Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913
(1913)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 793]
| |||||||||||||||||||||
Nederlandsche Boter- en Kaascontrole onder Staatstoezicht, tot bestrijding van de vervalsching der levensmiddelen
| |||||||||||||||||||||
[pagina 794]
| |||||||||||||||||||||
waarde, doch ook de vermindering van de geldelijke waarde, op objectieve wijze onder de oogen gebracht. De derde methode is van nieuwere toepassing, en alleen in Noord-Nederland op het gebied van den handel in boter en kaas ingevoerd; zij is het werk van Dr. A.J. Swaving, een echt wetenschappelijk man en tevens een ijverig beheerder, die werkzaam is als inspecteur in algemeenen dienst bij het Ministerie van Landbouw, te 's Gravenhage. Onlangs was ik tijdens eene studiereis in Nederland, in de aangename gelegenheid, en wel ten tijde van de laatste tentoonstelling van landbouw te 's Gravenhage-Scheveningen, een aantal belangrijke oorkonden over Nederlandsche Boter- en Kaascontrole te kunnen bijeenbrengen. Daar het voorbeeld van Nederland later, en misschien zelfs binnenkort in België, zal nagevolgd worden, meen ik nuttig werk te verrichten, met het belangrijkste daarvan, voor onze Vlaamsche landbouwers, hier neder te schrijven. | |||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 795]
| |||||||||||||||||||||
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat de noodzakelijkheid is gebleken maatregelen te nemen in het belang van de hier te lande gevestigde, onder Rijkstoezicht staande botercontrolestations; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze: Eenig artikel: 1) Door Onzen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid worden merken vastgesteld, welke uitsluitend bestemd zijn om door of van wege aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrolestation te worden aangebracht op door hen bereide of aangekochte boter, of wel op de verpakking dier waar. 2) Deze merken worden in de Nederlandsche Staatscourant bekend gemaakt, benevens de door Onzen voornoemden Minister nader te geven voorschriften betreffende het aanbrengen van die merken op de waar of op de verpakking ervan. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven op het Loo, den 17 Juni 1905. (w.g.) WILHELMINA. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid,
Ultgegeven den 27 Juni 1905. De Minister van Justitie,
Op de wet van 17 Juni 1905 volgde het ministerieel besluit van 3 Juli 1905Ga naar voetnoot(1), betreffende de afdeeling Landbouw van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid:
De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid;
Gelet op het bepaalde bij de wet van 17 Juni 1905, houdende bepaling betreffende het merken van boter, afkomstig van aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrolestation; heeft goedgevonden vast te stellen hetgeen volgt: § 1. De aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrolestation zullen elke afzonderlijke hoeveelheid van door hen | |||||||||||||||||||||
[pagina 796]
| |||||||||||||||||||||
te verzenden of af te leveren boter voorzien of doen voorzien van een merk. bestaande uit het Nederlandsche wapen, waarb oven het woord ‘Nederlandsche’ en waaronder de woorden ‘Botercontrole’ en ‘Onder Rijkstoezicht’; deze bijschriften in hoofdletters zijn geplaatst, een en ander, wat den vorm betreft, overeenkomstig onderstaand figuur:
DNDER RIJKSTOEZICHT.
§ 2. Bedoeld merk zal, voor zooveel in § 7 niet anders is voorgeschreven, zijn gedrukt op papier in etiquetvorm; dat behou den het bepaalde bij §§ 5 en 6, rechtstreeks zal zijn aan te brengen op de waar zelf. § 3. Het vorenbedoelde op papier gedrukte merk zal voor zooveel in § 6 niet anders is bepaald, naar gelang van de hoeveelheid boter waarvoor het bestemd is, de afmetingen hebben van de onderstaande figurenGa naar voetnoot(1): | |||||||||||||||||||||
[pagina 797]
| |||||||||||||||||||||
formaat A voor hoeveelheden boter tot en met 1 kg.; formaat B voor hoeveelheden boter van boven 1 kg. tot en met 3 kg.; formaat C voor hoeveelheden boter van boven 3 kg. tot en met 18 kg.; formaat D voor hoeveelheden boter van boven 18 kg. tot en met 38 kg.; formaat E voor hoeveelheden boter boven 38 kg. Op dat gemerkt papier zullen, overeenkomstig door den Directeur-generaal van den Landbouw te geven voorschriften, eenige aanwijzingen worden aangebracht, noodig voor de uit te oefenen controle. § 4. Het in de vorige paragraaf bedoeld gemerkt papier moet, met een nader door den Directeur-generaal van den Landbouw aan te wijzen of goed te keuren stempel, op door hem aan te geven wijze, stevig op de boter worden aangedrukt, ten einde het voor herhaald gebruikt ongeschikt te maken. De zich op het papier bevindende aanwijzingen, bedoeld in het laatste lid van § 3. moeten bij dat aandrukken ongeschonden blijven. § 5. Wanneer de boter is verpakt in papier of eenig ander omhulsel zal, voor hoeveelheden tot en met 1 kg., het gemerkte papier, in plaats van op de waar, als sluitetiquet mogen worden aangebracht op de verpakking; mits, naar het oordeel van den Directeur-generaal van den Landbouw, de aard der verpakking een herhaald gebruik daarvan en van het etiquet buitensluit. In dat geval zal alleen het merk formaat A zijn te bezigen. Op dat sluitetiquet zal in den linkerbovenhoek de aanwijzing ‘sluitzegel’ zijn gesteld, terwijl te dien aanzien mede van toepassing is het bepaalde in het laatste lid van § 3. § 6. Wanneer de boter is verpakt in gefelste blikken (‘tins’), mag zich tusschen het gemerkte papier en de waar een ander papier bevinden. Het bij deze wijze van verpakking te bezigen merk zal zijn van het in § 3 aangegeven formaat A. Op dat gemerkt papier moeten voorkomen in den linkerbovenhoek de woorden ‘voor tins’; in het midden, links van het merk, een letter, aanduidend voor welke hoeveelheden dit is te bezigen en rechts een of meer aanwijzingen in den geest van het bepaald bij het laatste lid van § 3. Die links van het merk te plaatsen aanduiding zal zijn: voor hoeveelheden tot en met 1 kg. de letter T; voor hoeveelheden van boven 1 kg. tot en met 5 kg. de letter I; voor hoeveelheden boven 5 kg. de letter N. | |||||||||||||||||||||
[pagina 798]
| |||||||||||||||||||||
Door den Directeur-generaal van den Landbouw kan worden toegestaan dat het bierbedoelde gemerkte papier wordt aangebracht op de buitenzijde dier gefelste blikken en zulks op nader door hem te bepalen wijze. § 7. De merken, bedoeld in de 1e alinea van § 3 zullen, bijaldien de voornoemde Minister het betrokken botercontrolestation daartoe vergunning verleent, mogen worden vervangen door een op de waar zelf aan te brengen stempelmerk, mits die waar geheel onverpakt tot een gewicht van ten hoogste 1 kg., dan wel in open potten tot een gewicht van ten hoogste 2,5 kg. rechtstreeks voor gebruik wordt afgeleverd in de bereid- of verkoopplaats of door of vanwege den aangeslotene wordt rondgebracht. Dat stempelmerk zal mede hebben te bevatten een letter, aanwijzende het betrokken botercontrolestation en een nummer aanduidend den aangeslotene, wien het is veroorloofd daarvan gebruik te maken. Deze is verantwoordelijk voor de duidelijkheid van het in de boter afgedrukte merk. Een model van den te bezigen stempel moet ter goedkeuring worden aangeboden aan den Directeur-generaal van den Landbouw. § 8. De in deze beschikking bedoelde gemerkte papieren worden, op kosten van belanghebbenden, van Rijkswege verstrekt aan de besturen der onder Rijkstoezicht staande botercontrolestations, ten behoeve der bij hunne inrichting aangeslotenen. § 9. De op papier aangebrachte merken en bijbehoorende aanduidingen, bedoeld in de vorige paragrafen, zullen zijn gedrukt met blauwen inkt. § 10. Van het gebruik der Rijksmerken zal door de besturen der botercontrolestations en door de aangeslotenen aanteekening worden gehouden op de wijze, als door den Directeur-generaal van den Landbouw is goed te keuren of te bepalen. 's Gravenhage, 3 Juli 1905. De Minister voornoemd,
Door het ministerieel besluit van 17 Januari 1908Ga naar voetnoot(1), worden de voorwaarden bepaald, waaraan het inwikkelpapier moet voldoen: Door den Directeur-generaal van den Landbouw zal kunnen worden toegestaan, voor een door hem te bepalen termijn en op de na te melden voorwaarden, dat, bij verpakking van boter, afkomstig van aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrole- | |||||||||||||||||||||
[pagina 799]
| |||||||||||||||||||||
station, inwikkelpapier, voor alle hoeveelheden van 1 kg. of minder, het in § 1 der beschikking van 3 Juli 1905, voorgeschreven merk zal zijn gedrukt - van Rijkswege en op kosten van den belanghebbende - op dat wikkelpapier. In dat geval zal alleen het formaat A zijn te bezigen. De vorenbedoelde voorwaarden zijn de volgende:
Nevens dat gedrukte merk zullen, overeenkomstig door den Directeur-generaal van den Landbouw te geven voorschriften, eenige aanwijzingen worden aangebracht, noodig voor de uit te oefenen controle.
