Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kroniek van het toneel in Brugge (1468-1556)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ja zelfs onvermijdelijk in aanraking met diverse vormen van kunst. Nog aan het begin van de 16de eeuw behoorde deze rijke stad, vergeleken met de eeuwen daarvóór, immers onverminderd tot de indrukwekkendste brandpunten van de noordeuropese laat-middeleeuwse cultuur. Op het terrein van de beeldende kunsten was bijvoorbeeld een schilder als Gerard David en een architect als Lancelot Blondeel actief. Met een figuur als Jacob Obrecht liep de stad op muzikaal gebied eveneens duidelijk vooropGa naar voetnoot(2). In de kerken was hun kunst voor wie er zijn geest voor wilde openen, in overvloed voorhanden. De aanwezigheid van grote groepen kooplieden uit Florence, Genua, Aragon, etc. - velen, gelijk de Arnolfini's en de Portenari's, behalve uit puur economische belangen in de stad geïnteresseerd, ook als mecenae optredend - heeft via de door hen gestimuleerde kunstuitingen het doordringen van de Italiaanse Renaissance in het Noorden wellicht zelfs bevorderd. Zo vertoonden de Italiaanse triomfbogen voor de Blijde Inkomst van Karel V op 18 april 1515 waarschijnlijk invloeden van deze, toen nog relatief nieuwe artistieke stromingGa naar voetnoot(3). Dat manifestaties als deze niet onmiddellijk een onuitwisbaar stempel op het werk van de Bruggelingen zelf achterliet, pleit niet noodzakelijkerwijs tegen hen. De reizen die de talloze noordnederlandse kunstenaars naar Italië ondernamen, veranderden hen immers evenmin van de ene dag op de andere in echte Renaissancisten. Op het gebied van het drama, een terrein van kunst waaraan de doorsnee Bruggeling zich nauwelijks kon onttrekken, speelde de stad een veel bescheidener rol. Aan het begin van de zestiende eeuw telde Brugge evenwel een uitermate interessant individu onder zijn inwoners, die momenteel, vooral buiten kringen van literatuurhistorici, amper bekendheid geniet: de lakenvolder en -verver Cornelis Everaert (± 1480-1556). Zelfs J.A. van Houtte noemt hem in zijn imposante Geschiedenis van Brugge (Tielt 1982) niet. Hoewel zijn vijfendertig spelen tellende oeuvre reeds aan het eind van de vorige eeuw met een uitvoerige inleiding en aantekeningen werd uitgegevenGa naar voetnoot(4), is er nog relatief weinig over de persoon en het werk van deze dichter bekend. Het ziet er intussen naar uit dat gedurende zijn leven het Brugse toneelleven een later nimmer geëvenaard hoogtepunt heeft bereikt. In het kader van een over enkele jaren te publiceren monografie over Everaert, is een schets van hetgeen zich op dramatisch gebied in Brugge heeft afgespeeld uiteraard onmisbaar. Het jaartal 1468 als begindatum voor onze beschouwingen houdt in dit opzicht ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
band met de inschrijving, op dinsdag 9 februari van dat jaar, van Cornelis' vader als poorter van de stad. Via hem kan de gelijknamige dichter verhalen hebben gehoord over wat er zoal in zijn vaderstad op toneelgebied is gebeurd, hetgeen mogelijk uiteindelijk invloed heeft gehad op zijn latere dichtercarrière. In 1556 overleed de schrijver en is het om uiteenlopende redenen - de Reformatie is er daar één van - ook met de bloeitijd van het Brugse toneel gedaan. Vandaar dat we ons opstel met zijn sterfjaar laten eindigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Bronnen van InformatieVeel gegevens met betrekking tot toneelactiviteiten die niet onder de bescherming van de stad vielen zijn er, als gevolg van het ontbreken van de daarvoor relevante documenten, niet. Pogingen om een behoorlijk beeld van de Brugse rederijkerskamers te schetsen stuiten eveneens op grote problemen. Het weinige dat daarover meegedeeld kan worden hebben Muller en Scharpé in de inleiding op hun uitgave van Everaerts spelen al gepubliceerd. De belangrijkste reden voor de schaarste waarmee wij in dit opzicht kampen is de brand, op 28 januari 1755, die de Poortersloge, sinds 1590 het onderkomen van het gilde van de Heilige Geest, in de as legde. Daarbij werd het oude archief van deze rederijkerskamer grotendeels verwoestGa naar voetnoot(5). Gaat het daarentegen om de beschrijving van het toneelleven zoals dat door de stedelijke overheid werd georganiseerd, dan ziet de situatie er heel wat rooskleuriger uit. Aangezien het officiële gebeurtenissen betrof, maakte de stad door middel van zogenaamde Hallegeboden namelijk openlijk bekend wanneer er iets te vieren viel. Soms geschiedde dat alleen in de vorm van het afsteken van vuurwerk, het verlichten van officiële gebouwen of door organisatie van andere ‘ghenouchten’, in bepaalde gevallen echter ook met het spelen van toneel. Zonder enige twijfel is de jonge Everaert herhaalde malen van dergelijke evenementen getuige geweest, en dat uiteraard met meer dan gemiddelde belangstelling. Al deze activiteiten zijn niet alleen via de Hallegeboden naspeurbaar; na afloop van de festiviteiten werd van een en ander immers, zij het in tamelijk summiere bewoording, in de stadsrekeningen verantwoording afgelegd. Namen van auteurs en titels van spelen worden in deze bronnen natuurlijk niet of slechts bij hoge uitzondering ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meldGa naar voetnoot(6). Niettemin kunnen we ons dankzij deze Hallegeboden (die alleen over de periode tussen 29 augustus 1499 en 9 september 1503 een lacune vertonenGa naar voetnoot(7)) en stadsrekeningen, aangevuld met gegevens uit later vervaardigde kronieken, een tamelijk compleet beeld vormen van het Brugse toneelleven tussen 1468 en 1556. Wat die kronieken betreft, zijn het vooral de in 1531 gedrukte Excellente Cronike van Vlaenderen, Nicolaes Despars' rond het midden van de 16de eeuw geschreven Chronijke van Vlaenderen (het voorwoord bij dit werk is gedateerd op 1 oktober 1562) en het door de mij verder onbekende F.R. aan het begin van de 18de eeuw bijeengebrachte vervolg erop, die ons waardevolle informatie verstrekken. Achtereenvolgens bespreken we nu de dramatische activiteiten naar aanleiding van kerkelijke feesten (§ 3), de stedelijke bemoeienis met feesten van schutters en rederijkers (§ 4) en de feesten ter gelegenheid van politieke evenementen (§ 5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Toneel bij Kerkelijke Feesten3.1. Onnozele Kinderen en DriekoningenDe officiële stadsrekeningen onthullen helaas maar zelden iets omtrent de oeroude folkloristische gebruiken rond de jaarlijkse viering van Onnozele Kinderen op 28 december en van Driekoningen op 6 januari. Toch gingen deze feesten ook in Brugge blijkbaar gepaard met de nodige theaterachtige activiteiten. Zo wordt Pieter van Zouburch, priester van de kerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van St. Donaes, in 1494-1495 in de vorm van wijn ter waarde van tien schellingen beloond ‘thulpe van zynder feeste die hy hilt binnen den tydt dat hy eselpaeus was van der voors. kerke’Ga naar voetnoot(8). Overigens treffen we hier hoofdzakelijk verboden aan; de precieze inhoud van de traditionele festiviteiten komen we zelden op het spoor. Op 24 december 1513 wordt verordonneerd: [...] dat niemende, wie hy zy, en georlove upden aldren kynderdach eerstcommende, als de kynderen ryden zullen binnen belokene vanden cloostre vanden eechoute, noch ooc elders binnen stede, yemende die ryden zal te worpene, noch te slane met stocken, steenen, muedre of andre onreynichede, up daerof scerpelic ghecorrigiert te zyne ter discrecie van scepenen.Ga naar voetnoot(9) Soortgelijke geboden treft men in de Hallegeboden vanaf het eind van de 15de eeuw herhaaldelijk aanGa naar voetnoot(10). Dat de Brugse jeugd overigens niet altijd bescherming behoefde - ook zelf blijkbaar niet voor een kleintje vervaard - blijkt in het voorjaar van 1489 wanneer de verovering, door Karel van Savoye, van de Franse stad St.-Omer wordt nageaapt door tien-, elf- en twaalfjarigen, ‘eeneghe als wesende van der zijde van den roomsch coninck ende dandere van de zijde van de drie leden van Vlaenderen, zo langhe ende menighen tijt ghedeurende, dat zy endelinghe by tschotters hof van de hantboghe up die vesten, tusschen beede die muelewallen, mencanderen met fellen evelen moete te ghemoete quamen, zo dater horribelicke zeer ghevochten wiert dater vijve van hemlieden ter stede doot bleven ende meest alle die reste zo ghebulslacht, ghequetst, verminct ende met voeten gheteerden, dat zyder zom eenen langhen tijt of te bedde laghen’Ga naar voetnoot(11). Het amusante van deze kinderlijke nabootsing van een grotemensenoorlog was er dus gauw af. Op 5 januari 1518 wordt, met het oog op de festiviteiten van de volgende Driekoningendag, een strikt verbod uitgevaardigd tot het belachelijk maken van publiekelijk bekende personen. Ook in toneelvorm mochten deze hoogwaardigheidsbekleders niet in hun goede naam en faam worden aangetast: [...] al eest zo dat, zowel naer rechte als by mandementen ende voorgheboden te meer stonden ter hallen ghedaen, een yegheliken verboden es eeneghe persoonen ende zonderlinghe deghuene die in officien zyn van deser stede te injuryerne ofte overlast te doene in eenegher manieren, upden ban ende andre groote pugnicien, nochtans het heift ghelieft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeneghe persoonen ter contraryen te doene, twelke zaken zyn van zeere quader