| |
| |
| |
Vergaderingen in 1980
Vergaderingen van 16 januari 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Van Elslander, voorzitter, Roose, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Rombauts, Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, en de heren Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Walschap, Schmook en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Aerts, Lissens, Weisgerber, Buckinx, Draye, Lebeau, Hadermann, Goossens en Lampo, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 19 december 1979 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
1. | Telegram. - Op 21 december jl. stuurde het Secretariaat namens het Bestuur en de Academie aan de heer Gilliams een telegram met nieuwjaarswensen. |
| |
2. | Samenstelling van het Bestuur 1980. - De verkiezing van het bestuur 1980 (zie onze vergadering van 21 november 1979) werd goedgekeurd bij K.B. van 24 december 1979. |
| |
3. | Decreet Galle-Seeuws betreffende de Academie. - Op 15 januari jl. keurde de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap het voorstel van decreet Galle-Seeuws betreffende onze Academie goed. |
| |
| |
4. | Aangeboden bijdrage. - Door de heer K. Wauters werd een bijdrage aangeboden voor publikatie in de ‘Verslagen en Mededelingen’: ‘Domien Sleeckx als theoreticus van het realisme’.
Mevrouw Deprez en de heer Keersmaekers, aangewezen als beoordelaren, brachten een gunstig advies uit. (Gepubliceerd in de ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 23-47). |
| |
5. | Ingekomen stuk. - Brief van collega Goris i.v.m. een Antonis de Roovere-herdenking (1482-1982). |
| |
Overdracht van het ambt van voorzitter
De heer Van Elslander, aftredend voorzitter, draagt zijn ambt over aan de heer Roose, voorzitter voor 1980, die zijn mandaat aanvaardt.
| |
Toespraak van de heer A. van Elslander.
Geachte Collega's,
In de novembervergadering werd, in de lijn van de geplogenheden, de ondervoorzitter tot voorzitter verkozen. Voor de functie van ondervoorzitter viel de keuze op collega Decorte. Deze verkiezingen werden met ingang van 1 januari van kracht (K.B. van 24 december 1979).
Staat u mij toe, als ex-voorzitter en in naam van u allen deze twee collega's van harte geluk te wensen. Het bestuur van onze Academie is bij hen in goede handen. Met de volle steun van de vaste secretaris en de twee overige leden van het bestuur zullen ze ons genootschap ongetwijfeld verder in goede banen leiden.
Geachte Collega's,
Het kan niet de bedoeling zijn hier nog eens de markante gebeurtenissen van het voorbije jaar in het leven van onze Academie in herinnering te brengen: ik deed het trouwens reeds in enkele trekken in onze plechtige openbare oktobervergadering. Laat ik alleen zeggen dat ik als voorzitter slechts goede herinneringen heb bewaard aan het jaar dat thans achter ons ligt: onder de collega's was de verstandhouding uitstekend en op onze bijeenkomsten heerste een sfeer van ongedwongen, goede kameraadschap. Dat was ook zo in de vergaderingen van het bestuur en van de bestuurscommissie, waar we thans
| |
| |
de ervaring en de toewijding van onze collega's Rombauts en Van Loey node zullen missen. Na gedurende verscheidene jaren onze Academie, ook als bestuurslid, voortreffelijk te hebben gediend, hebben ze de wens te kennen gegeven niet meer in deze functie te worden herkozen, wat anders ongetwijfeld opnieuw het geval zou zijn geweest. Het past dan ook dat ik als uittredend voorzitter en in naam van alle leden een woord van warme en oprechte dank tot hen richt. Mijn dank gaat ook naar mijn goede vriend Lode Roose, omdat hij gehoor heeft willen geven aan de unanieme wens van alle collega's en het voorzitterschap heeft aanvaard.
Aan onze vaste secretaris ben ik grote dank verschuldigd, want, als ik van het voorzitterschap enkel de aangename kanten heb ervaren, was dat voor een goed deel aan hem te danken. Hij toch was het die de vele materiële problemen die het bestuur en de werking van onze Academie meebrengen voor zijn rekening nam. Deze zware zorgen en beslommeringen bezorgden hem vaak slapeloze nachten, in de echte zin van het woord! Zijn grenzeloze toewijding heeft recht op onze diepe erkentelijkheid.
Graag wil ik in deze gevoelens ook het hele personeel van onze Academie betrekken, onze gewetensvolle secretaris-huismeester aan het hoofd.
Ik dank ten slotte al de collega's - en het was voor mij een grote vreugde dat ons dat jaar niemand is ontvallen - voor hun medewerking en hun vriendschap en verzoek de collega's Roose en Decorte in hun hoedanigheid van voorzitter en ondervoorzitter hun respectievelijke plaats aan deze bestuurstafel te willen innemen.
| |
Toespraak van de heer L. Roose.
Waarde collega's,
Een bestuursoverdracht valt meestal, en zo gebeurt het ook in onze Academie, samen met het begin van een kalenderjaar. De eerste woorden die ik, in mijn functie van voorzitter tot u wil richten zijn dan ook zulke die bij het jaarbegin verwacht worden en passen, woorden die wensen van gezondheid, geluk en voorspoed inhouden voor ieder van u in het bijzonder. En ik doe dit met des te meer overtuiging, omdat ik hiermede ook wensen voor ons genootschap zelf uitspreek. Immers, alleen wanneer het in het privé leven van personen die een gemeenschap vormen goed gaat, kan ook de ge- | |
| |
meenschap als zodanig, in casu onze Academie, een maximum aan geslaagde activiteit ontplooien.
Ik hoop dan ook oprecht in januari 1981 met mijn voorzittersambt zelf u allen zonder uitzondering in de beste conditie - tekens van vermoeidheid tengevolge van de voor onze Academie geleverde inspanningen mogen daarbij wel zichtbaar zijn - aan mijn opvolger te kunnen overdragen.
Maar laat mij, nu ik van mijn opvolger gewaag er eerst en vooral aan denken een paar woorden tot mijn voorganger te richten.
Mijnheer de aftredende voorzitter, zoals ik u officieel moet noemen al ligt mij, na 40 jaren steeds inniger geworden vriendschap waaraan u zopas ook nog uitdrukkelijk herinnerd heeft, de aanspreking 'Waarde Toon' of 'Toon' kortweg beter op de lippen, u (of jou) dank ik voor de voortreffelijke wijze waarop u in het voorbije jaar onze Academie bestuurd hebt, m.a.w. omdat u de vele gaven die u sieren in het jaar 1979 volledig ten dienste van ons genootschap gesteld hebt. Sprekend over gaven denk ik in de eerste plaats aan uw uitmuntende beheersing van de ars retorica, niet als synoniem van rederijkerij (het terrein waarop we elkaar voor het eerst ontmoet hebben en waarop onze vriendschap wortel heeft geschoten) maar toch te omschrijven met de woorden van Matthijs de Castelein als ‘de cuenste van wel te segghene’.
Dat je welsprekend bent heb je herhaaldelijk in en buiten onze Academie bewezen, het blijkt verder niet alleen uit je vermogen om door louter gebruik van taalmiddelen dames onder uw charme te brengen, maar ook uit uw kunst om een mannenhart te vermurwen en personen - ik denk aan mezelf - ertoe te bewegen om misschien niet volledig verantwoorde beslissingen te nemen, zoals de aanvaarding van een voorzitterschap. Uw schuld is het dat onze Academie een jaar lang zal moeten leven met een voorzitter die niet uw gave der eloquentia bezit en ook niet al die andere kwaliteiten waarop ik zinspeelde en die ik, als ondervoorzitter in de twaalf voorbije maanden van nabij bij u heb kunnen waarnemen en bewonderen: soepelheid (zonder beginselloosheid), werkkracht, nauwgezetheid, toewijding en last but not least ‘zin voor humor’, wat ik in de hoogste mate waardeer omdat deze eigenschap alleen eigen is aan wie zin voor relativiteit, dus wijsheid vertoont.
Het argument waarmede jij, Toon, mijn aarzeling om het voorzittersambt te aanvaarden overwonnen hebt wil ik hier graag aanhalen, omdat het mij de gelegenheid biedt tegelijk al diegenen te
| |
| |
begroeten en te huldigen, aan wie deze begroeting en hulde toekomen. Je hebt me gezegd: Je zult niet alleen staan. En inderdaad ik zal niet enkel kunnen rekenen op een ondervoorzitter wiens naam synoniem is van wegwijsheid in voor ons belangrijke hogere administratieve regionen en van onbaatzuchtige dienstvaardigheid, een man eveneens begaafd met het talent van de spreekvaardigheid dat een kostbaar instrument is als hij, en ik vrees dat het wel meer dan eens zal gebeuren, een verhinderde voorzitter op nu nog niet te voorziene plechtigheden zal moeten vervangen.
Ik zal kunnen rekenen op een vaste secretaris, voor wie de epitheta ornantia voor het rapen liggen, en die aan al onze leden zo bekend zijn, dat ik ze hier niet meer moet opsommen. Ik wil ze ook niet opsommen want collega Hoebeke is zo bescheiden dat alle lof aan zijn adres hem onmiddellijk een kleur zou doen krijgen. En juist dat mag ik de man niet aandoen die er alles op zet om in de uitoefening van zijn ambt niet van voorkeur voor een bepaalde kleur verdacht te worden, maar zich dag en nacht inspant om in volledige neutraliteit iedereen in onze Academie, welke ook zijn politieke of filosofische gezindheid zij, ten dienste te staan.
Ik zal in de vernieuwde bestuurscommissie kunnen rekenen op twee collega's die - daar ben ik van overtuigd - in toewijding voor hun voorgangers, niet zullen onderdoen. Over collega Van Elslander zeg ik geen woord meer; van collega Roelandts weet ik en weten jullie allemaal dat zijn nauwgezetheid en competentie - ook in bestuursaangelegenheden - zijn zachtzinnigheid van karakter evenaren. Ook van hem weet ik dat hij me niet in de steek zal laten. De professoren Van Loey en Rombauts werden reeds door de uittredende voorzitter geprezen en bedankt. Ik wil er alleen maar bijvoegen dat ik in het voorbije jaar enorm veel van hen geleerd heb, waarmede ik als voorzitter mijn voordeel kan doen.
Ik reken tenslotte op u allen, waarde collega's, om niet alleen door uw afkeer van absenteïsme, ook tijdens de lezingen in de plenaire vergaderingen, maar vooral door een zeer actieve deelneming van al de activiteiten van ons genootschap van 1980 een goed jaar te maken.
Het jaar dat nu begint is een belangrijk jaar. Voor mij is het belangrijk omdat ik in 1980 tot de derde leeftijd overga, maar dat moet de Academie geen zorg wezen. Wat ons genootschap wel aangaat, zijn tenminste een drietal herdenkingen waar van wij ernstig werk moeten maken. Ik noem Gezelle, Rodenbach en 150 jaar België. Voor al deze evenementen zijn reeds uitgebreide schikkingen getrof- | |
| |
fen, wat niet betekent dat alles in kannen en kruiken is, zodat velen onder u nog om hun medewerking, zowel wat de voorbereiding als de uitvoering van geplande initiatieven betreft aangesproken zullen worden. Ik spreek namens het bestuur de wens uit, dat er vanwege de collega's een grote bereidheid tot coöperatie zal te vinden zijn. Wat de herdenking van 150 jaar België betreft kan ik voor wie dit mocht wensen de geruststellende verzekering geven, dat in de optiek van het aftredende en aantredende bestuur 'herdenking' niet automatisch met 'viering' gelijkgesteld wordt. Onze door de Academie goedgekeurde medewerking aan de door onze zusterinstellingen in dit verband voorziene manifestaties brengt onze autonomie noch in opvattingen, noch in verkondiging van deze opvattingen in het gedrang. En ik noem het een gelukkig toeval dat juist in het jaar waarin het 150 jaar bestaan van België herdacht wordt een aanvang is gemaakt met de publicatie van een door ons genootschap bekroonde en uitgegeven studie die duidelijk licht werpt op de relatie tussen de staat waarin wij leven en onze Academie enerzijds en de rol van onze Academie in de Vlaamse Beweging anderzijds, een werk dat voor onze visie op en onze medewerking aan de herdenking van anderhalve eeuw België inspirerend kan werken.
Maar de studie van Wouter Rombauts, waarvan, naar wij hopen, het tweede deel zonder te veel uitstel het licht moge zien, zal in een niet al te verre toekomst voor een andere gebeurtenis, die onze Academie direkt aangaat, ook nut en betekenis hebben. In 1986 zullen wij - en dat zal in ieder geval een viering worden - het 100-jarig bestaan van ons genootschap herdenken. Op dat ogenblik zullen wij uitzien naar een overzicht dat de hele periode van het bestaan der Academie bestrijkt dus ook het tijdperk dat Wouter Rombauts niet beschreven heeft, de 72 jaren tussen 1914 en 1986, voldoende stof voor een tweede monografie, die ook niet in een handomdraai tot stand zal kunnen komen. Willen wij dergelijk werk in 1986 op onze studeertafel zien liggen, dan moeten wij van heden af met de prospectie een aanvang nemen. Werk voor onze bestuurscommissie waarbij suggesties van alle collega's welkom zijn.
Ik wens te besluiten. Niet met de aankondiging van grootste plannen, maar met de belofte dat ik alles in het werk zal stellen om het in mij gestelde vertrouwen niet te beschamen. Anders geformuleerd: uw voorzitter zal zijn ambt als niet volledig mislukt beschouwen indien hij in 1980 erin geslaagd zal zijn de werkzaamheid der leden
| |
| |
in aanzienlijke mate te hebben gestimuleerd, de hele Academie ten bate.
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
1. | 150 jaar België: programma voor 14 november 1980. - In haar vergadering van 19 december jl. heeft de Academie beslist deel te nemen aan het Internationaal Colloquium dat door de Zusteracademie te Brussel n.a.v. het 150-jarig bestaan van België wordt ingericht. Onze Academie zal op 14 november 1980 te Gent een bijeenkomst beleggen.
Op verzoek van Prof. Verbeke, Vast Secretaris van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, moeten de heer Decorte en onze Vaste Secretaris op 19 januari e.k. klaar zijn met een voorlopig programma m.b.t. het academisch gedeelte van de dag te Gent. Er worden twee lezingen gevraagd: één over een onderwerp rondom het algemeen thema ‘De Vlaamse Letterkunde in Europa’ en één waarin eventueel een bepaalde stroming in onze literatuur wordt behandeld.
Het Bestuur is van oordeel, dat er ook aan een lezing gewijd aan de plaats van het Nederlands in Europa moet worden gedacht. Het Bestuur stelt voor in de aangegeven zin vooruit te gaan.
De Academie keurt het voorstel van het Bestuur goed. |
| |
2. | Ingekomen stukken.
a) | Samenstellen van een jury. - Bij brief van 9 januari jl. verzocht de Stad Brussel de Academie drie leden aan te wijzen, die deel willen uitmaken van de jury belast met het toekennen van haar prijs ‘Nederlandse Letterkunde 1980’.
Het Bestuur stelt voor de opdracht toe te vertrouwen aan de heren Lissens, Lebeau en Decorte.
Het voorstel wordt aanvaard, maar de Vaste Secretaris zal vooraf met de afwezige leden nog in verbinding treden. |
| |
b) | Ontslag van de heer Rombauts als gewoon lid. - Bij brief van 9 januari jl. biedt collega Rombauts ons Genootschap zijn ontslag als gewoon lid aan.
