Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913
(1913)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 386]
| |
Jaarlijksch feestmaal.
| |
[pagina 387]
| |
sche onderdanen. Oprecht erkentelijk zijn zij den Koning, trotsch zijn zij er op dat Hij, overal waar Hem de gelegenheid geboden wordt in 't Vlaamsche land hunne taal te huldigen, hunne literatuur te verheffen, die gelegenheid gaarne en gereedelijk aanvat. Niets kon voorwaar ons volk dieper in het hart grijpen dan die vorstelijke belangstelling in zijn streven op geestelijk zoowel als op stoffelijk gebied. Heil den Koning, en Heil ook zijn edele gade, Hare Majesteit de Koningin, die aller harten won door haar vromen liefdadigheidszin, hare ingenomenheid met al het goede en al het schoone. Heil Hunne Majesteiten! Heil en Hulde aan de gansche Koninklijke Familie.
***
Als gevolg op dien heildronk, had de Bestendige Secretaris de eer het hieronder volgende telegram aan Z.M. den Koning te sturen:
Aan Zijne Majesteit ALBERT I, Koning der Belgen, te Brussel.
Voor het Bestuur en de Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie is het feestmaal dat op haar jaarlijksche plechtige vergadering volgt, een zoo gewenschte als aangename gelegenheid, om aan Uwe Majesteit, hun Beschermheer, eerbiedig hulde te brengen en tevens hun diepe gevoelens van getrouwheid aan het Belgische Stamhuis te betuigen. In den heildronk ter eere van Uwe Majesteit en van de Koninklijke Familie door hem ingesteld en door al de aanwezigen geestdriftig toegejuicht, had de heer V. Dela Montagne, bestuurder onzer Koninklijke Instelling voor het jaar 1913, de eer er aan te herinneren dat, al is sedert Uwe troonsbeklimming luttel tijd verstreken, Uwe Majesteit in menige omstandigheid blijk gaf van helder doorzicht, wilskracht, ruime opvattingen en edele plichtsbetrachting. Het was den heer Bestuurder een innig genot er op te mogen wijzen dat het Vlaamsche Volk met trotschheid nagaat, hoe Uwe Majesteit bij elke gelegenheid zijne taal huldigt en zijne literatuur weet te verheffen: niets, zei hij, kan ons Volk dieper in het hart grijpen dan die vorstelijke belangstelling in zijn streven. | |
[pagina 388]
| |
Heil den Koning! Heil Hare Majesteit de Koningin, die aller harten won door hare ingenomenheid met al het goede en al het schoone! Heil de Koninklijke Familie! Met diepen eerbied,
***
Vervolgens dronk de heer Bestuurder op de gezondheid van den heer Kan. Amaat Joos, onderbestuurder der Academie, - van den heer Edw. Gailliard, bestendigen secretaris, en van den feestredenaar, den heer Dr. J. Verdam:
Mijne Heeren, Waarde Collega's,
Toen ik het bestuurderschap onzer Instelling aanvaardde ging dat niet zonder angst en vreeze. Terecht mocht ik mij afvragen of ik zou opgewassen blijken tegen de mij toebedachte zware taak. Nu die taak voor de helft volbracht is, kan ik mij er rekening van geven, aan wie het te danken is dat ik niet vaker gemist en gefaald ben. Dat is te danken, waarde Collega's, aan uw aller vriendelijke tegemoetkoming, waarvoor ik U mijne diepe erkentelijkheid betuig. Maar vooral is het te danken aan de trouw en de toewijding van mijne beide medewerkers in het Bestuur: aan onzen achtbaren onderbestuurder, den heer Kanunnik Amaat Joos, die steeds bereid gevonden wordt met vriendelijke beslistheid de voorkomende moeilijkheden, ook de zwaarste, op te lossen en uit den weg te ruimen; aan onzen volijverigen bestendigen secretaris Edward Gailliard, waarlijk de spil onzer Koninklijke Vlaamsche Academie. Ik ben er van overtuigd dat het met U aller hartelijke instemming is dat ik drink op beider gezondheid. Aan den heer kanunnik Amaat Joos! Aan ons aller vraagbaak Edward Gailliard!
Een laatste toost, Geachte Medeleden, zij gebracht op dit feest aan ons hooggewaardeerd buitenlandsch eerelid, Dr. J. | |
[pagina 389]
| |
Verdam. Een toost van hulde: wij eeren in hem den onvermoeibaren werker, die met taaie volharding zijne levenstaak voortzet: de voltooiing van dat Middelnederlandsch Woordenboek, een monument onze taal en onzen landaard ter onvergankelijke eere! Maar het moet tevens een toost van warm en dank zijn aan hem, die ons heden morgen vergastte op die kruimige en toch zoo frissche rede, die allen die haar hooren mochten, ten hoogste heeft geboeid en laten genieten. Ik drink op de gezondheid van Dr. Verdam. Hij leve!
