Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe schrijf ik mijn dialect?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik geef een voorbeeld van mogelijke variatie. De zin ‘we hebben dorst’ luidt in het Brussels /wεmə doest/ of /mεmə doest/. Ik laat het laatste woord, /doest/, buiten beschouwing. Voor het begin van de zin zijn er een aantal mogelijkheden:
Voor onze korte, heel gewone zin, zijn 32 verschillende spelwijzen denkbaar: w'emme dëst, we emme dëst, w'emmen dëst, we emmen dëst, w'hemme dëst, w'hemmen dëst, we hemme dëst, we hemmen dëst, etc.
De 32 varianten zijn waarschijnlijk niet allemaal gebruikt, maar wel een zeker aantal daarvan. Er was begrijpelijkerwijs behoefte aan een praktische, consequente, uniforme spelling. Het was ook geen wonder dat een spellingcommissie van de Academie van het Brussels op mij een beroep deed, toen ze vernamen dat ik een aantal kenmerken bezat, zijnde: geboren Brusselaar en native speaker van het Brussels Vlaams, taalkundige en (ex-)lid van een spellingcommissie.
Centraal in deze bijdrage is de spelling van het Brussels, die in 1995 door de Academie goedgekeurd werd (deel II). Daarvóór (deel I) bespreek ik de spelling die door vroegere auteurs gehanteerd werd. In deel III gaat het over twee publicaties die na 1995 verschenen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Vóór de Spelling van het Brussels (1995)In de negentiende en het grootste deel van de twintigste eeuw was er weinig belangstelling voor het Vlaamse dialect dat te Brussel gesproken werd, vooral van Vlaamse zijde. In de hoofdstad was er nauwelijks sprake van een Nederlandstalige intelligentsia, die zich daarvoor had kunnen interesseren, en vanwege de overheid kon pas op enige steun gerekend worden toen de geleidelijke overgang naar een federale structuur de Nederlandstalige gemeenschap de nodige bevoegdheid gaf over culturele materies, dus ook over de taal. De enige uitzondering is de monografie van G. Mazereel, Klank- en Vormleer van het Brusselsch dialect. Mazereel gebruikte voor al zijn voorbeelden het fonetisch schrift en heeft het nergens over een manier om Brusselse woorden of uitdrukkingen in gewoon schrift weer te geven. Er zijn verder wel een vrij beperkt aantal werken verschenen in het Brussels, die kennelijk bestemd waren voor de lokale Vlaamssprekende bevolking.
Er verschenen ook publicaties in het Frans over de Brusselaars en hun taal. Iemand die met het Brussels dialect begaan was, was Louis Quiévreux. Hij schreef een Dictionnaire du dialecte bruxellois, die zoveel succes kende dat er in 1985 een vijfde uitgave gedrukt moest worden. Deze vijfde druk werd bovendien aangevuld met een beknopte beschrijving van de gebruikte spelling en van de grammatica van het Brussels. Deze aanvulling is van de hand van Jean d'Osta, die dezelfde tekst in zijn Flawskes de Jef Kazak opnam. O. Starck en L. Claessens publiceerden in 1988 een Dictionnaire marollienfrançais français-marollien, eigenlijk geen echt woordenboek, maar wel een dubbele vertalende woordenlijst, met een korte inleiding maar verder zonder enig commentaar.
Wat ons hier interessert, is alleen de in deze werken gehanteerde spelling. De oudste teksten in onvervalst Brussels vinden we in de Volksliedjes en gedichten van Luppe Scherpschieter, waarvan de Eerste bundel in 1958 in Brussel uitgegeven werd door de Boekdrukkery van J. van Buggenhoudt, Schaerbeeksche straet, 12. In zijn Voorpraet, die met een ‘ode’ aan Vader Cats eindigt (‘als meester en als vriend, heeft zyn voorbeeld my gediend’) waarschuwt hij al meteen zijn lezers: Hooggeleerden, wilt niet kyven
Omdat ik geen vlaemsch kan schryven.
