Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het archief met betrekking tot de Vlaamse Beweging van de KANTL
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De verschillende archieffondsen2.1. Archief Lodewijk De Raet (ALDR)Lodewijk De Raet (Brussel 17/02/1870 - Vorst 24/11/1914), statisticus en econoom, bouwde een professionele carrière uit als ambtenaar bij het ministerie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Nijverheid en Arbeid. Hij zal echter de geschiedenis ingaan als de man die de economische emancipatie van Vlaanderen theoretisch heeft weten te onderbouwen met degelijk cijfermateriaal en statistieken. Terwijl op het einde van de negentiende eeuw de Vlaamse Beweging zich vooral toespitste op het cultuurflamingantisme en de strijd rond enkele taalwetten - de taalminnaars waren immers nooit ver weg - kwam hij o.m. op de proppen met de noodzaak aan Vlaamse ‘captains of industry’ en de ontvoogding door economische welvaart. Volgens De Raet was Volkskracht, een term die met hem verbonden zal blijven, een samenbundeling van zowel de intellectuele als fysische (economische) kracht van een volk. En in het verlengde hiervan was hij één van de voormannen in de strijd voor de vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De voornaamste werken van zijn hand zijn: Een economisch programma voor de Vlaamsche Beweging (1905), de trilogie Over Vlaamsche Volkskracht (1906, 1912 en 1913) en De Vlamingen onder de nieuwe Reegering (1910).
In 1927 schonk Max Lamberty, de neef van Lodewijk De Raet, een deel van het archief van zijn oom, via de toenmalige voorzitter August Vermeylen, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. De keuze van Lamberty om aan de academie een deel van dit archief te schenken kan op het eerste gezicht wat vreemd overkomen. De Raet had immers als ‘verwekker van het economisch bewustzijn in de Vlaamse Beweging’ weinig affiniteit met de academie. De taal- en letterkundig georiënteerde academieleden konden moeilijk ‘captains of industry’ genoemd worden. Daarbij komt nog dat De Raet kritiek had op de voorstellen van de notoire academieleden Julius Obrie en Julius Mac Leod aangaande de vernederlandsing van de Gentse Hogeschool. Het spreekt trouwens boekdelen dat de academie haar werkzaamheden op dit gebied staakte op het moment dat De Raet, in 1907, voorzitter werd van de naar hem genoemde tweede Vlaamse hogeschoolcommissie. De tijden veranderden echter en op het moment dat Lamberty het archief aan de academie schonk vonden De Raets geschriften rond de sociale en economische emancipatie van Vlaanderen veel weerklank binnen de Vlaamse Beweging. Het is niet zonder enige symboliek dat August Vermeylen, een jeugdvriend van De Raet die ook van mening was dat ‘de Vlaamsche zaak ook een economische vraag’ was, het archief namens de academie in ontvangst mocht nemenGa naar voetnoot1.
Lamberty ontpopte zich op latere leeftijd, uit adoratie voor zijn oom, tot diens eerste - en enige - biograaf. Het is dan ook opmerkelijk dat hij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
archief in 1927 aan de academie schonk. Lamberty's eerste artikel stamt pas uit 1929 en een biografie (lees: hagiografie) kwam er pas in 1951. In hoeverre Lamberty voor zijn De Raet-biografie uit dit archief heeft kunnen putten is dus onduidelijk - ondanks de ronkende titel van ‘bewaarder van het De Raet-archief’ die men hem in de inleiding toedicht - daar hij zijn mosterd voornamelijk uit secundaire bronnen heeft gehaald. Het is een feit dat sinds 1927 een deel van het ‘De Raet-archief’ in het academiegebouw een slapend bestaan heeft geleid. En dit tot in 1998, toen de academie besloot om het boven genoemde archiveringsproject op te starten rond het archief m.b.t. de Vlaamse Beweging, dat zij in haar bezit had.