De wet van 11 juli 1908Ga naar voetnoot(1) werd uitgegeven tot aanvulling en wijziging van de wet van 9 Juli 1900, houdende bepalingen tot voorkoming van bedrog in den boterhandel; en door het koninklijk besluit van 13 Augustus 1908Ga naar voetnoot(2) werd de tekst der Boterwet, gelijk deze bij de wet van 11 Juli 1908 is aangevuld en gewijzigd, met vernummering der artikelen en met de daaruit voortvloeiende wijzigingen bij de aanhaling van artikelen, algegemeen bekend gemaakt; de tekst in zijn geheel werd bij het besluit gevoegd. In de Boterwet is het volgende van belang voor de botercontrole onder staatstoezicht:
(Art. 8.) In de bereidplaatsen voor boter en de met die plaatsen gemeenschap hebbende ruimten, benevens in die welke bij boterbereiders in gebruik zijn, mogen, behalve die waar, geen andere vetten aanwezig zijn dan die, gemeld op eene bij algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen en door den Minister in de Nederlandsche Staatscourant bekend te maken lijst. Ten aanzien van boerenbedrijven, waar uitsluitend melk van eigen koeien wordt verwerkt, zal, voor zooveel de betrokken landbouwers, naar het oordeel van den Minister, voldoen aan, in voorzegden algemeenen maatregel vast te stellen, voorwaarden ter wering van misbruik, aan de in het vorige lid bedoelde lijst uitbreiding worden gegeven. | |||||||||||||||||||||
[pagina 800]
| |||||||||||||||||||||
Bij beschikking van den Directeur-generaal van den Landbouw, van 6 November 1908Ga naar voetnoot(1), werden de voorschriften vastgesteld, betreffende het toezicht op het bedrukken en op de aflevering van wikkelpapieren:
1o) Ieder aangeslotene bij een der Botercontrolestations, die gebruik wenscht te maken van wikkelpapieren, heeft zijne desbetreffende aanvrage vergezeld van een model in zesvoud, door tusschenkomst van het bestuur van het betrokken station, te richten tot de Directie van den Landbouw. De besiissing op de aanvrage wordt zoodra mogelijk aan voornoemd bestuur medegedeeld. 2o. Het bedrukken met het Rijksbotermerk en het nummeren der wikkelpapieren geschieden bij de firma N. Miedema & Co, stoomdrukkerij te Leeuwarden, onder onmiddellijk toezicht van den Directeur van het Botercontrolestation aldaar en wel uitsluitend op diens schriftelijken last en volgens zijne aanwijzingen. 3o) De namen der aangeslotenen, aan wie vergunning tot het gebruik van wikkelpapieren is verleend, worden door voornoemde Directie ter kennis gebracht van den Rijkszuivelinspecteur en van den Directeur van het Rijkszuivelstation, onder bijvoeging respectievelijk van één exemplaar en van drie exemplaren van het goedgekeurde model. 4o) De Directeur van het Rijkszuivelstation zendt zoowel aan den Directeur van het Botercontrôlestation te Leeuwarden als aan de bovengenoemde firma een door hem gewaarmerkt model van elk wikkelpapier, ten aanzien waarvan eene vergunning is verleend als bedoeld sub 3o. 5o) Zij aan wie eene vergunning is verleend als bedoeld sub 3o betalen, door tusschenkomst van het bestuur van hun station, voor het bedrukken en nummeren f. 0.50 per 1000 stuks, mits de te behandelen wikkelpapieren door hen verstrekt worden aan strooken van 2 exemplaren naast elkander en op ieder daarvan datgene, wat daarop bereids van hunnentwege gedrukt is, zich zuiver in het midden bevinde. 6o) De wikkelpapieren worden voor iederen aangeslotene doorloopend genummerd en mogen uitsluitend gebruikt worden in de volgorde der nummering. 7o) De controle en de boekhouding, welke met betrekking tot de wikkelpapieren door den Directeur van het Botercontrolestation te Leeuwarden zoowel aan bedoeld station als in de drukkerij gevoerd | |||||||||||||||||||||
[pagina 801]
| |||||||||||||||||||||
worden, staan onder toezicht van den Rijkszuivelinspecteur en van den Directeur van het Rijkszuivelstation alsmede van hunne plaatsvervangers. 8o) Zij aan wie eene vergunning is verleend als bedoeld sub 3o, zenden de te behandelen wikkelpapieren rechtstreeks aan den Directeur van het Botercontrolestation te Leeuwarden. Zij geven hiervan tevens kennis aan het bestuur van hun station, met bijvoeging van een model in tweevoud onder vermelding van de gezonden hoeveelheid en de bestemming der wikkelpapieren voor binnen- of buitenlandsch gebruik, benevens met het verzoek de uitvoering der bestelling bij den Directeur voornoemd te willen bevorderen. 9o) Bij de doorzending der bestelling aan voornoemden Directeur voegt het bestuur van het betrokken station een model van het wikkelpapier met vermelding van den naam van den belanghebbende, van de verlangde hoeveelheid der te behandelen exemplaren en van hunne bestemming. Gelijktijdig wordt afschrift der bestelling gezonden aan den Rijkszuivelinspecteur en aan den Directeur van het Rijkszuivelstation. 10o) De Directeur van het Botercontrolestation te Leeuwarden bericht schriftelijk aan het betrokken station de ontvangst van iedere bestelling onder mededeeling, dat het met de bestelling overeenkomende aantal wikkelpapieren hem door den belanghebbende is toegezonden. Hij geeft aan de firma Miedema voornoemd schriftelijk last tot uitvoering der bij hem ingekomen bestelling en doet deze lastgeving vergezeld gaan van het benoodigde aantal wikkelpapieren. 11o) De firma Miedema levert wikkelpapieren, bijgedrukt en genummerd, eveneens tegen ontvangbewijs, wederom af aan den Directeur van het Botercontrolestation te Leeuwarden. Deze verzendt de wikkelpapieren rechtstreeks aan den belanghebbende, geeft van het tijdstip van aflevering kennis aan het bestuur van het betrokken station en bericht tevens de aflevering aan de beide meergemelde Rijksambtenaren, mede onder vermelding van de loopende nummers en van de verdere bijzonderheden. 12o) De belanghebbende bericht, onder bijvoeging van een onderteekend ontvangbewijs, de ontvangst van de behandelde wikkelpapieren aan voornoemden Directeur en stelt tevens het bestuur van het betrokken station daarvan in kennis. Bovenvermelde voorschriften zullen op 1 Januari 1909 in werking treden, met dien verstande, dat de op dien datum eventueel nog voorhanden zijnde wikkelpapieren, zooals deze thans in gebruik zijn, alsnog tot nadere aankondiging kunnen worden gebezigd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 802]
| |||||||||||||||||||||
Door het koninklijk besluit van 28 October 1909Ga naar voetnoot(1) wordt voor de uitvoering van zekere artikelen der Boterwet gezorgd. De grens voor het vetgehalte wordt bepaald op 80%. In de bereidsplaatsen voor boter en in de met die plaatsen gemeenschap hebbende ruimten worden alleen de volgende vetten toegelaten:
De invoer van boter in het vrije verkeer geschiedt alleen na aangifte ten invoer aan de kantoren der invoerrechten te Rotterdam, Amsterdam, Harlingen, Vlissingen, Nieweschans, Oldenzaal, Zevenaar, Venloo, Maastricht, Baarle-Nassau of Roosendaal.
Het koninklijk besluit van 17 December 1909Ga naar voetnoot(2) heeft bepaald dat de Boterwet in werking zou treden op 1 Januari 1910. Dezelfden dag (17 December 1909) verscheen een koninklijk besluitGa naar voetnoot(3), waardoor het toezicht over de bereid- en bewaarplaatsen van boter wordt ingericht. Dit bijzonder toezicht wordt uitgeoefend onder leiding van den Rijkszuivelinspecteur, door de Rijkszuivelvisiteurs, daarvoor door hem aan te wijzen. Deze zuivelvisiteurs nemen monsters van de melk, den room, de boter of andere stoffen, voorhanden in de aan hun toezicht onderworpen ruimten, en zenden die op naar het Rijkszuivelstation. Artikelen 8 en 9 van dit besluit zeggen:
Indien het hoofd of de bestuurder van het zuivelbedrijf den Rijkszuivelinspecteur, a) de toegangen aangeeft van de bereiden bewaarplaatsen, langs welke melk en andere voor het boterbedrijf benoodigde zaken worden aangevoerd, alsook de uitgangen dier plaatsen, langs welke de bereide boter wordt vervoerd; - b) opgave doet van de dagen en uren waarop in de bereid- en bewaar- | |||||||||||||||||||||
[pagina 803]
| |||||||||||||||||||||
plaatsen voor boter en margarine wordt gewerkt, dan zal, zoolang van geene andere gangen wordt gebruik gemaakt of niet op andere dagen of uren wordt gewerkt, bij de in het vorig artikel bedoelde bepaling van het aantal ambtenaren met de gedane aanduiding of opgave, zooveel doenlijk rekening worden gehouden. Blijkt den Rijkszuivelinspecteur, uit eene opgave van het hoofd of den bestuurder, dat slechts gedurende een gedeelte van den in het vorig artikel bedoelden werktijd wordt gearbeid in de bereid- en bewaarplaatsen voor boter, dan zullen, mocht het hoofd of de bestuurder dit wenschen, de tijden waarop het centrifugeeren, zuren, karnen, verpakken, verzenden, enz. van de boter plaats vinden, door dien ambtenaar, na overleg met het hoofd of den bestuurder, worden vastgesteld.
