het bewijs der eenheid uit MATTH. 12, 30: qui non est mecum adversus me est enz. heeft Cyprianus' briefwisselaar Firmilianus overgenomen: 38) Epist. LXXV, 14. H. 819, 29 (a. 255-256)... Christus Dominus noster unam esse manifestans sponsam suam et unitatis eius sacramentum declarans ait: qui non est mecum adversus me est, et qui non mecum colligit spargit. De beteekenis die wij voor Cyprianus aangenomen hebben, kan hier even goed dienen. Unitatis sacramentum declarare en unitatis sacramentum ostendere zijn trouwens zóó verwante uitdrukkingen, dat men ze wel aan één schrijver kon toekennenGa naar voetnoot(2). In hoofdstuk 19 van het werkje, waar we ons hier vooral mee bezig houden, vergelijkt Cyprianus de zonde van den lapsus met die van een ketter of scheurmaker: 39) De cath. eccl. un. 39. H. 227, 13 (a. 251). Hic qui lapsus est sibi tantum nocuit, illic qui haeresin vel schisma facere | |||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||
conatus est multos secum trahendo decepit: hic animae unius est damnum, illic periculum plurimorum. Certe peccasse se hic et intellegit et lamentatur et plangit, ille tumens in peccato suo et in ipsis sibi delietis placens a matre filios segregat, oves a pastore sollicitat. Dei sacramenta disturbat. Et cum lapsus semel peccaverit, ille cottidie peccat. Stellen wij hier, in verband met de vorige plaatsen uit het werkje, sacramenta gelijk met de geboden of liever de beschikkingen, de verordeningen Gods, dan hebben wij zonder twijfel een redelijken zin, dien men spoedig voor den waren zal houden, wanneer men in hetzelfde traktaatje 17 (H. 226, 4) van den verbreker der eenheid leest: contra Dei dispositionem repugnat. Dit voorbeeld kan ook eenig licht verspreiden over een volzin uit den bekenden brief van Novatianus, waarin hij beschrijft hoe de gevallenen zich te gedragen hebben om weer verzoening te bekomen. Zij moeten ze vragen met veel geduld en nederigheid, of zelfs zich schamen ze te vragen: 40) Epist. XXX, 7. H. 555, 4 (a. 250). Immo si dedecoris admissi magnitudinem perhorrescunt,... erubescant et petere: nisi quia maioris est rursum periculi et pudoris auxilium pacis non petisse. Sed hoc totum in sacramento, sed in ipsius postulationis lege temporis facto temperamento, sed postulatione demissa, sed prece subdita: quoniam et qui petitur flecti debet, non incitari.... Verzoening mag dus afgesmeekt worden, maar binnen de grenzen der voorschriften hierover, volgens de bestaande tuchtwet. Buiten de tot hiertoe besproken gevallen ontmoet men de uitdrukking sacramentum unitatis ook nog in 41) Epist. LXVIIII, 6. H. 754, 15 (a. 255). Denique quam sit inseparabile unitatis sacramentum et quam sine spe sint et perditionem sibi maximam de indignatione Dei adquirant qui schisma faciunt et relicto episcopo alium sibi foris pseudoepiscopum constituunt, declarat in libris Regnorum scriptura divina, ubi a tribu Juda et Beniamin decem tribus scissae sunt et relicto rege suo alterum sibi foris constituunt. | |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
et domini potestatem. In hac praesidemus, pro honore eius atque unitate pugnamus, huius et gratiam pariter et gloriam fideli devotione defendimus. Nos divino permissu rigamus sitientem Dei populum, nos custodimus terminos vitalium fontium. Si possessionis nostrae ius tenemus, si sacramentum unitatis agnoscimus, cur praevaricatores veritatis, cur proditores unitatis existimus? Er is niets tegen, ook deze plaatsen weer te geven met een woord, in den trant van wet, gebod, voorschrift, ofschoon geen positieve gronden daarvoor spreken. We zouden echter de aandacht willen vestigen op het feit dat in n. 41 sacramentum een epitheton voert, dat aan