Maer ik volg de regte baen
Om zeker te zyn verstaen;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De meeste teksten van Luppe Scherpschieter zijn geschreven in wat men waarschijnlijk het best als een soort algemeen Zuidnederlandse (of Brabantse) schrijftaal kan beschouwen. In een beperkt aantal teksten koos hij echter bewust voor het Brusselse dialect. Ik druk hier titel en eerste strofe af van zijn liedje over De menschlievendheid van de jug' de peés (‘juge de paix’ in het Frans = vrederechter): De menschlievenheid van de jug' de peés
In 't brusselsch vlaemsch
Opgedragen aen Paulus en Petrus, twee heeren die
noch buskruid noch beleefdheid uitgevonden hebben.
AIREKE: van de gommelastike juge-conscience, of wel van de Viezetandinnekes
'K em gistren op 't stadhoois gaun zien,
'T tribunaul van kanaillen,
Affaires waud'r een stuk og tien
van steéle, van bataillen;
Mo 't grooiste kraum van alleman,
Da was daene die moest jugeére:
Hoeveêrdig, stoeffer, boet en lau,
Al dat' en rausde was ni wau,
En da moet de mense conseilleére,
En da moet ons zauke arrangeére!
Letterlijke vertaling, met vraagtekens bij onduidelijke plaatsen: 'k heb gisteren gaan zien het tribunaal van canaillen. Zaken waren er een stuk of tien, van stelen (?), van vechtpartijen; maar het grootste kraam (de grootste schelm?) van allemaal, dat was degene die als rechter moest optreden: hovaardig, verwaand, bot en lui (?), al wat hij raasde was niet waar, en dat moet de mensen met raad bijstaan en dat moet onze zaken in orde brengen...
Ook al is deze tekst 150 jaar geleden geschreven en al zijn sommige plaatsen onduidelijk, er kan weinig twijfel bestaan over het feit dat men er een vrij groot aantal dialectvormen in terugvindt: 'k em (ik heb), og (of), mo (maar), grooiste (grootste), daene (die, degene), ni en da (in de Voorpraet: niet en dat), het enclitische pronomen en (hij, ie).
De spelling lijkt over het algemeen Brusselse klanken goed weer te geven. De vormen gaun, tribunaul, wau, zauke en mischien ook kraum en rausde wijzen op een uitspraak met lange /ɔ./, die volgens Van Loey (1979) waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnlijk in de loop van de 18de eeuw naar /u./ verschoven is, maar nu nog in het westen en het noorden van de Brusselse agglomeratie gebruikelijk is.
De lettercombinatie eé moet vermoedelijk als /εi/ gelezen worden.
Vreemd is de spelling met -ie- van zien en tien, die men vermoedelijk ook in het midden van de 19de eeuw met een lange /e./ uitsprak. Misschien hoorde de auteur het betrekkelijk kleine verschil niet tussen lange /i./ en lange /e./ (wat men nu ook bij sommige schrijvende Brusselaars kan vaststellen). Een andere verklaring is dat de schrijver onbewust door de standaardtaal beïnvloed is. Dat dit wel degelijk het geval kan zijn, blijkt uit het gebruik van het werkwoord steéle (stelen) dat in het Brussels niet bestaat (men zegt pikke) en ook door de spelling met h van woorden als stadhoois, hoeveêrdig; het eerste vers begint met 'k em, zonder h- (ik heb), een vorm die de uitspraak goed weergeeft.
Het is niet de bedoeling om hier de door verschillende auteurs gehanteerde spelling op een gedetailleerde wijze te beschrijven. In een tabel (met commentaar) zullen de meest voorkomende varianten met elkaar samengebracht worden.