Door het ministerieel besluit van 23 December 1909Ga naar voetnoot(1) worden de voorwaarden voor het verzenden der boter vastgesteld. Moeten namelijk worden vermeld, de merken op de verpakking voorkomend, benevens het bruto-gewicht der partij en de naam van het land, alwaar de in te voeren boter of margarine bereid is. Het koninklijk besluit van 5 Januari 1912Ga naar voetnoot(2) bespreekt het verzenden en het terugzenden. Dit van 17 Juli 1912Ga naar voetnoot(3) houdt de voorschriften in, waaraan botercontrolestations hebben te voldoen om onder Rijkstoezicht te worden gesteld, en voorts deze betreffende het uitreiken en intrekken van merken, welke uitsluitend bestemd zijn om door of van wege aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrolestation te worden aangebracht op de door hen bereide of aangekochte boter of op de verpakking dier boter. De wetgeving over boter behoort tot de bevoegdheid van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel en van den Directeur-generaal van den Landbouw. Om onder Rijkstoezicht te worden gesteld, hebben de botercontrolestations te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen hun bij dit besluit opgelegd. (Art. 2.) De botercontrolestations in 't algemeen. - De botercontrolestations of de lichamen, door welke zij worden beheerd, moeten rechtspersoonlijkheid bezitten. (Art. 3) | |||||||||||||||||||||
[pagina 804]
| |||||||||||||||||||||
De stations kennen aan de ambtenaren, belast met het Rijkstoezicht, die bevoegdheden toe, welke noodig zijn voor de uitoefening van toezicht op de stations. (Art. 4.) De uitreiking van merken aan stations welke voldoen aan de voorschriften om te worden gesteld onder rijkstoezicht, geschiedt door of van wege den directeur-generaal. (Art. 5.) De kosten van vervaardiging en aflevering van merken zijn ten laste van de stations. (Art. 6.) Indien de stations niet of niet behoorlijk de hun bij dit besluit opgelegde verplichtingen nakomen, kunnen de uigereikte merken door den directeur-generaal worden ingetrokken. (Art. 7.) De statuten der stations. - De statuten der stations en alle wijzigingen en aanvullingen daarvan behoeven de goedkeuring van den Minister. (Art. 8.) Zij moeten de bepaling inhouden, dat de aangeslotenen moeten voldoen aan de voorschiften, door den Minister en de Centrale Commissie voor de botercontrolestations, vast te stellen. (Art. 9.) De aangeslotenen bij een station. - De vereischten waaraan personen moeten voldoen om te kunnen worden aangesloten bij een station, worden door den Minister, de Centrale Commissie gehoord, vastgesteld (Art. 10.) Een besluit van een station tot het aansluiten van een persoon moet binnen drie maal 24 uren, nadat het is genomen, door het bestuur medegedeeld worden aan de Centrale Commissie. (Art. 11.) Dit besluit kan door de Centrale Commissie bij een met redenen omkleed besluit worden vernietigd, binnen drie weken nadat het is genomen. (Art. 12.) Genoemd besluit treedt, indien het niet binnen dezen tijd is vernietigd, in werking op de 30en dag, nadat het is genomen, of zoodra de Centrale Commissie heeft verklaard, dat voor vernietiging geen redenen bestaan. (Art. 13.) De stations geven aan den directeur-generaal kennis van de namen der aangeslotenen. (Art 14.) Indien een aangeslotene ophoudt te voldoen aan de vereischten, wordt hij door het station geschrapt. (Art. 15.) De stations geven aan den Directeur-generaal en de Centrale Commissie kennis van de namen der vrijwillig uitgetreden, geschorste en geschrapte personen, in de laatste gevallen met opgaaf van de reden van schorsing of schrapping. (Art. 16.) Bestuur der stations. - De vereischten waaraan bestuursleden, commissarissen en directeuren van stations moeten voldoen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 805]
| |||||||||||||||||||||
worden door den Minister, de Centrale Commissie gehoord, vastgesteld. (Art. 17.) De stations geven aan den Directeur-generaal en aan de Centrale Commissie kennis van de benoemingen hunner bestuursleden en commissarissen. (Art. 18.) De benoemingen van directeuren van stations zijn onderworpen aan de goedkeuring van den Directeur-generaal. (Art. 19.) Werkzaamheden der Stations. - De uitreiking van merken aan de aangeslotenen geschiedt door het betrokken station. (Art. 20.) Indien een aangeslotene vrijwillig uittreedt of geschorst of geschrapt wordt, worden de merken welke zich in zijn bezit bevinden, door het station ingetrokken. (Art. 21.) Indien de Centrale Commissie intrekking der merken welke zich in bezit van een aangeslotene bevinden, noodig oordeelt en het station weigerachtig of nalatig is daaraan gevolg te geven, geschiedt de intrekking door of vanwege den Directeur-generaal. In spoedeischende gevallen geschiedt de intrekking der merken, welke zich in het bezit van een aangeslotene bevinden, rechtstreeks door of vanwege den Directeur-generaal, die van de intrekking terstond kennis geeft aan de Centrale Commissie. (Art. 22.) Indien een aangeslotene niet voldoet aan de door den Minister vast te stellen voorschriften, wordt hem door het station de door den Minister, de Centrale Commissie gehoord, te bepalen straf opgelegd. (Art. 23.) Het bemonsteren van boter en het onderzoek der monsters geschieden volgens voorschriften, door den Directeur-generaal, de Centrale Commissie gehoord, vast te stellen. (Art. 24.) Aan de goedkeuring van den Directeur-generaal zijn onderworpen alle mededeelingen van de stations, welke voor openbaarmaking bestemd zijn. (Art. 25.) De stations brengen jaarlijks vóór 1 Mei aan den Directeurgeneraal een beredeneerd verslag uit, over hunne werkzaamheden gedurende het afgeloopen kalenderjaar. (Art. 26.) De Centrale Commissie. - De Centrale Commissie voor de botercontrolestations is samengesteld uit een vertegenwoordiger van ieder station en ten hoogste vijf daaraan door den Minister toegevoegde leden. (Art. 27.) In de vergaderingen van de Centrale Commissie hebben de door den Minister toegevoegde leden eene raadgevende stem. (Art. 28.) | |||||||||||||||||||||
[pagina 806]
| |||||||||||||||||||||
Hetgeen verder op de Centrale Commissie betrekking heeft, wordt door den Minister geregeld. Het huishoudelijk reglement voor de Centrale Commissie voor de botercontrolestations verscheen in de Nederlandsche Staatscourant van 29 Januari 1913 en bedraagt 17 artikelenGa naar voetnoot(1), die voor ons onderwerp geen bijzonder belang opleveren. | |||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 807]
| |||||||||||||||||||||
De eerlijke voortbrengers hadden daardoor groote schade op de internationale markt te lijden. Zij namen echter hun toevlucht tot de vereeniging; de tot stand gekomen zuivelbonden vereenigden zich dan in 1900 tot een Algemeene Nederlandsche Zuivelbond, terwijl zij een zeker aantal botercontrolestations inrichtten, namelijk te Leiden (sedert 1907 naar den Haag verplaatst), voor Zuid-Holland; te Deventer, voor Gelderland-Overijssel; te Assen, voor Drenthe; te Leeuwarden, voor Friesland; te Groningen, voor de provincie Groningen; te Eindhoven, voor Noord-Brabant; te Maastricht, voor Limburg, en te Middelburg, voor Zeeland. Uit de werkzaamheden van deze stations bleek weldra dat de analyse-waarden van de zuivere Nederlandsche boter groote wijzigingen konden ondergaan: die werkzaamheden waren zoo ernstig en zoo goed wetenschappelijk ingericht, de echtheid van de in den handel gebrachte gecontroleerde boter was zoo goed verzekerd, dat de Nederlandsche Regeering besloot aan de produkten van de Zuivelbonden een officiëel merk te verleenen, en te gelijkertijd, met de ambtenaren der controlestations, ook met staatsambtenaren over het boterbedrijf toezicht te houden. Deze staatsambtenaren zijn: een Rijkszuivelinspecteur en een adjunct-rijkszuivelinspecteur met Utrecht als standplaats, waar tevens een rijkszuivelvisiteur is geplaatst. De andere visiteurs zijn gevestigd op de volgende plaatsen: Leeuwarden, Groningen, Zwolle, Amsterdam (2 visiteurs), den Haag (ook 2), Arnhem, Rotterdam (7 visiteurs), Dordrecht, 's Hertogenbosch, Oosterhout, Breda, Middelburg, Venlo en Sittard. In 1911 was de begrooting voor den zuivelinspectiedienst 48 089,20 gulden, dit is 100.987,32 frank. In een vlugschrift medegedeeld door de botercontrolestations, wordt het stelsel der Nederlandsche botercontrole duidelijk uiteengezet: Doel. - De Nederlandsche Botercontrole waarborgt de echtheid van de gecontroleerde boter en tevens, dat het watergehalte in deze boter 16% niet te boven gaat. Grondslagen. - De grondslagen voor de Nederlandsche Botercontrole zijn de volgende: 1o) De deelname aan de Botercontrole is eene vrijwillige; de Botercontrole gaat uit van vereenigingen van belanghebbenden, die daartoe botercontrolestations hebben opgericht. Echter kunnen | |||||||||||||||||||||
[pagina 808]
| |||||||||||||||||||||
slechts zij aangesloten worden, die te goeder naam en faam bekend staan, en noch rechtstreeks noch zijdelings betrokken zijn bij de bereiding van of bij den handel in margarine of andere vetten, welke kunnen dienen tot de vervalsching van boter. 2o) De controle berust niet op het onderzoek van ieder stuk boter, doch op het feit dat alle boter, binnen niet te langen tijd - mits in een zelfde bedrijf bereid - dezelfde samenstelling heeft en dat de samenstelling van boter, afkomstig uit een en hetzelfde bedrijf, in den loop van het jaar schommelt binnen bepaalde grenzen, welke voor elk bedrijf vooraf kunnen worden vastgesteld. Werkwijze. - De Nederlandsche Botercontrole is eene bedrijfscontrole. Zij werkt als volgt:
Bewijs van echtheid. - Niettegenstaande de zeer wisselende samenstelling van echte Nederlandsche boter, kan derhalve het betrokken botercontrolestation, uit de beschikbare gegevens, de chemische samenstelling van de rijksmerkboter van elk vat opgeven, waar en wanneer deze ook in het Binnenland of Buitenland wordt aangetroffen, indien slechts het loopende nummer en de letters van het op die boter aanwezige rijksmerk worden medegedeeld. Uit de voldoende overeenstemming toch van de gegeven analyse-cijfers met die van de onderzochte boter, volgt de echtheid der boter. Rijkstoezicht. - De Nederlandsche Regeering heeft sedert 1904 aan de Botercontrolestations het recht verleend het hiervoor genoemde Rijksbotermerk te voeren. Zij heeft aan de Botercontrolestations en aan de daarbij aangeslotenen nauwkeurig omschreven voorwaarden en eischen gesteld en ziet door hare ambtenaren toe op de stipte naleving van deze voorwaarden; aldus staan de Botercontrolestations onder Rijkstoezicht en genieten zij steun van de Regeering.