Hij drukt tevens de wens uit opgenomen te worden op de lijst van de binnenlandse ereleden. |
|
| |
| |
|
c) | Stad Brugge: Guido Gezelle-huldiging. - Het Bestuur stelt voor in te gaan op het verzoek van de Stad Brugge, gedaan bij brief van 4 januari 1980, om de Academie te laten toetreden tot het nationaal comité dat de Stad Brugge met het oog op het Gezellejaar 1980 wenst op te richten.
Het voorstel wordt aanvaard. |
| |
d) | Reorganisatie van de Stadsbibliotheek te Antwerpen. - Bij brief van 8 januari 1980 verzocht Prof. Dr. Jacques Claes de Academie hem te willen steunen bij zijn verzet tegen de plannen van het Stadsbestuur van Antwerpen om de Stedelijke Bibliotheek aldaar te herleiden tot een bewaarplaats van Antverpiensia en enkele gespecifieerde verzamelgebieden, met name het oude boek en de Vlaamse letterkunde.
Het Bestuur vraagt het oordeel van de Academie. Na discussie wordt beslist te wachten tot wanneer meer gegevens i.v.m. deze zaak ter beschikking staan. |
|
| |
3. | Rodenbach-hulde. - Op 5 januari jl. vertegenwoordigde de heer Hoebeke, Vast Secretaris, de Academie op de opening van het Rodenbachjaar te Roeselare.
Het Bestuur legt de Academie een voorstel voor om de julivergadering te Beauvoorde zowel in het teken van de A. Rodenbachherdenking als in dat van G. Gezelleherdenking te plaatsen. Er zouden nl. twee lezingen worden gehouden: één gewijd aan A. Rodenbach en één gewijd aan G. Gezelle.
Het voorstel wordt aanvaard. |
| |
4. | Openbare vergadering van oktober 1980. Nederlands gastspreker. - Het Bestuur wil de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen verzoeken de heer S. Dresden als spreker af te vaardigen.
Mocht de heer Dresden de opdracht niet kunnen vervullen, dan kan de heer W.P. Gerritsen worden uitgenodigd.
De heer Rombauts merkt op, dat de voorkeur moet gaan naar de heer Gerritsen, omdat deze neerlandicus is. |
| |
Lezing
‘Constantijn Huygens als 'hofdichter'’, lezing door de heer Keersmaekers.
| |
| |
| |
Geheime zitting
Samenstelling van jury's. - Ter beoordeling van de ingekomen prijsantwoorden worden de volgende jury's samengesteld:
a) | ‘Guido Gezelles populaire poëzie (1872-1899). Een literatuursociologisch onderzoek’; de heren Aerts en Lissens en mevrouw D'haen. |
b) | ‘Lexicale Morfologie. De beheersing van de woordvorming door Vlaamse 'brugklassers'’; de heren Leys, Vanacker en Couvreur. |
c) | ‘Variatie in taalaanbod. Een sociolinguistisch onderzoek van de primaire socializatie in West-Vlaanderen’; de heren Roelandts, Moors en Van Loey. |
d) | ‘Aanzet tot de studie van de taal van psychotici’; de heren Leys, Goossens en Hoebeke. |
Al deze prijzen bedragen 25.000 F.
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor moderne letteren
Verslag door de heer Demedts, lid-secretaris.
Aanwezig: de heer Demedts, secretaris;
de heer Van Elslander en mevrouw Deprez, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Hoebeke, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers;
de heren Walschap en Schmook, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennis geving: de heer Lebeau, voorzitter;
de heer Lissens, ondervoorzitter;
de heren Gilliams, Aerts, Buckinx, Decorte en Lampo, leden.
| |
Agenda
Bij afwezigheid van de voorzitter en ondervoorzitter der commissie wordt de vergadering voorgezeten door de heer Vanacker.
‘De namen van onze heidense goden en godinnen’, lezing door de heer Gysseling.
| |
| |
Namen van godheden worden inzonderheid aangetroffen in inscripties op wijstenen, die vooral talrijk zijn in de streek van Nijmegen-Xanten-Keulen-Bonn-Aken en in hoofdzaak dateren uit de 2de-3de eeuw n.C. De namen van de grote goden zijn meestal vervangen door die van enigszins corresponderende Latijnse godheden. Vooral moedergodinnen daarentegen zijn talrijk vertegenwoordigd.
In Noord-Gallië behoren de namen meestal tot de Belgische substraattaal, hoewel ze doorgaans uiterlijk gegermaniseerd zijn. Echt Germaanse of Keltische namen zijn er uitzonderlijk.
Sommige godheden zijn beschermgoden van volksstammen. Vergoddelijkte stromen en gebergten komen eveneens voor. Veruit de meeste namen zinspelen evenwel op schittering, vlugheid, kracht (vooral levenskracht), vruchtbaarheid, rijkdom, goedheid, liefde, bescherming, trouw. Schaars zijn de namen die verband houden met strijd of met bepaalde diersoorten (beer, bok, paard).
De voorzitter bedankt de heer Gysseling voor zijn merkwaardige lezing. Aan de bespreking wordt deelgenomen door de heren Roelandts en Couvreur. De voorzitter besluit de lezing met de wens uit te drukken dat de tekst van de heer Gysseling gepubliceerd zou worden.
| |
Vaste commissie voor middelnederlandse taal- en letterkunde
Verslag door de heer Keersmaekers, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Couvreur, voorzitter, Deschamps, ondervoorzitter, en Keersmaekers, secretaris;
de heren Rombauts, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Leys en Hoebeke, leden.
Hospiterende leden: de heren Demedts, Vanacker, en mevrouw Deprez;
de heren Walschap, Schmook en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Loey, Draye, Hadermann en Goossens, leden.
| |
| |
| |
Agenda
‘Taal als dialoog’, lezing door de heer Leys.
De taalkunde van de laatste decennia wordt gekenmerkt door een opeenvolging van theorieën en tevens door een voortdurende uitbreiding van het onderzoeksdomein: gaande van de klank en het woord naar de zin of van de zin als propositionele eenheid naar de zin als taaldaad. In tegenstelling tot de klassieke taaldadentheorie stelt thans het dialoogonderzoek, een van de jongste ontwikkelingen in de moderne taalkunde, dat de taaldaad het kader van de zin overstijgt en pas tot stand komt binnen de koöperatieve interaktie van de dialoog. Basiseenheid van het onderzoek wordt aldus de bijdrage of de ‘zet’ die de gesprekspartner uitvoert.
De denkwijze van het dialoogonderzoek kan vooral in de volgende twee stellingen worden samengevat:
1) | de taal moet beschouwd worden vanuit het standpunt van de hoorder. De spreker spreekt immers om begrepen te worden en hij weet dat wat hij bv. als een bevel bedoelt pas de waarde van een bevel verkrijgt wanneer het ook (perlokutionair) door de hoorder als een bevel wordt geïnterpreteerd. De spreker zal dus alle gepaste strategieën aanwenden om door de hoorder begrepen te worden (vgl. de koöperatieve principes van Grice en trouwens reeds de regels van de oude rhetorica). |
2) | de hoorder interpreteert de intenties van de spreker inderdaad op grond van een groot aantal faktoren (problem-solving strategy). Uitgangspunt voor de interpretatie van de taaldaadwaarde is ongetwijfeld de propositionele betekenis, maar andere faktoren zoals ‘kontekst’ en ‘situatie’ zijn verderop zeker niet sekundair (zoals vroeger impliciet schijnt te zijn aangenomen). De verschillende faktoren beperken elkaars geldigheid en de interpretatie kan ook ten hoogste een relatieve zekerheid bereiken. Dit geldt des te meer voor de interpretatie van historische teksten. - Omdat dialogeren betekent: toelaten door de andere(n) te worden geïnterpreteerd, leidt dit ook tot allerhande pathologieën, die vooral door de school van Lacan worden geanalyseerd. |
Het belang van het dialoogonderzoek voor de linguistiek bestaat vooral hierin dat thans de funktie en de ontwikkeling van allerlei interjekties, modaalpartikels, stijlfiguren, ook van de vokatiefkasus en andere fenomenen expliciet kan worden beschreven en verklaard.
Aan de bespreking namen deel: de heren Vanacker, Couvreur, Walschap, Roelandts en Demedts.
| |
| |
| |
Vergaderingen van 20 februari 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Rombauts, Lissens, Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Moors, Van Elslander, Draye, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen en de heren Goossens, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers en Lampo, leden;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Buckinx, Lebeau, Leys en Coupé, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 16 januari 1980 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de vaste secretaris
1. | Toegelaten beroepsbezigheid van gepensioneerde kunstenaars. - Antwoord van de betrokken Ministers. - In antwoord op zijn schrijven d.d. 21 december 1979 gericht aan de Ministers De Backer-Van Ocken en Califice betreffende de toegelaten activiteiten van gepensioneerde kunstenaars en zijn verzoek tot aanpassing van de toepassing van het K.B. van 15 december 1978 (zie de vergadering van 19 december 1979), ontving de Vaste Secretaris brieven van Mevrouw De Backer-Van Ocken, Minister van de Nederlandse Gemeenschap, en van de heer Califice, Minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen. De vaste secretaris deed voorlezing van deze brieven. |
| |
2. | Telegram. - Op 18 januari jl. liet het secretariaat collega Aerts n.a.v. zijn bekroning met de driejaarlijkse Staatsprijs voor kritiek en essay een telegram met gelukwensen toekomen. |
| |
| |
3. | Vertegenwoordiging van de Academie. - Op 18 januari jl. vertegenwoordigde de heer Vanacker ons Genootschap op de academische plechtigheid te Nijmegen, die n.a.v. het afscheidscollege van de heer Weijnen was georganiseerd. |
| |
4. | Ingekomen stuk. - Bij brief van 13 januari verzocht de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam ons Genootschap op 29 maart e.k. een vertegenwoordiger te willen afvaardigen op de jaarlijkse Verenigde Vergadering der Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde.
Deze brief kwam te laat om door het Bestuur nog in zijn vergadering van 13 januari behandeld te kunnen worden.
Op voorstel van de vaste secretaris beslist de Academie de heer Roose, voorzitter, te delegeren. |
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
1. | Samenstelling van jury's. - Wijzigingen.
a) | In haar vergadering van woensdag 16 januari jl. heeft de Academie ter beoordeling van het prijsantwoord ‘Guido Gezelles populaire poëzie (1872-1899). Een literatuur-sociologisch onderzoek’ de heren Aerts en Lissens en mevrouw D'haen aangewezen. Aangezien de heer Aerts deze opdracht niet kan aanvaarden, stelt het Bestuur voor hem als eerste verslaggever te vervangen door de heer Demedts.
Het voorstel wordt aanvaard. |
b) | In dezelfde vergadering had de Academie ook de heren Lissens, Lebeau en Decorte aangewezen om zitting te hebben in een jury van de Stad Brussel. De heren Lissens en Lebeau hebben echter laten weten, dat zij deze opdracht niet wensen te aanvaarden.
De vaste secretaris heeft de heren Hadermann en Keersmaekers bereid gevonden om de heren Lissens en Lebeau te vervangen. |
|
| |
2. | Congres van de I.V.G. te Basel (24-28 augustus 1980). - Bij brief van 8 februari 1980 vraagt Mevr. Deprez, door de Academie op bedoeld congres te worden afgevaardigd. Mevr. Deprez heeft in 1978 en 1979 zitting gehad in de commissie die dit congres heeft voorbereid.
Op voorstel van het Bestuur gaat de Academie op het verzoek in. |
| |
| |
| |
Lezing
‘Verkenningen in vroeger vertaalwerk 1450-1600. Vertalen uit plichtsbesef’, lezing door de heer Vanderheyden, binnenlands erelid.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1980, blz. 252-306).
| |
Geheime zitting
1. | Samenstelling van jury's. - Op voorstel van het Bestuur worden de jury's ter beoordeling van de werken die in aanmerking komen voor de fondsprijzen, als volgt samengesteld:
a) | de Aug. Beernaertprijs (tijdvak 1978-1979, bedrag 25.000F.); de heren Lissens, Jonckheere, Weisgerber en Coupé (+ één lid aan te wijzen door de Regering).
Mocht de heer Coupé de opdracht niet kunnen aanvaarden, dan zal hij door de heer Demedts vervangen worden. |
b) | de Nestor de Tièreprijs (tijdvak 1978-1979, bedrag 7.500 F.); de heren Van Elslander, Decorte en Keersmaekers. |
c) | de Joris Eeckhoutprijs (tijdvak 1978-1979, bedrag 15.000 F.); de heer Lebeau, mevrouw Deprez en de heer Hadermann.
Er zijn geen werken ingezonden voor:
1) | de Leonard Willemsprijs (tijdvak 1978-1979); jury: de heren Rombauts, Van Loey, Gysseling, Hoebeke en Goossens; |
2) | de Jozef van Ginderachterprijs (tijdvak 1976-1979). Op voorstel van het bestuur wordt geen jury samengesteld. De prijs is immers beperkt tot de verheerlijking van de provincie Brabant, inzonderheid de kantons Asse en Vilvoorde en bedraagt amper 5.000 F. |
|
|
| |
2. | Vergadering van de Bestuurscommissie. Verslag. - Het verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie d.d. 13 februari 1980 werd aan de Academie overgelegd. |
| |
| |
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor cultuurgeschiedenis
Verslag door de heer Decorte, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Lissens, wn. voorzitter, en Decorte, secretaris;
de heren Rombauts, Demedts, mevrouw Deprez, en de heren De Belser, Deschamps en Lampo, leden.
Hospiterende leden: de heren Van Loey, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Draye, Leys, Hoebeke, Goossens, Couvreur en Keersmaekers;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Buckinx, voorzitter, Lebeau, ondervoorzitter;
de heer Gilliams, lid.
| |
Agenda
‘De handschriftenverzameling van C.Ph. Serrure’ (III), lezing door de heer Deschamps.
De kostbaarste handschriften en boeken van C.P. Serrure werden op 19-23 november 1872 en op 23-29 oktober 1873 door Fr. F. Olivier te Brussel geveild. Een twintigtal handschriften, belangrijk voor de geschiedenis van onze gewesten, werden op de laatste veiling opgehouden. Zij werden door C.A. Serrure, zoon van C.P. Serrure en advocaat te Kuregem, kort beschreven in een geschrift, getiteld Manuscrits relatifs à notre histoire littéraire, délaissés par feu M. Serrure, en in 1876 voor 30.000 fr. de regering te koop geboden. C.A. Serrure was er echter toe bereid de handschriften voor 20.000 fr. af te staan, indien zij door de regering voor de Universiteitsbibliotheek te Gent zouden worden verworven. De regering weigerde de handschriften te kopen, daar niet de Belgische staat, maar de stad Gent de boekenschat van de voornoemde bibliotheek in eigendom had. Zij was er wel toe bereid een toelage van 6.000 fr. te verlenen.
| |
| |
De stad, die nu als koper moest optreden, wou niet meer dan 4.000 fr. in de koopsom bijdragen. Twee jaar bleef de zaak aanslepen. Toen verminderde C.A. Serrure de prijs tot 12.000 fr., maar dreigde de handschriften te laten veilen, indien de verkoop niet spoedig zijn beslag zou krijgen. De stad verhoogde toen haar bijdrage tot 6.000 fr., zodat de verkoop kon doorgaan. Ter verkrijging van een lening van 10.000 fr. had C.A. Serrure echter de handschriften aan bankier De Ruyck in pand gegeven. Deze laatste wou ze niet ten verkoop terugbezorgen, tenzij de lening zou zijn afgelost. C.A. Serrure kon de geleende som niet terugbetalen. Gelukkig wou Ferdinand Vanderhaeghen, bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek te Gent, zich borg stellen, zodat de verkoop kon doorgaan. Op 4 juli 1878 tekende hij ten name van bankier De Ruyck twee schuldbewijzen van 6.000 fr., betaalbaar op 4 oktober 1872, in de hoop dat zowel de regering als de stad op de vervaldag hun respectieve bijdrage in de koopsom zouden hebben betaald. Intussen kwam de weduwe Serrure als medeerfgename haar deel van de koopprijs opeisen. De regering en de stad, die voordien slechts met C.A. Serrure hadden gehandeld, wilden niet betalen, tenzij die erfeniskwestie was opgehelderd. Daar op de vervaldag noch de regering noch de stad hadden betaald, moest Ferdinand Vanderhaeghen een lening aangaan om zijn verplichtingen tegenover bankier De Ruyck te kunnen nakomen. De stad en de regering voldeden resp. in november en december 1878 hun deel van de koopsom. Slechts twee jaar later betaalde C.A. Serrure Ferdinand Vanderhaeghen de kosten van de lening terug, die deze laatste had moeten aangaan. Handschriften, die ooit aan C.P. Serrure hebben toebehoord, bevinden zich, behalve in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en de Universiteitsbibliotheek te Gent, in de Stadsbibliotheek te Antwerpen, de Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz te Berlijn, de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, de Bibliotheek der
Rijksuniversiteit te Leiden, het British Museum te Londen, de Universiteitsbibliotheek te Nijmegen, de Bibliothèque Nationale te Parijs en het Provinciaal Archief der Minderbroeders te Sint-Truiden. Een aantal handschriften, die C.P. Serrure in bezit heeft gehad, zijn tot nu toe niet teruggevonden.