een band herinnert. Feitelijk is een gebod, eene wet ook een zedelijke band. En vonden we vroeger sacramentum niet reeds eenmaal in de nabijheid van vinculum (n. 37)? Nog eens komt dit voor in brief LV: 43) Epist. LV, 21. H. 638, 23 (a. 251). Et quidem apud antecessores nostros quidam de episcopis istie in provincia nostra dandam pacem mocchis non putaverunt et in totum paenitentiae locum contra adulteria cluserunt. Non tamen a coepiscoporum suorum collegio recesserunt aut catholicae ecclesiae unitatem vel duritiae vel censurae suae obstinatione ruperunt, ut quia apud alios adulteris pax dabatur, qui non dabat de ecclesia separaretur. Manente concordiae vinculo et perseverante catholicae ecclesiae individuo sacramento, actum suum disponit et dirigit unusquisque episcopus rationem propositi sui Domino redditurus. En de vertaling van Firmilianus' brief, wier woordgebruik soms aan Cyprianus doet denken, plaatst ze ook naast elkander: 44) Epist. LXXV, 25. H. 826, 12 (a. 255-256). Hoc est servasse unitatem spiritus in coniunctionem pacis, abscidere a caritatis unitate et alienum per omnia fratribus facere et contra sacramentum et vinculum pacis furore discordiae rebellare. Zijn de twee woorden misschien nu en dan synoniem? Waarschijnlijk niet in Epist. LV (n. 43). Wat daar sacramentum heet is niet de unitas, maar de Kerk zelf, ten minste als men de twee genitieven concordiae en ecclesiae op gelijke wijze moet uitleggen. Daar nu concordiae zeker bepalende genitief is, zou dit | |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
ook gelden voor ecclesiae. Gröne weliswaar denkt er anders overGa naar voetnoot(1); daar hij sacramentum vertaalt door Glaubensnorm, geloofsregel, maakt hij van ecclesiae een genitief van den bezitter. Maar deze meening houdt geen steek. In Epist. LXXII, 3 (H. 778, 1) spreekt de H. Cyprianus, in zake zijn geschil met paus Stephanus, dezelfde gedachte uit als in LV: Ceterum scimus quosdam quod semel inbiberint nolle deponere nec propositum suum facile mutare, sed salvo inter collegas pacis et concordiae vinculo quaedam propria quae apud se semel sint usurpata retinere. Qua in re nec nos vim cuiquam facimus aut legem damus, quando habeat in ecclesiae administratione voluntatis snae arbitrium liberum unusquisque praepositus, rationem actus sui Domino redditurusGa naar voetnoot(2). In deze diplomatische bewoordingen ligt er een voorstel tot vergelijk. Na zijne meening over het doopsel der ketters in gematigde termen verdedigd te hebben, en ofschoon hij diep overtuigd is van de waarheid van zijn standpuntGa naar voetnoot(3), slaat hij voor, waarschijnlijk uit ontzag voor Stephanus' hooge waardigheid, den vrede te bewaren en aan elk zijne vrijheid van handelen te latenGa naar voetnoot(4). Aan de onderscheiding: ‘eensgezindheid in het dogma, vrijheid in sommige praktische toepassingen’ denkt hij nog niet. En dit geldt haast zeker ook voor n. 43. Indien dus ecclesiae een possessieve genitief is, zouden we liever aan een ellips denken: individuo (unitatis) sacramento, te vergelijken met inseparabile unitatis sacramentum (n. 41). Is deze veronderstelling juist, dan wordt ook de zinsverwantschap tusschen sacramentum en vinculum waarschijnlijker. Zooniet blijft er niets anders over dan hier aan ons woord een beteekenis te | |||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||
geven die nog eenigszins aan zijne etymologie herinnert, namelijk die van res sacra, iets gewijds, onaantastbaars. Met deze vertaling bekomt men ook voor de overige drie gevallen (41, 42, 44) een niet onredelijken zin. Alleen ware dan sacramentum et vinculum (44) te beschouwen als hendiadys voor vinculum sacrum. | |||||||||||
3e Hoofdstuk.