De onder controle staande melkerijen houden zeer nauwkeurig daartoe geschikte boeken, waarin wordt aangeteekend al wat het bedrijf aangaat, zoowel wat het bereiden, als wat het verkoopen, het aankoopen en het verzenden betreft; nota wordt | |||||||||||||||||||||
[pagina 809]
| |||||||||||||||||||||
gehouden van de hoeveelheden en van de merken en nummers van de staatscontrole. Regelmatig worden de boeken door den controleur van het station nagezien: na zijn bezoek maakt deze een verslag op, dat aan het station wordt gezonden; in dat verslag wordt melding gemaakt van het volgende: naam van het bedrijf; - datum en uren van controle; - bestonden er in de melkerij grondstoffen die tot de vervalsching dienen konden; - was de controleur in de gelegenheid zonder verwijl in de melkerij te dringen; - was de boter reeds bereid en gewogen; waren de controleboeken in orde; - opgaven a) van de bereide boter van de voorgaande controle tot dezen dag, plus de voorraad op den laatsten controledag, b) van de hoeveelheid boter verkocht sedert de voorgaande controle tot dezen dag, c) van de hoeveelheid boter op dezen dag (voorraad); - kwam de opgave van het controleboek overeen met deze van de boeken van de melkerij? - was de echte voorraad dezelfde als de verklaarde?; - waren de officiëele merken in goeden staat?; - getal van de merken der vijf formaten; - was het gedrukte op de merken in goeden staat; - was er gevolg gegeven op de opmerkingen bij de laatste controle gedaan?; - hoeveelheid melk op den controledag; - hoeveelheid boter op dien dag bereid; - opgave van het laatste gemiddeld vetgehalte in de melk, volgens de boeken van de melkerij; - datum van de laatste controle; - opmerkingen.
Benoemd verslag wordt geteekend, én door den controleur én door den eigenaar of den bestuurder van het bedrijf. De waarborgmerken worden afgeleverd door het Rijkszuivelstation van Leiden, waar men nota houdt van de genummerde boekjes die aan de controlestations worden overhandigd; de stations doen hetzelfde tegenover hunne leden, die de ontvangst daarvan berichten. Het papier, dat zeer dun is en tevens ook overlangs doorboord, eenmaal het op boter is aangeplakt geweest, kan niet meer, zonder beschadiging, afgetrokken worden. De bondsleden zijn verplicht die merken zeer zorgvuldig op de boter te brengen en nota te houden van de nummers der merken, van den datum van aanplakken, en van de personen of firma's aan wie de boter is verkocht.
Ten einde na te gaan of boter van een onder controle geplaatste melkerij, werkelijk zuiver is, gaat men als volgt te werk: De boter der gecontroleerde melkerijen wordt verscheidene malen in de maand, door het stationslaboratorium onderzocht; | |||||||||||||||||||||
[pagina 810]
| |||||||||||||||||||||
op deze wijze wordt de scheikundige samenstelling van de boter gekend, voor iedere melkerij en voor ieder jaargetijde. De controlestations deelen de resultaten van hun onderzoek mede aan den bestuurder van het Rijkszuivelstation te Leiden, waardoor deze laatste inrichting over de samenstelling van al de Nederlandsche gecontroleerde boters wordt ingelicht. Van ieder stuk boter dat de grens oversteekt, en het officiëel genummerd staatsmerk draagt, kan men gemakkelijk den oorsprong terugvinden. De scheikundige samenstelling, namelijk het getal van Reichert-Meissl en het lichtbrekingsgetal, van dit stuk boter, moet overeenstemmen met de cijfers die door de stations werden gevonden, en die door het Rijkszuivelstation worden medegedeeld. In de hoogervermelde mededeeling van BonnGa naar voetnoot(1) wordt daarover een duidelijk voorbeeld aangegeven: op de markt treft een toeziener een ton boter aan, met het merk 315; de boter zelf, op het Nederlandsche staatsmerk, draagt F-Eb 20501. Door cijfer 315 kent hij (de Nederlandsche toeziener is in het bezit van een boekje met de volledige lijst der onder controle geplaatste melkerijen) den naam van de melkerij; F beteekent dat de boter van Friesland komt; Eb wijst het formaat van het merkspapier, en wel van het merkspapier voor boterstukken van 38 kg. en meer. De boeken van het controlestation Friesland vermelden dat het merkenboekje met merk Eb 20561 op 10 Mei 1905 aan het bondslid werd afgeleverd; door de boeken der melkerij weet men dat het merk Eb 20561 op 3 Juni 1905 op de boter werd geplaatst. De boter van de melkerij werd op het controlestation onderzocht op 17 Mei en op 5 Juni 1905, en de volgende waarden waren:
De waarden van het onderzoek van genoemde marktboter, indien de boter niet vervalscht werd, moeten dus met de bovenstaande overeenstemmen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 811]
| |||||||||||||||||||||
De resultaten van de botercontrole onder staatstoezicht zijn merkwaardig: thans wordt gecontroleerde Nederlandsche boter als zuiver aanzien; met het oog op den strijd tegen vervalsching, wordt in de Congressen de Nederlandsche controle als model genoemd en in de meeste landen aanbevolen; wat den handel betreft, kan gezeid worden dat de Nederlandsche boter hoog wordt gewaardeerd, zoodanig dat op de internationale markt haar prijs is gestegen; daardoor verhoogen de winsten der gecontroleerde bedrijven. In 1912 waren bij de botercontrolestations 858 boterbereiders en handelaars aangesloten, waaronder 41 boerenbedrijven, 55 handelaars en 762 fabriekenGa naar voetnoot(1). In 1912 was de melkproductie ongeveer 3200 millioen kilogr., waaruit 67.197.800 kilogr. boter werden verkregen; daarvan werden 46 millioen kilogr.Ga naar voetnoot(2) gecontroleerd. De uitgevoerde boter bedroeg ongeveer 39 millioen kilogr.Ga naar voetnoot(3), bijna alle gecontroleerd. Naar hetgeen ik zelf vernomen heb, wordt de prijs van de Nederlandsche controleboter op de markt met 0,20 fr. verhoogd, hetgeen dus eene verhooging uitmaakt van 0,20 × 46.000.000 = 9.200.00 frank. Als men van deze som aftrekt de kosten der controlestations die in 1912, 76.600 gulden, dus 160.860 frank bedroegen, dan komt men tot een zuivere winstverhooging van 9.200.000 - 160.860 = 9.039.140 frank; deze mooie supplementaire som wordt in één jaar uitsluitend door de aangeslotenen bij de boterstations, gewonnen. Aldus levert hier Nederland dit prachtig bewijs op dat men zonder bedrog tot hooger inkomen kan geraken, en verheft dit land het peil van de handelseerlijkheid. Aan de vereenigde Nederlandsche boterbedrijven, aan de controlestations, aan Dr. A.J. Swaving, de ziel van de botercontrole onder Staatstoezicht, en aan zijne medewerkers, komt de eer toe dezen grootschen vredelievenden strijd tegen vervalsching te hebben geleid! | |||||||||||||||||||||
[pagina 812]
| |||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 813]
| |||||||||||||||||||||
Twee ministerieele besluiten van 19 Juli 1913 stellen vast, het eersteGa naar voetnoot(1) de bepalingen betreffende het merken van kaas afkomstig van aangeslotenen bij een kaascontrolestation hetwelk zich onder Rijkstoezicht heeft gesteld; het tweedeGa naar voetnoot(2) de bepalingen betreffende het merk zelf voor volvette kaas.