Op de lezing volgde een levendige gedachtenwisseling.
| |
| |
| |
Vaste commissie voor onderwijs en Nederlandse lexicografie
Verslag door de heer Vanacker, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Leys, voorzitter, en Vanacker, secretaris;
de heren Van Loey, Roelandts, Gysseling, Moors, Draye, Roose, Hoebeke, Goossens, Couvreur en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heren Rombauts, Demedts, Van Elslander, Decorte, mevrouw Deprez, en de heren De Belser en Lampo;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Coupé, ondervoorzitter.
| |
Agenda
1. | ‘Middelnederlandse vocaalsystemen: De inventaris van de lange klinkers en diftongen’, lezing door de heer Goossens, gevolg door een bespreking (inclusief van de lezing door de heer Goossens gehouden op 16 mei 1979: ‘Van Loeys Middelnederlandse klankleer structureel gelezen, II: de umlaut’).
Het referentiesysteem van het mnl. bestaat uit acht lange klinkers, î, ê, ē, ā̂, ü̂, ö, ô, ō (oorspronkelijke lange klinkers of diftongen - scherplangen - hebben hier een circumflex, oorspronkelijke korte klinkers - zachtlangen - een lengtestreep) en zes diftongen, ie, üe, oe, ei, öü, ou. De klinker ü̂ en de diftong üe zijn complementair verdeeld. Dit systeem kwam in het westen (Vlaanderen - Zeeland - Holland) voor. Ten oosten van dat gebied zijn ten gevolge van de werking der secundaire umlauten hier nog een ä̂, ö̂ en een tweede ē aan toe te voegen, evenals een üe als zelfstandig foneem, waardoor ü̂ eveneens fonematische status bekomt. In het gebied (Oost-) Limburg - Nederrijn moeten aan deze rijkere inventaris nog eens twee zachtlange klinkers, ī en ū, worden toegevoegd, terwijl scherplange â en zachtlange ā er gescheiden zijn. Tenslotte heeft dit gebied tengevolge van het ontbreken van de spontane palatalisatie van westgerm. û een oppositie ü̂ ≠ û. Dit laatste, evenals het voorkomen van ī en ū, geldt ook voor het noordoosten, waar echter de twee zachtlange ē's zijn samengevallen, evenals de van ā gescheiden â met
ō.
De voorzitter feliciteert de spreker om zijn belangrijke lezing met de talrijke verhelderende gegevens en ook de vele vernieuwende voorstellingen.
|
| |
| |
|
Bij de bespreking van deze lezing, samen met de vorige lezing door collega Goossens, wijst collega Van Loey er vooraf op dat hij zijn Middelnederlandse Spraakkunst niet geschreven heeft met het oog op het opstellen van fonologische systemen. Wel was het de bedoeling de studerenden een handig boek met alle nodige informatie te bezorgen. Hij wijst er ook op dat fonematische tegenstellingen vaak op een miniem detail berusten en vreest dat in de geschreven taal van onze Middeleeuwse teksten veel belangrijke feiten verdoezeld zijn. De spreker deelt hierop mee dat zijn bewondering voor de Middelnederlandse Spraakkunst van collega Van Loey zeer groot is, o.m. omdat er een grote, verantwoorde diversiteit in te vinden is.
De voorzitter wijst ook op het probleem van de taalontwikkeling. Niet alleen de uitgestrektheid van het gebied, maar ook de snelheid waarmee een verandering gebeurt, verdient bijzondere aandacht. Ook de spreker vindt dit aspekt een belangrijk probleem. Zo is het duidelijk dat systematische verschuivingen niet vlug gebeuren. Op de opmerking van collega Van Loey dat het toch opvalt hoe eenvoudig de systemen van de vroegste perioden gewoonlijk worden voorgesteld, erkent de spreker dat het vermoedelijk de taalbeschouwer zelf is die het oudste systeem zo eenvoudig voorstelt, doordat hij sommige zaken uit de taalwerkelijkheid niet kan kennen.
Deze boeiende vergadering, die nog aanleiding zou kunnen geven tot het stellen van vele vragen, wordt door de voorzitter gesloten met woorden van lof voor de spreker.
Op de vraag van de voorzitter of collega Goossens bereid is zijn tekst af te staan voor de Verslagen & Medelingen, geeft deze de wens te kennen dat alle lezingen die hij m.b.t. het onderwerp in de Academie hield in eén enkele brochure zouden worden gebundeld.
De vaste secretaris zal de mogelijkheden welwillend onderzoeken. |
| |
2. | Opmaken van de agenda voor de volgende vergadering (16 april 1980):
De heer Keersmaekers verklaart zich bereid in de volgende vergadering een lezing te houden. |
| |
| |
| |
Vergaderingen van 19 maart 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Lissens, Roelandts, Demedts, Gysseling, Van Elslander, Draye, Lebeau, Leys, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen en de heren De Belser, Goossens, Deschamps, Keersmaekers en Lampo, leden;
de heren Walschap, Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Vanacker, Coupé, Hadermann en Couvreur, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissie-vergaderingen van 20 februari 1980 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Decorte, ondervoorzitter, vertegenwoordigde onze Academie op de Dies Natalisviering van de R.U.G. (vrijdag 29 februari 1980).
De heer Pauwels, binnenlands erelid, vertegenwoordigde ons Genootschap op de ‘Taaldag 1980’ die door de Vereniging Algemeen Nederlands in de Gotische zaal van het Stadhuis te Leuven werd ingericht (8 maart 1980). |
| |
2. | Bedanking. - Bij brief van 22 februari 1980 dankte Prof. Weijnen, buitenlands erelid, de Academie voor de gelukwensen die hij bij de intrede in zijn emeritaat mocht ontvangen. |
| |
3. | Decreet betreffende onze Academie. - Het decreet van 13 februari 1980 betreffende de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde is in het Belgisch Staatsblad van 18 maart 1980
|
| |
| |
| (blz. 3455-3456) gepubliceerd. Aan het einde is in de Nederlandse versie bij het zetten evenwel een alinea weggevallen. Er is om rectificatie in het B.S. verzocht. |
| |
Mededeling van het bestuur
Lidmaatschap. - Bij K.B. van 13 februari 1980 is aan de heer Rombauts de titel van binnenlands erelid verleend.
| |
Lezing
‘Constantijn Huygens als 'hofdichter'’ II, voortzetting van de lezing door de heer Keersmaekers gehouden op 16 januari 1980.
| |
Eventuele voorstellen en mededelingen
Bij brief van 11 maart deelde de heer Roose, Voorzitter, aan het secretariaat mee, dat hij i.v.m. de herdenking ‘150 jaar België’ aan Prof. Verbeke, vast secretaris van de A.W.L.S.K. te Brussel een schrijven wil richten waarin het standpunt wordt geaffirmeerd dat de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde niet betrokken wenst te worden in een ‘viering’.
De Academie hoort een korte uiteenzetting van de heer Roose en verklaart unaniem het met zijn zienswijze eens te zijn.
De Academie stemt er ook mee in, dat de heer Roose op 24 maart te Brussel deelneemt aan de vergadering van de ‘Algemene Commissie Colloquium 1980’ en er het standpunt van ons Genootschap kenbaar maakt.
| |
Geheime zitting
Samenstelling van de Prijsvragencommissie (prijsantwoorden 1983). - Op voorstel van het Bestuur worden de heren Roose, voorzitter; Decorte, ondervoorzitter; en Hoebeke, vast secretaris, van ambtswege en verder de heren Lebeau en Vanacker tot leden van de commissie benoemd. Aldus is ook voldaan aan de eisen van art. 65 van het Huishoudelijk Reglement.
| |
| |
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor middelnederlandse taal- en letterkunde
Verslag door de heer Keersmaekers, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Deschamps, ondervoorzitter, en Keersmaekers, secretaris;
de heren Van Loey, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Draye, Leys, Hoebeke en Goossens, leden.
Hospiterende leden: de heren Lissens, Demedts, Van Elslander, Lebeau, Decorte, mevrouw Deprez en de heer Lampo;
de heren Walschap, Schmook en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Couvreur, voorzitter;
de heer Hadermann, lid.
| |
Agenda
In afwezigheid van de heer Couvreur, voorzitter, werd het voorzitterschap waargenomen door de heer Deschamps, ondervoorzitter.
‘De tekstoverlevering van de 'Karel ende Elegast' - Enkele problemen’ II, voortzetting van de lezing door de heer Rombauts gehouden op 19 december 1979.
In het vervolg van zijn lezing behandelt de spreker nu meer in het bijzonder de Nederrijnse versie van de ‘Karel ende Elegast’ in de Karlmeinet en haar betekenis voor de tekstoverlevering. Hij wijst op het belang van die compilatie, welke als een soort late, 14de eeuwse ‘Histoire poétique de Charlemagne’ in Rijnland mag worden beschouwd.
Aan de bespreking namen deel: de heren Goossens, Van Loey en Leys.
| |
Vaste commissie voor moderne letteren
Verslag door de heer Demedts, lid-secretaris.
| |
| |
Aanwezig: de heren Lebeau, voorzitter, Lissens, ondervoorzitter, en Demedts, secretaris;
de heren Van Elslander, Decorte. mevrouw Deprez, en de heren De Belser en Lampo, leden.
Hospiterende leden: de heren Van Loey, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Draye, Leys, Hoebeke, Goossens, Deschamps en Keersmaekers;
de heren Walschap, Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse erleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Coupé, lid.
| |
Agenda
‘C. Buysse en M. Maeterlinck’, lezing door de heer Van Elslander.
Spreker stelt vast dat Maeterlinck, door een ongelukkige verklaring in 1902, de sympathie van de Vlamingen grotendeels had verloren. Een reactie van de Nobelprijswinnaar, waarin hij trachtte de betekenis van zijn eerste woorden hun smalend karakter te ontnemen, heeft de gewekte indruk niet kunnen uitwissen. Toch heeft Maeterlinck niet alle betrekkingen met Vlaamse auteurs opgegeven en is Cyriel Buysse levenslang zijn vriend gebleven. Prof. Dr. A. van Elslander gaat in een uitgebreid overzicht de geschriften en brieven na, waarin Buysse en Maeterlinck over elkaars werk of over de toenmalige literatuur in Vlaanderen en het buitenland geschreven hebben. Opmerkenswaard daarbij is dat Maeterlinck ten slotte Buysse prijst omdat hij zijn werk in de moedertaal gesteld had. De lezing van Van Elslander bevat talrijke bijzonderheden, die niet alleen voor de relatie Maeterlinck-Buysse tekenend zijn, maar evengoed voor de kennis van het literaire klimaat in de eerste decennia van deze eeuw hun belang hebben.
| |
| |
| |
Vergaderingen van 16 april 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Moors, Van Elslander, Draye, Lebeau, Leys, mevrouw D'haen, en de heren Coupé, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Walschap, Schmook en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Aerts, Lissens, mevrouw Deprez, en de heren De Belser, Goossens, Couvreur en Lampo, leden;
de heer Rombauts, binnenlands erelid.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 19 maart 1980 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
1. | Zestigste verjaardag van de voorzitter. - De vaste secretaris vestigt er de aandacht van de Academie op, dat collega Roose op 16 april jarig is en vandaag 60 jaar wordt.
Hij feliciteert de heer Roose mede in naam van de collega's en deelt aan de vergadering mee, dat het secretariaat de jarige reeds de vorige dag geluk heeft gewenst. |
| |
2. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Roose, voorzitter, vertegenwoordigde op 28 maart 1980 ons Genootschap op de opening van het Provinciaal Museum Stijn Streuvels ‘Het Lijsternest’ te Ingooigem. Een aantal collega's woonden de openingsplechtigheid bij nl.: de heren Decorte, ondervoorzitter, Hoebeke, vast secretaris, Demedts en mevrouw Deprez. Zij waren op verzoek van leden van de familie Streuvels door het Provinciaal Bestuur van
|
| |
| |
| West-Vlaanderen rechtstreeks uitgenodigd. Voor de Academie als instelling is op het secretariaat geen uitnodiging toegekomen.
De heer Decorte, ondervoorzitter, vertegenwoordigde de Academie op de jaarlijkse Verenigde Vergadering der Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam (29 maart 1980). |
| |
3. | Overlijden. - Op 3 april jl. overleed na een langdurige ziekte de heer Leo Schevenhels, Administrateur-generaal van de Nederlandse Culturele Diensten.
De begrafenis werd o.m. bijgewoond door de collega's Decorte, Hoebeke, Lampo en Schmook. |
| |
4. | Ingekomen stuk. - De heer Herman Liebaers, Grootmaarschalk van het Hof, deed op het Secretariaat een afschrift toekomen van een brief van de Belgische ambassadeur te Parijs waarin wordt meegedeeld, dat de ‘Revue des deux mondes’ bereid is bijdragen op te nemen van jonge, talentvolle Belgische schrijvers die te Parijs bekend willen geraken.
De bijdragen van Nederlandstalige auteurs worden in vertaling gepubliceerd. |
| |
5. | Rodenbach-herdenking te Roeselare. - Door het stadsbestuur van Roeselare werd aan het Secretariaat het programma meegedeeld van twee herdenkingsplechtigheden die in de geboortestad van de dichter plaats zullen vinden. |
| |
Mededelingen en voorstellen van het bestuur
1. | Lidmaatschap. - Overeenkomstig artikel 38 van het Huishoudelijk Reglement wordt de zetel van de heer Rombauts, sedert 13 februari 1980 binnenlands erelid, vacant verklaard. |
| |
2. | 150 jaar België. - Gevolggevend aan de opdracht van de Academie hem gegeven in de plenaire vergadering van 19 maart jl., heeft de Voorzitter op 24 maart 1980 aan de heer Verbeke, Vast Secretaris van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, de volgende tekst overhandigd:
‘Tijdens de plenaire vergadering onzer Academie op 19 maart jl. is het Internationaal Francqui-Colloquium over “België en Europa” van 12-14 nov. a.s. ter sprake gekomen. Daarbij hebben de in zeer
|
| |
| |
| groot aantal aanwezige leden en binnenlandse ereleden nogmaals hun bereidheid bevestigd om, binnen de mogelijkheden onzer Academie en in autonomie van opvattingen, hun volledige medewerking aan dit colloquium te verlenen. Wel hebben zij unaniem de uitdrukkelijke wens naar voren gebracht, dat de benaming waaronder de bedoelde bijeenkomsten aan het publiek medegedeeld worden nooit een term zou zijn die het begrip “viering” impliceert. De vergadering heeft verder haar voorzitter gemandateerd deze stellingname aan u kenbaar te maken met het verzoek ook de andere organisatoren hiervan op de hoogte te brengen.