consequencien, niet lydelic zonder stranghe pugnicien. Uten welcke men scerpelic verbied dat niemende, wie hy zy, hem en vervoordre van nu voordan eeneghe liedekens te zynghene, dichten te makene of lesene noch eeneghe esbatementen te spelene up eeneghe officiers of die inden dienst of eede zyn van deser stede, tsy groot of cleene [...]Ga naar voetnoot(12). Op andere tijdstippen van het jaar werd dit laatste gebod eveneens uitgevaardigd. Aan straattheater is er aan het begin van de 16de eeuw in Brugge blijkbaar dus geen gebrek geweest. Opmerkelijk is echter de formulering die we aantreffen rond een vergelijkbaar decreet van 28 september 1526. Medegedeeld wordt ‘dat diversche persoonen hemlieden binnen deser stede gheneeren met liedekins te zynghene upde maerct ende elders in openbaren plaetsen, inhoudende groote lueghenen ende ooc diffamatorie van zommeghe persoonen, daermede zy groote menichte van volcke vergadert houden omme die te hoorene [...]’Ga naar voetnoot(13). Ook hen wordt ieder publiekelijk optreden voortaan, begrijpelijkerwijs, ontzegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. OmmegangsdagGa naar voetnoot(14)Volgens een oude, mooie legende ontving de Vlaamse graaf Diederik van den Elzas († 1168) tijdens de tweede Kruistocht van zijn zwager Boudewijn van Jeruzalem een relikwie van het Bloed van Christus. Dit als beloning voor het feit dat hij zijn vrouw Sybilla van Anjou toestemming had gegeven om in Palestina als non achter te blijven. Diederik zou dit kostbaar heiligdom vervolgens hebben toevertrouwd aan Lionnel, de abt van het klooster van St. Bertin te Saint-Omer, die het met zich mee voerde naar de stad Brugge, waar het in 1148 zou zijn gearriveerd. De Excellente Cronike van Vlaenderen, in 1531 door de befaamde Antwerpse drukker Willem Vorsterman gepubliceerd, beschrijft deze gebeurtenissen, met links en rechts wat kleine verschillen ten opzichte van de ‘feitelijke’ gang van zaken, in de volgende bewoording: Ende dese heleghe vrauwe Sybilla/ sandt Diederic hueren man dat weerde heleghe bloedt van Jherusalem te Brugghe/ het welcke bloedt was vander wasschinghe ende suueringe vanden lichame ons liefs heeren/ als hi doot vanden cruyce gedaen was/ het welcke bloet Diederick ontfinck met groter weerdicheyt ende deuocien/ ende hi dede maken inden burch te Brugghe sinte Baselis kercke/ ende stichtede daer vier prouenden/ ende eene halue/ om vier cappelanen ende eenen costre/ daer daghelijcx te sing- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hene die .vij. ghetijden. Ende daer gaf hi dat heleghe bloedt/ datmen noch iaerlijcx omme draecht up den derden dach van MeyeGa naar voetnoot(15). Lange tijd heeft niemand het gewaagd en bestond er ook geen enkele reden toe om deze geschiedenis in twijfel te trekken. In 1963 werd echter met succes aangetoond dat zij gebaseerd is op veronderstellingen, niet op feiten. Als oudste bron voor dit verhaal gelden namelijk de annalen van het eerder genoemde klooster te Saint-Omer, het Chronicon Sancti Bertini, door zijn toenmalige abt Jan van Ieper in of kort vóór het jaar 1380 uit oudere versies samengesteld. Informatie over de befaamde reliek vindt men in deze laatste geschriften evenwel nietGa naar voetnoot(16)! Graaf Diederik schijnt op zeker moment slechts opdracht gegeven te hebben tot het bouwen of verbouwen van de Basiliuskapel, de latere verblijfplaats van het Heilig Bloed. Tevens schonk hij vier prebenden voor even zoveel kapelanieën, en een halve ten behoeve van een koster om de kapel te onderhouden; met de relikwie als zodanig schijnt hij evenwel geen uitstaans te hebben gehad. Hoe en wanneer het waardevolle kleinood in Brugge is gearriveerd blijft een raadsel. Volgens Brugge's historiograaf J.A. van Houtte is het mogelijk tijdens de vierde Kruistocht (1202-1204) meegenomen uit het Heilig LandGa naar voetnoot(17). De reliek wordt hoe dan ook pas in 1256 voor het eerst vermeld wanneer twee veroordeelde criminelen beloven een eed te zullen zweren op het Heilig Bloed in de Basiliuskapel. De eerste keer dat er verwezen wordt naar een Bloedprocessie dateert uit 1291 wanneer het wegersgilde zijn leden verplicht aanwezig te zijn bij de OmmegangGa naar voetnoot(18). De dag waarop deze processie werd vastgesteld viel op gelukkige wijze zowel samen met de viering van Kruisvinding (3 mei), toch al een verplichte kerkelijke feestdag, als met de Bruggemarkt, een jaarlijks gedurende de eerste twee weken van de maand mei terugkerend evenement dat duizenden van heinde en verre toegestroomde kooplieden trokGa naar voetnoot(19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Broederschap van het Heilig Bloed schijnt eerst aan het eind van de 14de eeuw te zijn opgerichtGa naar voetnoot(20). Met betrekking tot de opvoering van toneel tijdens de H. Bloedprocessie zelf citeert de befaamde stadsarchivaris Louis Gilliodts-Van Severen in zijn Inventaire des Archives de la Ville de Bruges uit de stadsrekeningen de volgende notitie over de Ommegangsviering van 1396: Doe ghegheuen den ghesellen vanden spele als vanden xij apostelen ende iiij evangelisten die ghinghen voor thelighe bloed vp den dach van den ommeganghe, xviij s. groGa naar voetnoot(21). Volgens de 19de-eeuwse historicus was dit het begin van een lange traditie ten aanzien van de opvoering van mysteriespelen op Ommegangsdag. In de rekeningen betreffende het erop volgende jaar vinden we een post waarin een zekere Jan van Hulst, wellicht dezelfde als de mede-oprichter van de rederijkerskamer van de Heilige Geest, beloond wordt voor activiteiten rond de processie van 1397Ga naar voetnoot(22). Tevens wordt ook, waarschijnlijk voor de eerste maal, de titel van het gespeelde in een rekeningpost vermeld: acht ‘scerewetters’ (politie-ambtenaren) worden namelijk beloond voor het veilig door de stad geleiden van ‘tspel van den houekine’Ga naar voetnoot(23). De inhoud van dit spel, méér scènes omvattend dan zijn titel doet vermoeden, kan afgeleid worden uit een post in de stadsrekeningen over 1404-1405: Jtem ghegheuen Janne van Marolus over de coste pine ende moynesse die hi hadde vp den dach van ommeganghe ridende ende gaende voor thelighe bloed, metter annuntiatie van onser vrauwen, metter offrande van den drien coninghen, metter kindsbedde van onser vrauwen, met coninc Herodes, de stede van Jerusalem, metter tafele van den twalef apostelen ende met radix Jesse, xxxvj lb. parGa naar voetnoot(24). Of we hier inderdaad, zoals Gilliodts-Van Severen lijkt te suggereren, met een mysteriespel te maken hebben, is zeer twijfelachtig. In plaats daarvan zouden we immers even goed kunnen denken aan vertoningen op een wagen of tableaux vivants, een veel gebruikelijker vorm van theatrale uitdrukking tijdens processies in de Zuidelijke Nederlanden dan vol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ledige toneelopvoeringen. Het woord ‘ghetoocht’ in de eerder vermelde Excellente Cronike naar aanleiding van de Ommegang van 1479 herinnert in de eerste plaats daaraan. Verwijzingen naar ‘schilderijen’ hebben sommige onderzoekers er juist weer toe gebracht te veronderstellen dat er, in plaats van toneel, geschilderde taferelen werden omgedragen: [...] daer was ghetoocht den boom van Yesse/ ende tauentmael/ ende thouekin/ tvanghen/ tgheesselen/ ende tcruysdraghen/ ende veil schoonder sticken der Passien ons heeren aengaende/ als Annas/ Cayphas/ Herodes/ende andere seere chierlic toe ghemaect van schilderyen [...]Ga naar voetnoot(25). Natuurlijk zou men ook kunnen denken aan de mogelijkheid van opvoeringen van scènes uit een groter toneelstuk op rondrijdende wagens, zoals we die bijvoorbeeld kennen van de Engelse steden York en Chester. Alle scènes samen vormden dan een cyclus. Hoewel dit alternatief door W.M.H. Hummelen voor de Sacramentsprocessie in de stad Oudenaarde wordt ontkendGa naar voetnoot(26), lijkt Brugge af te wijken van de situatie die elders in Vlaanderen van toepassing is. Bij de Ommegang van 1457 vinden we namelijk de combinatie van toneel en processie terug in de beschrijving ervan in de Excellente Cronike. De Franse dauphin, de latere koning Lodewijk XI is dan getuige van ‘eene seer schone ende excellente processie van spelen’Ga naar voetnoot(27). Of zouden we, tot slot, moeten aannemen dat dramatische vertoningen alleen daar plaatsvonden waar de optocht tijdelijk stil hield? Volgens een der Registers die door de organisatoren van de processie werden bijgehouden, schijnen er ten minste tien of twaalf van dergelijke staties geweest te zijn. J. Cuvelier accepteert dan ook uitsluitend deze opzet wanneer hij opmerkt dat ‘aux divers arrêts de la procession [il-y-avait] la représentation de scènes de l'Ancien et du Nouveau Testament’Ga naar voetnoot(28). Vergeleken met een in het Brugse Stadsarchief bewaardgebleven document, getiteld Platsen daer de spelen inden ommeghanck op H. Bloetdach 1640 zullen spelenGa naar voetnoot(29), ziet het er naar uit dat we hem in het gelijk moeten stellen. In de wetenschap dat Brugge's Bloedprocessie gedurende de 17de eeuw ingrijpende veranderingen onderging, kunnen we uit deze lijst evenwel moeilijk conclusies trekken ten aanzien van oudere stadia van de Ommegang. Sterker nog: met betrekking tot de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