Het eerste besluit houdt de volgende artikels in:
I. - De controlestations voor volvette kaas, welke onder Rijkstoezicht wenschen te worden gesteld, 1) Mogen als aangeslotenen slechts aannemen personen en rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen, die te goeder naam en faam bekend staan; 2) Moeten waarborgen dat de kaas, door de aangeslotenen bij de stations vervaardigd, is bereid uit volle koemelk zonder eenige toevoeging van vreemde vetten; dat die kaas in de droge stof een minimum-vetgehalte van 45% bezit en dat het watergehalte er van binnen normale grenzen blijft.
II. - De controlestations voornoemd moeten aan hunne aangeslotenen de volgende verplichtingen opleggen: 1) De aangeslotenen mogen niet betrokken zijn bij de fabricage of den handel in margarine (margarine in den zin der Boterwet), of andere, hetzij op zich zelf, hetzij in vereeniging met andere stoffen, voor de consumtie geschikte vetten of oliën, die kunnen strekken tot vervalsching van kaas. 2) Zij zullen de vorenbedoelde vetten of oliën niet mogen vervoeren, doen vervoeren, in- of uitvoeren; zij zullen die niet voorhanden mogen hebben in hunne bereidplaatsen, zouterijen, kelders, bewaarplaatsen en alle met hun bedrijf in verband staande ruimten en lokalen, in hoeveelheden grooter dan voor huiselijk gebruik noodig kan worden geacht. 3) Zij mogen slechts kaas bereiden waarin geen andere bestanddeelen voorkomen dan die, welke van melk afkomstig zijn, behoudens kleursel, stremsel, zout, salpeter en kruiderijen. 4) Zij zijn gehouden tot nakoming der bijzondere voorschriften, welke met het oog op de voor een station geldende garantieën, door den Directeur-Generaal van den Landbouw zijn gegeven. 5) Zij zullen alle door hen bereide kazen moeten voorzien van een Rijkskaasmerk overeenkomstig de daartoe door den Directeur-Generaal van den Landbouw te geven aanwijzingen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 814]
| |||||||||||||||||||||
6) Zij zijn gehouden de hun verstrekte Rijksmerken uitsluitend te gebruiken voor de in hun bedrijf bereide kaas, terwijl zij hebben zorg te dragen dat deze merken niet door anderen kunnen worden gebruikt. 7) Zij mogen geen kaas bereiden, koopen noch verkoopen dan voorzien van een van Rijkswege verstrekt kaasmerk; voor alle kaas, die in strijd met dit voorschrift mocht zijn gekocht of verkocht, gelden mede de verbodsbepalingen ten aanzien der vetten en oliën bedoeld sub 2. 8) Zij zullen omtrent hun bedrijf en het gebruik der hun verstrekte Rijkskaasmerken nauwkeurig aanteekening houden, overeenkomstig de door den Directeur-Generaal van den Landbouw voor elk station nader te geven voorschriften. 9) Zij zullen zich bij contract verplichten tot onmiddellijke teruggave van de aan hen te verstrekken Rijkskaasmerken, voor zoover deze nog niet overeenkomstig de gegeven voorschriften zijn verbruikt en voorts toelaten, dat deze merken onmiddellijk worden medegenomen, wanneer zulks door de ambtenaren, die met het Rijkstoezicht zijn belast, noodzakelijk wordt geacht. 10) Zij zullen de sub 2 bedoelde plaatsen te allen tijde en zonder eenig voorbehoud toegankelijk stellen voor de personen, welke met het Rijkstoezicht zijn belast. 11) Zij zullen aan de ambtenaren, welke met het Rijkstoezicht zijn belast bevoegdheid toekennen om kosteloos de voor de controle benoodigde monsters te nemen en de aanteekeningen, bedoeld in sub 8 in te zien.
III. - De controlestations voornoemd moeten de aangeslotenen als zoodanig: 1) Schrappen bij overtreding van de sub II, onder 1, 2, 3, 6 en 10 gegeven voorschriften en bij gebleken opzettelijke overtreding van het bepaalde sub II onder 4 en 7. 2) Schorsen of hun eene voldoend hooge boete opleggen bij overtreding der overige sub II vermelde voorschriften. Zij moeten voorts de schrapping en schorsing gepaard doen gaan met intrekking van de van Rijkswege verstrekte merken.
IV. - De controlestations voornoemd moeten in hunne statuten de bepaling opnemen: 1) Dat er zal zijn een raad van beroep. 2) Dat op de bestuurleden, de leden van den raad van beroep en den directeur toepasselijk zijn de sub II, onder 1 en 2, vermelde voorschriften. | |||||||||||||||||||||
[pagina 815]
| |||||||||||||||||||||
3) Dat in het bestuur van het station de aangeslotenen niet de meerderheid mogen uitmaken en dat de voorzitter geen aangeslotene mag zijn. 4) Dat de leden van den raad van beroep geen aangeslotenen bij het station mogen wezen.
Door het 2e besluitGa naar voetnoot(1) heeft de Minister goedgevonden vast te stellen: 1) Een merk voor volvette kaas, bestaande uit een met blauwen inkt op een doorzichtig plaatje kaasstof aangebrachten stempelafdruk van het Nederlandsche wapen, waaronder het woord ‘volvet’ en de aanwijzing ‘45%’, terwijl als randschrift, in hoofdletters zijn geplaatst de woorden ‘Nederlandsche kaascontrole onder Rijkstoezicht’ en waarvan vorm en afmetingen overeenkomen met die van onderstaande figuur. 2) Dat op dit merk, overeenkomstig de door den Directeur-Generaal van den Landbouw te geven voorschriften, tusschen het Nederlandsche wapen en het woord ‘volvet’ eenige cijfer- en letterteekens in blauwen inkt kunnen worden aangebracht voor het uitoefenen van controle. 3) Dat dit merk van Rijkswege op kosten van belanghebbenden zal worden vervaardigd en onder nader door den Directeur-Generaal van den Landbouw te stellen voorwaarden worden verstrekt aan de besturen der onder Rijkstoezicht staande controlestations voor volvette kaas ten behoeve van de bij hunne inrichting aangeslotenen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 816]
| |||||||||||||||||||||
4) Dat door of vanwege deze aangeslotenen geen ander dan dit van Rijkswege verstrekte merk mag worden gebruikt en dat alle door hen te bereiden kazen van dit merk moeten worden voorzien. 5) Dat dit merk bij de bereiding van de kaas op deze moet worden aangebracht overeenkomstig de door den Directeur-Generaal van den Landbouw te geven aanwijzingen. 6) Dat van het gebruik van dit merk door de besturen der kaascontrolestations en door de daarbij aangeslotenen aanteekeningen zullen worden gehouden op de wijze als door den Directeur-Generaal van den Landbouw is goed te keuren of te bepalen.
Op 19 Augustus 1913 werd door den Directeur-Generaal een besluitGa naar voetnoot(1) genomen inhoudende de volgende voorschriften:
A. - Voorschriften voor het aanbrengen van letter- en cijferteekens in het Rijksmerk voor volvette kaas. In het merk wordt tusschen het Nederlandsche wapen en het woord volvet ter linkerzijde een letterteeken aangebracht, aanwijzende het kaascontrolestation waaraan het betrokken merk is verstrekt; naast die letterteekens wordt een volgnummer en worden, zoo noodig, serieletterteekens geplaatst.
B. - Aanwijzingen voor het aanbrengen van het merk op de kaas bij de bereiding daarvan. De merkplaatjes worden zoolang in warm water of in warme wei geweekt, totdat zij volkomen buigzaam zijn geworden, en op de kaas gelegd, zoodra de korst gesloten is. Hierna wordt de doek wederom over de kaas geslagen en deze verder als gewoonlijk behandeld.
C. - De besturen van onder Rijkstoezicht staande controlestations voor volvette kaas zijn gehouden: 1) De voor de aangeslotenen bij het station benoodigde merken tijdig schriftelijk aan te vragen bij het Rijkszuivelstation te Leiden. 2) De hun van Rijkswege verstrekte merken op voldoende wijze en onder hunne verantwoordelijkheid te bewaren en toe te laten, dat door het Rijkstoezicht daarop controle wordt uitgeoefend. 3) Zorg te dragen, dat de door hen ontvangen Rijkskaasmerken nauwkeurig worden aangeteekend in een register, ingericht volgens de bijgevoegde modellen A1 en A2. 4) Aan de aangeslotenen, mits deze aan de hun gestelde voorschriften voldoen, op hunne aanvrage de door hen benoodigde Rijkskaasmerken te verstrekken tegen ontvangbewijs. | |||||||||||||||||||||
[pagina 817]
| |||||||||||||||||||||
5) Melding te maken van die verstrekte merken in het sub 3 genoemde register. 6) De kosten der door hen ontvangen merken aan het Rijk te voldoen uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst daarvan. 7) Toe te laten dat de merken, voor zooverre zij niet zijn gebruikt voor het doel, waarvoor zij zijn verstrekt, te allen tijde op last van den Directeur-Generaal van den Landbouw worden teruggenomen, al zijn de kosten daarvan reeds voldaan.