| |||||||||||
I. Doopsel.45) Epist. LXXV, 9. H. 816, 13 (a. 255-256). Nulla denique differentia est inter pseudoprophetam et haereticum. Nam ut ille in nomine Dei aut Christi, ita iste in sacramento baptismi fallit. Mendacio uterque nititur ad decipiendas hominum voluntates. | |||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||
| |||||||||||
II. Doopsel en vormsel.52) Sententiae episcoporum, 5. H. 439, 7 (a. 256). Et in evangelio divina sua voce Dominus noster Christus locutus est dicens: nisi si quis renatus fuerit ex aqua et spiritu, non potest introire in regnum Dei. Hic est spiritus qui ab initio ferebatur super aquam. Neque enim spiritus sine aqua separatim operari potest, nec aqua sine spiritu. Male ergo sibi quidam interpretantur ut dicant, quod per manus impositionem spiritum sanctum accipiant et sic recipiantur, cum manifestum sit utroque sacramento debere eos renasci in ecclesia catholica. | |||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||
III. Eucharistie.53) Passio SS. Mariani et Jacobi, VIII. Gebhardt 140. 30. Nec in uno hoc aut alio fuit ista dignatie. Namque Aemilianus, quamvis equestris ordinis gentiliter haberetur, unus tamen in carcere et ipse de fratribus, qui ad quinquagesimum prope aetatis annum carnis continentia puer venerat, continuatis in carcere gemina superpositione iciuniis et orationibus saepe repetitis per quas devota mens pasta in alium diem sacramento domini parabatur... talia nobis suae visionis arcana patefecit. | |||||||||||
IV. Heilige handelingen.54) Epist. LXXV, 6. H. 813, 20 (a. 255-256). Ees autem qui Romae sunt non ex omnibus observare quae sint ab origine tradita et frustra apostolorum auctoritatem practendere, seire quis etiam inde potest, quod circa celebrandos dies Paschae et circa alia multa divinae rei sacramenta videat esse apud illos aliquas diversitates, nec observari illic omnia aequaliter quae Hierosolymis observantur. | |||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||
Eerst eenige aanteekeningen bij sommige niet aanstonds duidelijke teksten:
Nu komen we tot de voornaamste vraag: wat stelden de schrijvers dezer teksten zich voor, wanneer zij aan doopsel, vormsel, eucharistie den naam gaven van sakrament? Welke begrippen riep dat woord in hun geest wakker? Aan de hand der teksten waarover wij beschikken is het ons haast onmogelijk de vraag te beantwoorden. In het bijzonder weten we niet, of men, gelijk Tertullianus, het doopsel opvatte als een eed, dan wel als een beeld of een teeken der genade die het bewerkt. Zoo onbetwistbaar het is, dat men het doopsel beschouwde als een bron van bovennatuurlijk leven, een oorzaak van genade en heiligheid, zoo onzeker blijft het, of men het om die reden sacramentum d.w.z. heiligingsmiddel genoemd heeft. De schrijver van de aleatoribus noemt het doopsel ook mysterium fidei, wat zonder twijfel een bewijs is voor de zinsverwantschap tusschen sacramentum en mysterium. Volgt daar ook uit, dat hij | |||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||
het doopsel opvatte als een beeld of een teeken? Men moet zich er bij bepalen de vraag te stellen, zonder ze te kunnen beantwoorden. Niettegenstaande deze onzekerheid kan men zich dikwijls, bij ontstentenis van een beter woord, genoopt voelen als vertaling zijn toevlucht te nemen tot ‘sakrament’. Als noodhulp en onder voorbehoud eener vereenzelviging welke niet bedoeld kan zijn, zal dan ook niemand deze ‘vertolking’ laakbaar vinden. Doorloopt men de verschillende beteekenissen die we voor ons woord gevonden hebben, dan is het gemakkelijk te zien dat dat de grondgedachten der latere sakramentsbepaling in de derde eeuw reeds aanwezig zijn. Sacramentum is immers een teeken. Het wordt daarbij zeer vaak gebruikt van een sakrament dat oorzaak van genade bij uitstek is, namelijk het doopsel. Daardoor ontstond de mogelijkheid dat het begrip ‘genadebewerkend’ op sacramentum zelf overging, aangezien vooral de wel nog niet verloren gegane etymologie van het woord dezen overgang nog begunstigde. Etymologisch is sacramentum immers een wijdings- of heiligingsmiddel. Latere geslachten bleef het voorbehouden het eerste dezer begrippen nog scherper te omlijnen (teeken van genade) en met het tweede te vereenigen tot de lapidaire definitie: sacramentum est signum efficax gratiae. |
|