processie van 1517 kan met behulp van de stadsrekeningen het gebruik van wagens gemakkelijk bewezen worden. Niet alleen kosten inzake ‘thuutreden vanden personnaigen ende spelen’ worden er immers verantwoord - de normale omschrijving inzake verantwoording van uitgaven ter gelegenheid van de Ommegang - maar ook de vervaardiging van ‘de schilderye, tmaken vanden wielen, assen ende anders’Ga naar voetnoot(30). De omvang, en mogelijk ook de aard van de ontplooide dramatische activiteiten varieerde natuurlijk ook naar gelang de omstandigheden. In de meeste gevallen zal een ‘normale’ Ommegang op betrekkelijk bescheiden schaal hebben plaatsgegrepen. De aanwezigheid van een vorst of een hoog adellijk persoon in de stad zal zeker aanleiding hebben gegeven tot het extra rijk uitdossen van de stoet, met name van de vertoningen daarin. Zo vindt de processie van 1478 juist plaats als Maximiliaan van Oostenrijk, ter gelegenheid van zijn benoeming als lid van de Orde van het Gulden Vlies, in de stad is. De Excellente Cronike beschrijft de Ommegang aldus: Ende die spelen van thouekin/ van tauentmael/ ende meer andere sticken der Passien ons heren aengaende/ warender ghetoocht/ twelck seere rijckelick om sien was/ ende binnen meneghen iaren nyet ghesien en hadden geweistGa naar voetnoot(31). Zes jaar later, op 30 april 1484, valt een bezoek van Filips de Schone, de jonge erfopvolger van de Bourgondische troon, vrijwel samen met de Brugse Ommegang. De stad besteedde bij die gelegenheid meer dan dertien pond groten voor de opvoering van ‘viere scoone historien ende spelen/ chierlike ende heerlike ghestoffeirt van vele diverssche scoone personeigen uut diversschen historien ghenomen uten bibele/ accorderende up tblijde ende vriendelic ontfanghen ende incommen vanden zelve onzen gheduchten heere’Ga naar voetnoot(32). Enkele dagen later zal de Heilig Bloedprocessie denkelijk een kleinere financiële bijdrage hebben ontvangen van de kant van de stedelijke overheid dan gewoonlijk en wellicht ook minder publieke belangstelling. Vanaf 1527 wordt het theatrale aspekt van de Ommegang groter gewicht bijgemeten dan ooit tevoren: de Brugse schilder François de Wintre ontvangt dan een beloning van meer dan zestien pond groten ‘ter cause van dat hy gespeelt ende uutghebrocht heift tspil vanden weerden helighen bloede gheduen inde processie’Ga naar voetnoot(33). Met de stadsmagistraten schijnt hij overeen te zijn gekomen deze taak gedurende de negen daaropvolgende jaren te herhalen. Vóór beëindiging van deze termijn schijnt hij evenwel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te zijn overleden want in de stadsrekeningen over 1533-1534 worden zijn nakomelingen (de ‘hoirs van Fransoijs de Wintre’) zowel als een zekere Jan Zutterman beloond voor soortgelijke prestatiesGa naar voetnoot(34). Afgezien van enkele jaren waarin de Ommegang het blijkbaar zonder dramatische vertoningen moest stellen, zal Zutterman deze taak tot 1555 blijven uitvoeren. Daarna wordt deze eervolle opdracht vervuld door, eerst, Symoen Pieters en vervolgens vanaf 1557 door Jan de Mil. Incidenteel onderhoud aan wagens, kledij of andere ornamenten die tijdens de Ommegang worden rondgevoerd vergunnen ons een blik op de afzonderlijke scènes die werden verbeeldGa naar voetnoot(35): ‘conynck caerle ende de vier heems kynderen [...], de roode van Jesse, de ruese ende rosbayaert’Ga naar voetnoot(36). Zo schafte de stad nieuwe harnassen aan voor de vier Heemskinderen en lezen we dat de Reus gekleed ging in een rood en geel gekleurd gewaadGa naar voetnoot(37). De betrokkenheid van het schildersgilde bij Brugge's jaarlijkse Heilig Bloedviering gaat terug tot onheuglijke tijden. Eerder vermeldden we hun werk al in verband met de afbeelding van religieuze scènes en de versiering van wagens. Zelfs zij die tot de categorie der grootste artiesten van hun tijd behoorden waren hier actief. Zo ontving de befaamde Petrus Christus in 1463 een vergoeding voor de vervaardiging van een Boom van Jesse en een ‘Jherusalem’ (mogelijk een schilderij van de Intocht op Palmzondag), een taak die klaarblijkelijk onder grote tijdsdruk moest worden uitgevoerd. Niet minder dan tweeënzeventig ambachtslieden werden betaald voor hulp bij de vervaardiging van deze kunstwerken waarvoor grote | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeveelheden hout, ijzer en linnen werden aangewend. Allen werden bovendien op eten en drinken onthaald: Item Betaelt Pietren Cristus ende meester Pieter Nachtegale/ als principael last hebbende van te doen makene eenen boom van Jesse ende insghelijcx Jherusalem met datter toebehoorde ende dat al te stoffeirne van scildrijen, van allen den houte ende ijserwercke, van canevetse/ van de dachueren vanden themmerlieden, vande montcosten van .LXXII. persoonen/alle bezich upden dach vanden ommeghanghe anden voors. boom ende Jherusalem met datter toebehoordeGa naar voetnoot(38). Na de opstand tegen de Spanjaarden en - belangrijker nog - de godsdienstige troebelen in de jaren zestig van de 16de eeuw, zag men zich gedwongen tot het inkrimpen van de route van de Processie door en om de stad. Mogelijk waren de organisatoren van de Brugse Ommegang verder nog genoodzaakt tot het nemen van deze stap als gevolg van de rampzalige brand, op 7 maart 1575, van gebouwen aan het Minnewater. Daar lagen de Reus en ander traditioneel in de Heilig Bloedprocessie rondgevoerd decoratief opgeslagenGa naar voetnoot(39). Het gebeuren onderging natuurlijk ook wijzigingen die ontwikkelingen weerspiegelen op een geheel verschillend terrein, bijvoorbeeld artistiek. Een vrij volledige beschrijving van het geheel van rondtrekkende wagens, gedramatiseerde scènes en schilderijen die tijdens de 16de eeuw deel uitmaakten van de traditionele Brugse Ommegang treffen we aan in Joost de Damhouders De Magnificentia Politiae amplissimae civitatis Brugarum, in 1564 te Antwerpen gedrukt. Het werk werd in de Nederlandse taal bewerkt door de Brugse arts Charles-Basile Ingelbrecht, een vertaling die in 1684 in Amsterdam verscheen. In een paragraaf, getiteld: ‘De Spelen van d'Oude Tyden: dewelcke figuurwys plachten vertoont te worden’ somt de auteur niet minder dan éénentwintig onderdelen opGa naar voetnoot(40). Zoals elders, onder meer in steden als Antwerpen en Leuven, gaan religieuze scènes ook hier vrolijk hand in hand met folkloristische. De volledige lijst ziet er als volgt uit: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een van de nevenbedoelingen van de jaarlijkse viering van Ommegangsdag was aanzienlijk minder vroom, ja zelfs enigzins prozaïsch, want volgens De Damhouder vond de Processie tevens plaats ‘op dat zy daerentusschen zouden vermeerderen des Stadts Assijsen’. Met dat doel voor ogen werden in latere jaren zelfs nieuwe ‘vertooninghen’ toegevoegd aan de oorspronkelijke. Als voorbeeld daarvan noemt Inghelbrecht - helaas doet hij geen uitgebreider verslag - de blijkbaar steevast populaire scène van de ‘de Roode Zee met Pharaon (door zijnen Krijghs-heyr) de Kinders van Israël vervolghende’Ga naar voetnoot(42). Een tweede manier om de kwaliteiten van de dramatische voorstellingen tijdens of na de Heilig Bloedprocessie te verbeteren bestond in het uitloven van prijzen aan de meest succesvolle producties van de dag. Daarmee werd waarschijnlijk tevens bereikt dat een groter publiek zich ervoor ging interesseren. Al in 1445 werden zo zes zilveren schalen en een gelijk aantal bekers ter beschikking gesteld aan de spelers van de beste ‘stomme’ personagesGa naar voetnoot(43). Zo'n vijftig jaar later, in 1496, schonk de karmelietenorde, mede ter gelegenheid van een in het klooster gehouden generaal kapittel, zes schellingen aan de beste allegorische voorstelling van een scène uit het Oude Testament. Wellicht opmerkelijker is dat zij tevens een bedrag uitloofden aan hen die ‘snauens ten maeltyden in wat talen het zy [...] tghenoughelichste ende beste esbatonnement spelen zal zonder vilonnie’Ga naar voetnoot(44). Instituties die geheel of ten dele afhankelijk waren van giften van rijke inwoners van de stad zagen hun kans schoon het nuttige met het aangename te verenigen. Daarom zijn zij vooral op Ommegangsdag betrokken bij de opvoering van toneelstukjes. De activiteiten die de Bogaerdenschool in dit kader ontplooide, kunnen bestudeerd worden dankzij een uitvoerige door één der gouverneurs, Zeger van Male, in de vorm van een soort kalender gegoten beschrijving uit ca. 1555 van jaarlijks uit te voeren taken. Dit geschrift bewijst dat niet alleen de stedelijke overheid zich geroepen voelde tot het met toneel en theater opfleuren van deze heiligste aller Brugse dagen. Al in februari werd een van de gouverneurs van de school verzocht een Latijns tafelspel te vervaardigen. Een goed ‘rethorisien’ werd vervolgens gevraagd ‘omme ghecomponeert te hebbene in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaemsche een tafelspel met een morael, belachghelic, cort ende goedt, updat de lanckheit over tafele mijnheeren niet en verdriete’ terwijl de Processie zijn route buiten de stadsmuren verlegdeGa naar voetnoot(45). Deze rederijker kreeg ook opdracht een lied te schrijven (diende hij er ook de melodie bij te componeren?) dat door de schoolkinderen kon worden gezongen tijdens hun deelname aan de optocht, preciezer: ‘van up de Mart beghinnende, lancx der straten in de processie ghaende, tot Sint-Hubrechtshuus’, waar vertegenwoordigers van de overheid, zoals