Wat de lezer in deze tabel zal vinden, en wat niet:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om de tabel niet onnodig lang te maken zijn alleen de fonemen opgenomen die op een verschillende manier gespeld worden. Een korte beschrijving van het fonologisch systeem van het Brussels maakt duidelijk om welke fonemen het gaat:
KLINKERS
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TWEEKLANKEN
MEDEKLINKERS
Commentaar bij de tabel
1. Klinkers en tweeklanken
Bij de meeste auteurs is de spelling op die van het Nederlands gebaseerd. De meeste afwijkingen vindt men bij Starck/Claessens, dat duidelijk voor franstalige lezers bestemd is. Het grafeem ‘ou’ geeft er, zoals in het Frans, het /u/-foneem weer; de spelling ‘oe’wordt gebruikt voor de lange /u./ en ‘au’ voor de diftong /ɔu/. Zo kan men, bij dezelfde auteurs, ook, onder andere, het gebruik van de grafemen ‘aie’ en ‘eui’ verklaren, voor respectievelijk /εi/ en /oei/.
Bij een aantal fonemen is er een vrij grote overeenstemming wat betreft de gebruikte grafemen.
De meeste variatie kan men vaststellen bij de volgende fonemen:
ε.: de variatie kan misschien verklaard worden door het feit dat dit foneem in de standaardtaal weinig voorkomt (‘beige, frêle, vulgair’); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oei: dit is vreemd want er is geen verschil tussen de klanken in het dialect en in de standaardtaal, weliswaar in andere woorden: het woord voor ‘veel’, bij voorbeeld, wordt helemaal op dezelfde manier uitgesproken als ‘vuil’ in het Nederlands;
ɔu: hier is de variatie eveneens heel groot, wat vermoedelijk toegeschreven kan worden aan het feit dat die ook in het Nederlands bestaat: ‘oud’, ‘saus’, ‘bouw’, ‘pauw’.
Een apart geval is /ɔ.ε/: dit foneem wordt op verschillende manieren gerealiseerd (min of meer open of gesloten) en het is begrijpelijk dat de verschillen in de uitspraak hun weerslag hebben op de spelling.
Het is opmerkelijk dat de meeste auteurs geen onderscheid maken tussen de korte /u/ en de lange /u./. In het Brussels gaat het wel degelijk om twee verschillende fonemen, zoals blijkt uit de volgende morfeemparen: /uk/ (‘hoek’) en /u.k/ (‘haak’), /kuk/ (‘koek’) en /ku.k/ (‘kaak’). In de standaardtaal zijn de korte en de lange realisaties allofonen van een zelfde foneem, b.v. in ‘boek’ en ‘boer’.
Opvallend is eveneens het feit dat bijna niemand een onderscheid maakt tussen de korte /oe/ en de lange /ø./. De Baets gebruikt zelfs dit grafeem voor drie verschillende fonemen!
2. Medeklinkers
Problematisch is alleen de spelling van de palatale medeklinkers /ʃ en /Ʒ/. Hier is duidelijk sprake van invloed van de Franse spelling, ook bij Vlaamse schrijvers. Dit kan men vermoedelijk het best toeschrijven aan het feit dat tal van woorden in het Brussels aan het Frans ontleend worden: omdat men réchaud (‘gasfornuis’) en chooke (diminutief van het aan het Frans ontleende ‘chou’ in de betekenis ‘schatje’) met ‘ch’ schrijft, gebruikt men hetzelfde grafeem in koche (‘kuisen’), Doche (‘Duitsers’) en kalichezap (‘zoethout’).
Dit heeft wel tot gevolg dat er geen verschil is, in de spelling, tussen de palataal in /kɔʃə/ (‘kuisen’) en de velair in /kyχə/ (respectievelijk koche en kuche).
Zoals uit de tabel blijkt zijn een aantal schrijvers zich hiervan bewust geweest; die hebben dan ook geprobeerd om een oplossing te vinden, vaak met heel wat inconsequentie tot gevolg.