Ingesloten laat ik u een afschrift toekomen van de toespraak bij mijn ambtsaanvaarding in januari 1980 gehouden, waarin ook het standpunt van het bestuur onzer Academie met betrekking tot hetzelfde colloquium uiteengezet wordt.’
De voorzitter maakt van de gelegenheid gebruik om mee te delen, dat hij aan de heer Verbeke zijn bezwaren kenbaar heeft gemaakt betreffende het hoofd ‘Herdenking van de 150e verjaring van België’, waaronder het voorlopige programma werd gedrukt. Na een korte bespreking beslist de Academie aan de heer Verbeke een brief te schrijven waarin wordt voorgesteld: ‘150 jaar België’ of ‘Colloquium n.a.v. het 150-jarig bestaan van België’. |
| |
3. | Herdrukken van werken uit de Zuidnederlandse Letterkunde: voorstel van decreet van de heer Nauwelaerts d.d. 13 april 1978.
Op vrijdag 11 april jl. deed het secretariaat aan de collega's een afschrift toekomen van het voorstel van decreet Nauwelaerts-Jorissen betreffende het herdrukken van oudere werken uit de Zuidnederlandse letterkunde en van een brief van de heren A. de Beul en G. Verhaegen, respectievelijk voorzitter en verslaggever van de bevoegde commissie van de Cultuurraad.
De Bestuurscommissie heeft in haar vergadering van donderdag 10 april jl. aan het Bestuur de opdracht gegeven deze aangelegenheid aan de Academie voor te leggen en in de plenaire vergadering te bespreken.
De vaste secretaris heeft het bestaan van dit voorstel van decreet onder de aandacht van de Academie gebracht op 21 juni 1978 (zie de notulen van de plenaire vergadering).
Op 24 januari jl. heeft de vaste secretaris met de Kabinetschef van Minister De Backer m.b.t. dit voorstel van decreet een onderhoud gehad, nadat hij op 18 januari 1980 aan de Minister schriftelijk had
|
| |
| |
| meegedeeld, dat het voor de Academie niet mogelijk is de uitgave van bedoelde herdrukken met de gelden van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde te bekostigen. Op de vraag of de Academie bereid zou worden gevonden aan de uitvoering van het decreet mee te werken, zelfs als een experiment lopend over één of twee jaar en op voorwaarde, dat het Ministerie de nodige geldmiddelen ter beschikking van de Academie stelt, heeft de vaste secretaris bevestigend geantwoord.
Bij brief van 12 maart jl. dankten de heren A. de Beul en G. Verhaegen, de voorzitter van de Academie voor de toegezegde medewerking. Uit de brief van de heren A. de Beul en G. Verhaegen blijkt verder, dat het herdrukken en uitgeven van de in aanmerking komende werken om te beginnen inderdaad als een experiment voor de duur van één of twee jaar zal gebeuren. Intussen wordt de bespreking van het decreet opgeschort en de stemming erover verdaagd.
Het Bestuur en de Bestuurscommissie vinden dit een uiterst belangrijke aangelegenheid, waarbij de Academie zich niet onbetuigd mag laten.
In haar vergadering van 10 april jl. gaf de Bestuurscommissie aan het Bestuur de opdracht aan de Academie voor te stellen, dat ze binnen haar schoot een tijdelijke commissie zou oprichten, met adviserende bevoegdheid en bestaande uit zes leden: het Bestuur en drie literatuurhistorici overeenkomstig art. 2 van het decreet.
Het Bestuur stelt verder voor de collega's Lissens, Weisgerber en Deprez als leden van deze tijdelijke commissie te benoemen.
De voorstellen worden aanvaard. |
| |
4. | M. Gilliamsnummer van het tijdschrift ‘Dimensie’. - Tot nog toe hebben de heren Schmook, Aerts en Decorte toegezegd aan het M. Gilliamsnummer van het tijdschrift ‘Dimensie’ te willen meewerken of reeds een bijdrage ingezonden.
Op 8 april zond de heer Schmook aan de Vaste Secretaris een voortreffelijk stukje onder de titel van ‘Maurice Gilliams bouwheer’.
Het Bestuur stelt voor aan dit stuk een regel toe te voegen waaruit blijkt, dat onze collega Schmook ook in naam van de Academie en niet uitsluitend in zijn eigen naam schrijft.
De heer Schmook heeft daar geen bezwaren tegen. |
| |
| |
| |
Lezing
‘Verkenningen in vroeger vertaalwerk 1450-1600. Vertalen uit onvermogen. Vertalen om een leemte te vullen’, lezing door de heer Vanderheyden, binnenlands erelid.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 100-122).
| |
Eventuele voorstellen en mededelingen
De voorzitter deelt de vergadering mee, dat hij zal ingaan op een persoonlijke uitnodiging van de uitgeverij Heideland-Orbis N.V. tot het bijwonen van de feestelijke presentatie van ‘Het Boek van België’ op maandag 28 april 1980 in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel.
Verder beklaagt hij er zich over, dat de Academie door sommige organisatoren van plechtigheden miskend wordt. Als voorbeelden citeert hij de opening van het Streuvelsmuseum te Ingooigem en de organisatie van de G. Gezelleherdenking te Brugge op 2 mei.
| |
Geheime zitting
1. Academische prijsvragen. - Voor het jaar 1983 worden de volgende prijsvragen uitgeschreven:
Taalkunde:
‘Bijdrage tot de klankgeografie van het 13e-eeuwse Middelnederlands’.
Letterkunde:
1. | ‘Tekstuitgave en kritisch-historische studie van de Agenda's en Carnets van Karel van de Woestijne’. |
2. | ‘Reimond Stijns (1850-1905). Een documentatie’. |
Volkskunde:
‘De volkssage in de provincie Antwerpen in de 19e en 20e eeuw’.
Het voorstel van de Prijsvragencommissie om aan elke prijs een bedrag van 25.000 F. te hechten wordt goedgekeurd.
2. Verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie d.d. 10 april 1980. - Het verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie d.d. 10 april 1980 werd aan de Academie overgelegd.
| |
| |
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor onderwijs en nederlandse lexicografie
Verslag van de heer Vanacker, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Leys, voorzitter, Coupé, ondervoorzitter, en Vanacker, secretaris;
de heren Roelandts, Gysseling, Moors, Draye, Hoebeke en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heren Demedts, Lebeau, Coupé, De Belser en Deschamps;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Loey, Goossens en Couvreur, leden;
de heer Rombauts, binnenlands erelid.
| |
Agenda
‘Mekanismen van taalverwerving, analogie en taalverandering uit genetisch-evolutief standpunt’, lezing door de heer Roelandts.
Taalverwerving en taalverandering worden bepaald door dezelfde mechanismen, het is telkens een proces van interactie tussen individu en gemeenschap. Het kind groeit op in een taalstroom, het registreert, classificeert, vormt patronen en (re)produceert. Belangrijk is hierbij zeker de classificatie. De spreker beklemtoont het belang van de analogiewerking, waarbij familiariseringsprocessen en socialiseringsprocessen een grote rol spelen. Ook de frequentie is een sterk bepalende factor. Om te besluiten werkt de spreker de hierboven uiteengezette opvattingen uit op de meervoudsvorming en op de vervoegingsvormen, waar automatismen zeer sterk kunnen zijn. Telkens wordt uitgegaan van de werking van de analogie, waarop (secundair) de traditie al dan niet corrigerend inwerkt.
Aan de bespreking, vooral over de problemen van de classificatic en de competentie, nemen de collega's Leys, Moors en Hoebeke deel.
| |
| |
| |
Vaste commissie voor cultuurgeschiedenis
Verslag door de heer J. Deschamps, wnd. lid-secretaris.
Aanwezig: de heer Lebeau, ondervoorzitter;
de heren Demedts, Van Elslander, De Belser en Deschamps, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Draye, Roose, Leys, Hoebeke, Coupé en Keersmaekers;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels en Vanderheyden, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Decorte, secretaris;
de heer Lissens en mevrouw Deprez, leden;
de heer Rombauts, binnenlands erelid.
| |
Agenda
‘Drie Amsterdamse liederboeken uit het begin van de 17e eeuw’, lezing door de heer Keersmaekers.
In de opeenvolgende drukken van Den Nieuwen Lust-Hof (1602, wsch. 1604 of 1605, 1607, wsch. 1610), van Den Bloem-Hof van de Nederlantsche Jeught (1608, 1610) en van Apollo of Ghesangh der Musen (1615) kan men de ‘doorbraak’ van de renaissance volgen. Den Nieuwen Lust-Hof is praktisch nog louter rederijkerswerk, ook al vindt men in de liminaire gedichten symptomen van enige bekendheid met de nieuwe literaire vormen: in de tweede druk werd een lied van Hooft opgenomen, maar pas de derde druk brengt een aanzienlijke vermeerdering van ‘moderne’ liederen, die in de vierde druk behouden bleven. Den Bloem-Hof van de Nederlantsche Jeught kondigde ‘sonnetten, elegieën, epithalamiën’ aan en bracht daarmee een verzameling renaissancistische gedichten, in de nieuwe versmaat geschreven; de tweede druk bevatte weer meer ‘ouderwetse’ liederen, maar tevens was door het opnemen van liederen van Hooft, Heinsius, Bredero ook het ‘nieuwerwetse’ element versterkt. Apollo of Ghesangh der Musen bevat weliswaar nog liederen met rederijkers relicten, maar de overgrote meerderheid van de gedichten en liederen getuigt van de nieuwe geest.
Nam aan de bespreking deel: de heer Roose.
| |
| |
| |
Buitengewone vergadering te Brugge op 2 mei 1980. Gezellesymposium
Op 2 mei 1980 vergaderde de Academie te Brugge om er deel te nemen aan de Guido Gezelleherdenking. De Academie had zich aangesloten bij het ‘Guido Gezellegenootschap’ (Kapellen), dat een Gezellesymposium had belegd.
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Lissens, Demedts, Vanacker, Gysseling, Draye, mevrouw Deprez, en de heren Coupé, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heren Brachin en Knuvelder, buitenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Loey, Aerts en Goossens, leden;
de heer Meeuwesse, buitenlands erelid.
| |
Agenda
11 u.: ochtendzitting:
1. | opening door de heer O. Dombrecht, schepen van cultuur van de stad Brugge; |
2. | verwelkoming door de heer G.P.M. Knuvelder, voorzitter van het ‘Guido Gezellegenootschap’ en buitenlands erelid van de Academie; |
3. | toespraak door de heer Roose, voorzitter van de Academie; |
4. | toespraak door de heer P. Brachin, buitenlands erelid van de Academie; |
5. | toespraak door de heer C. Coupé, lid der Academie; |
6. | slotwoord door de heer Knuvelder, voorzitter. |
15 u.: middagzitting:
1. | opening door de heer B.F. van Vlierden, wnd. voorzitter van het Gezellegenootschap; |
| |
| |
2. | voordracht over Gezelle, de taaldelver en de taalzorger, door mevrouw Nienke Bakker; |
3. | slotwoord door de heer Van Vlierden. |
In de middagpauze werd door het stadsbestuur van Brugge een receptie aangeboden en om 17 u. werd een bezoek gebracht aan de Guido Gezelletentoonstelling in het Provinciaal Hof.
De Academie liet bij het standbeeld van Guido Gezelle bloemen neerleggen.
| |
| |
| |
Vergaderingen van 21 mei 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Aerts, Lissens, Roelandts, Demedts, Gysseling, Van Elslander, Draye, Leys, mevrouw D'Haen, en de heren Coupé, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Schmook, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Vanacker, Moors, Lebeau, mevrouw Deprez, en de heren Goossens en Lampo, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 16 april 1980 en van de buitengewone vergadering te Brugge van 2 mei 1980 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de vaste secretaris
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Roose, voorzitter, vertegenwoordigde op 19 april jl. de Academie op de opening van de XXVIIIe Floraliën te Gent.
De heer Schmook, binnenlands erelid, vertegenwoordigde de Academie op de presentatie van de ‘Bibliografie Ons Erfdeel 1957-1977’ (samengesteld door Hilda van Assche en Richard Baeyens) (Antwerpen 9 mei 1980).
De heer Gysseling vertegenwoordigde op zondag 11 mei 1980 ons Genootschap op de 30ste jaarlijkse bedevaart naar het Nationaal Executieoord te Oostakker. |
| |
2. | De heer Van Elslander gastspreker in Nederland. - Op 12 mei jl. heeft de heer Van Elslander in de vergadering van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van
|
| |
| |
| Wetenschappen te Amsterdam een lezing gehouden over ‘A. Vermeylen en het tijdschrift “Van Nu en Straks”’. |
| |
3. | Een medelid leest in het buitenland uit eigen werk en gedichten van G. Gezelle. - Op 29 april jl. las mevrouw Chr. D'haen in de Library of Congress te Washington voor uit eigen werk (vertalingen in het Engels) en vertalingen van gedichten van G. Gezelle. Zij deed dat in het kader van een programma ‘150 jaar België’. |
| |
4. | Bekrachtigingscommissie. - Collega Pauwels heeft aanvaard namens de Academie zitting te hebben in de Commissie voor bekrachtiging van de Academische diploma's (periode 1979-1980). |
| |
5. | Liederen op tekst van G. Gezelle. - Onlangs werd een nieuwe plaat op de markt gebracht met o.m. drie liederen op tekst van G. Gezelle. De toondichter is de heer G. Huybens, die in 1978 laureaat was van onze Karel Bouryprijs. |
| |
Mededelingen en voorstellen van het bestuur
1. | Tijdelijke commissie ‘Herdrukken van werken uit de Zuidnederlandse letterkunde’: voorstel van decreet van de heer Nauwelaerts.
De heer Lissens heeft te kennen gegeven, dat hij geen zitting wenst te hebben in de tijdelijke commissie die de Academie in haar plenaire vergadering van 16 april jl. n.a.v. de bovenvermelde aangelegenheid heeft samengesteld. Hij heeft er tevens de aandacht op gevestigd, dat de heer Keersmaekers aangewezen is om van deze commissie deel uit te maken.
In het licht van art. 60 van het Huishoudelijk Reglement betreffende de tijdelijke commissies, stelt het Bestuur voor over te gaan tot een nieuwe samenstelling, met dien verstande dat het Bestuur zelf uit de commissie verdwijnt, met uitzondering van de heer Decorte. Het aantal leden zou gebracht worden op zes, met name de collega's Weisgerber, Lebeau, Decorte, Deprez, Coupé en Keersmaekers. Overigens zou deze tijdelijke commissie, steeds in overeenstemming met art. 60, zelf haar voorzitter en secretaris verkiezen.