gezegd, verzameld waren voor een maaltijd. Hier ook zou ten behoeve van de hoge heren van het Vrije van Brugge het tweetal eerder genoemde tafelspelen worden opgevoerd. Op een later tijdstip zouden deze nog eens herhaald worden. Een volledige lijst van liederen die in de 16de eeuw gedurende de Ommegang werden gezongen, is aangetroffen in een brevier dat momenteel wordt bewaard in de archieven van de Broederschap van het Heilig BloedGa naar voetnoot(46). Tussen 1567 en 1572 was de vermaarde Brugse rederijker Eduard de Dene verantwoordelijk voor het schrijven van toneelspelen die voor en na de plechtige processie werden opgevoerdGa naar voetnoot(47). Het mag duidelijk zijn dat het spelen van toneel vóór, na en wellicht gedurende de Ommegang zich in de stad Brugge geleidelijkaan tot een onmisbare traditie ontwikkelde. Aanvankelijk is er een nauwe relatie geweest met de eigenlijke processie. Een feestdag als deze gaf echter ook gelegenheid tot het ontplooien van activiteiten die met religieuze zaken niets uitstaans hadden. Wanneer Denys de Muer, een der plaatselijke zilversmeden, in 1546 volgens een post in de stadsrekeningen een vergoeding ontvangt voor het maken van ‘vier zelveren prysen, te wetene drie scaelen, deene meedere dan dandere ende een zelveren taerge, weghende tsamen xix onchen te v s. iij d. groten donche, die by ordonnancie vanden college ghestelt zyn gheweest respectivelicke te winnene in meye laetstleden bijden ghuenen die naer den zelven heleghen bloetdach de belachelickeste esbatementen spelen zouden’Ga naar voetnoot(48) is het duidelijk dat dit plaatsvond nadat de gemeenschap de dag had besteed met bidden en rondtrekken in processie. Die inspanning verdiende in de avond immers beloond te worden met ontspanning. Wellicht gaf het Stadsbestuur zelfs met vooropgezette bedoeling opdracht tot de organisatie van een dergelijke wedstrijd. Daarmee voorkwam men immers dat er strubbelingen in de stad zouden ontstaan, nu zoveel mensen binnen haar muren vertoefden. Dat lijkt ten- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minste afgeleid te kunnen worden uit de gecursiveerde zinsneden in de zojuist geciteerde tekst. Een hoogtepunt werd bereikt in 1517 toen voor het Ommegangsseizoen van dat jaar een uitgebreide rederijkerscompetitie op touw werd gezet. Een gedetailleerde aankondiging van de op handen zijnde gebeurtenissen treffen we op de vooravond ervan aan in de HallegebodenGa naar voetnoot(49). Van heinde en ver kwamen rederijkers naar Brugge om te dingen naar de prijs voor het beste ‘spel van sinne’, voor het genoeglijkste lied en het meest lachwekkende ‘esbatement’ of ‘spel van ghenouchte’. Zoals gebruikelijk werden de leden van een der Rederijkerskamers beloond voor hun ‘schoonst incommene’Ga naar voetnoot(50). Om de kosten van deze dure operatie te dekken (met inbegrip van de te winnen prijzen beliepen deze meer dan zevenhonderd pond groten!), organiseerde de stad een, naar later bleek, succesvolle loterij. De eigenlijke festiviteiten vingen op 1 mei 1517 aan en duurden bijna twee weken, zoals we al zagen dus samenvallend met de jaarlijkse Bruggemarkt. Lijdend aan verlies in economisch belang, deed Brugge er dus alles aan om zijn vroegere majestueuze uitstraling te herwinnen, in dit geval door een oude godsdienstige traditie te koppelen aan handel en kunst. Vanuit een oogpunt van ‘public relations’ geenszins slecht geprobeerd! Naast de plaatselijke rederijkerskamers waren er vertegenwoordigingen uit tien andere plaatsen, alle (behalve drie Gentse kamers) afkomstig uit West-Vlaanderen; ook Kortrijk was met maar liefst drie genootschappen aanwezig. Een zekere Lauereijns Bart, over wie ons verder weinig méér bekend is, viel de eervolle taak te beurt om de deelnemers namens de stedelijke autoriteiten in de vorm van een toneelstuk te verwelkomen en, na afloop, weer afscheid van hen te nemenGa naar voetnoot(51). Bij gelegenheden als een Heilig Bloedprocessie was het voor de stad niet moeilijk om grote hoeveelheden volk op de been te krijgen, zowel van binnen als van buiten. Dat Brugge niet het hele jaar lang een bruisende stad was, blijkt uit een interessante notitie, zoals zoveel van de hier geciteerde posten uit stadsrekeningen of Hallegeboden tot op heden onopgemerkt. Plaatselijke neringdoenden hebben zich klaarblijkelijk beklaagd over de leegloop van de stad op dagen dat het anderszins een drukte van belang was. Uit een in 1543 door de ‘ghesellen van St Gillis kercke’ genomen initiatief blijkt dat de stad zeker niet ongevoelig was voor dergelijke klachten. Vandaar dat de overheid de ‘ghesellen’, die op Paaszondag op het kerkhof een spel opvoerden over de Verrijzenis van Christus, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beloont in de vorm van wijn ter waarde van zestien schellingen. Het is echter de motivatie voor het ter beschikking gestelde drinkgeld die deze rekeningpost zo curieus maakt: ‘aldus daer mede veel volcx hier in stede ghehouden was, die ghecostumiert waeren ten Damme te gane omme de verisenisse aldaer te zien spelen’Ga naar voetnoot(52). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Toneel bij Feesten van Schutters en RederijkersFeitelijk was er tussen de jaarlijkse viering van Ommegangsdag en het hierboven besproken toneelfeest van 1517 nauwelijks enig verband. Rederijkers konden het doorgaans namelijk gemakkelijk stellen zonder dergelijke direkte aanleidingen. De uitoefening van de rhetorica werd immers als een alledaagse taak beschouwd waarvoor stad noch gemeenschap faciliteiten hoefde te bieden. Zo moeten zij, al dan niet in samenwerking met schuttersverenigingen, ook in Brugge af en toe hun eigen onderlinge wedstrijden georganiseerd hebben. De festiviteiten van 1517 zijn nu in zoverre bijzonder dat wij vrij goed ingelicht worden over de organisatie van deze in Brugge gehouden rederijkerswedstrijd. Over de vraag of er eventuele andere grootschalige rederijkersfeesten in de stad hebben plaatsgegrepen, staat ons geen informatie ter beschikking. Wel vernemen we soms iets over bijdragen aan competities elders. Hoewel zij in 1496 ontbraken op de Antwerpse ‘Landprijs’, waar achtentwintig kamers uit Brabant, Vlaanderen, Holland en Zeeland streden om een hoogste prijs van drie zilveren kannen, te winnen met het spel van zinneGa naar voetnoot(53), waren zij wel aanwezig op het schuttersfeest van het Gentse kruisbooggilde van St.-Joris, dat op 20 mei 1497 werd geopend. In de avond werden toneelspelen opgevoerd. Alvorens een spel in de openbaarheid te brengen diende daarvan echter eerst een kopie overhandigd te worden ‘om daer up terminacie te maken alsoot behoeven ende noot wesen sal’. De prijs voor het beste esbatement, ‘in duijtscher talen’ wel te verstaan, bedroeg twee zilveren kannen, elk zes mark wegende. Een aparte beloning was er voor het beste esbatement ‘in walscher talen’. De winnaars daarvan werden afgescheept met één zilveren kan, die bovendien slechts drie mark woogGa naar voetnoot(54). De Bruggelingen, met in hun midden als koning van het gilde niemand minder dan Filips de Schone zelf, sleepten alleen voor het ‘scoonst incommen’ een behoorlijke prijs in de wacht. Een jaar eerder hadden ze het er te Dendermonde beter van afgebracht toen ze een tweede prijs van zeven zilveren schalen wonnen. Bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun triomfantelijke terugkeer in de stad werden zij daarvoor onthaald op de poortersloge, ‘daer vele ghenouchten was van esbatementen ende anders, ende der stede speellieden waren daer ooc spelende diveersche montetten’Ga naar voetnoot(55). Bepalingen omtrent een Brugs schuttersfeest in 1535 laten zien dat het spelen van toneel er een schier onmisbaar onderdeel van uitmaakte. Daags nadat het ‘laetste lot’ zal zijn geschoten, worden ter ere van de handboog spelen van zinne opgevoerd. Het gezelschap dat ‘best moraliseren zal, in zes hondert reghelen ofte metren daer onder en niet daer boven de prologue, indien daer eenighe werdt, daer inne niet begrepen, zal winnen voor eenen upperen prys eene schoone ryckelicke zelvere cop weghende dry marck’Ga naar voetnoot(56). Tweede en derde prijzen worden beloond met soortgelijke geschenken, in gewicht uiteraard lichter dan de hoofdprijs. De avonduren worden doorgebracht met de opvoering van esbatementen: Item zoo wat ghezelscip ofte ghilde van besloten ofte onbesloten steden of plaetsen, van binnen ofte buuten lande, als vooren, 'savens, als hy 'sachternoens 'tspel van sinnen ghespeelt sal hebben, spelen zal in zyn tale 'tboerdelicxt, ghenouchlicxt en belagghelicxt nieu esbatement zonder scimp ofte vilonie niet passerende de vier hondert reghelen, zal hebben voor uppere prys een schale van een marck. De best doenders daer nae, zullen hebben, voor de naer prys, een schale weghende zes oncen. De best doenders daer nae zal men gheven, voor eenen derden prys, een schale van vier oncenGa naar voetnoot(57). Voor beide categorieën van spelen gold ook nu weer dat van tevoren copieën van de op te voeren teksten ‘ghesloten en gheseghelt in handen van den Jugen’ gesteld moesten worden. Het festijn werd tot slot gecompleteerd door optredens van met de aanwezige gezelschappen meegereisde zotten; deze werden overigens verondersteld voortdurend actief te zijn, te beginnen bij de triomfantelijke inkomst en eindigend op de dag waarop toneel werd gespeeldGa naar voetnoot(58). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Toneel bij Politieke GebeurtenissenIn de Bourgondische Nederlanden vierde men ter gelegenheid van de sluiting van vredesverdragen, bij de geboorte van een troonopvolger of naar aanleiding van andere politieke gebeurtenissen gewoonlijk uitbundig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