Een zelfde inconsequentie kan vastgesteld worden bij woorden die in het Nederlands met /h/ uitgesproken en geschreven worden. Typisch zijn, bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorbeeld, een aantal vormen en uitspraken bij Starck en Claessens. Deze auteurs onderscheiden, op p.12, ‘CONSONNES... Muettes h comme dans hoek (grappin)’ en verder ‘Aspirées h comme dans hant (main)’. Dit is heel vreemd, aangezien er in beide gevallen geen sprake is van enige aspiratie. In de woordenlijsten vinden we o.a. aemelaïke (‘heimelijke’, p.15), aieleghe (‘heilige’, id.), eks (‘heks’, 38), iet (‘heet’, 57), ook igiêne (‘hygiëne’, Fr. hygiène, 57) en irondel (‘zwaluw’, Fr. hirondelle, 61), maar haeve (‘houden’, 54), hals (54), handele (55), hant (id.) en ook hoek (‘haak’). Waarom de h van hant ‘aspirée’ en die van hoek ‘muette’ is, blijft een raadsel. Ook waarom Fr. ‘moitié’ (p.231) vertaald wordt als eulft/half, het een mèt, het ander zonder h (‘helft, half’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. De Spelling van het Brussels (1995)Wat de Academie van het Brussels voor haar publicaties wenste, was heel eenvoudig: een praktische en consequente spelling. Een spellingcommissie bestaande uit een achttal leden (een Leuvense vriend, die een spelling van het Leuvens ontworpen had, zes Brusselaars die geregeld in het dialect schreven en ikzelf als enige talkundige) ging in november 1994 aan de slag en stelde de Spelling van het Brussels voor op een persconferentie die op 8 september 1995 te Brussel gehouden werd. Daarna werden een jaar lang schrijfsessies georganiseerd, zodat een apart nummer van het tijdschrift Brussels Dialect over de spelling pas in 1997 verscheen.
Ondertussen was, in 1995, het boekje van Jacques van Keymeulen, Een handleiding voor de amateurlexicograaf. Hoe schrijf ik een dialectwoordenboek? verschenen, met, uiteraard, enkele beschouwingen over uitspraak en spelling (p.44 en volgende). Niet toevallig bleek er een heel grote overeenkomst te bestaan tussen Van Keymeulens werk en de Brusselse spelling wat betreft de principes waarop de spelling van een dialect gebaseerd moet zijn. Ik noem er hier twee:
Men moet immers rekening houden met enkele belangrijke verschillen tussen de spelling van een taal en de spelling van een dialect. In de volgende tabel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden enkele verschillen opgesomd (die gelden in elk geval voor West-Europese landen):
Aan bovenvermelde principes kunnen nog drie ‘wenken’ toegevoegd worden:
Hoe deze principes en ‘wenken’ in de Spelling van het Brussels vertaald werden, moge blijken uit de volgende kenmerken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gelijkvormigheidsregel wordt toegepast. We schrijven lig en lach wegens ligge en lache, zo ook voot en voote (‘voet’ en ‘voeten’) maar ood (‘hoed’) omdat men in een meervoud geen /t/ hoort: oojes (‘hoeden’).
In principe wordt geen rekening gehouden met assimilatieverschijnselen: men schrijft dus b.v. nen boor (‘een boer’) waar men /nəm bo.r/ uitspreekt en ik val, ik zing, etc. Als een klank helemaal weggelaten wordt, schrijft men die echter niet, b.v. in ei liet (van het werkwoord liere ‘leren’) en ei lie good (‘hij leert goed’).
Voor meer bijzonderheden, raadplege men De Spelling van het Brussels (1997).