Inhoudelijk omvat het archief veel materiaal i.v.m. de Commissie-De Raet, de Nederlands-Belgische Commissie waarin hij een prominente rol speelde en de strijd voor de vernederlandsing van het openbaar bestuur in België. Ook bevat het veel documentatiemateriaal dat De Raet verzamelde voor enkele van zijn publicaties, samen met een paar manuscripten. Chronologisch bevat het archief materiaal van 1893 tot 1914. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Archief Bibliografie van de Vlaamse Taalstrijd (ABTS)Zelden wordt nog door iemand uit het brede publiek een verband gelegd tussen de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en de Vlaamse emancipatiestrijd in de tweede helft van de negentiende eeuw. Nochtans was de oprichting in 1886 van de toenmalige Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde de invulling van een oude eis van de Vlaamse Beweging voor een officiële instelling om (in de gevleugelde woorden van Jan David): ‘de Nerderduytsche tael haer eer en achting weder [te] geven’Ga naar voetnoot2. De werking van de academie, vóór 1914, heeft zich voornamelijk toegespitst op de taalwetenschappen en de literatuur. Daarnaast trachtte men ook het belang van de taalstrijd (binnen de Vlaamse Beweging was toen nog maar weinig interesse voor de sociale strijd) te dienen met de publicatie van verscheidene bibliografische en biografische repertoria. Het moet gezegd worden dat de academie, of toch enkele van haar leden, zich niet beperkte tot hun wetenschappelijke opdracht maar, op sommige punten, actief participeerden in de politieke Vlaamse Beweging, ondermeer in de strijd voor de vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het einde van de negentiende eeuw ijverde men binnen de Vlaamse kringen voor een historiografie van de Vlaamse Beweging. Met als achterliggende gedachte dat de geschiedenis kon dienen voor de legitimatie van het emancipatiestreven van een, in casu, van het Vlaamse, volk. Een overzicht van het beschikbare bronnenmateriaal voor deze geschiedschrijving werd als primordiaal gezien. Paul Fredericq had, als voorbereiding op zijn Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging (1906-1909), al een uitgebreid bronnenonderzoek verricht. En in 1901 besloten Theophiel Coopman en Jan Broeckaert, die zich voordien elk afzonderlijk bezig hadden gehouden met het verzamelen van materiaal, samen te werken bij het samenstellen van een bibliografie voor de historiografie van de Vlaamse Beweging. De academie besloot, bewust van het belang hiervan en in het verlengde van het bibliografisch werk dat al verricht was, hen financieel te steunen. Ondermeer bij het aanwerven van medewerkers en door de bibliografie uit te geven. Het resultaat was de Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd die door de academie werd gepubliceerd van 1904 tot 1914. In totaal tien delen van elk ongeveer 400 pagina's die, chronologisch geordend, lopen van 1788 tot 1886. Daar de nadruk lag op - in de toenmalige perceptie - ‘bronnenmateriaal’Ga naar voetnoot3 werden door Coopman en Broeckaert, bij het verzamelen van hun materiaal, literaire teksten uitgesloten. Gebruik makend van een netwerk van medewerkers en het doorgedreven excerperen van verschillende reeksen periodieken slaagden zij erin nauwkeurig een diversiteit aan materiaal op te nemen, ondermeer brochures, affiches, kranten- en tijdschriftartikelen, boeken, enz., in totaal 7.734 referenties.