feest. Voor de inrichting van vreugdevuren, in middeleeuwse steden natuurlijk enorme risico's met zich meebrengend, werden fikse bedragen uitgetrokken. Wellicht juist vanwege die gevaren - zo vloog, enkele dagen na de officiële inhuldiging van Karel V op 18 april 1515, tijdens een op verzoek van de vorst zelf gehouden reprise van de Blijde Inkomst één der stellages in brand; het hoogadellijke gezelschap kon slechts ternauwernood in veiligheid gebracht worden - lijkt de stad precies tijdens de hier bestudeerde periode het accent te verschuiven naar het minder vuurgevaarlijke toneel. Zonder het populaire ‘vieren’ geheel achterwege te laten, zien we dat voor spelen van zinne en esbatementen geleidelijkaan meer geld wordt uitgetrokken dan voor vuurwerk. Oude kronieken als de in 1531 gedrukte Excellente Cronike van Vlaenderen, Nicolaes Despars' later in dezelfde eeuw vervaardigde Chronijke van Vlaenderen en het vervolg hierop door de verder niet geïdentificeerde F.R., leveren voor ons onderzoek af en toe interessant materiaal. Despars' beschrijving van het onthaal dat Karel de Stoute in maart 1468 in Rijssel te beurt viel, is zelfs ronduit smeuïg te noemen: die hertoghe Charles van Bourgoengnen [nam] zijnen wech ter stede van Rijssele waert, aldaer hem insghelijcx ooc alle die zelve eere ende weerdicheit gheschiede, niet zonder grote menichvuldicheit van allerande schone thoghen ende spectaclen, tusschen de welcke onder andere ooc drie levende moedernaecte vrouwen te ziene waren, representerende figuerlick de drie goddinen, Juno, Venus ende Pallas, maer in zulcker dispositie van lichame dat men qualick leelicker hadde connen ghevinden, want Juno was wat lancachtich, maghere ende dorre, Venus gheel lanck ende louverich, ende Pallas, ter contrarien, gheel cort, hoochschourich ende bultich, dies hem die prince gheenssins ghehouden ende vermijden en conste van lacheneGa naar voetnoot(59). Helaas zijn dergelijke staaltjes van sappige journalistiek eerder uitzondering dan regel. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de meeste festiviteiten zijn we dan ook genoodzaakt ons te wenden tot officiële bronnen als de stadsrekeningen. Waar we in Despars' Cronijcke bijvoorbeeld niets vernemen over theatervoorstellingen naar aanleiding van Karels op de vooravond van Palmzondag (9 april 1468) gehouden Blijde Inkomst in de stad, lezen we in de stadsrekeningen juist dat niemand minder dan Anthonis de Roovere de leiding had over het ‘doen betimmerene [vanden stallagen] vpden dach vander voorseyder incomste, te weten voor de burchpoorte, voor dhoude halle ende vanden ramen ande cruus poorte, met alle den cleedren, schilderen ende personagen diere toebehoorden’. Bij de komst van Margaretha van York, een kleine drie maanden later, wordt hij opnieuw beloond, nu echter voor het doen oprichten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schilderen en met personages ‘stoffeerne’ van een stellage ‘an tnoordoosthende vander ouder halle’Ga naar voetnoot(60). De eerste binnen het hier bestudeerde tijdvak vallende politieke gebeurtenis die aanleiding geeft tot het ten tonele voeren van ‘diverssche abatementen’ is een op 18 juni 1472 gesloten verdrag tussen Karel de Stoute en Nicolò Tron (‘A gigantic man with a coarse face and a stammer’Ga naar voetnoot(61)), de Doge van Venetië. Voor het timmeren van een stellage alsmede voor ‘zekere houten, ghesleghen voor tscepenhuus, daer up dat de toortsen ghestelt waren’Ga naar voetnoot(62) ontvangt een zekere meester Valentijn de Banelare op 24 augustus, de dag waarop de sluiting van dit verdrag in Brugge met toneelspel luister wordt bijgezet, zeven schellingen. Voor het vieren van feest is er gedurende de tien jaren van Karels regering overigens weinig reden. De politieke onzekerheid na diens dood op 5 januari 1477 brengt de Nederlanden, zoals bekend, zelfs aan de rand van een burgeroorlog. Eerst met de komst van Maximiliaan van Oostenrijk treedt enige stabilisatie in in de verhouding tussen de centrale overheid en de steden. Op internationaal front, met name van Franse zijde, blijven de vijandelijkheden jegens de Bourgondische staat evenwel voortduren. Begin januari 1478 trekt Maximiliaan daarom met een leger huursoldaten naar Artesië. Wanneer hij zijn kamp heeft opgeslagen voor de plaats Lens, wordt in Brugge een toneelspel opgevoerd om daarmee de veldtocht financieel te ondersteunen. Een en ander verloopt echter niet zonder problemen: Item het gheuiel dat dye goede lieden vander wet/ ende Marten lem als Burchmeester deden een waghenspel maken/ het welcke ghespeelt was vp den .xv.sten dach van Sporcle/ ende was in die vastene/ vp den Jacoppijnessen keermesse/ in welck spel beteekent was die grote dreeghinghe/ die ons ghedaen was vanden coninc van Vranckerijcke/ ende dat van node was dat tvolck ghelt soude moeten gheuen omme die Saudenieren mede te betalene. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den speilders wort ghequetst/ dandere hilden hem huyten weghe. Bij den welcken datmen wel segghen mach dye houde Vlaemsche proverbie. Nota. Met eenen cleenen occusoene gheraect men lichtelic te vrients huyseGa naar voetnoot(63) De eigenlijk oorzaak van het conflict schijnt evenwel gelegen te zijn geweest in het feit dat de Brugse stadsbestuurders hadden besloten ‘voortaen hunne Ambachten, en gewaepende Borgers niet meer te versoecken, om te Velde te gaen, maer in hunne plaetse soo veel vremde Soldaeten te hueren, als sy souden moeten leveren’Ga naar voetnoot(64). De rijke buit die de huurlingen tenslotte ten deel viel, was, naast het gevoel van een oud voorrecht beroofd te zijn, reden genoeg om het vuur in de pan te doen slaan. Om een mogelijk oproer de kop in te drukken werden verschillende personen, onder wie zes wevers en zes volders, naar aanleiding van dit incident tenslotte onverwijld gearresteerd en uit de stad verbannen. Uiteindelijk verwijst L. Gilliodts van Severen in zijn Inventaire des Archives de Bruges naar slechts drie met toneelopvoeringen omlijste politieke gebeurtenissen. Alle zijn gesitueerd rond de perikelen met betrekking tot de opvolging van de op 27 maart 1482 zo jong gestorven Maria van BourgondiëGa naar voetnoot(65). Maximiliaan van Oostenrijk, Maria's weduwnaar, stond bij de overname van de regering voornamelijk één doel voor ogen: de her-centralisatie van het Bourgondische rijk. Na de militaire debâcles van haar vader Karel de Stoute was Maria namelijk gedwongen geweest de Vlaamse en Brabantse steden, Gent en Brugge voorop, tegemoet te komen in hun streven naar economisch en staatkundig particularisme. Om die reden verlangden de genoemde steden dan ook vurig naar het sluiten van vrede met Frankrijk, waartegen sinds de dood van Karel de Stoute opnieuw onafgebroken oorlog was gevoerd. Maximiliaan stond machteloos toen de Staten-Generaal daarom op eigen initiatief onderhandelingen met de Franse koning Lodewijk XI aangingen. Bij de Vrede van Atrecht, op 23 december 1482 gesloten, werd de dauphin, de latere koning Karel VIII, verloofd met Margaretha, dochter van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië. Op 10 januari 1480 geboren en dus nog maar amper drie jaar oud, verliet zij op 24 april 1483 de stad Gent om haar verdere opvoeding te genieten aan het Franse hof te Amboise, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar zij op 22 juni van dat jaar arriveerdeGa naar voetnoot(66). Gezien vanuit het perspectief van Maximiliaan fungeerde zij natuurlijk veeleer als gijzelaar. Filips de Schone (1478-1506), de toekomstige hertog van Bourgondië, werd onder toezicht van een voornamelijk Vlaams-georiënteerde regentschapsraad gesteld. Ondanks de nederlaag die Maximiliaan ermee leed werd de Vrede van Atrecht in het hele gewest Vlaanderen aangegrepen tot het op grootse wijze vieren van feest. De stadsrekeningen van Tielt maken bijvoorbeeld melding van beloningen voor de rederijkers, omdat zij ‘ter ghenouchten ende blijtscepe van den paeijs stallaigen maecten om up te vierne ende te spelene ende den abielgementen [= kleren, w.h.] ten spelen te makene’Ga naar voetnoot(67). Te Brugge trekt de stad geld uit voor ‘v zeluerin prysen weghende tsamen iij maerck iiij oncen xv jnghelschen die by ordonnancie van mynen heeren van der wet vp ghestelt waren ghegheuen te werdene ende dat die winnen zouden de guene die best abatementen zoude, den best doende den vppersten prys hebbende ende also volghende, also wel jnt vroede als anders’Ga naar voetnoot(68). Ruim zes jaar later is er wederom aanleiding tot het organiseren van festiviteiten rond het sluiten van een verdrag. Nu is het de Vrede van Montils les Tours, op 30 oktober 1489 gesloten tussen Maximiliaan en Karel VIII. De laatste was, na de dood van Lodewijk XI (30 augustus 1483), op 30 mei 1484 officieel tot koning gekroondGa naar voetnoot(69). Op zijn beurt was Maximiliaan op 16 februari 1486 tot Rooms-koning gekozen en bijgevolg veel intensiever dan voorheen in de Habsburgse politiek verwikkeld