Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1984
(1984)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verzamelde gedichten van Ida Gerhardt: het verhaal van een loutering
|
Subject: | de dichter (ik) |
object van de queeste: | het gedicht; uiteindelijk de beloning voor de vervulde opdracht |
bestemmer: | God |
schenker van de competentie: | vader |
tegenstander: | moeder |
helper: | dieren, bloemen, kinderen, vrienden (etc.) |
bestemmeling: | de dichter |
eind-bestemmer: | God |
Terminologie.
Ik verkies de termen bestemmer en bestemmeling boven die van begunstiger en begunstigde (M. Bal)Ga naar voetnoot(2). In de terminologie van A. GreimasGa naar voetnoot(3) heeft Destinateur en Destinataire geen connotatie van gunst, maar wel van destin. Ook ligt in de term Destinataire reeds de gedachte van vooraf-bepaald zijn: hij zou het resultaat van de actie in handen ontvangen. Bestemmeling is een zuidnederlands woord, maar het is het enige dat de intentie uitdrukt.
Kwalificatie, realisatie, sanctie.
Greimas spreekt van drie essentiële momenten: de kwalificatie van het subject, waardoor hij in het leven geïntroduceerd wordt; zijn realisatie, door iets wat hij doet; zijn beloning (sanction), waardoor de waarde en de zin van zijn daad gegarandeerd zijn.
De kwalificatie, waardoor het subject competent wordt, gebeurt in IGs poëzie door de vader: die schenkt haar, als ze vijf jaar oud is, het woord ‘grondel’.
De realisatie is het maken van de gedichten, het veroveren van het spreken op de stomheid veroorzaakt door de hatende moeder. De beloning komt van de eindbestemmer, God.
Daar waar in mythen water vaak vrouwelijk is, is het in IGs poëzie het motief van de vader: het beroep van de vader is het nagaan van de waterstand, heerschappij over het water. De moeder haat het dreigende water, haar motief is grond. Maar het is de vraag, of het water toch niet de vrouwelijke aard is, beheerst door de vader maar door de moeder afgewezen, zodat van in het begin de feminiteit van het kind problematisch zal zijn: het kan zijn feminiteit maar langs de vader om ervaren.
Het woord grondel verbindt de twee motieven van water en aarde; het betekent een visje, 20 cm lang, dat, volgens de noot van IG-zelf, graag ‘staat’ dicht bij de bodem.
De vader geeft haar de opdracht, door gedichten de feminiteit (grond) te zoeken. Tegenover haar gedichten, waaraan ze nu kan beginnen, is de houding van de auteur ambigu: ze heeft ze genomen (R. 480), gemaakt (BV 552), uitgestort (BV 613) én gebaard (passim): ze is minnaar, vader en moeder tegelijk.
De vis is een fallisch symbool: ‘... symbole de fécondité extrême... instrument de révélation... le phallus ...’Ga naar voetnoot(4). Door dat woord in het kind te leggen, bevrucht de vader het, symbolisch, tot de geboorte van het gedicht. Die bevruchting gebeurt langs het oor (analogie met Maria).
Auto-psychoanalyse of loutering?
In het lange verhalende finale gedicht, Het Sterreschip, houdt de auteur het uiteindelijk gericht over zichzelf. Ze heeft haar intrek genoemen in een kleine onvriendelijke herberg aan een groot water, in haar geboortestad; het stralend schip, Aldebaran genoemd, dat zij in haar kindertijd ééns zag, vaart binnen, geeft ‘drie horenstoten’ om haar te wenken. Zij hoort het woord van God: zij moet het eigenmachtig bedachte blijven afwijzen, om slechts te luisteren. Een groot geluksgevoel vervult haar.
Aldebaran is een hevig rode ster in het sterrebeeld Taurus (In het arabisch betekent Al - dabaran, van de wortel dabara, de rug toekeren: degene die volgt)Ga naar voetnoot(5). Taurus is het sterrebeeld van de vernieuwende bevruchting. Aldebaran kan ‘de zoon van de Stier’ betekenen. De auteur noemt hem: de zoon des vaders - met een messianieke associatie: de middelaar. De klank van het Nederlandse woord kan met ‘al’ en ‘baren’ geassocieerd worden. Ook hier weer een vader- + een moedermotief, en, gezien de analogie vis = ichthus = zoon, redder.