Hier moet nog gewezen worden op het feit dat het Brussels heel wat Franse woorden gebruikt. Voor deze woorden stelt De Spelling van het Brussels de volgende regeling voor: als het woord fonetisch aan het Vlaams dialect aangepast is, schrijft men volgens dezelfde regels als de inheemse woordenschat; heeft het woord zijn Franse uitspraak bewaard, dan schrijft men het zoals in het Frans. Dus, bij voorbeeld, plafong en opereire maar robinet (of krontsje, ‘kraantje’) en ordinateur (‘computer’). Uit de bespreking in bovenvermelde publicatie blijkt dat de leden van de spellingcommissie zich er goed van bewust waren dat bij de toepassing van de voorgestelde vuistregel wel enkele moeilijkheden zouden opduiken. Deze worden verder besproken in het derde deel van dit artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Na De Spelling van het BrusselsIIIa.In 1999 verscheen het boekje Hoe schrijf ik mijn dialect? Een referentiespelling voor alle Brabantse dialecten.
Dit werk is ontstaan uit de samenwerking tussen leden van de Stichting Brabantse Dialecten (het gaat hier om de Brabantse dialecten die in Vlaanderen gesproken worden) en van het Noordbrabants Genootschap.
Tijdens de besprekingen die tot deze publicatie leidden bleek al gauw dat het, wegens het groot aantal fonologische verschillen tussen de verschillende dialecten, niet realistisch was om één enkele spelling voor te stellen, die door iedereen gehanteerd zou kunnen worden.
Het Voorwoord verwoordt heel goed hoe de uiteindelijke voorstellen geïnterpreteerd moeten worden: ‘bij het maken van deze spelling is met opzet niet gestreefd naar een eenheidsspelling die iedere lokale auteur zou moeten overnemen, maar naar een referentiespelling’ (p.7).
Zich tot de auteurs richtend, stelt het boek dat ‘de enige discipline die van hen gevraagd wordt, (erin) bestaat (...) dat ze het eigen spellingsysteem vervolgens beschrijven in functie van de referentiespelling, d.w.z. dat ze de punten waarop hun spelling afwijkt van de referentiespelling opsommen.’ (p.7-8).
Tot de auteurs van de Referentiespelling behoorden ook drie leden van de Brusselse spellingcommissie. In het algemeen kan gesteld worden dat de principes waarop de Referentiespelling en de spelling van het Brussels gebaseerd zijn, dezelfde zijn. Voor een aantal foneem/grafeemcombinaties waren in Brussel andere keuzes gemaakt en, omdat deze pas kort daarvóór ingevoerd waren en met succes bleken toegepast te worden, is een verdere aansluiting bij de Referentie niet nagestreefd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIb.Vanaf 1995 verschenen in het tijdschift Brussels Dialect en in andere publicaties van de Academie van het Brussels een groot aantal teksten waarvan de auteurs kennelijk zonder veel moeite gebruik maakten van de spelling van het Brussels.
Hier en daar treden, zoals te verwachten was, varianten op die men aan uitspraakvarianten kan toeschrijven; sommige van die varianten bleken de meeste lezers niet te storen, andere wel, maar dat is een ander verhaal dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigenlijk niets met spelling te maken heeft. Enige inconsequentie in de toepassing van de regels is ook niet te vermijden bij niet-professionele schrijvers; sommige fouten zijn zonder meer het gevolg van het niet-goed-horen van de eigen dialectklanken (b.v. als voor het getal 1000 duuzed geschreven wordt waar deuzed de juiste uitspraak weergeeft).
Van lezers kwam soms wel de opmerking dat het niet makkelijk was om die teksten te verstaan, maar dit is een vrij algemene opmerking bij lezers van dialectteksten. Er werd dan ook meestal de klassieke raad gegeven om de tekst hardop te lezen ...
Al bij al waren er weinig problemen bij het schrijven van Vlaamse woorden, van de inheemse woordenschat. Moeilijkheden waren er wel bij aan het Frans ontleende woorden. Zoals boven vermeld kunnen deze wel of niet fonetisch aangepast zijn. Bijzonder problematisch is het feit dat beide types voor morfologische aanpassing vatbaar zijn, voornamelijk door het toevoegen van uitgangen.