geraakt. Afgezien van voortdurende moeilijkheden met de grote Vlaamse steden (Maximiliaan werd in het voorjaar van 1488 zelfs gedurende enkele maanden door de Bruggelingen gegijzeld; bij zijn vrijlating op 16 mei vierde de stad haar ‘overwinning’ met een ‘processie generael’ en stonden acht kannen wijn ter beschikking voor ‘wie savens tbeste spel huijtbringhen soude [...], tware in tvroede of in tsotte’Ga naar voetnoot(70)), was voor hem eindelijk een periode van relatieve rust tot stand gekomen. Alvorens zich geheel in de Duitse politiek te storten, wenste Maximiliaan zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evenwel te wreken op de voor hem zo smadelijke Vrede van Atrecht (1482). Na Albrecht van Saksen als zijn plaatsvervanger aangewezen te hebben, bereidde hij een vredesverdrag met Karel VIII voor. Een op 22 juli 1489 te Frankfort getekend voorlopig bestand wordt op 30 oktober van datzelfde jaar gevolgd door de eerder genoemde Vrede van Montils les ToursGa naar voetnoot(71). Bij deze gelegenheid dwong Maximiliaan de Vlamingen bovendien om hem als regent te erkennen. Hoewel Brugge zich verzette tegen de bepalingen van het verdrag van Montils les Tours - pas in het najaar van 1490 onderwerpt de stad zich in Damme weer aan Maximiliaans gezag - wordt de sluiting ervan in opdracht van de stadsmagistraat eind 1489 niettemin gevierd. De stadsrekeningen maken melding van betalingen aan ‘Maertin Reynghoot de somme van ij lb. gr. de welke by laste van myne heeren van der wet jn goude ende zeluerin penninghen ghesaeyt ende ter halle vut gheworpen waren als den voors. payse ghepubliert ende vutgheroupen was’, alsmede aan ‘Cornelis van den Vivre ende Jacop van Groeninghen ter causen van den prysen byder stede vpghestelt als best gheabatement hebbende ende ghespeilt vp den dach van den voorseyden payse’Ga naar voetnoot(72). Als Brugge uiteindelijk op 6 december 1490Ga naar voetnoot(73) het hoofd buigt voor de overmacht van de Vlaamse stadhouder Engelbert II van Nassau en daarmee schoorvoetend de landsheerlijke rechten van Maximiliaan erkent, is er, zeker na zo'n lange ‘benaude’ tijd, alle reden tot het grootscheeps vieren van de vrede. Het in dezelfde tijd ontvangen bericht over Maximiliaans kroning tot koning van Hongarije verhoogde de feestvreugde niet weinig: Ende inden burch was doe ghemaect een schoon groot vier al van nyeuwe stoelen/ omme dieswille dat thout qualic om ghecryghen was/ twelc was ghedaen huyt triumphen ende voor een nyeuwicheyt/ in welc vier waren verbarrent .v. hondert nyeuwe stoelen. Ende inden burch was ghetemmert voor Tschepenhuys een schip wel aerdich ende gent/ daer inne datmen ghenouchte bedreef. Ende tsauens esbatementemen inden Burch/ daer diueersche prijsen van wijne mede te winnene waren. Ende int voornomde schip stonden Heraulten met schoonen wapen rocken. Ende aen tschip stont ghescreuen dit naervolghende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een meer definitieve vrede tussen Maximiliaan en Karel VIII komt op 23 mei 1493 te Senlis tot stand. Eerder had de Franse koning zijn bij de Vrede van Atrecht (1482) gesloten verloving met Margaretha van Oostenrijk, die sinds dat jaar aan het Franse hof vertoefde, verbroken. Directe aanleiding daartoe was het op 19 december 1490 bij volmacht gesloten huwelijk tussen Maximiliaan van Oostenrijk en Anna van Bretagne, de dertienjarige dochter en erfopvolgster van de in september 1488 overleden hertog van Bretagne, Frans II. Karel reageerde, om politieke en territoriale redenen, met een onmiddellijke inval in Bretagne. Anna werd gedwongen hem als echtgenoot te accepteren. Zowel Margaretha als Maximiliaan werden door deze stap dus ernstig vernederd. Aangezien daarmee het verdrag van Atrecht hoe dan ook geschonden was, had de hertog van Bourgondië alle reden om tegen Frankrijk opnieuw de strijd aan te binden. Tot militaire acties kwam het evenwel niet. Aangezien de belangstelling van Karel zich bovendien inmiddels duidelijk in Italiaanse richting had ontwikkeld leverde de sluiting van de Vrede van Senlis geen al te grote problemen meer op. De in 1483 aan Frankrijk overgeleverde Bourgondische eigendommen werden, voor zover al niet door Albrecht van Saksen heroverd, aan Maximiliaan geretourneerd. En ook Margaretha keerde terug naar de Nederlanden. Op 22 juni 1493 was zij weer in GentGa naar voetnoot(75). Een week na het sluiten ervan werd de Vrede van Senlis op 30 mei 1493 te Brugge geproclameerdGa naar voetnoot(76). Overal in de Nederlanden werd trouwens feest gevierd. De Tieltse stadsrekeningen - we verwezen al eerder naar deze stad waarvan de rekeningen, anders dan de Brugse, al in de vorige eeuw uitvoerig op toneelevenementen werden onderzocht - maken dan ook melding van het feit dat men ‘ghenouchte anthierde met habatementen ende anders’Ga naar voetnoot(77). In de Brugse Hallegeboden, eerst vanaf 31 december 1490 bewaard, worden op 4 juli eveneens stedelijke vieringen afgekondigd naar aanleiding van het gesloten verdrag: Voort omme dat elc te bet verblyden zoude inde goeden paeys die ons de almueghende god verleent heeft, zo es gheordonneert alle zondaghen eerstcommende gheduerende toten eersten daghe van septembre eerstcommende te spelene goede ende eerlike abatementen alzo wel in vlaemsche als in walsche, tsavonts naerder maeltyt inde burch voor tscepenen huus; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diet best doet zal telken hebben .iiij. kannen wyns ende die daernaer best doet .ij. kannen, also wel de vlaemsche als de walscheGa naar voetnoot(78). De eerste avond waarop men speelde, zondag 7 juli, trok de Brugse magistraat bovendien extra geld uit voor wijn, bier en broodGa naar voetnoot(79). Wellicht is iemand als het kind Cornelis Everaert getuige geweest van de festiviteiten in verband met de Vrede van Senlis. Latere toneelopvoeringen heeft hij, inmiddels als schrijver zelf actief, ongetwijfeld met andere ogen gadegeslagen. Dat er rederijkerskamers bij dergelijke gelegenheden betrokken zijn geweest, kunnen we afleiden uit de feesten naar aanleiding van de vrede van Trente (13 oktober 1501) tussen Maximiliaan van Oostenrijk en Lodewijk XII, op 1 januari 1502 in Brugge gevierd. Niet alleen worden, zoals gebruikelijk, de kosten voor het bouwen van een toneelstellage vergoed, maar ook de waarden van twee herbergen voor het schenken van wijn: Item de waert in doornek voor tien kannen wyns/ der viere ghegheven die vanden heleghen gheeste van abatementene ende dander vj. tgheselscip van der eechoutstrate van scoonts [sic!] vierne [...]. Item de weert inde zwane/ viij kannen wyns ghegheuen die vanden drie santinnen van best te abatementeneGa naar voetnoot(80). Echter niet alleen naar aanleiding van vredesverdragen organiseerde de stad voor zijn inwoners feesten waarbij toneelspelen werden opgevoerd. Zo verordonneren de stedelijke autoriteiten op 11 november 1503, dat er prijzen uitgeloofd zullen worden, ‘omme de goede, blyde, ende warachteghe nieumaren ende tydinghe die de goede lieden vander wet hedent ontfaen hebben [...] dat ons harde gheduchte heere ende prince in goede ghesonden in woensdaghe laetsleden commen es binnen zynder stede van leuvene ende sanderdaechs commen zoude binnen zynder stede van mechelen’Ga naar voetnoot(81), voor het ‘schoonst vieren’, alsmede voor de beste esbatementen en refreinen: Voort dat de ghuene die schoonst ende best abatementen sullen up een stellaige datmen daertoe maken zal inden burch, die zullen hebben ooc vj kannen wyns. De best doende daer naer iiij kannen wins ende noch daer naer ij kannen wyns. Ende zo wie de beste ende schoonste refreynen up de blyde comste van mynen voornoemden gheduchten heere boven inde zale vanden ghyselhuse publieren zal, die zullen hebben, te wetene diet best doen zal iiij kannen wyns ende de beste daernaer ij kannenGa naar voetnoot(82). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Filips de Schone, sinds september 1494 officieel Heer der Nederlanden en op 21 oktober 1496 getrouwd met Johanna van Castilië, hield op 18 maart 1497 zijn Blijde Inkomst te Brugge. Zoals gebruikelijk was de route waarlangs hij de stad inreed omlijst met vertoningen, oftewel in de ietwat verwarrende formulering van de Excellente Cronike: ‘hem waren ghetoocht vele schoone spelen van stommen personagien’Ga naar voetnoot(83). Enkele jaren later had hij, voor de eerste keer in zijn leven, een langere periode in het land van zijn vrouw doorgebracht. Daarvan kwam hij eind 1503 dus veilig thuis, reden genoeg voor de Bruggelingen om dit feit uitbundig te vieren. Veertien jaar later vinden er soortgelijke feesten plaats, wanneer op 9 oktober 1517 in Brugge bekend wordt gemaakt dat Karel V veilig in Spanje aangekomen is om er zich, na de dood van Ferdinand van Aragon, als koning te laten inhuldigen. De prijs voor het beste esbatement is nu evenwel verhoogd tot twaalf kannen wijnGa naar voetnoot(84). In verreweg de meeste gevallen zijn het niettemin politieke feiten die aanleiding geven tot het in opdracht van de stad opvoeren van toneel. De sluiting van een huwelijksverdrag tussen de dan nog geen acht jaar oude Karel V met Mary Tudor, jongste dochter van de Engelse koning Hendrik VII, wordt op 15 januari 1508 te Brugge bekend gemaakt. Burgemeesters en schepenen van de stad voegen aan dit bericht toe: ‘Ende ontbieden u ende bevelen vans [sic!] ons voorseyden heeren weghe dat ghy gode looft ende danct, doet loven ende dancken by uwen volcke ende insetenen met processien te doen draghene, sermoenen te doen doene, vierne en doen vierne ende anderssins’. Speciaal met betrekking tot de organisatie van toneel-evenementen bepalen zij: Voort dat zo wie moorghen avonde naer maeltyt tbeste ende ghenoughelixste esbatement inden buerch spelen zal, beghinnende ontrent den zeven hueren, die zullen hebben, te wetene voorden eersten ende uppersten prys achte kannen wyns, voorden ijen prys vj kannen wyns ende voorden derden prys viere kannen wynsGa naar voetnoot(85). Opmerkelijk in dit verband is - afgezien van het feit dat het hier om een opvoering bij kunstlicht gaat -, dat, blijkens op dezelfde dag uitgevaardigde geboden, voor het ‘schoonst vieren’ prijzen van gelijke hoogte uitgeloofd worden. Een jaar later, wanneer op 13 januari 1509 in Brugge | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Verdrag van KamerijkGa naar voetnoot(86) of Cambrai wordt bekend gemaakt, looft men beloningen uit voor de ‘ghenoughelicxst[e]’ esbatementen. Nieuw is dan echter, dat spelen die het ‘minst ghesien’ zijn daarvoor bij uitstek in aanmerking komenGa naar voetnoot(87). Op 1 juli 1519 wordt, naar aanleiding van de verkiezing van Karel V tot keizer van het Roomse Rijk, verordonneerd esbatementen te spelen. Wederom vinden deze plaats in de avonduren, te weten te beginnen ‘ten acht hueren [...] inden burch voor tscepenhuus’Ga naar voetnoot(88). De eerste keer dat een ons bekend rederijker, met name Cornelis Everaert, met een spel actief deelneemt in festiviteiten rond een politieke gebeurtenis is in het voorjaar van 1525. Met zijn spel ‘van den Hooghen Wynt ende Zoeten Reyn’ sleept hij, zoals hij, niet zonder trots, in de marge van de inhoudsopgave bij zijn spelen aantekent, zelfs de hoofdprijs in de wacht. Op 8 maart 1525 had de Brugse magistraat vanaf de Halletoren aan zijn bevolking meegedeeld, dat upden xxiiijen dach van sporcle lestleden de armee van onsen harden gheduchten heere den keysere bespronghen ende bevochten heift den conync van vranckerycke in zyn heer, in zulcker manieren als dat de zelve conync van vranckerycke aldaer ghevanghen es gheweist, xiiij. duizent van zynen mannen van wapenen doot ghesleghen ende de reste van zynen volcke dat wech liep ghevanghen ofte ooc dootghesleghen, zo datmen niet en weet datter yemende ontvlocht esGa naar voetnoot(89). Ter gelegenheid van deze op 24 februari 1525 - de vijfentwintigste verjaardag van Karel V - zo succesvol verlopen slag bij Pavia (de Habsburgs-Franse slagvelden waren verplaatst van de Nederlanden naar Italië) bepaalt men nu dat naar aanleiding hiervan op 12 maart, de eerstkomende zondag dus, een wedstrijd zal plaatsvinden van spelen van zinne. Eventueel kan de competitie op maandag- en dinsdagmiddag worden voortgezet, mochten er meer groepen willen deelnemen dan op één avond afgehandeld kunnen wordenGa naar voetnoot(90). Voor de winnaar staat een zilveren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schaal ter beschikking. De tweede en derde plaatsen worden nog altijd vereerd met een kroes en een zoutvat van hetzelfde metaal. De stadsrekeningen vermelden dat de uitgeloofde prijzen werden vervaardigd door de zilversmid Pieter Dominicle, die voor zijn werk ‘ter blyscepe vander victorie byden K.M. ghedaen in Italien [...] .iij. £ .ix. s.g.’Ga naar voetnoot(91) ontving. Daarmee looft de Brugse stadsregering, althans voor zover wij konden nagaan, sinds lange tijd weer eens een substantiële prijs uit voor een winnend rederijkersspel. Wie het beste vuurwerk organiseerde werd daarvoor nog steeds in de vorm van een aantal kannen wijn - in dit geval twaalf- beloond. Heeft de relatief hoge prijs van een zes onsen wegende zilveren schaal wellicht een rol gespeeld in Everaerts besluit om er met zijn Hooghen Wynt ende Zoeten Reyn naar mee te dingen? De uitgeloofde beloningen kunnen toch nog moeilijk indrukwekkend genoemd worden. In het midden van de 15de eeuw trok de stad immers al aanzienlijk meer geld uit voor theateractiviteiten op Ommegangsdag. Zo vermelden de stadsrekeningen van 1444-1445: Ghegheuen van vj zeluerinne scalen ende vj croesen weghende ix marc viij lood ende iiij ynghelsche vlaemsch, met fatsoene [= makelij, w.h.] ende amauzen [email, w.h.] die ghegheuen waren den ghonen die hier best stomme personage speilden vpten dach van den helighen bloede, costen ix lb. xv s. gr.Ga naar voetnoot(92). Zelfs voor vuurwerk en voor de beste esbatementen werden eerder, in plaats van kannen wijn, zilveren schalen ter beschikking gesteld. In de rekeningen over 1458-1459 lezen we: Betaelt Maertin Breicstilt voor viere zeluerin scalen weghende iij maere iiij oncen ende een jnghelsche, de welke scalen ghegheuen waren als prysen scoonts te vierne, scoonts te lichtene ende best esbatementeneGa naar voetnoot(93). Laten we niettemin een korte blik werpen op Everaerts in 1525 bekroonde spel. De twee in de titel genoemde allegorische personages staan resp. voor Frans I en Karel V. Voor het publiek moet aanstonds duidelijk zijn geweest wie van de twee het meest succesvol zal blijken te zijn; Hooghen Wynt is immers zodanig gekleed dat hij ‘hooghe vpgheblasen’ schijnt, terwijl de Zoeten Reyn daarentegen in blauwe of grijze kledij optreedt, ‘waterachtich scynende’Ga naar voetnoot(94). Eenich en Menich, twee per- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sonages die een koopman c.q. ambachtsman verbeelden, klagen over de slechte tijden nu de machtigste Europese heersers van het moment met elkaar in oorlog verkeren. Met veel aplomb betreedt Hooghen Wynt vervolgens de stellage, pochend op zijn grote almacht: hij was het, die Odysseus tien jaar lang op zee hield en Aeneas op Carthago's kusten deed stranden. De apostelen vreesden door zijn toedoen voor hun leven toen zij met Christus op het meer van Galilea (Mattheus 8: 23-26) zeilden. Zoveel eigenwaan kan Zoeten Reyn niet langer aanhoren en onverwijld arresteert hij de Hooghen Wynt. Het gebeurde wordt tot slot door Redelicke Verstannesse, een elegant geklede ‘rudders vrauwe’, geduid. Dat Everaert uitstekend op de hoogte is geweest van de feitelijke toedracht bij de gebeurtenissen voor Pavia, blijkt wanneer hij uitdrukkelijk lof toezwaait aan de drie edellieden die voor de eigenlijke aanhouding van de Franse koning verantwoordelijk mogen worden gesteld: Karel van Bourbon (1490-1527), de Vliesridder Karel van Lannoy (± 1482-1527) en Ferdinand d'Avalos, markies van Pescara. Een afsluitend tableau vivant verbeeldt namelijk de intocht van David in Jeruzalem na zijn overwinning op Goliath (1 Samuel 17:57). Het afgehouwen hoofd van de laatste wordt op de punt van het zwaard van de overwinnaar meegevoerd. Evenals David zijn heldendaad opdroeg aan koning Saul, zo waren het de drie edellieden in het gevolg van Karel V die Frans I uitleverden aan de keizer. Een jaar na de viering van de succesvolle Slag bij Pavia is er opnieuw aanleiding voor de stad om een toneelwedstrijd uit te schrijven. Nu is het het op 14 januari 1526 gesloten Verdrag van Madrid, op 14 februari te Brugge afgekondigd, waarbij de Franse koning Frans I, in ruil voor zijn vrijlating, gedwongen wordt Artois en Vlaanderen, alsmede Doornik en het Doornikse aan Karel V af te staan. Anders dan in het voorgaande jaar bepaalt de Brugse overheid voor de vieringen ter gelegenheid ervan, dat de deelnemers hun spelen van zinne na afloop aan de magistraat ter beschikking moeten stellen: Dies zullen zy ooc ghehouden zyn de copie van dien over te ghevene, als zy ghespeilt zullen hebben, inden handen vander wetGa naar voetnoot(95). Eenzelfde eis wordt gesteld aan de schrijver van ‘tghenoughelicste liedeken’Ga naar voetnoot(96), wiens kunstwerk, gelijk dat van de auteur van het spel van zinne, niet alleen nieuw maar eveneens over de zopas gesloten vrede moet handelen. Voor de zes beste, ‘minst ghezien[e]’ esbatementen wordt wijn (variërend tussen twaalf en twee kannen) ter beschikking gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het spel van zinne waren ‘eenen zelveren schale, eenen croes, een zoutvat ende een taerge, weghende xiij onchen v inghelschen’ uitgeloofdGa naar voetnoot(97). Misschien aangemoedigd door het in het voorgaande jaar geboekte succes, neemt Everaert opnieuw deel aan de competitie, die op maandag 19 februari 1526 plaats vondGa naar voetnoot(98). Blijkbaar nemen bij dergelijke, op zo'n korte termijn georganiseerde wedstrijden ook niet-Brugse kamers deel, want de eerste prijs gaat in dit geval naar de Tieltse kamer ‘Het Roosjen’Ga naar voetnoot(99). De Brugse dichter sleept met Tspel van Ghewillich Labuer ende Volc van Neerijnghe nu evenwel slechts de derde prijs in de wacht, een twee Engelse onsen wegend zoutvat. Waarom dit spel de beoordelaars minder kon bekoren dan het een jaar eerder ter gelegenheid van de Slag bij Pavia gepresenteerde Van den Hooghen Wynt ende den Zoeten Reyn is niet bekend. Opvallend verschil is wel, dat Ghewillich Labuer ende Volc van Neerijnghe in veel mindere mate dan de voorgaande bijdrage op de actualiteit is afgestemd. Het leeuwedeel van de tekst wordt namelijk ingenomen door een lofzang op de vrede, een activiteit die in feite op elke vergelijkbare situatie van toepassing isGa naar voetnoot(100). Aan de voorwaarde dat de tekst een