Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913
(1913)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Kleine verscheidenheden.
| |
[pagina 32]
| |
De procedure was de volgende: Wanneer eenig persoon - wat onze teksten betreft - te Iperen, ‘infra Iprensem scabinatum’Ga naar voetnoot(1), door melaatschheid was aangedaan, of ‘lepra percussus fuerit’Ga naar voetnoot(2), ook nog wanneer lieden, ‘poorters ende vremde’, zooals in den tekst hierboven, kwamen ‘ten Hove van den Hooghen Siecken’Ga naar voetnoot(3), ‘omme ghevisenteert te zyne’, dan moesten zij verschijnen voor ‘drie ghezworene’ van ‘'t voornoemde Hof’, die, met behulp van ‘eenen medecyn gheleert ende expert, metgaders oick eenen ghezworen meester cirurgien’Ga naar voetnoot(4), over hun al of niet ziek zijn uitspraak moesten doen. Werd alsdan vastgesteld, dat aan zulk persoon, ‘eidem leproso populi communio debeat interdici’Ga naar voetnoot(5), of, met andere woorden, werd de onderzochte wezenlijk ziek bevonden, dan werd hij ‘uutghegheven’.
‘Uutgheven’ heette Vonnessen in de onderstaande plaats uit het Reglement van 30 October 1520:
Id.. op cit., II, 447: ‘Item zullen de voornoemde ghezworene ende medecyn visenteren ende vonnessen de persoonen daer commende....’
Dit Uutgheven was inderdaad het soort Vonnis door de onderzoekers uitgesproken, dat de door hen onderzochte persoon wel degelijk melaatsch was en dat hij derhalve ‘by den Hove uutghegheven’ was ‘over besiect’ of ‘verclaerst ende uutghegheven beziect’: | |
[pagina 33]
| |
Id., op. cit., II, 450: ‘Item alle poorters ende poorterssen van der stede van Ypre, commende ten voorseiden hove omme ghevisiteert te zyne ende byden selven hove uutghegheven over besiect, indien zij begheeren ontfaen te zyne als besiect provengierGa naar voetnoot(1) in 't voornoemde godshuus, werden ghehouden ander waerf hemlieden te doen visenteren by twee ghezworen medecynen ende eenen cirurgien in een van den vyf steden van VlaandrenGa naar voetnoot(2) ..., ende by den selven verclaerst zyn ende uutghegheven beziect...’
Het zal dan ook zonderling voorkomen, dat ‘die byden hove vortan uutghegheven werden’ en ‘den tydt dat zy uutghegheven zyn’, uit meergemeld Reglement van 1520, door ‘qui sortiront désormais de l'hospice’, en door ‘la date de leur sortie’ werden vertaald, wanneer er integendeel spraak is, in zake van personen die ‘ziek’ waren gewezen, van het boeken van de plaats in ‘la Court et maisons des povres malades’Ga naar voetnoot(3), waarin zij zich teruggetrokken hadden, en van den tijd sedert welken zij ‘ziek’ waren verklaard:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 449-450: ‘Item, werdt oick de voornoemde ontfanghere ghehouden registre te houdene van al den persoonen, die bij den hove vortan uutghegheven werden, stellende van dien de namen ende toenamen, metgaders oick de plaetsen ende steden daer zy wonachtich zyn ende den tydt dat zy uutghegheven zyn.’
Wie, ‘poortre of vremde, die by den Hove ofte ghezworenen van den Hooghen Ziecken ghevisenteerdt ende uutghegheven’ werd ‘over besiect’, was verplicht aan elk gezworen 2 schellingen parisis te betalen en daarenboven ‘den ontfanghere voor den brief van uutghevene, iiij s.p.’. (Op. cit., II, 455, Regl. u.s.) - Brief van uutghevene luidt in de Fransche vertaling van den heer L. Gilliodts-van Severen, Lettre de constat, | |
[pagina 34]
| |
d.w.z. Lettre portant que la maladie a été dûment constatée, dat de daarin betrokken persoon ‘est jugié malade’Ga naar voetnoot(1).
***
Er wordt echter door Uutgheven iets meer beduid. In de ‘Ordonnantie ghemaect bij de wet van Brugghe, op tontfanghen ende onderhouden van de poorters ende poorteressen van der zelver stede, die bezyect ende lazarus vutghegheven zijn’Ga naar voetnoot(2), welke ten jare 1480 werd uitgevaardigd, lezen wij:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. de Bruges, II, 110-112: ‘Eerst, dat alle poorters ende poorteressen van de voorseyde stede van Brugghe, die besiect ende lazarus uteghegheven zullen worden byden meestere ende andre daertoe gheordonneirt int voornoemde godshuus (ter Magdaleenen).... ‘Item, dat alle poorters ende poorterssen, die voordanne beziect vutghegheven zullen wordenGa naar voetnoot(3) byden voornoemden hove (het “hof ende godshuus ter Magdaleenen” buiten Brugge), commen zullen moeten metter wone int voornoemde hof ende godshuus ter Magdaleene, of op eenich vanden vier sticxGa naar voetnoot(4) daer toe gheordonneirt, ten ware....’
