Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913
(1913)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
Hoe dienen vreemde namen in onze taal te worden uitgesproken?
| |
[pagina 134]
| |
2 × 3 = 3 × 2. En de ‘wijsheid der naties’ voegt er bij: Wat is saus voor de gans is ook saus voor den ganzert.
Ik denk dat iedereen vrede zal hebben met het zeer volledig en zeer afdoend antwoord door den Eerw. Heer Joos op de vraag gegeven. Maar er is een ander punt, dat door hem niet werd aangeroerd, vermoedelijk daar het buiten zijn eigenlijk bestek viel, en dat nochtans wel verdient onderzocht te worden.
Dit punt is: ‘Hoe dienen vreemde namen in onze taal te worden uitgesproken?’ Hieromtrent zal ik zoo vrij zijn mijn meening uiteen te zetten.
Laat ons met de persoonsnamen beginnen. Vroeger was het de gewoonte, vooral in Frankrijk, vreemde namen in een inheemsch kleed te steken. Bij voorbeeld: Pétrarque (Petrarca), Mazarin (Mazarini), Arioste (Ariosto), enz, Waar men den oorspronkelijken vorm van den naam onveranderd behield, werd deze toch op zijn Fransch uitgesproken en bepaaldelijk de klemtoon altijd op de eind-lettergreep geplaatst. Zoo zei men Sellinī (Cellini) en niet Tsellīni; Luthēr en niet Loēter; Wasingtōn (Washington) en niet Wāsjingten; Juarēz en niet Chwārez. Dit was in Engeland het vrij algemeen gebruik. Vele families (die daarom niet noodzakelijk van de gezellen van Willem-den-Veroveraar afstammen) dragen Normandische namen. Die namen worden op zijn Engelsch uitgesproken en niet zelden verminkt. Beauchamp wordt Bīetsjam; Byron, Bȳren; Montmorency, Mountmorris; De Frēyne, Dāffrenn; Courtenāy, Cōrtnee; De l'Isle, Delȳl of Delīssel. Daarentegen worden Iersche en Schotsche namen van Keltischen oorprong gewoonlijk naar behooren uitgesproken: Ardagh luidt Ardā en Buccleuch, Buklōe. Terloops gezeid, zijn nog altijd in de Engelsche rechtspleging een aantal Normandisch-Fransche woorden en zinnen in gebruik, een legaat uit den tijd toen Fransch aldaar de officiëele taal was. Maar hoe men ze uitspreekt! Bij het binnenkomen van het Hof roepen de deurwaarders ‘O yes! o yes!’ Dat meent ‘Oyez! oyez!’. Zoo is er ook een gewichtsstandaard dat heet avoir du poids, spreek averdioupoois. Eveneens wanneer de Koning een wet of besluit onderteekent, wordt zijn naam door de middel- | |
[pagina 135]
| |
eeuwsche formule voorafgegaan ‘Le Roy le veult’. Ik heb die woorden hooren aflezen als Li Rooi li violt.
Wat persoonsnamen betreft, wordt het thans meer en meer de algemeene gewoonte ze ongewijzigd te schrijven, namelijk wanneer zij tot een taal behooren die het Romeinsch alphabet bezigt. Waar het een taal met een ander alphabet geldt (zooals het Russisch of het Grieksch), dan wordt de naam phonetisch gespeld. Daarom dient men in onze taal te schrijven Gortsjakof en geenszins Gortchakoff of Gortschakow. En de uitspraak? De uitspraak is doorgaans degene die door den eigenaar van den naam wordt verkozen. Zoo wordt de naam van den Franschen beeldhouwer Clesinger, alhoewel van blijkkaar Duitschen oorsprong, terecht op zijn Fransch uitgesproken: Clésingé, net als op zijn Nederlandsch de naam van dichter de Genestet, of die van ons geacht medelid Professor Dr. Mac Leod, welke alhier door iedereen en door hemzelven Mác-Lee-ód wordt uitgesproken, terwijl het in het land waar zijn voorouders te huis behoorden Mac-Loūwd luidt.