Het voorstel wordt aanvaard. |
| |
| |
2. | Commissie voor publikaties. Vervanging van een lid. - Op voorstel van het Bestuur wordt de heer Rombauts vervangen door de heer Roose. |
| |
3. | Rodenbachherdenking. - Op voorstel van het Bestuur wordt de heer Coupé aangewezen om op 30 mei 1980 onze Academie te vertegenwoordigen op de galavertoning te Roeselare van Rodenbachs ‘Gudrun’. |
| |
4. | Algemeen Nederlands Congres. - Verzoek tot medewerking. - Bij brief van 6 mei jl. verzoekt de heer Fayat de Academie om medewerking en te streven naar een permanent overleg en samenwerking op het gebied van de Nederlandse Cultuur. Tevens wordt gevraagd, dat de Academie een lid zou aanwijzen om als contactpersoon op te treden.
Na een tussenkomst van de heer Aerts, beslist de Academie aan de heer Fayat alle gewenste en nuttige inlichtingen te verstrekken. De vaste secretaris zal hem onmiddellijk een overzicht van de betrekkingen die onze Academie met het Noorden onderhoudt doen toekomen. |
| |
5. | Vondelprijs. - Zopas werd de Vondelprijs van de stad Hamburg toegekend aan onze collega Cyriel Coupé. |
| |
Geheime zitting
1. | Samenstelling van een Commissie van Voordracht voor de opvolging van de heer Rombauts, binnenlands erelid. - Op voorstel van het Bestuur worden de heren Hadermann en Deschamps aangewezen om deel uit te maken van de Commissie van voordracht. |
| |
2. | Vergadering van de Bestuurscommissie. Verslag. - De leden hebben het verslag van de vergadering van 7.5.1980 met de post ontvangen. |
| |
| |
| |
II. Commissievergadering
Vaste commissie voor moderne letteren
Verslag door de heer Demedts, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Lissens, ondervoorzitter, en Demedts, secretaris;
de heren Weisgerber, Decorte, Coupé en De Belser, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Gysseling, Draye, Leys, Hadermann, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers;
de heren Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Gilliams, mevrouw Deprez en de heer Lampo, leden.
| |
Agenda
‘Willem Vertommen, een in de duisternis gebleven lid van de Olijftak’, lezing door de heer Schmook, binnenlands erelid.
Sedert 1977 wordt in het raam van de ‘Aarschotse kring voor heemkunde’ gepeild naar levensomstandigheden en werken van de kunstenaar-dichter Willem Jozef Vertommen eer toevallig geboren te Aarschot uit een Antwerpse moeder Maria Joanna Cecilia Geurts en een Dordrechtse vader.
Spreker leverde voor ‘Het oude land van Aarschot’ (januari 1979) een aanvullende biografische noot op het artikel van A. Coeck, sekretaris van de kring (december 1977). Hij had de gelegenheid te verwijzen naar de letterkundige bedrijvigheid van Vertommen als medewerker (dichter en pentekenaar) aan het ‘Rubensalbum’ (1840), situeerde verschillende aktiviteiten van Vertommen als ‘deelhebber’ in de Vlaamse Beweging en mocht via de leider van de ‘Culturele dienst van de provincie Westvlaanderen’ vernemen dat Vertommen sedert 1846 te Brugge werkzaam is geweest, tot 1850, toen hij ‘uitgeschreven’ werd naar Brussel (Sint-Joost-ten Node), waar hij, blind wordend, zich bij zijn moeder vervoegde. Zijn verder leven bleef voorlopig onbekend. Vermoedelijk is hij armlastig, geheel blind geworden, overleden.
| |
| |
Spreker ging aan de hand van Verslagboek II van ‘De Olyftak’ het aandeel na, dat Willem Vertommen in de Antwerpse Rederijkerskamer - voorgesteld in 1839 door zijn persoonlijke vriend Theodoor van Rijswijck - als dichter van balladen en ‘puntdichten’ in de aktiviteiten genomen heeft.
Na de bedanking van de voorzitter die collega Schmook feliciteert voor zijn onverpoosd speurderswerk en glasheldere lezing, worden de volgende punten van de agenda, zonder tussenkomsten van de leden, door de voorzitter afgehandeld.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1980, blz. 316-326).
| |
III. Overhandiging van een hulde-adres aan collega aerts ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig lidmaatschap
Aanwezig: de heren Aerts, Lissens, Roelandts, Demedts, Gysseling, Van Elslander, Weisgerber, Draye, Roose, Leys, Decorte, Hoebeke, Coupé, Hadermann, De Belser, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Schmook, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Toespraak door L. Roose, voorzitter.
Hooggeachte Collega,
Waarde Vriend,
Het is op één dag na - zo viel mij gisteren plots te binnen, terwijl ik zat na te denken over wat ik u vandaag best zou kunnen zeggen - precies twee jaar geleden, dat u onder massale belangstelling en sympathie naar aanleiding van uw emeritaat te Leuven werd gehuldigd.
Er zijn daar een aantal redevoeringen uitgesproken, o.m. door ons medelid André Demedts, waarin uw verdiensten diep in de verf werden gezet. De meeste dezer toespraken zijn gedrukt zodat ieder van u kan lezen waarin uw grote betekenis als literator, essayist, criticus, beoefenaar der wetenschappelijke literatuurstudie en der algemene literatuurwetenschap - ik ben in mijn opsomming niet volledig - bestaan heeft, bestaat en bestaan zal. Elke toespraak ein- | |
| |
digde met de wens dat u nog vele jaren onder ons zou mogen vertoeven en nog zeer veel werk tot stand brengen.
U is het tijdens de twee jaren die inmiddels verlopen zijn, om gezondheidsredenen en uit menselijke wijsheid, wat rustiger aan gaan doen, maar u heeft niet stilgezeten. Ik denk, om maar enkele zaken te noemen, aan uw arbeid in de Conferentie der Nederlandse Letteren, aan uw leiding van ‘Dietsche Warande en Belfort’ en niet het minst aan de twee meesterlijke publicaties in boekvorm over Gezelle die u in het licht heeft gegeven. Er is dus voldoende ‘negotium in otio’ geweest om te kunnen zeggen, dat de uitgedrukte wens vervuld is geworden.
Diezelfde 20ste mei 1978 hebben we 's middags met enkele uitverkorenen lekker samen gegeten en daar heb ik aan tafel ook enkele woorden mogen zeggen, een toespraak - ook zij bestaat in drukvorm -, waarin ik vooral mijn vlegeljaren in herinnering bracht, toen ik in het St.-Romboutscollege te Mechelen uw retoricaleerling was en waarin ik ook revanche nam op iets wat u me in die tijd had aangedaan. De revanche biedt zich vandaag een tweede keer aan nu de welvoeglijkheid u verplicht om onderdanig diezelfde oud-leerling als ‘Mijnheer de Voorzitter’ aan te spreken, wat u straks, naar ik verwacht ook zal doen...
Ik breng die tafelrede hier ter sprake, omdat ik daarin gepoogd heb op mijn beurt een portret van u te tekenen, waarbij ik vooral wat tegengewicht wilde brengen tegenover al de lof waaronder u 's morgens bedolven was geworden. Ik handelde dus ook over uw gebreken. Sprekend over de vloed vergaderingen die de reorganisatie van het universitair onderwijs tijdens de laatste jaren van uw ambtsuitoefening had ingevoerd, citeerde ik in toepassing op u een vers van Vondel en zei, hier met de Amsterdamse dichter afwijkend van zijn voorbeeld Vergilius, dat u op die bijeenkomsten meestal niet ‘als een schim verscheen’, maar ‘als een schim verdween’.
In verband met uw aan- of beter afwezigheid op de bijeenkomsten van onze Academie - ‘Wie zonder zonden is...’ - zou ik een beetje hetzelfde kunnen zeggen, maar haast mij erbij te voegen, dat ons genootschap meer heeft aan iemand die niet al die vergaderingen bijwoont, maar dag aan dag in zijn werkkamer zit om te studeren en te schrijven en ons achteraf met de producten van zijn geest te verrijken. Van wie kan dit beter gezegd worden dan van u, José Aerts, tevens Albert Westerlinck, wiens bibliografie in het bij uw emeritaat
| |
| |
uitgegeven huldeboek niet minder dan tachtig bladzijden beslaat en nu weer ruim kan worden aangevuld?
Met elk woord dat u tijdens uw vijfentwintigjarig lidmaatschap van ons genootschap gesproken en geschreven heeft, heeft u onze Academie eer aangedaan. Om dat alles is onze instelling u dankbaar, enorm dankbaar, zoals blijkt uit de talrijke opkomst bij de viering van uw jubileum.
Als officiële huldeblijk lees ik u thans de door collega Weisgerber opgestelde, fijnzinnige en waarheidsgetrouwe oorkonde voor - zij wordt u daarna aangeboden - achter de inhoud waarvan de hele Academie zich verenigt. En bij dit hulde-adres voegen wij vanzelfsprekend opnieuw de in 1978 uitgesproken wens: ad multos annos!
| |
Tekst van het huldeadres
Het Bestuur en de Leden van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde brengen bij dezen hulde aan hun collega
Prof. Dr. José Aerts
(Albert Westerlinck)
naar aanleiding van zijn vijfentwintigjarig limaatschap van het Genootschap.
Het lijdt geen twijfel of boektitels verschaffen ons inzicht in de persoonlijkheid van de auteur. In dat verband zijn die van José Aerts in hoge mate revelerend. Onder de talrijke werken, zowel dichtbundels als kritische bijdragen, die hij tot nu toe heeft gepubliceerd, vallen drie soorten van titels op. Daar zijn b.v. Bovenzinnelijk verdriet (1938), Wandelen al peinzend (1960) en Alleen en van geen mens gestoord (1964) die op bezinning, zelfbeschouwing en een voorliefde voor eenzame en weemoedige mijmering wijzen. Voorts zijn er werken als Het schoone geheim der poëzie beluisterd niet ontluisterd (1946), Stijlgeheimen van Karel van de Woestijne (1956), De innerlijke Timmermans (1957) of De innerlijke wereld van Guido Gezelle (1977), waarbij de criticus te kennen geeft dat hij door de aanvoeling van het mysterie tot onderzoek wordt aangespoord. En tenslotte hangen Met zachte stem (1939), Luister naar die stem (1942), Het lied van Tantalus (1944), Gesprekken met Walschap (1969-70) en Musica humana (1973) met de bij Albert Westerlinck fundamentele houding van de luisteraar samen.
| |
| |
Hiermee is het psychologisch portret van José Aerts vanzelfsprekend nog lang niet volledig. Tot zijn opmerkelijkste wezenstrekken behoort inderdaad ook een ontvankelijke, uiterst gevoelige en veelzijdig ontwikkelde intelligentie, die met verdraagzaamheid gepaard gaat. Doch alleen al uit die opsomming van titels treedt een scherp omschreven geestelijke figuur naar voren, waarvan de hoofdkenmerken overigens door de inhoud van de werken worden bevestigd. Een man die door het onbekende, het verborgene en het geheimzinnige wordt gefascineerd en dat aan een streng wetenschappelijke analyse onderwerpt, zonder daarbij te vergeten dat hij niet alleen met papier en inkt, met onbezielde dingen, maar ook in de eerste plaats met menselijke waarden te maken heeft: waarden, die hij door aandachtig luisteren, door zich te richten naar de stem die ze verwoordt, tracht te omschrijven. Voor zo'n dialoog is het stadsrumoer ongeschikt; enkel in de stilte en de eenzaamheid kunnen dichters en denkers tot ons spreken. Doch een kamergeleerde is Albert Westerlinck vast en zeker niet. Zodra hij de stemmen van zijn geliefkoosde schrijvers heeft vernomen, richt hij zich tot ons om het aangeknoopte gesprek samen met hem voort te zetten. Als exegeet heeft hij voor ons aldus meer dan één ‘schoon geheim’ verkend en toegankelijk gemaakt; hij heeft ons ook de poëzie doen liefhebben. Voor deze dubbele confrontatie van de criticus met de dichtkunst en met ons, die tot zulk een ontzagwekkend oeuvre heeft geleid, voor de rol die hij in het Vlaamse cultuurleven speelt, voor het voorbeeld dat hij ons als vorser, als mens en als vriend geeft, danken we hem vandaag van ganser harte.
| |
| |
| |
Vergadering van 18 juni 1980
Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Roelandts, Demedts, Gysseling, Van Elslander, Draye, Lebeau, Leys, Coupé, Couvreur, Keersmaekers en Lampo, leden;
de heren Schmook, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Loey, Lissens, Vanacker, Moors, Weisgerber, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen en de heren Goossens en Deschamps, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 21 mei 1980 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Roose, voorzitter, vertegenwoordigde de Academie op de opening van de tentoonstelling ‘Guido Gezelle en zijn Kortrijkse Omgeving (1872-1899)’, ingericht in de Stedelijke Openbare Bibliotheek te Kortrijk (23 mei 1980).
Op 11 juni jl. vertegenwoordigde hij de Academie op de receptie aangeboden door de Ambassadeur van Zweden en Mevrouw J.J. de Dardel ter gelegenheid van de uitreiking van de ‘Prijs Koningin Astrid Fonds’ aan Mevrouw Brita Dahlman voor haar vertalingen in het Zweeds van werken van Belgische nederlandstalige schrijvers (Brussel, 11 juni 1980).
De heer Weisgerber vertegenwoordigde ons Genootschap op de ‘Plechtige viering van het 10-jarig bestaan van de Vrije Universiteit Brussel’ (28 mei 1980).
|
| |
| |
|
De heer Coupé vertegenwoordigde de Academie op de galavertoning van ‘Gudrun’ in de stedelijke hallen te Roeselare (30 mei 1980). |
| |
2. | Ontvangst op het Paleis. - Op 6 juni jl. had op het Koninklijk Paleis n.a.v. 150 jaar België een feestzitting plaats waarop de Koning het woord voerde.
De heer Roose, voorzitter, en de heer Hoebeke, vast secretaris, waren aanwezig. |
| |
3. | Ingekomen stuk. - Bij brief van 22 mei 1980 dankte de heer Senator Nauwelaerts de Academie omdat ze haar medewerking wil verlenen aan het realiseren van zijn decreet betreffende de herdruk van werken uit de Zuidnederlandse letterkunde. |
| |
4. | Telegram. - Ter gelegenheid van Haar verjaardag mocht Hare Majesteit Koningin Fabiola, op 11 juni jl., vanwege de Academie een telegram in ontvangst nemen. |
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
1. | Frank Baurherdenking. - Op 31 oktober 1980 wordt op het Campo Santo te Sint-Amandsberg (Gent) Frank Baur herdacht. Zowel vanwege het Stadsbestuur van Gent als van collega Gysseling ontving de Academie een verzoek tot medewerking aan deze herdenking, o.m. ook door het in bruikleen geven van bepaalde dokumenten en foto's.
De agenda voor deze herdenking omvat:
a) | om 16 u. kransneerlegging aan het graf; |
b) | om 17 u. een Academische zitting met een lezing door Prof. Dr. A. van Elslander en aansluitend opening van de door collega Gysseling ingerichte tentoonstelling. |
Het Bestuur stelt voor aan het verzoek van de stad Gent en van collega Gysseling tegemoet te komen en rekent erop dat een aantal medeleden de kransneerlegging en de Academische zitting zullen bijwonen. |
| |
2. | Vlaamse of Nederlandse gemeenschap? - De voorzitter stelt de vraag of het niet wenselijk is, dat de Academie stelling neemt in het dispuut dat over de benaming ‘Vlaamse of Nederlandse gemeenschap?’ aan de gang is. |
| |
| |
De Academie is van oordeel, dat ze inderdaad haar standpunt moet bepalen en bekend maken.