Allerlei auteurs stelden zich wel eens vragen omtrent het ‘juiste’ spellen van ontleende woorden. Over het algemeen ging het over vrij korte teksten en ieder deed zijn best om een leesbare tekst te schrijven. Het was echter duidelijk dat men vroeg of laat de spelling van de Franse woorden beter zou moeten (proberen te) beregelen. Een catalysator bleek hierbij te zijn de vertaling van de memoires van Alfred De Vos. Alfred De Vos is een oude Molenbekenaar, die op een bijzonder leuke manier wist te vertellen over het leven in het centrum van de Brusselse voorstad Molenbeek in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Zijn memoires, grotendeels in het Frans met hier en daar een Brussels woord of een Brusselse uitdrukking, zijn door Françoise van Kol opgetekend en gepubliceerd (Van Kol 2004). Begin 2005 is nu ook een Brusselse versie van dit boek verschenen. Vier leden van de Academie van het Brussels vertaalden elk een deel van het boek en mij werd gevraagd om als corrector op te treden. Mijn taak bestond erin om, enerzijds, te checken of de spelling van het Brussels steeds correct toegepast was en, anderzijds, om eventuele vormvarianten (b.v. de verleden tijd van goên, ‘gaan’, was soms gink, soms goenk) te uniformiseren.
Bij het vertalen en bij het verbeteren werden we, soms massaal, met spellingsproblemen bij aan het Frans ontleende woorden geconfronteerd.
Enkele voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we eens een ruimere blik werpen op een aantal mogelijke problemen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Zin, woordgroep, woordHet komt, vooral in gesproken Brussels (in conversaties), minder vaak in geschreven teksten, voor dat men van een taal op de andere overschakelt, het verschijnsel dat als code switching bekend is. Dit overschakelen kan op de grens tussen twee zinnen plaatsvinden:
Il pleuvait ce matin. Dèn zaain me toch mo tôis gebleive (‘het regende vanmorgen. We zijn dan toch maar thuis gebleven’).
Naast intersententiële code switching is echter ook intrasententiële code switching mogelijk, dus binnen de zin:
On n'est pas sorti omda 't reigende (‘we zijn niet naar buiten gegaan omdat het regende’)
Ei eit da gedoên pour sa vieille maman (‘hij heeft dat voor zijn oude moeder gedaan’).
Elk stuk wordt uiteraard het beste in zijn taal geschreven.
In het laatste voorbeeld is pour sa vieille maman een zinsdeel, maar ook ‘geijkte uitdrukkingen’ kunnen uit verschillende ‘woorden’ bestaan. Bedoeld worden hier de zogenaamde Franse ‘lexies composées’ die vaak aan Nederlandse samenstellingen beantwoorden. Voorbeelden hiervan zijn rez-de-chaussée (‘gelijkvloers, begane grond’), chef de bureau (‘afdelingschef’), pièce de rechange (‘wisselstuk, reserveonderdeel’), nuit de noces (‘huwelijksnacht’), etc.
Deze vaste uitdrukkingen worden met hun Franse spelling overgenomen. Als zeldzame randgevallen kunnen voegwoorden beschouwd worden die slechts gedeeltelijk aan het Frans ontleend zijn: Fr. ‘tandis que’ (‘waar’ in tegenstellende betekenis) en ‘malgré que’ (‘hoewel’) worden respectievelijk tandis da en malgré da. Men kan uiteraard ook tandi da en malgree da schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. WoordenZoals boven reeds vermeld lijkt het een goed uitgangspunt om een onderscheid te maken tussen woorden die nog zoals in het Frans uitgesproken worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(b.v. condensation) en woorden waarvan de uitspraak ‘vervlaamst’ is (b.v. kondensoêse). In het eerste geval moet, volgens de Spelling van het Brussels, aan de Franse spelling niet geraakt worden; in het tweede geval wordt het woord geschreven ‘zoals het uitgesproken wordt’.