D. - De aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand controlestation voor volvette kaas zijn gehouden tot nakoming, ten genoegen van het toezicht, van de volgende voorschriften: 1) Zij zullen alle melk, behoudens die welke bestemd is voor huishoudelijk gebruik, voor de veefokkerij of voor onmiddellijke aflevering als zoodanig, dadelijk na het melken verkazen en bij afwijking van dit voorschrift daarvan vóóraf minstens 3 maal 24 uren schriftelijk kennis geven aan den directeur van het station - tenzij overmacht wordt bewezen - en zich bovendien onderwerpen aan voor zooveel noodig deswege te geven bijzondere voorschriften. 2) Zij zullen tusschen de kaastijden geen volle melk, geen melkroom noch afgeroomde melk voorhanden hebben en, in geval er alleen 's morgens gekaasd wordt, tusschen de kaastijden geen afgeschepten melkroom noch afgeroomde melk voorhanden hebben en bovendien tusschen den kaastijd en den avondmelktijd geen volle melk, tenzij de aanwezigheid daarvan in alle bovengenoemde gevallen op voldoende wijze kan worden gerechtvaardigd. 3) Zij zullen zorg dragen, dat het vetgehalte in de wei binnen normale grenzen blijft. 4) Zij zullen op nauwkeurige wijze dagelijks aanteekening houden van: a] de hoeveelheden verkaasde melk, morgen- en avondmelk afzonderlijk (in liters); b] het aantal en de nummers der verbruikte melken; c] de hoeveelheden gemaakte weiboter (in kilo's); d] het aantal en het gewicht der afgeleverde kaas per partij; e] naam en adres van hen aan wie de verschillende partijen geleverd zijn. Voor deze aanteekeningen worden door het kaascontrolestation lijsten verstrekt, ingericht volgens de bijgevoegde modellen B1 en B2. Op deze lijsten zal onder de rubriek ‘opmerkingen’ aanteekening worden gehouden betreffende: 1) De hoeveelheden bijgekochte melk of kaas; in het laatste geval onder vermelding der daarop voorkomende merken. 2) Het aantal koeien. | |||||||||||||||||||||
[pagina 818]
| |||||||||||||||||||||
IV.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 819]
| |||||||||||||||||||||
Kaascontrolestation Zuid-Holland namelijk, wordt het volgende vlugschrift aan de belanghebbenden medegedeeld: | |||||||||||||||||||||
Voorschrift voor het gebruik der merkplaatjes.De merkplaatjes worden gedurende 10-15 minuten geweekt in warm water met een temperatuur tusschen 40-45° Celsius (100-110 Fahrenheit). Zijn de merkplaatjes gedurende dezen tijd opgeweekt, dan worden zij op de kaas gelegd. zoo vroeg mogelijk, doch niet vóór de korst geheel gesloten is. Hierna wordt de doek weer over de kaas geslagen en de kaas als gewoonlijk verder behandeld. De plaatjes moeten na het opweeken volkomen buigzaam zijn. Indien de merkplaatjes samengeschrompeld of kleverig uit het warme water mochten komen, is dit een teeken, dat het water te warm geweest is. Verzoeke vooral op de temperatuur van het water te letten. Gaarne ontvang ik direkt bericht, als U iets bijzonders bij het aanbrengen der plaaties of later bij de kaas meent te ontdekken.
De Directeur van het Kaascontrolestation Zuid-Holland,
De voorwaarden door de Regeering voorgeschreven voor de controle worden stipt nageleefd, en het toezicht wordt uitgeoefend niet alleen door het streng onderzoek der kaasfabrieken, doch ook door scheikundige proefnemingen. Door het minimum van het vetgehalte van 45% in de droge stof, wordt de verzekering verkregen dat de kaas met volle melk is bereid geweest; het aannemen van dit minimumgehalte steunt op de proeven gedurende verscheidene jaren gedaan en waardoor bewezen werd, dat normaal bereide kaas altijd ten minste 45% vet in het droog gewicht inhouden kan; zelfs houdt de droge stof van de in Nederland bereiden kaas gewoonlijk tusschen 49 en 50% vet, om slechts bij uitzondering beneden 46% te zinken. Er werd vastgesteld dat het vetgehalte van de kaas meer van de verhouding tusschen vet- en caseïnegehalten in de melk, als van het vetgehalte zelf afhangt. Uit vetarme en vetrijke, doch | |||||||||||||||||||||
[pagina 820]
| |||||||||||||||||||||
niet afgeroomde melk, kan kaas verkregen worden inhoudende nagenoeg hetzelfde vetgehalte; volle melk met 2.51% vet, en volle melk met 4,18% vet b.v. gaven kaas met 49,6%, 49,1% vet in de droge stof, terwijl de wei 0,27% en 0,35% inhield. Het caseïnegehalte van de melk gaat met het vetgehalte op en neer, en de schommelingen in de onderlinge verhouding tusschen beide stoffen zijn niet zeer groot, op zulke wijze dat er dus voor kaas uit vetarme volle melk geen vrees moet bestaan dat het vetgehalte in de droge stof beneden het minimum van 45% zal dalen. Vindt men dus kaas uit volle melk met minder vet als 45% van de droge stof, dan moet dit uitsluitend aan een slechte bereiding toegeschreven worden. De kaaswei houdt normaal een klein vetgehalte, tusschen 0,3 en 0,6% in; worden fouten begaan in de bereiding, b.v. wordt ondoelmatig geroerd of wordt het gestremde te veel gewrongen, dan bereikt het vetgehalte van de wei tot 1,0-1.5%. Als gevolg van de nieuwe Kaaswet heeft men reeds kunnen vaststellen, dat de kaasbereiding veel verbeterd is, en dat mindere gehalten als 45% reeds uitzonderingen kunnen genoemd worden. Eindelijk moet nog medegedeeld worden dat in gevallen van anormale melksamenstelling, b.v. als het vee ernstig ziek is of als het weder zeer ongunstig is, het vetgehalte in de kaas nooit vermindert, doch wel verhoogt, ja zelfs tot 60% en meer.
Het in werking brengen van de Kaaswet geschiedde dus niet blindelings; de voorwaarden van de kaasbereiding vóór het invoeren waren op volkomene wijze bestudeerd. Het verkregen resultaat is eene vermindering van de vervalsching van volvette kaas, door het initiatief der voortbrengers en door de bescherming van den Staat; verder ook eene verhooging van de waarde van dit voor Nederland zoo belangrijk produkt, hetgeen een nieuwe bron uitmaakt van inkomsten voor de Nederlandsche kaasfakricatieGa naar voetnoot(1), en een groot voordeel voor de Nederlandsche kaas in de internationale concurrentie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 821]
| |||||||||||||||||||||
V.
|
Jaar | Getal merken |
---|---|
1904 | 3.416.800 |
1905 | 6.377.000 |
1906 | 7.737.700 |
1907 | 7.641.000 |
1908 | 7.157.500 |
1909 | 8.346.500 |
1910 | 7.650.000 |
1911 | 7.452.500 |
1912 | 7.800.000 |
De merken op een daartoe bijzonder vervaardigd papier worden in boekjes van honderd stukken vereenigd, voorzien van den tekst, van letters en van doorloopende nummers; zij worden aan het station langs rechte lijnen doorboord, op zulke wijze dat zij slechts eenmaal kunnen gebruikt worden. Daar de uitslagen van het onderzoek in de botercontrolestations aan het Rijksstation worden medegedeeld, zoo is dit Rijksstation in het bezit van de scheikundige waarden van ieder der met de merken voorziene boterstukken, en is dus, zooals boven werd gezeid, in de gelegenheid die waarden dadelijk te kunnen mededeelen.
Het wetenschappelijk toezicht bestaat uit:
1o) | Eene controle op de toestellen en de chemicaliën, welke in de laboratoria der botercontrolestations gebruikt worden; |
2o) | Eene controle op de wijze van uitvoering der voor het onderzoek der boter voorgeschreven methoden; |
3o) | Eene controle op de bij het onderzoek der botermonsters verkregen resultaten. |
Dit toezicht heeft stellig voor gevolg gehad dat al de boterstations op dezelfde wijze werken, en dat de waarden van het verzadigingscijfer aan vluchtige vetzuren bepaald volgens Leffman-Beam, en van het lichtbrekingsgetal volgens Zeiss-Abbe, gemakkelijk onderling kunnen vergeleken worden.
In het Rijkszuivelstation te Leiden was ik in de gelegenheid, het nieuw extraheeringstelsel met de zoogenoemde perforators van Smetham in werking te zien; voor zooverre ik weet, zijn die in andere Europeesche landen nog niet in gebruik.