***
Hierop antwoordde de heer Dr. J. Verdam: Edele welgeminde Heren,
Sere dankic U der eren,
Die gi mi tamere doet;
Dat ic mach sitten an dit gelage,
Ne verblidet niet mine mage:
Neent, hets miere herten goet.
Hets mi goet met U te wesen,
Van onsen Dietsche te mogen lesen
In u soete Vlaenderlant,
Daer vele dichtre toe behoren,
Daer onse Maerlant wart geboren,
Daer Willem van Reinaerde vant.
Hare is dieselve Vlaemsche tale,
Daerin gi scrivet altemale,
Daer vore gi stridet ende ie vacht;
Die gi doresoeket ende dorvaret,
Ende bescermet ende bewaret
Met groter manneliker cracht.
Dat uwe schole emmer bloeye
Ende ie lanc so mere groeye,
Ende dat eer iet lanc daer neven sal
Die Hoghe Vlaemsche Schole risen,
Alse thantghemercGa naar voetnoot(1) van den devise:
‘Vlaendren den Vlamingen al’.
*** | |
[pagina 390]
| |
Ten slotte stelde de eerw. Kanunnik Amaat Joos in deze woorden de gezondheid van den heer Bestuurder voor:
Geachte Heeren,
Hier te Gent en vooral in den tijd van de Floralies, is 't niet wonder dat er bloemen worden uitgedeeld. Onze bestuurder is er uiterst mild mee geweest in de zoo vriendelijke woorden die hij over onzen secretaris en mij gezegd heeft. Is die lof wel verdiend? Hier moet ik ja en neen antwoorden; neen, voor mij; ja, voor den heer Secretaris, die me niet mag tegenspreken. Maar verdiend of niet, wat Mr. Dela Montagne zei, komt uit een goed hart. Ook zijn we beiden er den heer Bestuurder zeer dankbaar voor en bieden we hem ook een bloem aan, de bloem van de hoogschatting. Onze bestuurder is een man die noch van gerucht, noch van uitschijnen houdt. Indien ik nog eens van bloemen spreken mocht, zou ik zeggen dat hij iets heeft van de violet, die men dicht moet naderen om haar zoeten geur te ruiken. In de bijeenkomsten van het Bestuur, leerde ik hem kennen zooals hij is, en schatten volgens dat hij 't verdient. Daar heb ik bevonden dat, zijn al de leden hem lief, hij toch maar éen regel volgt, de wet van de Academie; - dat hij vriend is van 't uur, wat de regelmatigheid onzer werkzaamheden bevordert; - dat hij niet kwistig is met zijn woorden, maar dat ook ieder woord bij hem overlegd is en waarde heeft; - dat hij, door zijn bediening te Brussel, thuis is in 't bestuur en wegen kent waar anderen zouden verdole; - dat hij altijd kalm is en dus zich zelven en ook anderen gemakkelijk beheerscht; - dat hij zijn kalmte, vrucht van karaktersterkte, waar 't past, in geestdrift en gloed kan omzetten, zooals het blijkt uit zijn gedichten en toespraken... Heb ik U nu niet tevens betoogd dat hij de geschikte man is voor de plaats die hij onder ons bekleedt?... Drinken wij dan allen, Heeren, een vollen teug op het lang leven van dien voorbeeldigen Bestuurder!
*** | |
[pagina 391]
| |
Als antwoord op zijn telegram, heeft de Bestendige Secretaris, den 1n Juli, namens Z.M. den Koning het hieronder volgend telegram ontvangen:
Den heer Edw. Gailliard, Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie, Gent.
De Koning is uiterst gevoelig geweest voor het warm telegram dat Hem, namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie door U werd gezonden. De heildronk Hem gebracht onder het feestmaal dat op uwe plechtige jaarlijksche vergadering volgde, alsmede het geestdriftig onthaal dat daaraan vanwege de feestgenooten te beurt viel, hebben Zijne Majesteit zeer getroffen. De Koning heeft mij in opdracht gegeven U daarvoor te danken en U tegelijk te verzoeken Zijne hartelijkste dankzeggingen te willen overmaken aan al degenen die zich bij deze betuiging van aanhankelijkheid hebben aangesloten.
's Konings Kabinetsoverste. |
|