In de volgende bespreking ga ik ervan uit dat de lengte van het ontleende woord een rol kan spelen bij het kiezen voor een Franse of Brusselse spelling:
- Korte woorden: in het Brussels spreekt men van ne phoque (‘zeehond’ onbekend, fok?), 'n laisse (‘lijn, leiband’ onbekend, les?), 'n prise (‘stopcontact’ onbekend, pries?)
Zulke woorden worden helemaal zoals in het Frans uitgesproken; men zou ze ook zonder meer in de Brusselse spelling kunnen omzetten. Omwille van de herkenbaarheid lijkt het aanbevelenswaardig om de Franse spelling te bewaren. Dit is niet (of minder?) het geval als de uitspraak niet helemaal dezelfde is. In het Franse woord ‘blague’ (‘grap’), bij voorbeeld, wordt in het Brussels de stemhebbende occlusief /g/ op het eind door een stemloze fricatief /χ/ vervangen. Het is dan ook logischer om dit woord blaag te schrijven. Zoals ik boven reeds vermeldde, is het niet zeker dat elke Brusselse, niet taalkundig geschoolde, schrijver zich van de verschillende uitspraak bewust is.
- Lange woorden: bij lange woorden kan er geen twijfel bestaan over het al dan niet aan de Brusselse uitspraak aangepast zijn van een woord en dus over de manier waarop men het hoort te schrijven. Het kan gebeuren dat twee vormen naast elkaar bestaan, zoals generation en zjeneroêse of condensation en kondensoêse: (1) Doe was vuil condensation/kondensoêse op de meure (‘Er was veel condensatie op de muren’). Werkwoorden, dat zijn vooral regelmatige werkwoorden met, in het Frans, een infinitief op -er, krijgen systematisch een -eir-suffix en een vervoeging, die ze duidelijk onderscheiden van de oorspronkelijke woorden. Voorbeelden hiervan zijn: prezanteire (Fr. présenter’), marsjeire (‘marcher’), antoereire (‘entourer’), fortifieire (‘fortifier’). Hierbij moet opgemerkt worden dat het woordbeeld er helemaal anders kan uitzien dan in het Frans. Vergelijk b.v. adoesiseire en ‘adoucir’, esjanzjeire | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en ‘échanger’. Dit kan als storend ervaren worden door schrijvers en lezers die heel goed Frans kennen.
- Tweelettergrepige woorden: Ook bij tweelettergrepige woorden kan de uitspraak bepalend zijn voor het spellen. Zoals in het Frans uitgesproken (en dus geschreven) zijn b.v. retard (‘vertraging’), extrait (‘uittreksel’), canard (‘eend’). Maar men zegt boezjee (Fr. bougie, ‘kaars’), vwateur (Fr. voiture, ‘auto’), kajè (Fr. cahier, ‘schrift’). Ook hier gelden de reeds gemaakte opmerkingen dat, enerzijds, de schrijver zich, althans bij sommige woorden, misschien niet bewust is van de verschillende uitspraak en dat, anderzijds, schrijver of lezer bezwaren kunnen hebben tegen een ‘vreemde’ spelling voor een bekend woord.
Het is niet verwonderlijk dat de Spelling van het Brussels in dit geval beide spelwijzen aanvaardde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Verbogen en vervoegde vormenEen bijzondere, bijkomende moeilijkheid wordt veroorzaakt door het feit dat de meeste vreemde woorden uitgangen kunnen krijgen, zoals boven bleek bij de bespreking van aspersj, asperge.
Als het grondwoord in het Brussels geschreven wordt, gebeurt dit op dezelfde manier als bij de inheemse woordenschat. Naast fortifieire krijgen we dus de vormen fortifieir, fortifieit, fortifieide, gefortifieid. Van boezjee bestaat een meervoud boezjees en een verkleinwoord boezjeeke en zo ook, van vwateur vwateure en vwaturke.
Er moet dan wel beslist worden of de afgeleide vormen van een woord dat met een slot-è geschreven wordt, het accent behoudt of niet: kajè (‘schrift’), meervoud kajès of kajes, verkleinwoord kajèske of kajeske?
