dank zij een vergelijkbare kaart over de intensiteit van het verrichte onderzoek in de respektieve licentieverhandelingen. Die densiteit vindt men nog statistisch in detail (per gemeente) weergegeven in een van de 5 bijlagen, waar verder informatie wordt verstrekt over voorhanden bandopnamen en gebruikte vragenlijsten.
In deel II (664 blz.) volgt een grondige studie van de sagenmotieven, zoals gebruikelijk ingedeeld in 4 grote groepen: 1) de geestenwereld, met resp. water-, aard-, vuur- en luchtgeesten, spoken en plaaggeesten, spookdieren en andere spookverschijnselen, terugkerende doden en onheilspellende voortekens; 2) de toverwereld, met resp. heksen, tovenaars en tovermiddelen, hussen en zigeuners, waarzeggers en genezers, macht van geestelijken, van gebeden en gewijde voorwerpen, tenslotte de weerwolfsagen; 3) de duivelssagen en zgn. vrijmetselaars; 4) allerhande historische sagen en verhaaltjes, in verband met voorwerpen, bouwsels, plaatsen, gebeurtenissen, personen, benden, monsters, volksetymologieën, bestraffing van heiligschennis en (eventueel vermeende) profanatie. Elke rubriek uit de gegeven opsomming wordt ingeleid met een verwijzing naar al de betreffende items in het repertorium en met een tabel over de frekwentie der respektieve themata volgens de aard van de bronnen waaruit het materiaal werd geëxcerpeerd. Telkens volgt daarop een systematische bespreking met gedetailleerde analyse van de verschillende komponenten (b.v. naamgeving, vorm en plaats van verschijnen, aktiviteiten), met kommentaar over de klassifikatie, de geografische spreiding (volgens de motiefkaartjes in deel I) en de historische evolutie (aan de hand van de geëxcerpeerde publikaties), met poging tot interpretatie en besluit.
Het historische en geografische aspekt wordt nader uitgewerkt in deel III (246 blz.), waar de respektieve paragrafen bovendien handelen over het sociologische, psychologische en funktionele aspekt van de sagen, met het oog op de sociale kategorieën van vertellers, het geloof en de waarheidsreferenties in de verhalen, de psychologische achtergrond en de onderscheiden funkties van het sagenvertellen enz.
In zijn geheel omvat dit werk dus tegelijk een ongewoon rijke materiaalverzameling, een overzichtelijke syntese en een grondige analyse van de Antwerpse sagen, waarvan de veelzijdige facetten zorgvuldig onder de loep worden genomen en zo mogelijk met gemotiveerd inzicht worden beoordeeld en persoonlijk geïnterpreteerd. Schrijver had wel dieper kunnen ingaan op de verklaring van de