De mens kan nooit de realiteit bereiken die hij begeert. Hij benadert altijd slechts een herinnering aan het mentale beeld van zijn eerste genot. Die initiale beroving wordt verbeeld door het symbool van castratie: ‘de fallus’ ontbreekt - dit gemis moet de mens inzien en aanvaarden. Dit inzicht en aanvaarden zou het resultaat moeten zijn van de psychoanalytische behandeling.
S. LeclaireGa naar voetnoot(6) beschrijft het doel van de psychoanalytische kuur zo: ‘La démarche psychanalytique tend... à travers le déchiffrement du réseau oedipien, à conduire celui qui s'y engage à faire face à la castration, c'est-à-dire à pouvoir considérer le manque sans s'en détourner aussitôt.’
Waar onze auteur in dit oeuvre de fallus eerst voor echt houdt en dit mentale beeld projecteert in haar houding tegenover de gedichten, die ze maakt en baart, zou de loutering erin kunnen bestaan, dat ze van die houding afziet.
Dan is de vis veranderd in het schip, het symbool van reis en overvaart. De taal is niet meer ongemedieerd: het schip is de mediator, de messias. In de plaats van een in het water, is een over en op het water gekomen. In de plaats van de gedichten zelf te maken, bestaat het gedicht erin, de woorden van God zuiver op te schrijven. De aardse vader is getransformeerd in de hemelse: de mythe heeft zich vrijgemaakt uit de realiteit. Een echte psychoanalytische kuur is dit niet: er geen inzicht gekomen in de oedipale driehoek. Maar een zwakkere vorm van ommekeer, die we loutering kunnen noemen, nl. aanvaarding van de conflicten in de psyche, die is er wel.
Evolutie van alle motieven.
De evolutie van dit subject geschiedt, doordat zij alle actanten in haar levensverhaal gaandeweg juister en rijker interpreteert.Ga naar voetnoot(7) De grote antagonist is de moeder. Het moedermotief ontwikkelt zich van haat en beroving, tot erkenning van gelijkenis:
van mijn talent de donkere moedergrond (LM 240)
en uiteindelijk tot de schepping van een lieflijk moederbeeld vanuit de pen van de schrijfster, de ‘stolselen van inkt’ die opgelost moeten worden in het vaderlijke water (BV 549).
De vader-figuur, die de dichteres ook met schuld beladen heeft, wordt in het personage van de Ram vrijgekocht; dan verneemt zij de rustgevende verzoening met de dode vader, die de berg waarop hij onbereikbaar zetelde afgebracht wordt (S 610).
Het water-motief evolueert eveneens het hele oeuvre door: de gedichten worden uit het water opgehaald, het water spreekt met de stem van God, het smeltwater wordt symbool van de opstanding. In SS komt het woord van over het water, en komt het verlossende schip over het water aangevaren. Het is aan het water dat de laatste loutering plaatsgrijpt.
Dieren zijn evenzovele symbolen van evoluerende psychische krachten en middelen tot zelfkennis. Het belangrijkste dier is Pegasus, het dichterpaard, dat 's nachts uit het wed komt drinken: de dichtkunst put haar kracht uit het vaderlijke water (SL 259). Bijen betekenen de arbeid, die zal leiden tot het verwerven van voorraad. Bij en dichter worden één motief: de dichter drinkt zelf de honing uit de bloem (SS 600).
Het bloemen-motief is zeer rijk. De laatst-aanwezige planten zijn de zwarte akelei ((‘het raadsel des doods’) (BV 558), en de akanthus, waarin de auteur zichzelf herkent (SS 594): de plantensymboliek ontwikkelt zich naar wetenschap van dood en besef van eigen wezen.
Kinderen zijn overal medestanders in de strijd. Eindelijk is zij, de dichteres, het gelukkige door de moeder aanvaarde kind (BV 549). In SS (614) verwacht het kind de komende Vader.
De belangrijkste helper, de vriendschap, evolueert van verbondenheid in leven naar verbondenheid in de dood: ‘tweezaam’ staan de vriendinnen tenslotte, uitziend over het hoge bergland om te ‘tarten het doodsgevaar’ (SS 597).