Na discussie wordt algemeen aangenomen, dat de vaste secretaris aan de Eerste Minister een brief zal schrijven met de volgende inhoud:
‘De Academie heeft uitvoerig aandacht besteed aan het binnen de geplande staatshervorming ontstane probleem van de benaming der Nederlandstalige “gemeenschap”.
Zij heeft geconstateerd, dat zoveel politieke, staatsrechterlijke en psychologische factoren de materie zo complex maken, dat staande de vergadering geen beslissing kon worden genomen. Zij dringt er evenwel bij diegenen die in de bewuste aangelegenheid een beslissing moeten nemen op aan, dat de term “Nederlands” niet lichtvaardig door “Vlaams” wordt vervangen. Zij wijst erop, dat wanneer het de benaming van taal en cultuur betreft, alleen het adjectief Nederlands aanvaardbaar is.’
De tekst van deze brief zal ook aan de pers worden meegedeeld.
| |
Lezing
‘Verkenningen in vroeger vertaalwerk (1450-1600). De “anderen” vertaalden ook!’, voortzetting van de lezing door de heer Vanderheyden, binnenlands erelid.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 123-144).
| |
Geheime zitting
1. | Lidmaatschap. - De Vaste Secretaris doet voorlezing van het vertrouwelijk verslag van de vergadering van de commissie belast met het voordragen van twee kandidaten voor de opvolging van de heer Rombauts, binnenlands erelid.
Na bespreking wordt het voorstel van de Commissie van Voordracht goedgekeurd. |
| |
2. | Academische prijzen en Fondsprijzen. - Na bespreking worden volgende prijzen toegekend:
A. | Prijs voor Letterkunde, ten bedrage van 25.000 F. aan de heer P. Couttenier, D. Mellaertstraat 78, 3200 Kessel-Lo, voor zijn studie: ‘Guido Gezelles populaire poëzie (1872-1899). Een literatuursociologisch onderzoek’. |
|
| |
| |
|
B. | Prijzen voor Taalkunde (telkens ten bedrage van 25.000 F.):
1) | aan de heer W. Smedts, Mechelsesteenweg 654, 3020-Herent voor zijn studie ‘Lexicale Morfologie. De beheersing van de woordvorming door Vlaamse “brugklassers”’. |
2) | aan de heer L. Beheydt, Vilvoordsebaan 14A, 3009-Winksele, voor zijn studie ‘Variatie in taalaanbod. Een sociolinguistisch onderzoek van de primaire socializatie in West-Vlaanderen’. |
3) | aan de heer W. van Belle, Provincielaan 96, 3110-Rotselaar, voor zijn werk ‘Aanzet tot de studie van de taal van psychotici’. |
Voordat er tot publikatie kan worden overgegaan, zullen de auteurs rekening moeten houden met de door de commissieleden gemaakte op- en aanmerkingen. |
C. | Fondsprijzen:
1) | Leonard Willemsprijs (tijdvak 1978-1979) ten bedrage van 30.000 F.: aan de heer H. Vekeman (Grotestraat 6, 9500-Geraardsbergen) voor zijn gezamenlijk werk op het gebied van de middelnederlandse letterkunde. |
2) | August Beernaertprijs (tijdvak 1978-1979) ten bedrage van 25.000 F.: aan de heer P. de Wispelaere (Moerhuizestraat 64, 9990-Maldegem) voor zijn roman ‘Tussen tuin en wereld’. |
3) | Joris Eeckhoutprijs (tijdvak 1978-1979) ten bedrage van 15.000 F.: aan de heer R. van de Perre, (Blackmeers 81, 1790-Hekelgem) voor zijn werk: ‘De poëtische wereld van M. Vasalis’. |
4) | Nestor de Tièreprijs (tijdvak 1978-1979) ten bedrage van 7.500 F. aan de heer R. Geldhof (Oude Oostendse steenweg 13, 8000-Brugge) voor zijn toneelstuk: ‘Winnaars en verliezers’. |
|
|
| |
3. | Vergadering van de Bestuurscommissie. Verslag. - Het verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie d.d. 11 juni 1980 werd aan de Academie overgelegd. |
| |
| |
| |
Openbare vergadering te Beauvoorde (16 juli 1980)
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Aerts, Lissens, Roelandts, Demedts, Gysseling, Van Elslander, Draye, Lebeau, Leys, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen en de heren Coupé, Goossens, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Walschap, Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heren Zaalberg en De Bruin, buitenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Weisgerber, Hadermann, De Belser en Couvreur, leden;
de heer Knuvelder, buitenlands erelid.
Aanwezige prominenten: L. Roppe, Ere-Gouverneur van de provincie Limburg; Prof. Dr. J. Maton, Voorzitter van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België; J. van Hee, Burgemeester van de stad Veurne; Dr. De Meester, Burgemeester van Oostvleteren; M. Deneve, Ere-Luitenant-Generaal van de Rijkswacht; Prof. Dr. A. Lefevere, vertegenwoordigt de Rector van de Universitaire Instelling Antwerpen; Prof. Dr. Vanbreuseghem, wnd. Vast Secretaris van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen; Prof. Dr. R. van Caenegem; B. Soens, wnd. Hoofdingenieur-Directeur bij de Regie der Gebouwen te Brugge; A. Dujardin, Vrederechter van Veurne-Nieuwpoort; L. Simons, Adjunct-conservator van het A.M.V.C.; e.a.
| |
Openingstoespraak door L. Roose, Voorzitter van de Academie.
Dames en Heren,
Wie de uitnodiging tot onze openbare vergadering aandachtig bekeken heeft kan licht de indruk hebben opgedaan dat ik hier ruim het woord zal voeren. Tweemaal immers wordt mijn naam vermeld naast die van onze gelegenheidsredenaar, Prof. Dr. J. Aerts. Toch is het mijn bedoeling, want mijn plicht, zeer bondig te zijn. Mijn taak bestaat er alleen in u te begroeten en te verwelkomen, een aantal personen te verontschuldigen, even het programma van deze namid- | |
| |
dag toe te lichten, de spreker in en uit te leiden en verbaal de brug te leggen naar wat men het gezellige gedeelte van onze bijeenkomst kan noemen, de brug tussen geest en lichaam, tussen woord en daad, de daad dan bestaande in het eten van koekebrood, waarmede wij weer eens de ingeburgerde voorstelling versterken volgens dewelke de Vlaming een wezen is dat tegelijk spiritueel-mystieke en sensuele neigingen vertoont, een schepsel dat iets van Hadewijch - horesco referens in het bijzijn van Westerlinck na zijn artikel in het laatste nummer van Dietsche Warande en Belfort, ik zou misschien beter Ruusbroec als voorbeeld nemen - en iets van Breugel in zich verenigt.
Wij voelen ons ten zeerste vereerd door de aanwezigheid hier van de Eregouverneur Louis Roppe, van Prof. Dr. Maton, voorzitter van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, van de heer burgemeester van Veurne, de heer Deneve, Prof. Lefevere die de rector der Universitaire Instelling Antwerpen vertegenwoordigt en van vele andere prominenten die het mij niet kwalijk zullen nemen dat ik ze niet allen met naam en functie vernoem, te meer omdat ik ook een lijst heb van personen die tot hun spijt een bericht van verhindering hebben moeten zenden, zoals de Ambassadeur van Zuid-Afrika te Brussel, de eerste-minister (die vorig jaar wél onder ons was), de ministers De Backer, Geens en Kempinaire, Luitenant-General A. Blondiau, Hoofd van het Militair Huis van de Koning, minister van State De Schrijver, de heer F. Vanparijs, Eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Gent, de gouverneurs van de provinciën Oost-Vlaanderen en Limburg, Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge en vele anderen meer.
Nu ik over personen handel wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om de heer Lucien De Witte, die de heer Lams in de hoedanigheid van rekenplichtige opvolgt, te begroeten en de heer en mevr. Merlier-Adams, huisbewaarders te bedanken voor het voortreffelijke werk dat zij i.v.m. het onderhoud van het kasteel en het park tijdens hun eerste dienstjaar gepresteerd hebben. Vanzelfsprekend gaat onze welgemeende dank ook naar onze onvermoeibare vaste secretaris Prof. Hoebeke, die na vandaag wel een tijdje rust zal nodig hebben.
Ik mag niet nalaten de leden van het Gezellegenootschap zeer speciaal te verwelkomen. Met hen hebben wij op 2 mei jl. te Brugge de dichter met een geslaagd symposium gehuldig en wij hebben geoordeeld dat zij na deze verbroedering vandaag hier niet mochten ontbreken. Ik constateer met genoegen dat zij onze uitnodiging in
| |
| |
groten getale beantwoord hebben. Ik bedoel hen, die niet-lid van onze Academie zijn tegelijkertijd. De naam van één persoon onder degenen die een bericht van verhindering hebben gestuurd heb ik tot hiertoe verzwegen omdat het een zeer bijzondere naam is, die van onze vaste secretaris eershalve. Vooral dit jaar missen wij de aanwezigheid van Maurice Gilliams omdat wij hem zo graag publiek hadden willen gelukwensen, dat niet alleen naar aanleiding van zijn 80ste verjaardag, die hij over 4 dagen zal bereiken. Dit is een Gezellejaar, het is ook een Gilliamsjaar, want onze grote Antwerpse kunstenaar, die jaren lang zijn beste krachten aan het welzijn van de Academie gewijd heeft, bereikt in 1980 niet enkel een vierenswaardige verjaardag, hij wordt ook onderscheiden met de hoogste letterkundige prijs in het Nederlandse taalgebied, hem zal door de Gentse Universiteit het doctoraat honoris causa worden toegekend en andere ‘vereremerkingen’ (om mij in het Westvlaamse idioom uit te drukken) zullen hem hoogstwaarschijnlijk nog te beurt vallen, maar we moeten ze nog geheim houden. Slechts in zeer besloten kring zal het ons gegund zijn hem te feliciteren, waar zovelen van hun waardering en dankbaarheid op een grootse openbare hulde blijk hadden willen geven. Ik heb 14 dagen geleden nog geprobeerd hem tot andere gevoelens te bewegen, maar ben er evenmin als anderen het konden in geslaagd dit te doen.
Dames en Heren,
Dat wij vandaag Gezelle herdenken hoef ik niet te verantwoorden. Gezelle verdient door ons met een huldiging herdacht te worden, gewoon omdat hij Gezelle is. Maar ons genootschap heeft daarbij een extra-reden. Hij is namelijk van bij de stichting der Koninklijke Vlaamse Academie in 1886 lid van dit genootschap geweest, een zeer actief lid trouwens, niet door het aantal lezingen die hij te Gent gehouden heeft, maar door zijn vele verslagen over prijsantwoorden die tijdens zijn lidmaatschap bij de Academie werden ingestuurd, door zijn groot aandeel in de werkzaamheden van wat wij thans onze ‘Commissie voor Middelnederlandse taal- en letterkunde’ plegen te noemen, door zijn medewerking aan het Woordenboek der Nederlandse Taal waarvoor hij niet minder dan 100.000 excerpten afgestaan heeft, door de uitgave van een Middelnederlandse Kroniek in onze reeks publikaties en hoezeer hij aan ons genootschap verknocht was bewijst het feit dat hij zelden een vergadering gespijbeld heeft; zelfs veertien dagen voor zijn dood toen zijn lichaam reeds door ziekte
| |
| |
ondermijnd was heeft hij er niet tegen opgezien om de in die tijd niet gemakkelijke reis van Brugge naar Gent te ondernemen.
Wij huldigen Gezelle in de schaduw van het aan de Academie door wijlen Jonkheer Merghelynck ter beschikking gestelde kasteel Beauvoorde. Een kasteel is symbool voor vele begrippen, vooral wanneer dit kasteel een toren bezit zoals het hier het geval is. De verleiding is bij velen misschien groot om in het kasteel het symbool te zien van een wel-beschermde plaats waarin een zich elitair voelend gezelschap, in casu onze Academieleden, zich van de gemeenschap afzondert waarbij de toren dan nog kan gelden als de ivoren toren waarin dit gezelschap zich helemaal opsluit. Mag ik er uw aandacht op vestigen dat ons kasteel bijna het hele jaar openstaat voor allen, dat het vandaag zijn poorten wijd voor u heeft opengezet, waarmede ik zeggen wil dat wij naar u komen zoals u naar ons komt en dat wij u zeer dankbaar zijn dat u belangstelling toont voor onze werkzaamheden.
Het zal u misschien verwonderen dat ik reeds een tiental minuten aan het woord ben - veel te lang trouwens - en daarbij nog geen enkel vers van Gezelle geciteerd heb, zelfs niet het gedicht over de Casselkoeien heb gememoreerd, terwijl wij ons bevinden op de plaats waar ze thuishoren. Dit komt gewoon omdat sedert weken en dagen een vers van Van de Woestijne bij mij en onze vaste secretaris de poëzie van de Brugse dichter heeft verdrongen, het vers ‘'t is triestig dat het regent in de herfst’ dat in ons hoofd voortdurend in een obsederende variante gegonsd heeft als ‘'t Is nog veel triestiger als het regent in de zomer’ en onze vrees uitsprak dat onze openbare vergadering niet in open lucht zou kunnen plaatsvinden. Maar het wonder is gebeurd: de zunne zat vanmorgen reeds in 't oosten en wij moeten niet als de slekke in een schulp kruipen maar kunnen in de zonovergoten natuur horen spreken over Vlaanderens grootste natuurdichter, al vermoed ik wel dat Albert Westerlinck ons onmiddellijk zal gaan vertellen dat Gezelle gecompliceerder was dan een zanger van blommen, averullen en fliefflodderkes alleen.
Ik heb, Dames en Heren, zopas de gelegenheidsspreker van vandaag genoemd. Noch hem noch u doe ik de oneer aan het nodig te achten hem aan u voor te stellen vooral na zijn twee jongste publicaties in boekvorm over Gezelle. Ik geef hem zo dadelijk het woord; hij vroeg mij te zeggen dat hij zal handelen over facetten van Gezelles poëzie, niet van het engere begrip lyriek zoals op de uitnodiging vermeld staat. Ik moet alleen nog aankondigen dat zijn lezing zal
| |
| |
worden omlijst door enkele Gezelle-gedichten die gezegd zullen worden door mej. Rina Reys, de declamatrice die ik voor het eerst gehoord heb op de presentatie van de nieuwe uitgave van Gezelles werk en mij onmiddellijk het idee ingaf: zij moet onze genodigden op de Gezelle-hulde in Beauvoorde op de gaven van haar talent vergasten. Ik nodig u uit eerst naar haar te luisteren.
Nadien verleende de voorzitter het woord aan de heer Aerts die een lezing hield over: ‘Facetten van Gezelles poëzie’.
In zijn slotwoord dankte de heer Roose de spreker en nodigde hij alle aanwezigen uit tot het koffiepartijtje in open lucht.
Zoals gebruikelijk is, legde het Bestuur van de Academie bloemen neer op het graf van wijlen Jonkheer Arthur Merghelynck, erflater van het domein Beauvoorde.
| |
| |
| |
Vergaderingen van 15 oktober 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Aerts, Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Weisgerber, Draye, mevrouw Deprez, en de heren Coupé, Goossens, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers en Lampo, leden;
de heren Walschap, Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Van Loey, Lissens, Moors, Buckinx, Lebeau, Leys, mevrouw D'haen, en de heren Hadermann en De Belser, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering van 18 juni 1980 en van de openbare vergadering te Beauvoorde op 16 juli jl. worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Gysseling vertegenwoordigde de Academie op de plechtige uitreiking van de ‘Prijs van de Stad Gent voor een wetenschappelijke studie over Gent’ en van de jaarlijkse ‘Prijs van de Stad Gent voor Nederlandse literatuur’ (28 juni 1980).