Dit extraheerstelsel, ingevoerd en gewijzigd door Dr. A. Lam en Dr. H.E.T. van SillevoldtGa naar voetnoot(1), is buitengewoon een-
voudig en zal zonder twijfel de Nederlandsche grenzen overschrijden en internationaal wordenGa naar voetnoot(1).
Op dit stelsel berust ook de methode voorgesteld tot het doseeren van het vet in de kaas door Dr. A.J. Swaving, als Secretaris van de Studiecommissie van de Internationale Zuivelvereeniging, tot het vereenzelvigen der onderzoeksmethoden van de kaasGa naar voetnoot(2). Ook werd deze methode aangeprezen bij de Internationale Commissie tot vereenzelvigen der onderzoeksmethoden voor levensmiddelenGa naar voetnoot(3).
Een zeer praktische nieuwe methode tot het doseeren van de niet-boter wordt door Dr. H.E.T. van Sillevoldt in zijn laboratorium toegepast; deze methode die mij door hem werd uiteengezet zal binnenkort, hoop ik wel, worden gepubliceerd.
De 2e aflevering van Codex Alimentarius voor NederlandGa naar voetnoot(4), waaraan Dr. A.J. Swaving. Dr. H.E.T. van Sillevoldt en Dr. H. Van Gulik onder meer hebben medegewerkt, houdt een statistisch overzicht in van de betrekking tusschen het getal der oplosbare vluchtige vetzuren en het lichtbrekingsgetal, ontleend aan het onderzoek van 116.485 monsters gecontroleerde boter, gerangschikt in het Rijkszuivelstation te Leiden.
Op 1 Januari 1913 beschikte het Rijkszuivelstation over de waarde van meer dan 200.000 monsters echte Nederlandsche boter!
Naar mijne meening werd een stelselmatig onderzoek nooit met zulke zorg en op zulke stelselmatig wetenschappelijke wijze ingericht. Dank zij de leden van het Rijkszuivelstation en van de controlestations, beschikken én de Nederlandsche regeering, én de Nederlandsche handel, én de internationale wetenschap, over een belangrijke materiaal voor den strijd tegen vervalsching.
VI.
Het veredelen van het landbouwersvak.
Een wetenschappelijke litteratuur, het werk van ervaren en geleerde schrijvers, oefent op de ontwikkeling van den landbouw een buitengewoon gunstigen invloed uit. Deze invloed die zich niet alleen op materiëel, doch ook op zedelijk gebied laat gevoelen, brengt eene vermeerdering van het eerlijkheidsgevoel teweeg en geeft, als regelmatig gevolg, aanleiding tot eene vermindering van de vervalsching. Dit kwam mij in den geest, bij het zien op de landbouwtentoonstelling van 's Gravenhage-Scheveningen in September 1913Ga naar voetnoot(1), van de opschriften op de wanden der gebouwen, vooral in het gebouw der afdeeling Staatszorg voor den Landbouw.
Gelukkig kwam het bestuur van de tentoonstelling tot de gedachte deze opschriften in eene brochuurGa naar voetnoot(2) te vereenigen; aldus werden de opgezochte opschriften verzameld en hunne bewaring verzekerd. Het samenbrengen van aanhalingen uit dichters en prozaschrijvers, alsook van spreuken en andere gezegden uit den volksmond, in het Nederlandsch bestaande, of in het Nederlandsch vertaald, en toepasselijk op landbouwonderwerpen, werd uitgevoerd door de HH. W.C. Capel, referendaris bij de Directie van den Landbouw, en Dr. H. Blink, privaatdocent aan de Rijks-Universiteit van Leiden. Onder de opschriften treft men uittreksels uit de werken van Cats, Vondel, Poot, Virgilius, Huygens, Bilderdijk, Gezelle, Vollenhove, Bellamy, Sauwen, Horatius, Cato, Aristoteles, Cicero, da Costa. Met vreugde vond ik daaronder aanhalingen uit twee Vlaamsche dichters, G. Gezelle (Dollemaand) en Arnold Sauwen (De Zaaier).
Doch het Bestuur der Koninklijke Nederlandsche Landbouwvereeniging die de Tentoonstelling met den steun van de Nederlandsche Regeering heeft ingericht, had ook aan de kunstliefhebbers gedacht en het uitstekend denkbeeld opgevat in een
mooie bundel onder den titel ‘De Landbouw in de poëzie’Ga naar voetnoot(1) eene reeks gedichten te laten verschijnen. Een bijzondere commissie onder voorzitterschap van den H.W.C. Capel, en samengesteld uit de H.H. Dr. E.B. Koster, Dr. C.G.N. de Vooys, Dr. H. Blink, Dr. J.J. Salverda de Grave, S. Koenen, Dr. E.F. Kossmann en V.R. IJ. Croesen werd gelast met het uitvoeren van het werk, dat in twee hoofdstukken is verdeeld, het eerste met gedichten in de Nederlandsche taal (blz. 1-88), het tweede met gedienten uit de Duitsche, Engelsche en Fransche talen (blz. 89-174). ‘De bundel moet gelezen worden, thuis in het gezellige woonvertrek of buiten, in de open lucht...’ zegt het voorbericht. Ik zou er bij gevoegd hebben: de bundel zal gelezen worden door de Nederlandsche landbouwers. Mochten onze Vlaamsche landbouwers het ook doen!
Niet zonder belang is het, meen ik, hier de titels der Nederlandsche gedichten op te geven, waaronder meer dan een onzer Vlaamsche schrijvers, namelijk Ledeganck, Guido Gezelle, Jan van Beers, Pol de Mont, René de Clercq:
Oude Nederlandsche liederen: Laet ons den Landtman loven, Als Vader Adam spitten, Wij boeren en boerinnen.
Oude Vlaamsche liederen: 's Werelds handel.
Jacob Cats: Uit Damon en Aspasia.
J. van den Vondel: Rey van Eubeërs (uit Palamedes): Uit Altaergeheimenissen.
Jan Luyken: Buytenleven.
H.C. Poot: Akkerleven.
W. Bilderdijk: Op de verzameling der werktuigen van akkerbouw te Amsterdam.
C. Loots: Oogstlied aan St. Jacob.
A.C.W. Staring: Oogstlied.
H. Tollens: De gelukkige boer, Oogstlied.
E.J. Potgieter: 's Daglooners eisch.
Jan van Beers: fragment uit De Bestedeling.
K.L. Ledeganck: De boekweit, fragment.
J. Winkler Prins: Korenvelden, Maaiers, Trekos, Verdronken land.
Guido Gezelle: De maaier zingt een zomerliedtje, Met kloeken arme een hand vol zaad, Hoe schittert mij die spa toch, Als ge naar het kooren luistert, Het gers, De avondtrompe, Twee horsen, Terwe, Casselkoeien, Virago.
Prosper Van Langendonck: Wezembeek.
Pol de Mont: Ploegen-Maaien.
Caesar Gezelle: De maaier.
René De Clercq: Jonge terwe, Het vlas staat in de blom, Korenloop, Inhalen, Labeuren, Ik ben van den buiten, Het lied der terwe, Dorscherslied.
Albert Verwey: Bewerkt den grond, De bloemenvelden, Het weiland.
Edw. B. Koster: Thans wordt geveld, Zij maaien stadig met gelijke slagen, De ploegos.
Frans Bastiaanse: Oogst.
C.S. Adama van Scheltema: De keuterboer.
J.F.E. Celliers: Die ossewa.
Totius: Die os.
Pieter Jelles: Terskerssang.
Het uitgeven van een dergelijken bundel levert ons een nieuw bewijs hoe men in Nederland, bij het inrichten van welke ondernemingen ook, niets uit het oog verliest. Het gold hier een Tentoonstelling voor Landbouw. Welnu, zelfs daar wordt aan de kunst eene plaats geschonken, en de dichters worden vereerd. Is dit geen edel middel om den menschengeest te verheffen, en aldus van het kwade te verwijderen? Is dit geen onrechtstreeksche, doch doelmatige bijdrage tot het bestrijden van de vervalsching van levensmiddelen?
VII.
Besluit.
In deze mededeeling heb ik getracht, de boter- en kaascontrole uiteen te zetten, zooals die in Nederland, onder Staatstoezicht is ingericht. Mijn doel was deze methode tot bestrijding van de vervalsching der levensmiddelen, aan de Vlaamsche landbouwers te doen kennen; het was ook voor mij een gunstige gelegenheid om aan te toonen, wat de eerlijke handelaaar bij het toepassen van het stelsel te winnen heeft.
De groote eer dit stelsel, na lange studie en na onverpoosden arbeid, ingevoerd te hebben komt aan Dr. A.J. Swaving toe.
In hem treffen wij een baanbreker aan, die als zooveel andere in Nederland op den voorrang is getreden. Kunst en letterkunde wil ik hier onbesproken laten - ik ben immers niet bevoegd om daarover te handelen, - maar het dient erkend dat, op welk gebied ook der wetenschappen, de Nederlanders, nieuwe theoriën en nieuwe methoden gevonden hebben, die in de geleerde wereld opgang hebben gemaakt, en een grooten invloed op den algemeenen vooruitgang hebben gehad.