Het object van de queeste is het gedicht. Het wordt gesymboliseerd als honing, als graan, als brood. Tenslotte komt het besef, dat de auteur zelf het verpletterd graan is (VV 513). De ster symboliseert het lichtend ideaal van de vervulling. In BV 550 schrijft de auteur: Ik volg de sterrebanen. God schrijft het sterrenfirmament (BV 551). Vasalis wijst de weg naar de sterren (SS 589). De ster krijgt haar apotheose op het Sterreschip.
Het concept van het gedicht zelf evolueert ook: het scheurt zich los, wordt vrij; de taal der mensen wordt de auteur stof en as; het gedicht is de munt waarmee zij de overtocht naar de dood kan betalen. Zij in nu naamloos, heeft het gedicht gemaakt voor de nazaten (SS 613).
De inventaris van evoluerende motieven zou nog heel wat verder uitgebreid en gedetailleerd kunnen worden (deze studie heb ik gemaakt).
Welke loutering?
De finale evaluatie van die ‘loutering’ berust in laatste instantie op de interpretatie van één woord: BLIJF, in regel 114 van Het Sterreschip. Immers, als ‘blijf’ betekent: doe voort zoals je altijd al deed, dan is er niets gebeurd. Maar als we blijf verklaren als: doe zo van nu af aan voortdurend, dàn is er wèl iets gebeurd:
In één ogenblik, de inslag van de bekerende genade, aanvaardt de auteur haar situatie en neemt een besluit. De eindbestemmer schenkt nu zijn surplus: een groot gevoel van geluk en vrede.
Het gebaarde gedicht is monofysitisch, het is alleen van God: van de natuur van de moeder mag er niets aan toegevoegd worden. Zij, die de vader- en moederrol verward heeft, aanvaardt haar moederschap als barende het Woord van de nu hemelse vader.
Het woordschip, het gedicht, is de mensgeworden, geïncarneerde zoon van de vader. Maar de vader heeft geen andere vrouw gekregen dan zijzelf, de dochter heeft geen nieuwe man gekozen: het conflict is onopgelost en feitelijk onbegrepen.
Besluit:
1) | Een verzamelbundel, chronologisch gerangschikt, kan gelezen worden als een verhaal. |
2) | Dat verhaal zal in vele gevallen een loutering zijn, in sommige gevallen misschien een auto-psychoanalyse. |
3) | Uniek - of niet? - is, in deze verzamelbundel van IG, dat alle motieven het rijpingsproces meemaken. Het zou de moeite lonen, na te gaan of dit bij nog andere verzamelbundels het geval is.Ga naar voetnoot+ |
- voetnoot(1)
- De bundels zijn de volgende:
1940 K: Kosmos 1945 V: Het Veerhuis 1947 BS: Buiten Schot 1951 SL: Sonnetten van een Leraar 1955 LM: Het Levend Monogram 1961 H: De Hovenier 1966 S: De Slechtvalk 1970 R: De Ravenveer 1974 VV: Vijf Vuurstenen BV: Ballingschap tot het Vers 1979 SS: Het Sterreschip
- voetnoot(2)
- M. Bal, De theorie van vertellen en verhalen, Coutinho, Muiderberg, 1978.
- voetnoot(3)
- A.J. Greimas, J. Courtès, Dictionnaire de Sémiotique, Hachette, 1979.
- voetnoot(4)
- C. Aziza, C. Oliviéri, R. Sctrick, Dictionnaire des symboles et des thèmes littéraires, Nathan, 1978.
- voetnoot(5)
- Mij meegedeeld door drs. Anna-Livia Beelaert.
- voetnoot(6)
- S. Leclaire, Démasquer le réel, Seuil, 1971.
- voetnoot(7)
- Het bladzijdenummer wijst telkens op de relatieve plaats in de chronologie die het motief inneemt, bv. BV 549 is een laat motief. (Het boek telt 626 p. tot en met het Sterreschip). Dit is geen gegeven dat altijd klopt, want een latere meditatie kan op een vroegere situatie slaan - maar het is wel een grosso modo meestal juiste aanduiding.
- voetnoot+
- Ik dank Dr. T. Wertenbroek voor raad i.v.m. mijn interpretatie van de loutering, en Dr. P. Claes voor begeleiding bij de bewerking van vorm en inhoud van dit artikel van 1981 tot nu.