Wij komen nu aan de kwestie der plaatsnamen. Zooals Favre, door den Eerw. Heer Joos aangehaald, het met overvloed van reden doet opmerken, zijn er een zeker getal historische namen, die of wel in een nieuw kleed werden gestoken of in elk geval op een wijze worden uitgesproken die heden sedert lang geijkt is. Niemand zal het ons ten kwade houden dat wij Londen, Doornik, Luik, Keulen, Parijs, Weenen, Napels, Bukarest of Athenen schrijven en niet London, Tournai, Liège, Köln, Paris, Wien, Napoli, Bucuresci of Athini. Eveneens zal men geen Duitscher laken daar Paris in zijn mond Paries klinkt, noch een Franschman omdat hij Berlin uitspreekt zoo dat het op Hesdin rijmt. En men zal zelfs aan de Engelschen vergeven dat zij Livorno Leghorn heeten. Buiten die meestal van oudsher in de dagelijksche taal wezenlijk ingeburgerde namen, is het thans een vaste regel geworden vreemde cordsnamen ongewijzigd te laten en zooveel als doenlijk uit te spreken zooals zij door de inwoners ervan worden uitgesproken. Ziedaar den regel. De toepassing ervan biedt weinige moeilijkheden aan wat talen aangaat die een ander alphabet dan het | |
[pagina 136]
| |
onze hebben. Daar, evenals voor persoonsnamen, gebruikt men eenvoudig de phonetische transcriptie. Een stelsel van internationale transcriptie hebben vele aardrijkskundigen aangenomen, bepaaldelijk voor namen van plaatsen in Azië en in Afrika. Dat stelsel is over 't algemeen uitmuntend, maar met onze Vlaamsche uitspraak komt het niet altijd overeen. De klank oe bij voorbeeld wordt door u uitgedrukt, de Fransche ch door sch, enz. Wat den klemtoon betreft, velen duiden hem door een accent (') aan, hetgeen, mijns inziens, aanbeveling verdient.
Edoch, met de meeste Europeesche talen, die hetzelfde alphabet als wij hebben, zijn de bezwaren veel grooter. De reden hiervan is dat, terwijl de letters dezelfde zijn, de waarde ervan verschilt.
Met het Fransch en met het Duitsch zijn we genoeg vertrouwd om al te stuitende misgrepen te vermijden, al heb ik Vlamingen van den slag bij Woerth hooren gewagen en aan de oe in dien naam denzelfden klank geven als aan onze Nederlandsche oe in bloem.
Met het Engelsch en de Noordsche talen gaat het reeds moeilijker. De Engelsche uitspraak is zeer willekeurig en Vlamingen die de taal van Shakespeare niet machtig zijn, moet men verschoonen als zij niet weten dat Cirencester Sissiter wordt uitgesproken en Leicester, Lester. In het Zweedsch ook, behalve een soort dubbelen klemtoon (op den wortel en op de laatste lettergreep), verandert men den klank van den klinker a door een kleine o erover te plaatsen: Abo luidt dus Obo.
Ook de uitspraak van Spaansch en van Italiaansch zijn ons somwijlen vreemd. Guadalajara wordt Gwádalachára uitgesproken en Chioggia, Kiódja.
Het zijn echter de Slavische talen die de meeste moeilijkheden opleveren. Mij ontbreekt ruimte - en ook wel bekendheid met die talen - om hier in bijzonderheden te treden. Ik beperk mij dus tot eenige voorbeelden waarvoor ik kan instaan. Volgens de Nieuw-Slavische schrijfwijze, die door Tschechen, Slovenen, Kroaten, Serben en Bulgaren wordt gebruikt, is c = ts, č = tsj, ć = tgh, š = sj, ž = Fransche j. In het Poolsch is een andere, maar ook van de onze verschillende schrijfwijze in | |
[pagina 137]
| |
zwang en daarbij een gebarreerde l (-l-) waarvan wij den klank in het Nederlandsch niet kunnen uitdrukken. Het is een diep uit de keel komende l vergezeld van wat ik alleen als een soort geklok kan beschrijven. Over de andere, niet-Slavische talen stap ik heen. Het Roemeensch onderscheidt zich door een menigte klankteekens die de uitspraak van klinkers en medeklinkers wijzigen. Het Magyarsch, Albanesisch en Finnisch zijn bijna Aziatische talen en het Turksch is dit wis en zeker. Wat de Grieken betreft, zij gebruiken steeds hetzelfde alphabet als Demosthenes, maar de letters hebben meestal een gansch verschillenden klank, wel te verstaan indien wij aannemen dat men ons op school de echte uitspraak der oudheid heeft geleerd.
Zooals men ziet is het vraagstuk dat wij op te lossen hebben niet al te gemakkelijk. Wat intusschen de taak bijzonder moeilijk maakt is de omstandigheid dat in vele gevallen de echte naam der plaats ons niet bekend is, bepaaldelijk wanneer zij Slavisch is. Dit is te wijten aan de officiëele pogingen van gedwongen verduitsching, die door Pruisen en door Oostenrijk in hun Slavische landen werden aangewend. In Pruisen waar men consequent en per fas et nefas verduitscht, alhoewel met gering succes, want de Polen zijn bijzonder taai, heeft men bij voorbeeld de namen van honderden Poolsche gemeenten in de provinciëen Posen, Pruisen en Silezië met een pennestreek door Duitsche vervangen. Wie zou vermoeden dat Kolmar-in-Preussen Chodziesen placht te heeten (en in den mond der inwoners nog altijd heet)? En wie zou in Guldenau Polajewo herkennen? Of Wschowa in Fraustadt? In Oostenrijk waar sedert de dagen van keizer Jozef II het rijksbestuur stelselmatig werd verduitscht, is men, schoon met herhaalde onderbrekingen, denzelfden weg ingegaan.