Uutghegheven zieken’ waren dus verplicht zich, buiten de stad, op een bepaalde plaats te gaan vestigen. Te Brugge heette dit ook Uteywyst, Huutywyst zyn van laserscepe, | |
[pagina 35]
| |
enz.Ga naar voetnoot(1), uitdrukkingen waarin de gedachte van het boven aangehaalde Vonnessen (Vonnissen) en van ‘Estre jugié malade’ (zie Borgnet, Cartulaire de Fosses, blz. 111), wordt teruggevonden en die wij door het Fr. Confiner hors de la ville hebben uitgelegd. ‘Toute personne’, schreven wij in ons genoemd Glossaire, ‘qui après avoir subi l'épreuve était reconnue atteinte de la lèpre, était obligée à aller habiter “up een van den vier sticken” spécialement réservés à ce genre de malades’. In het Coutumier général, I, 687, sprekende van melaatschen, luidt het ‘juger et sequestrer des sains’: ‘Si aucun meurt ladre... et les paroissiens n'ont fait diligence.... afin de visiter le dit ladre, de son vivant, pour le juger et sequestrer des sains....Ga naar voetnoot(2)’. Léon Lahaye, in zijn Cartulaire de Walcourt, blz. cxxxv, spreekt van ‘La maladrerie située dans les campagnes du haut de la ville’. Borgnet en Bormans schrijven als volgt in hun Cartulaire de Namur, Introd., blz. xxxvi: ‘Un autre hôpital, placé en dehors des murs de la ville à cause de sa destination particulière, était affecté aux Lépreux’. In genoemd Cartulaire de Namur, III, 71-72, wordt vermeld ‘La maison des Grans Malades empres Namur’. Eene verordening van 1497, door Johan Breen, in Rechtsbronnen van Amsterdam (blz. 322), aangehaald, zegt van de melaatschheid dat ze ‘doch een bezmettende ende voirtspruytende ziecte is, tot welcx teyken zulke luyden (de lazarussen) overal geordineert ende gescict zim buyten te wonen ende him tonthouden van conversatie off mengscap te hebben mitten gezonden’. Ook heette men te Brugge en elders de melaatschen, Ackerzieken, omdat deze die met de melaatschheid, ‘akkerziecte, Lazaruszeer... ghequelt waaren, buiten de steeden, op de akkers, van de menschen afgescheiden moesten woonen’ (Meyer, Woordenschat): ze werden, om zoo te zeggen, buiten de stad gejaagdGa naar voetnoot(3): Aussi com un mesel chacier hors de la ville. ***
Het zal wel niet noodig zijn, naar verdere teksten te verwijzen, daar ons doel eigenlijk is, op verkeerde vertalingen van ons | |
[pagina 36]
| |
woord Uutgheven de aandacht te vestigen. Dergelijke vertalingen terechtwijzen kan niet genoeg gedaan, omdat, hoe jammer, in de werken waarin zij worden aangetroffen, niet de Vlaamsche oorspronkelijke teksten maar de Fransche vertalingen door de meesten worden geraadpleegd. Zoodanig waar is dit, dat ja bij de schrijvers zelven, de Vlaamsche teksten ook al niet in aanmerking komen: wanneer dezen Registers van zaken bij hunne uitgaven voegen, dan worden die enkel en alleen op den Franschen tekst gemaakt! En aldus worden menige historische ketterijen de wereld in gezonden.
Over de Lazarussen, z.a. Verdam, Wdb., vis Ackersiec, Lasers en vlgg. en, Melaetse, enz.; ons Glossaire u.s., vis Ackerziecken, Lieden die huut ghewyst zyn, Proeven en Uteywyst; alsook onze Keure van Hazebroek, Ve deel, vo Melaatschen. Verder te raadplegen bronnen zijn aldaar aangehaaldGa naar voetnoot(1). Edw. Gailliard. | |
137. - Vat.Onder de Kleine Verscheidenheid over Dootvat (Versl. en Med., 1912, blz. 640), zegt de heer Edw. Gailliard, dat de Brugsche dichter Ed. de Dene († circa 1579) het woord Vat = Doodkist heeft gebruikt. Ziehier teksten uit de tweede helft der XVe eeuw, waaronder een met Kindervaetkin:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Kasselrij van Iperen, nr 1659, Rekening van den Disch van Rousselare (circa 1460): ‘Betaelt Han- | |
[pagina 37]
| |
nekin de Tram, van Francen den Ziecman te cleedene, te reedeneGa naar voetnoot(1) ende teerde te doene, ix s. vi, ende van eenen vate daer dezelve France in begraven was, comt xxi s. vi d.’