De heren Roose, voorzitter, en Hoebeke, vast secretaris, vertegenwoordigden op 9 september 1980 ons Genootschap op de plechtigheid ingericht ter gelegenheid van de ondertekening van het Nederlandse Taalunieverdrag in het Egmontpaleis te Brussel. Ook collega Aerts was aanwezig.
De heren Roose, voorzitter, en Hoebeke, vast secretaris, vertegenwoordigden de Academie op de plechtige uitreiking van de Grote
|
| |
| |
| Prijs der Nederlandse Letteren aan collega Gilliams in het Koninklijk Paleis te Amsterdam (4 oktober 1980).
Collega Van Elslander vertegenwoordigde ons Genootschap op de openingsplechtigheid van de herdenkingstentoonstelling Johan Daisne ingericht door het Willemsfonds, in samenwerking met het Gentse Stadsbestuur (vrijdag 10 oktober 1980). |
| |
2. | Gelukwensen. - De collega's Decorte, Van Loey, Gilliams en Lampo werden gelukgewenst ter gelegenheid resp. van hun 65e, 75e, 80e en 60e verjaardag. Het Secretariaat ontving van alle vier de collega's een bedanking.
De heer Knuvelder, buitenlands erelid, werd tot Officier in de Kroonorde benoemd. Hij werd namens de Academie gelukgewenst. |
| |
3. | Telegrammen aan de Koning. - Aan Koning Boudewijn werden twee telegrammen gestuurd, nl.: op 18 juli 1980 om Zijne Majesteit een spoedig herstel toe te wensen en op 6 september jl. om Hem te feliciteren ter gelegenheid van zijn verjaardag. |
| |
4. | Onderscheidingen. - Aan de heer Gilliams werd de Grote Prijs der Nederlandse letteren toegekend. Op 29 juli 1980 werd hem door de Minister van de Vlaamse gemeenschap, te zijnen huize en in aanwezigheid van de leden van de Bestuurscommissie, medegedeeld, dat de Koning hem de titel van baron had verleend. N.a.v. beide hoge onderscheidingen mocht de heer Gilliams namens de Academie gelukwensen ontvangen. |
| |
5. | Campo-Santodagen 1980. - Op vrijdag 31 oktober worden om 16 u. kransen neergelegd op het graf van Prof. F. Baur te Sint-Amandsberg (Gent). Vervolgens zal om 17 u. in de Sint-Amanduskapel een academische zitting met een lezing door Prof. Dr. Antonin van Elslander worden gehouden. |
Aansluitend wordt een door de heer en mevrouw Gysseling ingerichte tentoonstelling geopend.
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Hoebeke, vast secretaris, vertegenwoordigde de Academie op het plechtig Te Deum dat op 21 juli 1980 in de Sint-Baafskathedraal te Gent gezongen werd. Hij was ook aanwezig op de receptie die door de
|
| |
| |
| Gouverneur van Oost-Vlaanderen na afloop van het Te Deum werd aangeboden. |
| |
2. | XIVth International Congress of Onomastic Sciences: (The University of Michigan, Ann Arbor, 23-29 augustus 1981). - Het Bestuur is van oordeel, dat onze Academie op het bewuste congres vertegenwoordigd moet worden en stelt voor collega Roelandts af te vaardigen.
Het voorstel wordt aanvaard. |
| |
3. | Samenstelling van een jury. - In 1981 zal andermaal de tweejaarlijkse staatsprijs voor een werk over een wetenschappelijk onderwerp worden toegekend. |
Op grond van het decreet van 17 maart 1978 moet onze Academie twee taaldeskundigen, gekozen onder haar leden, aanwijzen om zitting te hebben in de Commissie van advies.
Het Bestuur stelt voor, zoals in 1979, de heren Van Loey en Pauwels met deze opdracht te belasten.
Het voorstel wordt aanvaard.
| |
Lezing
‘Vertalen op verzoek of in opdracht’, lezing door de heer Vanderheyden, binnenlands erelid.
(Zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 214-257).
| |
Geheime zitting
1. | Lidmaatschap. - Overeenkomstig art. 42 van het Huishoudelijk Reglement wordt de verkiezing van een lid, ter vervanging van de heer Rombauts, binnenlands erelid, uitgesteld. |
| |
2. | Vergadering van de Bestuurscommissie. Verslag. - Het verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie dd. 8 oktober 1980 werd aan de Academie overgelegd. |
| |
| |
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor middelnederlandse taal- en letterkunde
Verslag door de heer Goossens, lid-wnd.-secretaris.
Aanwezig: de heren Couvreur, voorzitter, en Deschamps, ondervoorzitter;
de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Draye, Hoebeke en Goossens, leden.
Hospiterende leden: de heer Demedts;
de heren Walschap, Schmook en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Keersmaekers, secretaris;
de heren Van Loey, Moors, Leys en Hadermann, leden.
| |
Agenda
1. ‘De middelnederlandse vertalingen van de “Dialogus miraculorum” van Caesarius van Heisterbach’, lezing door de heer Deschamps.
Caesarius van Heisterbach (ca. 1180-na 1240) was novicenmeester en later prior van de cisterciënzerabdij van Heisterbach in het Zevengebergte. Zijn beroemdste werk is de Dialogus miraculorum, een dialoog tussen een monnik (Caesarius zelf) en een novice. Het is verdeeld in twaalf distinctiones, die samen 735 hoofdstukken bevatten. Die distinctiones handelen resp. over de bekering, het berouw, de biecht, de bekoring, de duivelen, de eenvoud des harten, de H. Maagd, visioenen, de eucharistie, mirakelen, stervenden en beloning en straf in het hiernamaals. In de Dialogus miraculorum komen een zevenhonderdtal exempelen of stichtelijke verhalen voor, die Caesarius, vooral tijdens zijn reizen in de Rijn- en de Moezelstreek en in de Nederlanden, uit de mond van allerlei zegslieden heeft opgetekend aan wier geloofwaardigheid hij géén ogenblik twijfelde. Het werk kreeg een grote verbreidheid. Er zijn méér dan honderd handschriften bewaard gebleven, die het volledig of gedeeltelijk bevatten, en tot 1605 is het vijfmaal ter perse gelegd, viermaal in Keulen en eenmaal in Antwerpen. In de 17de en de 18de eeuw werd de Dialogus miraculorum wegens de vele wonderen en verschijningen
| |
| |
die erin voorkomen verguisd, maar sedert de 19de eeuw wordt hij als een cultuurhistorische bron van betekenis beschouwd. Geheel de maatschappij uit de eerste helft van de 13de eeuw wordt ten tonele gevoerd: niet alleen geestelijke personen als aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, priors, monniken, conversen, abdissen, maar ook wereldlijke lieden als hertogen, graven, ridders. De Dialogus miraculorum werd tweemaal in het Middelnederlands vertaald. Geen van beide vertalingen is volledig bewaard gebleven. Tot de eerste vertaling behoren de hss. Utrecht, Rijksmuseum Het Catharijneconvent, olim Haarlem, Bisschoppelijk Museum, S.J. 91 (dist. I-VI); Emmerik, Archiv der Sankt Martinikirche, I 88 (dist. I-VI); Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 388 (dist. I-VII, 16); Parijs, Bibliothèque Mazarine, 781 (dist. I-VII, 16) en Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, XIV G 34 (dist. IX, 29-XII, 58); tot de tweede vertaling de hss. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, V B 10 (dist. VIII, 27-XII) en Hamburg, Staats- und Universitätsbibliothek, Theol. 1125 in fol. (dist. VII-XII). Het oudste handschrift van de eerste vertaling is ca. 1460, het oudste van de tweede vertaling in 1454 tot stand gekomen. Waarschijnlijk zijn beide vertalingen nog in de eerste helft van de 15de eeuw ontstaan en zijn de oudste handschriften verloren gegaan. Blijkens de bovengenoemde handschriften was de eerste vertaling zowel in het zuiden als in het noorden, de tweede slechts in het noorden verspreid. Exempelen uit de Dialogus miraculorum zijn, veelal verkort, vaak in Middelnederlandse collatieboeken, traktaten en preken ter verduidelijking van de leer gebruikt. Een bijzondere vermelding verdient Onser liever vrouwen miraculen, een verzameling van 206 Mariaexempelen (ed. C.G.N. de Vooys, Middelnederlandse Marialegenden, I, Leiden, (1902)), waarin een vijftiental exempelen uit de Dialogus miraculorum
worden aangetroffen.
Aan de discussie wordt deelgenomen door de heren Hoebeke, Schmook en Goossens.
2. Vervanging van de heer Rombauts als lid van de Commissie voor het Salsmansfonds. De heer Roelandts wordt tot opvolger gekozen.
| |
Vaste commissie voor moderne letteren
Verslag door mevrouw Deprez, lid-plaatsvervangend secretaris.
| |
| |
Aanwezig: de heren Weisgerber, voorzitter (plaatsvervangend), en Demedts, secretaris;
de heren Aerts, Decorte, mevrouw Deprez, en de heren Coupé, en Lampo, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Draye, Roose, Hoebeke, Goossens, Couvreur en Deschamps;
de heren Walschap, Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Lebeau, voorzitter, en Lissens, ondervoorzitter;
de heren Gilliams, Buckinx, mevrouw D'haen en de heer De Belser, leden.
| |
Agenda
‘Ontwikkelingsschets van de Westvlaamse letterkunde in de 19e eeuw’, lezing door de heer Demedts.
De lezing is een vervolg op teksten, die de vorige jaren aan bod gekomen zijn. Op het regionale vlak is in West-Vlaanderen in 1858 een hernieuwing doorgebroken, die dezelfde kenmerken vertoont van de Beweging van Tachtig (1879-1885) in Nederland en Van Nu en Straks (1893-1901) in Vlaanderen. Zij werd bewerkstelligd door Victor Huys (1828-1905) in het proza, door Guido Gezelle (1830-1899) in de poëzie, eerstgenoemde schrijver van De Rooversbende van 't Vrijbusch. Westvlaemsche Legenden (1858), de andere van Kerkhofblommen (1858) en Vlaemsche Dichtoefeningen (1858).
Zij stelden hun geschriften in de levende, gesproken taal van de Westvlaamse volksmensen uit hun omgeving en zochten hun thematiek niet in de algemene en verhevene, maar persoonlijk onbezielde onderwerpen van de toenmalige literatuur. Hun natuurlijkheid en levensechtheid verschafte hun een talrijk lezerspubliek en in het geval van Gezelle een Europese betekenis.
Namen aan de bespreking deel: de heren Aerts, Schmook en Weisgerber.
| |
| |
| |
Toespraak van L. Roose, Voorzitter, gehouden ten huize van de heer M. Gilliams op 29 juli 1980.
Hoogvereerde Gilliams,
Dierbare Gilliams,
Uw bescheidenheid zal ik niet lang op de proef stellen, uw verdiensten niet uitvoerig belichten - dat hebben de collega's Rombauts en Coupé welsprekend bij uw afscheid als vast secretaris van onze Academie op 16 juni 1976 gedaan, maar u zal me toch toelaten even een woordje te zeggen bij dit voor u, maar evenzeer voor ons betekenisvolle bezoek.
In Beauvoorde vanwaar wij u een groet hebben gestuurd waarvoor u tot onze vreugde zeer gevoelig bleek te zijn, heb ik in mijn openingstoespraak tot onze openbare vergadering gezegd: 1980 is een Gezellejaar, het is ook een Gilliamsjaar, niet alleen omdat onze vaste secretaris eershalve een vierenswaardige leeftijd bereikt, maar omdat hij ook met de hoogste - verdiende - onderscheidingen overladen wordt, met vereremerkingen bovendien - ik gebruikte in de Westhoek een Westvlaamse term - die we alle nog niet mogen bekend maken.
Indien er ooit een reden was om iemand publiek te huldigen, dan is dit zeker nu het geval. Maar Gilliams ware Gilliams niet - noemde Coupé u niet de grote alleenloper? - indien hij een openbare viering, waarop de opkomst van velen verzekerd geacht kon worden, aanvaard had.
Des te dankbaarder zijn wij u en uw echtgenote dat u ons, als vertegenwoordigers van al uw collega's in de Academie - leden en ereleden - in aanwezigheid van de minister van de Vlaamse Gemeenschap heeft willen ontvangen.
Zo krijgen wij toch de gelegenheid niet zo maar van in de verte uiting te geven aan onze erkentelijkheid voor al wat u voor de Academie en haar leden betekend heeft en blijft betekenen. Als kunstenaar heeft u door uw lidmaatschap alleen reeds ons genootschap uitzonderlijke eer en roem bezorgd - ik weet het, u huivert voor het gebruik van bombastische taal en vooral in een besloten ruim, in een klein gezelschap gaan epitheta ornantia gemakkelijk die richting uit - maar wie zal roem een te sterke uitdrukking vinden als we eraan denken, dat u straks uit de handen der Koningin van Nederland de hoogste onderscheiding die een letterkundige in ons taalgebied kan te beurt vallen, in ontvangst zal mogen nemen?
| |
[pagina t.o. 476]
[p. t.o. 476] | |
Ten huize van Maurice Gilliams. Van l. naar r.: de dichter, Minister De Backer-Van Ocken, Lode Roose, Herman Liebaers, Grootmaarschalk van het Hof.
| |
| |
Als vast secretaris heeft u van de Academie een nieuwe woning gemaakt, in overeenstemming met haar zending en taak. Door een publieke huldiging te weigeren bewijst u geen man van de façade te zijn. Die uitdrukking is ook letterlijk op u van toepassing want u heeft achter de ongewijzigde gevel van het Academieggebouw een volledig nieuw stijlvol interieur weten te creëren en dit - dat vergeten we niet - ten koste van zeer veel inspanningen.
Prof. Rombauts heeft uw verdiensten op dat stuk in zijn daareven vermelde toespraak duidelijk in het licht gesteld, zoals hij ook op al uw andere mérites vooral in verband met de publicaties van de Academie gewezen heeft. Wie overziet wat u, met de schaarse financiële middelen waarover de Academie beschikt - ik leg graag de nadruk op onze geldnood nu onze minsiter hier bij ons is - tot stand heeft gebracht, laat in u een soort tovenaar vermoeden. In Beauvoorde heb ik het ludieker gezegd. Ik herinnerde eraan dat onze eerste vaste secretaris De Potter heette en zei dat onze huidige vaste secretaris dezelfde naam tenvolle verdient, want zonder omzichtig oppotten zou de Academie zeer weinig kunnen tot stand brengen. Vandaag voeg ik erbij dat collega Hoebeke deze eigenschap van niemand anders dan van zijn onmiddellijke voorganger kan geleerd hebben.
Er is, last but not least, de mens Maurice Gilliams de goede mens, de trouwe vriend. Niet een mens zonder gebreken. Ik wil uw pessimisme over de wereld, vele mensen rondom u en uzelf in de eerste plaats geen steviger voedsel geven, maar ik kan u wel zeggen dat u één gebrek ten laste gelegd wordt. De kwaadsprekerij komt hierop neer dat men zegt: Wie in Gilliams' buurt komt geraakt van hem niet los. U hebt al begrepen dat wij dit niet als een gebrek beschouwen; er gaat van u, de gemoedelijke, openhartige, gezellige verteller zo'n fascinatie uit dat ik vele leden onzer Academie ervan verdenk dat ze op sommige dagen niet naar Gent zijn gekomen om naar geleerde lezingen te luisteren maar om u aan het woord te horen. Maar u is veel meer dan een gezellig gesprekspartner, u is een man wiens vriendschap men hoog op prijs stelt: wie deze eenmaal verworven heeft, heeft er veel voor over om die vriendschap te kunnen behouden.