De Bibliographie van Broeckaert en Coopman was en is ongetwijfeld een juweel aan de kroon van de academie. Het belang ervan lag niet enkel in de heterogene samenstelling van het opgenomen materiaal maar ook in het feit dat bij de meeste referenties een samenvatting of de volledige tekst werd weergegeven. De verschijning van elk deel werd met een luid applaus onthaald. Niet enkel - zoals te verwachten viel - binnen de Vlaamse Beweging maar ook binnen Franstalige wetenschappelijke kringen en in het buitenlandGa naar voetnoot4. Zelfs August Vermeylen, die voor W.O. I - op zijn zachtst uitgedrukt - niet erg hoog opliep met de literaire opvattingen van de academie, was na de Bibliographie van mening dat: ‘de Vlaamsche Academie werkelijk tot iets dienen kon’Ga naar voetnoot5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar wat in zijn tijd een huzarenstuk was, bleek vlug onbruikbaar. Het ontbrak de Bibliographie gewoon aan registers. Al het monnikenwerk van de samenstellers ging op deze manier verloren. Een bibliografie is nu eenmaal een ‘naslagwerk’ waarin een goed zoekinstrument onontbeerlijk is. Praktisch aangelegde persoons- en zakenregisters zouden dit euvel opgelost hebben en van de Bibliographie een gebruiksinstrument gemaakt hebben i.p.v. wat het nu is: een museumstuk. Dat de ‘levensbeschouwelijke’ strekking bij de tijdschriften of kranten nooit vermeld wordt, is een ander, weliswaar minder onoverkomelijke, smet. Iets wat, gezien de specifieke opvattingen binnen de verschillende zuilen, essentieel is voor de historiografie van de Vlaamse Beweging. Verschillende malen werd gepoogd om de Bibliographie terug tot leven te wekken. Het bleef echter steeds bij goedbedoelde woorden en edele voornemens. De laatste poging werd in 1954 ondernomen door Rob Roemans die een brochure schreef met als titel, de schreeuwerige kreet,: ‘Wie redt de Th. Coopman en Jan Broeckaert's Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd?’Ga naar voetnoot6.
Het overlijden van de twee ‘bezielers’, Broeckaert, in 1911 en Coopman, in 1915, betekende het einde van de Bibliographie. Van haar kant had de academie de intentie om de Bibliographie verder te zetten. Hiervoor werden de notities van Coopman en Broeckaert verworven en werd een oproep gedaan aan iedereen om stukken naar de academie op te sturen. En niemand minder dan Isidoor Teirlinck, de auteur van Arm Vlaanderen, stemde ‘welwillend’ in om de leiding van de Bibliographie op zich te nemenGa naar voetnoot7. Al dit materiaal verdween echter zonder resultaat in de kasten van de academie en werd pas in 1998 terug bovengehaald.
Inhoudelijk bevat het archief voornamelijk documentatie voor de bibliografie, dat door ons werd geklasseerd op jaartal. Daarnaast is er een uitgebreide briefwisseling en stukken die geklasseerd werden op thema of onderwerp. Opmerkelijk in dit verband is het mooi geordende materiaal, geschonken door de Vlaamsche Katholieken Landsbond, samen met een schets over de oprichting en werking van de Landsbond neergeschreven door de haar toenmalige secretaris Kamiel Van Caeneghem. Chronologisch bevat het archief materiaal van 1883 tot 1914. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Archief Hippoliet Meert (AHM)Hippoliet Meert (Aalst 1 april 1865 - Middelburg 20 november 1924), leraar, is binnen de Vlaamse Beweging vooral bekend als stichter van het Algemeen Nederlands Verbond (A.N.V.). Meert ijverde voor de Nederlandse taal en cultuur en trachtte via het A.N.V. een Nederlands stambewustzijn op te wekken. Voor zijn studies over de taal en taalzuiverheid werd hij door de Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde driemaal bekroond. Ook blijft de naam van Hippoliet Meert, als secretaris van de tweede Vlaamse Hogeschool Commissie (Commissie-De Raet 1907), verbonden met de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse Hogeschool. Meert leidde de propaganda van deze commissie en in dit verband is er een uitgebreide briefwisseling van hem bewaard in het Archief Lodewijk De Raet dat zich in de KANTLGa naar voetnoot8 bevindt. Onder invloed van diezelfde Lodewijk De Raet kreeg Meert het inzicht dat men met de taal geen lege magen kon vullen en begon hij zich ook in te zetten voor de sociale en economische problematiek in Vlaanderen. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verzeilt Meert in het activisme en vervult hij verscheidene functies onder de bezetter, waaronder die van lid van de Raad Van Vlaanderen. In 1918 vlucht Meert, om begrijpelijke redenen, naar Hannover (Duitsland). Later vestigde hij zich in Middelburg (Nederland) waar hij in 1924 overleedGa naar voetnoot9.