Noemen wij op het gebied der scheikunde, mannen zooals van 't HoffGa naar voetnoot(1) met zijne onsterfelijke theoriën over stereochemie en over osmotische druk, - Bakhuis Roozeboom en zijn leerling Schreinemakers met de phasenleer, - van Bemmelen, den stichter van de kolloïdenscheikunde, - Franchimont, Lobry de Bruyn, Holleman, enz. - Op het gebied der natuurkunde komen de namen voor van Lorentz en van Zeeman met de electronentheorie, - van van der Waals met de kinetische gastheorie en de toestandsvergelijking, - van Kamerlingh Onnes, die de laagste temperatuur (-269°C) door het vloeibaarmaken van het helium heeft bereikt, enz. - Op het gebied der biologie noemt men Hugo de Vries, den man van de plasmolyse en van de erfelijkheid, - Hamburger den man van de haemolyse, - Stokvis, den schrijver van het standaardwerk over pharmacodynamie, - Pekelharing, den onderzoeker der fermenten, - Beyerinck, den onderzoeker der gisten en der bacteriën, enz.
Op het gebied der toepassingen vinden wij thans denzelfden genialen, onvermoeibaren en oorspronkelijken geest. Het controlestelsel onder staatstoezicht dat door Dr. A.J. Swaving werd uitgevonden en dat hij door de Regeering wist te doen uitvoeren, brengt een onbetwistbaar grooten vooruitgang mede in den moeilijken strijd tegen de vervalsching van levensmiddelenGa naar voetnoot(2); dit
stelsel is een model waarop in de toekomst de eerlijke handel zal kunnen steunen. De lof op alle internationale congressen uitgebracht, de wenschen meermaals in andere landen uitgesproken om het Nederlandsche stelsel in te voeren, moeten voor hem aan wien wij het stelsel danken, de schoonste bekroning van zijne groote verdiensten uitmaken.
- voetnoot(1)
- Van den catalogus van deze tentoonstelling is thans een Nederlandsche uitgave in druk; reeds is verschenen de catalogus van den stand van de melk: tentoonstelling betreffende bederving en vervalsching van eetwaren; de melk, voortbrengen, samenstelling, bederven, vervalsching, onderzoek; stand ingericht door Dr. A.J.J. Vandevelde, 1913, 28 blz.
- voetnoot(1)
- Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1889, no 82.
- voetnoot(2)
- Id., 1900, no 112.
- voetnoot(3)
- Id., 1905, no 213.
- voetnoot(1)
- Nederlandsche Staatscourant van 5 Juli 1905, ne 155.
- voetnoot(1)
- Hier worden die figuren met opgenomen; zij zijn alle met de fig. van deze blz. identisch; alleen is de grootie verschillend. De afmetingen voor het wapen en voor het stuk papier zelf waarop wapen en geschrift zich bevinden, zijn de volgende:
Formaat. Wapen. Papier. A 20 × 17 mm. 85 × 50 mm. B 45 × 38 mm. 140 × 80 mm. C 55 × 48 mm. 175 × 100 mm. D 80 × 66 mm. 243 × 132 mm. E 115 × 96 mm. 265 × 180 mm.
- voetnoot(1)
- Nederlandsche Staatscourant van 18 Januari 1908.
- voetnoot(1)
- Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1908, no 227.
- voetnoot(2)
- Id., 1908, no 285.
- voetnoot(1)
- Afdeeling Laboratoria en algemeene zaken, 1908, no 7806.
- voetnoot(1)
- Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1909, no 346.
- voetnoot(2)
- Id., 1909, no 405.
- voetnoot(3)
- Id., 1909, no 406.
- voetnoot(1)
- Nederlandsche Staatscourant van 24 December 1909, no 301.
- voetnoot(2)
- Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1912, no 3.
- voetnoot(3)
- Id., 1912, no 263.
- voetnoot(1)
- Nederlandsche Staatscourant van 29 Januari 1913, no 24. Directie van den Landbouw.
- voetnoot(2)
- Maatregelen hoofdzakelijk betrekking hebbende op de zuivelbereiding; Staatszorg voor den Landbouw, 's Gravenhage (van Langenhuysen), 1913, 23 blz.
- voetnoot(3)
- L. Hoton, Le congrès de laiterie de Paris (Journ. pharm. Anvers, oct. 1905); Le congrès de laiterie de La Haye (Journ. pharm. Anvers, Dec. 1907), enz.; L. Van Dam, Zuivelcongres den Haag, 1907.
- voetnoot(4)
- A. Bonn, Le contrôle de la pureté du beurre aux Pays-Bas. - 2e Congrès intern. de laiterie París, 1905, 5e section, 24 blz.
- voetnoot(1)
- Op. cit., (20), blz. 15.
- voetnoot(1)
- Het getal boterfabrieken bedraagt in Nederland 957.
- voetnoot(2)
- Bijna al fabriekboter; als ongecontroleerd 21 millioen kilogr., waaronder 18 millioen boerenboter en 3 millioen fabriekboter.
- voetnoot(3)
- Hierbij is niet gerekend de hoeveelheid buitenlandsche boter, die in transito wordt uitgevoerd.
- voetnoot(1)
- Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1911, no 209.
- voetnoot(1)
- Nederlandsche Staatscourant van 26 Juli 1913, no 173.
- voetnoot(2)
- Id., ibid.
- voetnoot(1)
- Nederl. Staatscourant van 26 Juli 1913, nr 173.
- voetnoot(1)
- Nederlandsche Staatscourant van 22 Augustus 1913, nr 196.
- voetnoot(1)
- Aan Dr. H. van Gulik heeft men onder meer een zeer gelukkige wijziging van den butyrometer van Gerber, toegepast op het doseeren van vet in de kaas, te danken.
- voetnoot(1)
- In 1912 werden 96 millioen kilogr. kaas in Nederland bereid, waarvan 59 millioen werden uitgevoerd.
- voetnoot(1)
- De directeur is thans Dr. H.E.T. van Sillevoldt, wiens ervaring op het gebied van melk en vet zeer gunstig bekend staat en hoog wordt geprezen.
- voetnoot(2)
- De kaasmerken worden vervaardigd uit caseïne, volgens de aanduidingen van Dr. H.E.T. van Sillevoldt.
- voetnoot(1)
- Deze methode wordt toegepast op het uittrekken van phytosterine en cholesterine. Zij is beschreven in een vlugschrift uitgaande van het Rijkszuivelstation van Leiden: ‘Apparat zum Extrahieren (Perforieren) von unverseitbaren Bestandteilen aus verzeifter Butter, damit das Ausschütteln mit Aether nach der Bömerschen Phytosterine-acetatmethode umgangen werden kann’. Zij is nog niet beschreven in Codex Alimentarius voor Nederland, no 2, spijsvetten en kaas (1909), ook niet in de Entwürfe zu Festsetzungen über Lebensmittel herausgegeben vom Kaiserlichen Gesundheitsamt, Heft 2, Speisefette und Speiseöle (1912).
- voetnoot(1)
- Naar het schijnt wordt de methode thans in Siberië toegepast op de Siberische boters!
- voetnoot(2)
- Study Commission of the International Dairy Federation; propositions for the unification of analytical methods for Cheese. - Haag, 1912.
- voetnoot(3)
- Comm. Intern. d'unific. des méthodes d'analyse des denrées alímentaires, 1913, no 9, blz. 166.
- voetnoot(4)
- Spijsvetten en kaas. - Groningen (Noordhoff), 1909.
- voetnoot(1)
- Er is verschenen een lijvig catalogus van deze tentoonstelling, uitgegeven door de Koninklijke Nederlandsche Landbouwvereeniging, 728 blz.
- voetnoot(2)
- Opschriften aangebracht op de nationale en internationale landbouwtentoonstelling gehouden te 's Gravenhage in 1913, 10 blz.
- voetnoot(1)
- De Landbouw in de poëzie. Uitgave van de nationale en internationale landbouwtentoonstelling gehouden te 's Gravenhage in 1913, 176 blz.
- voetnoot(1)
- Over van 't Hoff passen in hun boek J.H. van 't Hoffs Amsterdamer Periode 1877-1895 (Helder, 1912, 196 blz.), Dr. W.J. Jorissen en Dr. L.Th. Reicher deze woorden toe van Alphonse de Candolle: ‘Il convient en effet qu'on loue des hommes, dont la célébrité u'a couté de larmes à personne et dont les travaux agrandissent la sphère des connaissances au profit de l'humanité toute entière’.
- voetnoot(2)
- Hier is het misschien niet van belang ontbloot het volgende af te schrijven dat reeds in 1905 door Dr. A. Bonn (Rijsel) op het 2e Intern. Zuivelcongres te Parijs in 1905 werd medegedeeld:
‘Notre conclusion peut, nous en avons la conviction absolue, être très nette: les beurres hollandais munis de la marque de garantie sont des beurres purs, absolument purs, et ne peuvent pas être des beurres faisifiés. Il y a impossibilité absolue de frauder ces beurres munis de la marque de l'Etat. Les stations de contrôle nous donnent une haute idée de ce que peut faire l'initiative privée d'abord, puis ensuite encouragée, patronée, soutenue par l'Etat. Elies ont répondu d'une façon très simple et très pratique, à tous les desiderata des personnes ou des groupements intéressés à des titres divers, à la répression absolue de la fraude des beurres et nous ne pouvons qu'applaudir sincèrement aux résultats obtenus’.