De Duitsche aardrijkskundigen en kaartenmakers, die de eerste der wereld zijn en wier werken door de geographen en vooral door de ‘geogaffen’ uit andere landen slaafs werden en worden nagebootst, hebben natuurlijk de officieele benamingen overal verkozen, te meer daar zij, zooals 't paste, in elk land waar een Staats topographische dienst bestaat, diens arbeid als grondslag hebben aangenomen. Dit legt uit hoe het komt dat | |
[pagina 138]
| |
men op de Duitsche kaarten van België zulke aardigheden aantreft als Gammerage, Herck-la-Ville, St. Pierre-sur-la-Digue, Tronchiennes en zelfs Bevere-Frontière en Moerbeke-aux-Polders, die twee laatste benamingen zijnde de geniale uitvinding van een mij bekenden Brusselschen bureelheer. Dit maakt ook duidelijk waarom wanneer wij een atlas openslaan en bij voorbeeld het oog vestigen op de kaart van het kroonland Krain, een zuiver Slavische streek, waar er, buiten ambtenaars en soldaten, bijna geen Duitschers te vinden zijn, wij niets dan Duitsche oordsnamen zien: Radmannsdorf, Zwischenwassern, Laibach, Adelsberg, Rudolfswerth, Gurkfeld, Landstrass, enz., enz. Al die plaatsen hebben nochtans Sloveensche namen. Maar wie kent ze hier? Weet men dat het door zijn grotten wereldberoemde Adelsberg eigenlijk Postojna heet en dat de echte naam der hoofdstad Laibach Ljubliana is? Het is echter in het Balkansche schiereiland dat de verwarring het toppunt bereikt. Daar heeft elke stad, vaak elk dorp twee, drie en soms vier of vijf verschillende namen en tusschen deze te kiezen is geen lichte taak. Men neme bij voorbeeld de stad Scutari die juist op dit oogenblik zooveel gerucht maakt. De officiëele (Turksche) naam ervan is Skodra of Isjskodra. De Montenegrijnen, Serben en Albaneezen heeten ze Skadar. Een veritaliaansching van dien laatsten naam is Scuiari. Maar er leven geen Italianen aldaar, Italiaansch wordt er niet gesproken en de meerderheid der bevolking bestaat uit Albaneezen, de rest uit Slaven en Turken. De stad gaat overigens of bij Albanië of bij Montenegro ingelijfd worden. Waarom dus een Italiaanschen naam behouden voor een plaats die met Italië niets gemeens heeft, ten zij dat zij van 1396 tot 1478 onder Venetië's heerschappij stond?
Wat er nu dient gedaan te worden? Het is eenvoudig genoeg. Ik vraag maar dat men in de aardrijkskundige handboeken die in onze scholen worden gebruikt, voor elke plaats (desnoods naast den heden bekenden) den echten naam zou aangeven met phonetische aanduiding der uitspraak. Ik wensch ook (maar dit is een andere zaak) dat men in het aardrijkskundig onderwijs wat meer belang zou hechten aan de geographische verdeeling der talen en wel te verstaan zorg dragen dat de opgave nauwkeurig | |
[pagina 139]
| |
zij. Het spreekt immers van zelf dat het lichaam, dat met het onderzoeken der schoolboeken belast is, op de hoogte dient te wezen van zijn taak, al moest het zich, wat enkele punten betreft, vreemde werkkrachten toevoegen. Het bureaucratisch axioma dat het bureelhoofd het noodzakelijk beter weet dan de klerk en de afdeelingsoverste beter dan het bureelhoofd, terwijl ‘personen vreemd aan het bestuur’ hoegenaamd niets weten en het recht hebben te zwijgen, die kolossale ezelarij zou dienen uit den weg geruimd te worden. Want naar de vrucht beoordeelt men den boom, luidt het spreekwoord. En wat gebeurt er? Ik heb een aardrijkskundig handboek in handen gehad, door den Conseil de Perfectionnement aangenomen. Welnu, in dat boek krielde het van grove dwalingen en belachelijk onnauwkeurige opgaven. Is het op die wijze dat men onze kinderen wil onderrichten? God betere 't! |
|