Moeilijker wordt de beslissing als aan grondwoorden die men liefst zoals in het Frans zou willen schrijven een uitgang toegevoegd moet worden. Ik bespreek hier een drietal voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook bij geijkte woordgroepen kunnen vreemde vormen optreden, doordat ze in het Brussels, anders dan in Frans hoorbare uitgangen krijgen. Neem bij voorbeeld ‘cuisine installée’, in het meervoud ‘cuisines installées’. In het Brussels wordt de uitdrukking als een geheel beschouwd; net zoals samenstellingen krijgt het een meervoudsuitgang op het einde van het woord (het meervoud van ‘keukentafel’ is ‘keukentafels’ en niet ‘keukenstafels, in het Brussels kuiketoêfel/ kuiketoêfels). Men zegt dus, in het enkelvoud, /ənkwizinẽstale/, in het meervoud (in die winkel verkopen ze) /kwizinẽstales/. Zal men, in het Brussels, schrijven cuisine installées of cuisines installées?
In het Frans is het meervoud van ‘(un) rez-de-chaussée’ ‘(des) rez-de-chaussée’. In het Brussels ne rez-de-chaussée, meervoud rez-de-chaussées. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bekende Franse Citroën-auto, die bijna helemaal uit ons straatbeeld verdwenen is maar waar men soms nog over spreekt, heet in het Brussels 'n deux-chevaux. In het Frans blijft dit ‘woord’ in het meervoud onveranderd. In het Brussels krijgt het, in de uitspraak, een -s-meervoud, dat men dan in de spelling als deux chevauxs kan weergeven, dus met een meervoudsuitgang die op een Franse meervoudsuitgang volgt. Een andere mogelijkheid is: deux-chevaux's, maar het Brussels kent nergens een meervoudsvorm met apostrof-s. Een bijzonder sympathiek autootje kan een deux-chevauxke zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Wat nu? Mogelijke aanpassingenZoals men ziet, zijn er een vrij groot aantal problemen. Het moet wel opgemerkt worden dat de gewone schrijver zich van de problematiek in haar geheel niet bewust is, maar dat hij wel graag weet wat hij moet doen als hij met een bepaalde vorm geconfronteerd wordt. Welke oplossingen kunnen voorgesteld worden? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De inheemse woordenschatEr is geen enkele reden om enige wijziging aan te brengen aan de bestaande regeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De leenwoordenDat geldt ook voor leenwoorden waarvan de grondvorm anders uitgesproken wordt dan in het Frans. Een kleine toevoeging: als het woord op /ε/ uitgaat, waar die klinker met è weergegeven wordt, bewaart men het accent als er een uitgang op volgt: kajè (Fr. ‘cahier’, ‘schrift’), meervoud kajès.
Als de grondvorm van een leenwoord (een substantief in het enkelvoud, een onverbogen adjectief) echter op dezelfde manier als in het Frans uitgesproken wordt, dan bewaart het zijn oorspronkelijke spelling. Brusselse uitgangen worden daar zonder meer aan toegevoegd.
De bestaande regeling wordt als volgt uitgebreid:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. BesluitBij het schrijven van teksten in dialect geldt heel zeker als eerste vereiste dat ze goed leesbaar moeten zijn. Het is goed dat er een geheel van spellingregels bestaat en aanvaard wordt, dat rekening houdt met kenmerken van potentiële schrijvers en lezers.
Dit kan alleen als een taalkundige betrokken wordt bij het formuleren van deze regels. Zoals hopelijk uit deze bijdrage gebleken is, wordt de taalkundige daarbij met bepaalde problemen geconfronteerd die, gedeeltelijk, anders zijn dan bij het hervormen van de spelling van een standaardtaal. Het is heel zeker vor hem (of haar) een boeiende uitdaging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een aantal oudere publicaties is gebruik gemaakt van heruitgaven door de Academie van het Brussels:
|