‘Betaelt bij dischmeesters van eenen vate daer Philips de Cupere in begraven was, xii s.; den putmakere van den zelven Philipse te begravene, iiii s......’
Id., Fonds id., nr 1644, Rekening id., over 1461-1462: ‘Betaelt by laste vanden vors dischmeesters Heinderic van den Heede van eenen vate daer tvyfkin Michiels in begraven was ende van eenen vate daer Coornins zaghers kind in begraven was, x s., comt xxi s.’
‘Betaelt in ghelyken Nichasis van der Luere van eenen vate daer Gillis Maes in begraven was, xii s.’
Id., Fonds id, nr 1647, Rekening id., over 1471-1472: ‘Betaelt Thomaes van Landaes vanden vate daer Leenkin die blent was in ghedolven was xii s......’
‘Betaelt Thomaes van Landaes van drie kindervaetkins omme Cristiaens Muelnaers kindren, ix s......,; van ii vaten omme personen die storven vande pestilencie.......’
Dr. K. van den Haute,
| |
138. - Tusschenghaner.Dit woord wijst geenszins - zooals door een geleerd schrijver gezegd werd - op het Fr. Proxénète (Koppelaar, Bevorderaar van ongeoorloofd verkeer, of Fr. Personne qui fait le honteux métier d'entremetteur). In den tekst hieronder zal het wel alleen Fr. Intermédiaire beteekenen. In zake van ontvoering, of van fr. ‘enmener jovenchiel ou puchiele... en waerde (garde) de père ou de mère’, worden door Tusschenghaners bedoeld ‘Chieus qui avoekes li enmeneires (= den ontvoerder) en saiuwe (= son aiuwe, son aide) seront, d.w.z., | |
[pagina 38]
| |
Zij die den ontvoerder zullen bijgestaan of geholpen hebben, of Zij die tot de ontvoering de hand zullen hebben geleend:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, II, 291-293: ‘Ordonnancen ende statuten op d'ontissinghe vande kinderen zynde inde bewarenesse van vader ende van moeder of van.... Ende es vort verstaen dat tusschenghaners, makelaers of makeligghen (in zake van “ontvoeren, ontleden of ontissen” van “eenich cnapelin kind of dochterkin zynde inde vooghdie, bewarenesse ende houdenesse van vader ende moeder... of van...”) gherekent werden als ontissers in deser manieren...’ (1423.)
Men vergelijke met den hieronder volgenden tekst:
Id, op. cit., II, 48: ‘Quiconques jovenchiel ou puchiele soit en waerde de pere ou de mere... enmenra sans le volonteit de chelui enqui waerde il ou elle sera... Mais chieus ki le enmenra et qui avoekes lui en saiuwe seront, pierderont leur tiestes...’ (‘Che sont les keures des mariages’, 18 Mars 1295.) | |
139. - Uutgheleet worden en Uutleedinghe.Door de ‘Costume’ der stad Iperen van 1535, was, in zake van ‘deelban’ van ‘verstervenesse’, bepaald dat, bijaldien de partijen, d.w.z. ‘alle de ghone die deel hebben ende heesschen willen int goedt vanden dooden’, binnen den gestelden tijd van 40 dagen, ‘niet verdeelt noch vereenst en waren’, hij ‘die den deelban heeft ghedaen doen’, den 41n dag zal ‘compareren ten sterfhuuse’ en de wet om den ‘voortheesch’ verzoeken. De tekst gaat volgenderwijze voort:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. d'Ypres, I, 270: ‘Dewelcke (voortheesch) ghedaen, de persoonen aldaer vonden (d.w.z. de aldaar aanwezige erfgenamen) zullen by maninghe ende vonnesse van scepenen, by den schoutteetene uutgheleet worden, ende den selven ende alle andere die ten deele eenich recht pretenderen willen dach ghemaect ten naesten dinghedaghe van s Vrindaechs ghedinghe. Item, welcke uutleedinghe de verzouckere vanden deelban wert ghehouden te doen condeghen byden messagier deser stede, inde parochiekercke daer den dooden overleden isGa naar voetnoot(1), up roepende alle | |
[pagina 39]
| |
de ghone die recht pretenderen ande voorseide hoirie te comparerene ten zulcken daghe als den clerc vander vierschaere den messagier overgheven zal.’ (Titel 18, art. 4 en 5.)