De bekendste geschriften van Meert waren het resultaat van een polemiek. Er was de wijdverspreide brochure getiteld Debat Meert - Hardijns over het 11e juli feest en de Vlaamsche Beweging waarin Meert in de clinch ging met de Gentse socialistische voorman Ferdinand Hardijns, met name over de weigering van de socialisten om zich aan te sluiten bij het herdenkingsfeest i.v.m. de Guldensporenslag in 1910. En in 1912 verscheen het, zowel in Nederlands als Frans uitgegeven, antwoord van Meert op Jules Destrées Lettre au Roi sur la séparation de la Wallonie et de la Flandre.
In 1998 besloot de academie om een archiveringsproject op te starten i.v.m. het archief m.b.t. de Vlaamse Beweging. Er werd toen een klein archieffonds ‘ontdekt’ dat duidelijk afkomstig was van Hippoliet MeertGa naar voetnoot10. Het archief werd, gewikkeld in bruin inpakpapier, teruggevonden met de annotatie: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Documentatie voor de geschiedenis van den Vlaamschen Taalstrijd, verzamelt voor het Bestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond.’. Hoe en wanneer het in het bezit van de KANTL is gekomen is ons onbekend. De kans is groot, als wij ons op de annotatie mogen baseren, dat het archief naar de academie is gekomen in het kader van de Bibliografie van den Vlaamschen Taalstrijd. Meer informatie over dit werk van Broeckaert en Coopman kan men vinden in de inleiding van de Inventaris Archief Bibliografie van den Vlaamschen TaalstrijdGa naar voetnoot11. Na WO I wou de academie deze bibliografie verder zetten en deed men een oproep aan de ‘Heeren Leden of Bijzondere personen’ om materiaal in te zendenGa naar voetnoot12. Hoewel Meert zich aan het activisme heeft verbrand, had hij voor WO I contacten met verscheidene leden van de academie en is het niet ondenkbaar dat het archief via deze kanalen in het academiegebouw is terechtgekomen.
Als gevolg van de heterogene samenstelling van het archief hebben we, naar eigen inzicht, het geïnventariseerd op basis van verschillende thema's of, zo men wil, trefwoorden. Chronologisch loopt het archief van 1887 tot 1914. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Archief Lodewijk Delpire (pseud. Disdaskalos) (ALD)Het betreft hier een klein fonds dat afkomstig is van Lodewijk Delpire (Antwerpen 1846 - Schaarbeek 1927), een minder bekende figuur uit de Vlaamse Beweging.
Toch heeft Delpire een lange en rijk gevulde carrière binnen de Vlaamse Beweging gekend. Als onderwijzer bouwde hij een literaire vriendenkring uit met ondermeer literatoren als Domien Sleeckx en Tony Bergman. Delpire was vooral actief binnen Brusselse Vlaamsgezinde kringen en was lid van verschillende verenigingen. In 1895 werd hij de eerste secretaris van het Algemeen Nederlands Verbond. Grote bekendheid verwierf Delpire in 1907 met de publicatie, in het halfwekelijkse blad De Standaard, van een reeks open brieven die hij schreef onder het pseudoniem Didaskalos. De brieven waren gericht aan Joris Helleputte, minister van spoorwegen en P.T.T., en waren een aanklacht, gebaseerd op stevig onderbouwde statistieken, tegen de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
discriminatie van de Vlaamse ambtenaren op het ministerie. Disdaskalos' brieven - men kwam er pas veel later achter dat Delpire de auteur was - werden als brochure uitgegeven en hadden een grote invloed op de argumentatie van flaminganten tegen de verfransing van het Openbaar Bestuur. Tijdens de Eerste Wereldoorlog steunde Delpire, met talrijke geschriften en het opnemen van functies, het activisme. Na de oorlog bleef hij tot op hoge leeftijd actief binnen Het Vlaamsche Front, waarvoor hij op tachtigjarige leeftijd nog opkwam als kandidaat voor de Senaat. Delpire stierf in 1927 op eenentachtigjarige leeftijdGa naar voetnoot13.