spel van zinne zal zijn ‘dienende ende roerende der voorseyden materie van paeyse’Ga naar voetnoot(101) heeft Everaerts spel dus wellicht onvoldoende beantwoord. De in vergelijking met spelen van zinne geringere waardering voor het schrijven en opvoeren van esbatementen, althans uitgedrukt in beloning, blijkt verder uit de vieringen rond de geboorte, op 21 mei 1527 te Valladolid, van de latere koning Filips II. Wanneer dit bericht op Pinkstermaandag 10 juni 1527 te Brugge wordt bekend gemaakt, wordt ‘alle de ghuene die voor tscepenhuus van deser stede esbatementen spelen zullen’ op de navolgende avond (‘met conditien datmen zal moghen beghinnen ten zeven hueren ende niet der vooren ende zal moghen ghedueren totten xij hueren ende niet langhere’) voor hun moeite twee kannen wijn gegevenGa naar voetnoot(102). Het is duidelijk dat bij esbatementen de kwaliteit dus niet langer als beloningscriterium geldt. De populariteit van het genre neemt als gevolg ervan echter geenszins af. Dat één dag zelfs niet meer volstond om alle spelen ten tonele te voeren, blijkt twee jaar later wanneer de Vrede van Kamerijk gevierd wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op maandagmiddag 23 augustus 1529, zes dagen nadat deze ‘Damesvrede’ in Brugge was afgekondigd, zullen nieuwe spelen van zinne worden opgevoerd. Opnieuw stijgt de waarde van de daarvoor te winnen prijzen: de zilveren schaal weegt nu een mark, de kroes zes, het zoutvat vier en de ‘targe’ (een schildje) twee Engelse onsen. Voor het beste esbatement gaat men nog steeds niet verder dan de gebruikelijke twaalf kannen wijn. Interessant is wel de mededeling die direkt volgt op het uitschrijven van de wedstrijd: indiender maendaghe voorseyd zo vele spelen van zinnen ofte esbatementen quamen dat men die dan niet alle ghespelen en conste, datmen die spelen zal ten zelven hueren up dander naeste daghen daer naer volghende totten hende toe. Ende omme dat deen den anderen gheen belet doen en zoude int doen vander voornoemde entree, spelen ende zynghen, zo es gheordonneert dat de ghuene die prys zullen willen winnen, alzo wel met entree, zynghen als spelen, ghehouden worden zaterdaghe naer de noene te clocke drie te commene lotene in tscepenhuus deser stede. Behouden ooc dat waert datter yemant van buutten deser stede, niet ghelot hebbende, spelen, entree doen oft zynghen wilde naer lot, dat die ontfaen zullen worden ende prys verdienen ghelyc anderenGa naar voetnoot(103). De stadsrekeningen laten zien dat de Brugse magistraat de recent gesloten Damesvrede uitbundig heeft gevierd. De ‘zot deser stede’ kreeg een nieuw gewaad, paarden werden gehuurd ‘daermede men reedt visiteren de vieren’ en meer dan zes pond groten uitgetrokken ‘ter causen van den costen van twee maeltijden ghehouden bij die van den college, vergadert zijnde uut blijsscepen van den paijse’Ga naar voetnoot(104). Blijkens een andere post in dezelfde rekeningen zorgden de ‘menistruelen deser stede’ bij deze spelen van zinne en esbatementen voor de muzikale omlijsting. Daarvoor ontvangen zij echter niet meer dan een drinkgeldGa naar voetnoot(105). De voorlopig laatste politieke gebeurtenis naar aanleiding waarvan de stad officieel oproept tot het spelen van toneel is de Vrede van Nice, een op 18 juni 1538 getekend tienjarig bestand tussen Karel V en Frans I, op 3 augustus te Brugge afgekondigd. De eerste twee prijzen bestaan nu elk uit een zilveren schaal, acht resp. zes Engelse onsen wegend, gevolgd door een kroes van vier, een zoutvat van twee en een ‘targe’ van één ons. Esbatementen worden er eveneens gespeeld en wel na zeven uur in de avond. Daarvoor trekt men zes prijzen in de vorm van kannen wijn uit, in aantal variërend van twaalf voor de hoofdprijs tot twee voor de kleinste troostprijsGa naar voetnoot(106). Of Everaert tussen 1526 (wanneer hij ter gelegenheid van de Vrede van Madrid aanwezig is met Tspel van Ghewillich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Labuer ende Volc van Neerijnghe) en 1538 nog vaker met toneelspelen van zijn hand heeft bijgedragen aan de feestvreugde weten we niet. Nu is hij in ieder geval van de partij met Tspel vanden Pays. Of hij er succes mee heeft gehad is onbekend. De autograaf van zijn dramatisch oeuvre zwijgt erover tenminste in alle talen. En evenals het ter gelegenheid van de Vrede van Madrid geschreven spel is het weinig direct op de actuele politieke situatie toegesneden. Waar hij bij de Slag voor Pavia in 1525 nog op de gedachte kwam de strijdende vorsten met behulp van een allegorische voorstelling aan het publiek te presenteren, volstaat Nyeuwe Tydynghe met de weinigzeggende mededeling: Eenen blyden pays
Jn allen landen hier vp der eerden
Tusschen twee heeren van grooter weerden
Die nyemant anders en heift cunnen maecken
Dan Godt den heereGa naar voetnoot(107).
Tot 1556, en misschien zelfs na die datum, zal de stad zich verder onthouden van de organisatie van enig toneelfeest. De meest voor de hand liggende verklaring voor die plotselinge afkeer van het toneel lijkt gelegen in de beruchte, in juni 1539 te Gent gehouden rederijkerswedstrijd. Wel ontvangen de Brugse kamers nog een vergoeding in de kosten voor hun Gentse reis. In de stadsrekeningen staan de daarmee verband houdende uitgaven als volgt verantwoord: De Gheselscepe vanden Helighen Gheeste ende Drie Santinnen binnen deser stede de somme van CL £ groten, hemlieden ten tween stonden byden college gheconsenteirt ende toegheseyt ter hulpen van den extraordinaire costen die zy ghehadt ende ghesupporteert hebben inden feeste vander rethorycke upghestelt binder stede van Ghendt, daer hemlieden by den zelven college gheconsenteert was te reysene ter contemplacie van die van Ghendt die ten diversschen stonden in ghelycke feesten ende generale schietspeelen thueren grooten costen ghecommen zyn ende omme goet ghebuerscip ende vriendtscepe met hemlieden thoudene ende onderhoudene ende omme diverssche andere goede consideracien, dus hier by twee ordonnancien van den voorseyden collegeGa naar voetnoot(108). Tot een definitieve verbanning van het toneel uit de stad ging de Brugse magistraat gelukkig niet over. Wanneer de stad in het verleden er al toe overging om bepaalde feesten te verbieden, dan geschiedde dit uit piëteitsoverwegingen en niet om politiek-religieuze redenen. In het laatste decennium van de 15de eeuw wordt bijvoorbeeld al bepaald dat ‘niement | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van nu voordan hem en veruoordere gheduerende desen heleghen vastene te spelene eenighe camerspelen ofte ystorien ofte andre spelen’Ga naar voetnoot(109). In 1535 wordt, ‘omme de solempniteijt vanden daghe’, ten aanzien van St.-Jacob en St.-Christoffel (een feest dat overigens niet op de in 1527 opgestelde officiële kalender van Brugse heiligendagenGa naar voetnoot(110) voorkomt), iets soortgelijks verordonneerd: Voort dat niemende, wie hy zy, hem en vervoordere moorghen den gheheelen dach gheduerende, eeneghe batementen of spelen van zinnen te spelene, entreen te doene, trommelen te slane, dan synghen te houdene, nichtemeer in huus dan up strate noch andere tydelicke ghenouchte te bedrivene al up ghelycke boete van vj s parisis ende arbitraire correctie als vooren’Ga naar voetnoot(111). Verder zijn er blijkbaar ook economische gronden die het spelen van toneel onmogelijk maken. Ten aanzien van de Heilig Bloedprocessie op 3 mei 1537 wordt, ‘ghemerct den jeghenwoordeghen scamelen ende benauden tydt’, bepaald ‘dat de figueren, spelen ende personnaigen die metter voorseyden processie plochten te ghane voor dese reyse achterbliven zullen’Ga naar voetnoot(112). Blijkens de toon die na 1539 in de Hallegeboden wordt aangeslagen lijdt het evenwel geen twijfel dat Brugge om een totaal verschillende reden van toneel en theater afziet. Op 24 juni 1542 (St.-Jan), één der dagen in het jaar waarop de rederijkers per traditie toneel speelden, wordt bijvoorbeeld bevolen: dat hem niemende van nu voortan en vervoordere uut te stellene, vertooghene of uut te ghevene eeneghe spelen, refreynen, liedekins, loven of andre dichten van retoricquen of anderssins in eenegher manieren anders dan de ghone vanden heere ende wet weghe ghevisiteert ende gheconsenteert telcken up de boete van iij s. parisis ende ter correctie van scepenenGa naar voetnoot(113). Een verordening als deze zal voortaan regelmatig worden herhaald. De mate van bezorgdheid omtrent het ordelijk verloop van gelegenheden waarbij theater nauwelijks vermeden kan worden, blijkt wel in 1546 wanneer op 30 april, de vooravond van Ommegangsdag, wordt beregeld: dat alle de ghuene die last ghenomen hebben eeneghe personnaigen up maendaghe inde processie te spelene, dat die huerlieden last volquomen ende huerlieden daer inne hebbelic ende manierlick draghen zonder achter yemenden te loopene noch eeneghe molestie, traveil of huellinghe te doene in eenegher manieren op de verbuerte van huerlieder sallarie ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven dien up daer of arbitrairlicken ghecorrigiert te zyne ter discretie van scepenenGa naar voetnoot(114). Liever werpt de Brugse stadsregering evenwel iedere verantwoordelijkheid voor welke vorm van theater dan ook van zich af. Daarmee komt een abrupt eind aan dit boeiende voorbeeld van stedelijke bemoeienis met een onderdeel van de laat-middeleeuwse volkscultuur. |
|