De geleerde heer L. Gilliodts-van Severen heeft Uutleeden door Congédier en Uutleedinghe door Congé vertaald. Wellicht zal er hier spraak zijn van de Congé-défaut, of, naar Dupin en Laboulaye, Glossaire de l'ancien droit français, Congé faute de se présenter, faute de venir plaider, faute de conclure: le défaut se donne à l'acteur, le congé au défendeur.
Deze uitlegging schijnt bevestigd door den tekst uit de ‘Coutume homologuée’ van 1619, welke uitdrukkelijker is en alwaar te lezen staat:
Id., op. cit., I, 46: ‘Ende op dat de hoirs binnen den voornoemden tyt (van veertich daghen) haerlieder recht niet en quamen te kennen geven, nocht onderlinghe verdeelt nochte vereenst en waren, de ghone die den deelban heeft ghedaen doen sal compareren ten eenenveertichsten daghe inde vierschare... ende aldaer versoecken aenden schout ofte bailliu. present twee schepenen..., den voortheesch.’ ‘Dewelcke (voortheesch) ghedaen, wordt op tversouck vande vervolgers vanden deelban, jeghens de non comparanten ghewesen default ende herdaghinghe ten laste van alle de ghone, die ten deele eenich recht willen pretenderen, jegens den naesten dyngedagh vanden Vrydaghs ghedynghe. Welcke herdaghinghe den versoecker vanden deelban sal ghehouden syn te doen condighen by den messagier der voorseyde stede...’
De ‘Coutume homologuée’ bepaalt vervolgens:
Id., op. cit., I, 47: ‘De dyngedach omcomende, indien, naer voortheesch, niemant hem opposeert, worden de vervolghers ghedaen ten goede, ende de ghone die niet en compareren worden gheeontumaceert ende versteken van haer deel ende hoirie.’
In de ‘Costume’ van 1535 luidt dit:
Id., op. cit., I, 272: ‘Item, ten dinghedaghe ommecommende, de zake van deelbanne ghelesen zynde, ende naer presentacie ghedaen vanden persoonen die den deelban hebben ghedaen doen, indien, den voortheesch ghedaen zynde, niemant daer jeghens opposeirt, werden ghedaen ten goede elc zo hyt gheheescht ende verclaerst zal hebben; ende de ghone die niet en compareren, werden ghecontumaceirt ende versteken van hueren deele ende hoirie.’ | |
[pagina 40]
| |
Hiertegen werd echter door een Memorie van toelichting betreffende de herziening van genoemde costume, opgeworpen:
Id., op. cit., I, 600: ‘Ten can niet wel ghefondeert zyn in rechte, dat yemendt binnen zes weken versteken zy ab aditione hereditatis, die open staet 30 jaer... Daeromme te delibereren ofmen het zelve wil restringeren tot de possessie alleenlick ofte breeder tydt stellen.’
***
In de keurboeken van Leiden, komt een woord Wtleydinge voor, nogmaals in zake van erfenis, en wél als het tegenovergestelde van Inleydinge, nl. in art. xviii en xx van boek III, deel II, van het keurboek van 1545:
Hamaker, Keurboeken van Leiden, blz. 390: ‘Wie hem in een boel laten leyden moet. Item, als daer een boel versterft, daer vader ofte moeder blijft, latende kinder, die gehijlict zijn ende wonende buyten tsterfhuys, en zullen niet mogen comen wt haer eyghen auctoriteyt in den boel, dan mits hem daer gherechtelicken latende inleyden, daer jegens mede wtleydinge gebueren sal mogen bij den boelhouder ofte boelhoutster, zoe verre den zelven gelieft...’
Ongehuwde kinderen, evenwel, ‘tzij dat zij int sterfhuys wonen ofte niet, zullen moghen comen ofte blijven int sterfhuys mit den ghenen, die in levenden lijve gebleven is’.
S. Muller, in zijn Glossarium op de Rechtsbronnen der stad Utrecht, legt de in spraak zijnde woorden volgenderwijs uit:
Inleiden (hem in iet doen), zich gerechtelijk in het bezit van een goed, eene erfenis doen stellen. - Inleiding, de gerechtelijke inbezitneming. - Uutleiden (enen), verzet doen tegen de inleiding van een ander in eenen boedel. - Uutleidinge, verzet tegen de inleiding van een ander in eenen boedel.
Verdam zegt aan zijn kant: Inleiden. In rechte. Iemand gerechtelijk stellen in het bezit van een goed, eene erfenis. - Inleidinge. In rechte. Gerechtelijke inbezitstelling.
Edw. Gailliard. |
|