In 1919 schonk Delpire een deel van zijn papieren aan de academieGa naar voetnoot14. Het waren voornamelijk oudere stukken die betrekking hadden op de Brusselse Vlaamsgezinde vereniging De Veldbloem, waarvan Delpire een periode voorzitter is geweest. Daarnaast is er materiaal rond de Conscience-feesten van 1881 en diverse stukken afkomstig van verschillende verenigingen. Chronologisch bevat het archiefmateriaal van 1853 tot 1912. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5. Los Archief Vlaamse Beweging (AVB)Deze inventaris beschrijft een fonds dat een ‘samenraapsel’ van archiefmateriaal is. Soms een beetje oneerbiedig ook ‘de vuilnisbak’ genoemd. Ten onrechte. Het is de bedoeling dat al het ‘los’ archiefmateriaal m.b.t. de Vlaamse Beweging in dit fonds wordt ondergebracht. Met ‘los’ wordt fragmentarisch archiefmateriaal bedoeld of fondsen die te klein zijn voor een aparte inventaris. Stukken die, bijvoorbeeld, in brochures teruggevonden of ergens in een kast ‘ontdekt’ werden. Het spreekt vanzelf dat dit fonds niet ‘af’ is maar steeds aangevuld kan worden met nieuwe kleine ontdekkingen.
Inhoudelijk beslaat dit fonds zowat alles wat in relatie met de Vlaamse Beweging kan worden gebracht. Zo zijn er verscheidene stukken van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, de vernederlandsing van de Gentse Hogeschool en disparaat materiaal van verschillende - soms obscure - verenigingen of gebeurtenissen. Door de heterogene samenstelling van dit fonds waren we genoodzaakt om het inventariseren pragmatisch aan te pakken. Documenten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden per thema, onderwerp of trefwoord en volgens eigen inzicht geïnventariseerd. Chronologisch loopt het archief van 1844 tot 1930. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Ontsluiting van de archieffondsenDe fondsen werden beschreven in klassieke archiefinventarissen voorzien van een uitgebreide index op namen, verenigingen, periodieken, congressen en manifestaties. De inventarissen zijn raadpleegbaar in de leeszaal (Gezellezaal) van de academie.
Vormelijk hebben we gekozen voor een hiërarchische archiefstructuur waarin de algemene inhoud werd beschreven, eventueel verder onderverdeeld in sub-inhouden, samen met het soort documenten waaruit een bestand bestaat. Men krijgt een beschrijving van de inhoud van een map en/of sub-map samen met hetgeen zich in die map bevindt. De signatuur (doos/map) staat voor elke beschrijving.
Voorbeeld:
Met het oog op het invoeren van deze archieffondsen in een geautomatiseerde databank werden stukbeschrijvingen gemaakt van de handschriften, brieven en affiches. Deze stukbeschrijvingen zijn opgemaakt in Access en als rapport bij de inventarissen gevoegd. Voor de opmaak van de verschillende velden baseerden we ons op de modules brieven, handschriften en affiches van Agrippa, de archiefdatabank van het A.M.V.C.
Onder de term ‘brief’ ressorteren ook briefkaarten, kladversies van brieven en telegrammen. Bij de handschriften werden manuscripten en uitgeschreven teksten (toespraken, ontwerpen van omzendbrieven, enz.), ondergebracht. |
|