Ik besluit: Wij danken u Maurice Gilliams voor wat u is en voor wat u gedaan heeft en nog doen zult. En opdat u nog véél zou kunnen doen wensen wij u in de eerste plaats behoud en zoveel mogelijk verbetering van gezondheid toe.
| |
| |
En ik eindig niet zonder in onze hulde uw schutsvrouwe te betrekken die veel van wat u tot stand heeft gebracht heeft helpen verwezenlijken.
Aan uw verzameld werk, Gilliams, heeft u de titel Vita brevis gegeven. De longitudo van uw ars is verzekerd, laat ook uw vita en dat van uw echtgenote longa wezen.
Maurice en Mevrouw, proficiat en dank u.
| |
| |
| |
Openbare vergadering van 22 oktober 1980
De jaarlijkse openbare vergadering werd gehouden in het Academiegebouw te Gent, op woensdag 22 oktober 1980.
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Van Loey, Lissens, Roelandts, Demedts, Gysseling, Moors, Van Elslander, Buckinx, Draye, mevrouw Deprez, en de heren Coupé, Goossens, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers (vertegenwoordigt de heer Rector van de UFSIA) en Lampo, leden;
de heren Schmook, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heren Stutterheim en De Bruin, buitenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Aerts, Vanacker, Buckinx, Leys, mevrouw D'haen, en de heren Hadermann en De Belser, leden;
de heer Meeuwesse, buitenlands erelid.
Om 14u.45 werden de eregenodigden door het Bestuur en de leden in de Salon van de Academie begroet. Onder hen bevonden zich: de heren A.E. de Schrijver, Minister van State; Fr. Vanparys, Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent; M. Deneve, Ereluitenant-generaal van de Rijkswacht; Mgr. G. de Keersmaeker, vicaris-generaal van het Bisdom Gent; mevrouw Prof. Dr. A.M.E. Draak, vertegenwoordigt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam; de heren Prof. Dr. G. Verbeke, Vast Secretaris van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België; G. Verschraegen, Directeur van het Koninklijk Muziekconservatorium te Gent; Stalmans, Luitenantkolonel bij de Rijkswacht; mevrouw de Barones M. Buysse; en de heer A. Faure Didelle, Ere-arrondissementscommissaris.
| |
Openingstoespraak door L. Roose, Voorzitter van de Academie.
Mijnheer de Minister van State,
Heren Hoogwaardigheidbekleders,
Dames en Heren,
Waarde Collega's,
Welke voorzitter, vooral wanneer hij niet - zoals ik - tot de creatieve kunstenaars behoort, kan na tientallen openbare vergaderingen
| |
| |
die onze Academie reeds gekend heeft - in 1986 zal zij haar honderdjarig bestaan vieren - nog originele woorden vinden om te zeggen dat hij en de leden van het genootschap van wie hij de tolk is, zich vereerd voelen door en gelukkig achten om de aanwezigheid van de velen die onze uitnodiging beantwoord hebben? En dan vooral op een ogenblik dat onze brievenbussen volgepropt worden met invitaties allerhande, die het kiezen zeer moeilijk maken. Ik zeg dan maar in banale, maar welgemeende termen: ‘Welkom op deze vergadering, dank voor uw aanwezigheid, u hoge gezagdragers, u vertegenwoordigers van geleerde instellingen en zusteracademies uit binnen- en buitenland, u die vandaag de prijzen van de Academie in ontvangst komt nemen, u allen dames en heren, collega's, sprekers en toehoorders.
Wanneer ik beweer dat wij, Academieleden, ons door uw aanwezigheid vereerd voelen, gebruik ik geen ijdel woord. Zij die hier een zetel mogen bezetten voelen zich geen elitaire groep en als zij wel eens, naar Frans voorbeeld ‘onsterfelijk’ worden genoemd, nemen zij dit epitheton met een grove korrel zout en zullen zij niet aarzelen om de uitspraak van een anoniem académicien te beamen, die Daniel Rops bij zijn aanvaarding in de Académie française in herinnering bracht: ‘Attention! Immortel, on ne l'est que pour la vie.’, waarmede ik dan de verdiensten van mijn collega's geenszins tekort wil doen, want van meer dan een zal het werk na hun heengaan blijven voortleven, zoals het ook met dat van een aantal onzer voorgangers is gebeurd. U heeft duidelijk begrepen dat ik alleen maar wil beklemtonen dat wij vanuit een oprechte bescheidenheid uw aller aanwezigheid, teken van belangstelling voor ons genootschap, als een eer àànvoelen.
In de toespraak die ik, als aantredend voorzitter op de eerste vergadering van dit jaar bij de bestuursoverdracht heb gehouden, heb ik een wens uitgesproken en een concrete opvatting over mijn taak geformuleerd. De wens bestond erin, dat ik in 1981 alle ereleden uit binnen- en buitenland en alle gewone leden in goede gezondheid aan de zorgen van mijn opvolger zou mogen overdragen, en wat mijn visie op mijn bestuurderstaak betreft: zelf niet in staat zijnde om veel wetenschappelijk-academisch werk te presteren, beloofde ik dit en andere soorten activiteiten in ons genootschap zoveel mogelijk te stimuleren.
Mijn wens is tot nu toe vervuld gebleven: met grote voldoening kan ik u aankondigen dat niemand uit onze Academische familie ons
| |
| |
in 1980 is ontvallen. Met het aanwakkeren der academische werkzaamheden heb ik geen moeite gehad, minder nog met de bekendwording van onze instelling naar buiten. Wij hebben in dat opzicht uitzonderlijke maanden beleefd, wat in niet geringe mate te danken is aan het feit dat 1980 een herdenkingsjaar is van verschillende gebeurtenissen: het 150-jarig bestaan van België, de 150ste verjaring ook van Gezelles geboorte - ‘In hetzelfde jaar, dat België werd geboren, werd ook Vlaanderen wedergeboren. God slaat niet zonder te zalven’ zo begon Bernard Verhoeven in 1930 zijn Gezellestudie -, de 100ste verjaring van Rodenbachs dood. Het heeft verder ook te maken met het toeval, dat meer dan één academielid om zijn verdiensten tijdens dit jaar gehuldigd werd, niet alleen binnen ons genootschap, maar ook en méér nog daarbuiten. Dat zal nu blijken uit het verslag over het leven der Academie dat ik traditiegetrouw thans aan u voorleg, waarin ik hoofdzakelijk de feiten van de voorbije maanden behandel, maar ook een paar maal een blik werp op wat de rest van het jaar nog te bieden heeft. Om het in de taal van Rodenbach te zeggen: ik ‘pegel’ ook even in de toekomst, zonder dat het woord ‘pegelen’ bij mij de zwaarwichtige connotatie bezit die het voor Rodenbach wel had.
Bij het Kon. Besluit van 13 februari werd Prof. Dr. E. Rombauts, aan wie op zijn verzoek als gewoon lid eervol ontslag werd verleend, de titel van binnenlands erelid toegekend. In zijn vervanging zal volgende maand voorzien worden, zodat ons genootschap opnieuw het ‘normale’ aantal, d.i. 30 leden bereikt: 10 taalkundigen, 10 literairhistorici en 10 zulke leden in wie de tweede groep zijn bestaansreden vindt, de makers van het object der literatuurstudie, de scheppende kunstenaars.
Onder de rubriek huldigingen en onderscheidingen vermeld ik, dat Prof. Dr. J. Aerts (Albert Westerlinck) op 21 mei, naar aanleiding van zijn 25-jarig lidmaatschap der Academie door ons gehuldigd werd. Deze collega werd ook met de driejaarlijkse staatsprijs voor kritiek en essay onderscheiden. Aan Dr. C. Coupé (Anton Van Wilderode) viel de Vondelprijs van de stad Hamburg ten deel. Deze zal hem op 14 november, na een laudatio door collega Prof. Dr. H. Draye in de universiteit van Münster worden uitgereikt.
In Beauvoorde zei ik: ‘1980 is een Gezelle-jaar, het is ook een Gilliamsjaar’. Onze secretaris eershalve wiens 80ste verjaardag met Minister De Backer en de grootmaarschalk van het hof in intimiteit door onze bestuurscommissie ten huize van de kunstenaar werd ge- | |
| |
vierd, werd tot de adelstand met de titel van baron verheven, mocht op 4 oktober uit de handen van hare majesteit Koningin Beatrix de grote Prijs der Nederlandse Letteren in ontvangst nemen en hem zal volgende maand door de Gentse universiteit ook nog het doctoraat honoris causa worden toegekend.
En dan een nieuws heet van de naald: vanmorgen vernam ik uit de krant dat de Grote Europalia-prijs voor Nederlandse letterkunde vandaag door de voorzitter van het Europese Parlement Mevr. Simone Veil aan ons medelid Ward Ruyslinck overhandigd wordt. Op de uitnodiging die ik voor deze plechtigheid ontving was de naam van de laureaat nog niet vermeld.
Op 29 april las Mevr. Chr. D'haen in de Library of Congress te Washington door haar in het Engels vertaalde gedichten voor die zij uit eigen werk en uit dat van Gezelle had gekozen. Prof. Dr. A. Van Elslander hield op 12 mei op uitnodiging van de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen te Amsterdam een lezing over August Vermeylen en het tijdschrift ‘Van Nu en Straks’.
Op 2 mei organiseerde het Gezellegenootschap in samenwerking met onze Academie te Brugge een Gezelle-symposium, waarop vier van onze ereleden en leden het woord voerden. Op 16 juli werd de Brugse dichter, ons lid van het eerste uur, nogmaals herdacht door Prof. Dr. J. Aerts die er een lezing hield over Facetten van Gezelles lyriek.
Wat de Rodenbach-herdenking betreft was de Academie vertegenwoordigd op de plechtigheden ingericht door de stad Roeselare op 20 april, 30 mei en 15 juni. Ons medelid Anton van Wilderode, die in de meimaand te Brugge ook nog een homilie voor Gezelle heeft gehouden, sprak op een van die bijeenkomsten een rede uit.
Bij de herdenkingen moet ik ook nog de deelname vermelden aan de plechtigheden naar aanleiding van 150 jaar België. De Academie was vertegenwoordigd op de ontvangst op het Kon. Paleis te Brussel op 6 juni en richt van 12 tot 14 november samen met de andere twee Nederlandstalige academies van ons land een driedaags internationaal Francqui-colloquium in. Het initiatief hiervoor is eigenlijk van de Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten uitgegaan, en ik breng nu reeds hulde aan haar secretaris Kan. Prof. G. Verbeke voor het enorme werk dat hij aan de voorbereiding hiervan besteed heeft en besteedt. Het thema van dit colloquium luidt: België en Europa. Op de 2e dag zal Prof. Dr. K. Roelandts een lezing houden over Bijdrage van België tot de studie van de taal- | |
| |
kunde. De 3e dag van bedoeld congres zal plaatsvinden te Gent waar onze Academie als gastvrouw zal optreden. Hoe sterk ons genootschap, waarvoor 150 jaar België ook 150 jaar Vlaamse Beweging betekent - waaraan zou zij en zouden vooral de andere Nederlandstalige academies in ons land anders hun bestaan te danken hebben? - op dit symposium met een Vlaams gelaat naar voren wil treden (ik acht het niet zonder belang dit te onderstrepen) moge blijken uit de onderwerpen der referaten die onze Academie aan de binnen- en buitenlandse deelnemers zal aanbieden. Prof. Dr. J. Weisgerber zal er spreken over The Flemish Contribution to World Literature, waarna Prof. Dr. J. Goossens zal handelen over De gevolgen van 150 jaar België voor het taalgebruik in Vlaanderen.
In het jaar dat de scheiding van Nederland door sommigen gevierd, door anderen herdacht wordt werd op 9 september in het Egmontpaleis te Brussel het Nederlandse Taal-unieverdrag ondertekend: een historische gebeurtenis. Op deze plechtigheid was een vertegenwoordiging van ons genootschap uitgenodigd. Onze Academie rekent erop dat zij bij de uitvoering van het bewuste verdrag nauw betrokken zal worden. Van uitzonderlijk belang achten wij het in het Belgisch staatsblad van 18 maart verschenen decreet van 13 februari 1980 betreffende de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, dat ons naar wij hopen o.m. door de toekenning van ruimere financiële middelen in staat zal stellen beter de opdracht uit te voeren die in 1886 aan ons genootschap werd toevertrouwd. Ook verscheen een voorstel van decreet van de heer Nauwelaerts betreffende ‘Herdrukken van werken uit de Zuidnederlandse letterkunde’, waarvoor een niet onaanzienlijk bedrag voor de realisatie van dit projekt in het vooruitzicht wordt gesteld. In de schoot van de Academie werd reeds een tijdelijke commissie met adviserende bevoegdheid opgericht, die reeds een aantal voorstellen geformuleerd heeft.
Ik besluit met de opsomming van onze publikaties. Zijn verschenen: De eerste delen van elk uit meer volumes bestaande bekroonde studies, met name De Wachtendonkse psalmen en glossen door Dr. L. de Grauwe. De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1886-1914). Haar geschiedenis en haar rol in het Vlaamse Cultuurleven door Dr. W. Rombauts. Refreinen in het Zotte bij de Rederijkers door Dr. D. Coigneau. Van de Verslagen en Mededelingen konden wij de 2e afl. van jg. 1979 en de 1e afl. van jg. 1980 laten drukken. De jaarboeken 1979 en 1980 konden nog steeds niet ter perse gaan wegens gebrek aan kredieten.
| |
| |
Ik eindig aldus mijn overzicht met een tamelijk sombere constatering, die ons toch de kracht om voort te doen niet ontneemt. Wij moeten onszelf maar moed inspreken met de gedachte dat er bij de opbouw van de Vlaamse cultuur grotere hinderpalen overwonnen werden, al kunnen wij er bij de bevoegde instanties nooit sterk genoeg op aandringen om ons meer steun te geven voor het leveren van producten die men toch nooit tot de nutteloze weelde-artikelen zal mogen rekenen, al krijgt men herhaaldelijk de indruk dat deze weg wordt ingeslagen.
U verwacht wellicht dat ik deze al te lange inleiding besluit met een citaat uit Boëthius die aanmaande troost te zoeken in de wijsbegeerte of met een poëtische wekroep van Rodenbach om voor onze rechten te strijden. Ik eindig met een uitspraak die misschien het best de houding weergeeft die wij in de moeilijke omstandigheden die we doormaken, moeten aannemen - Rodenbach zou wel zeggen ‘het opschrift was in 't Frans’ en het woord wordt ten onrechte aan Willem van Oranje toegekend - maar de inhoud spreekt ons aan. U weet reeds wat ik zeggen zal: ‘Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer.’
Ik dank u.
Na zijn toespraak verleende hij het woord aan de heer Gerritsen, lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, die een lezing hield over: ‘Viermaal Boethius. Poëticale en prosodische aspecten van de carmina in Boethius' Consolatio in de vertalingen van Vilt (1466) tot Coornhert (1585)’ (zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 1-14).
Na deze lezing handelde de heer Lissens over: ‘Albrecht Rodenbach, of de beveiliging van een ethos’ (zie ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 15-22).
Nadien werd overgegaan tot de uitreiking van de diploma's aan de laureaten van de Prijzen der Academie en van de Fondsprijzen (zie vergadering van 18 juni 1980).
| |
| |
| |
Buitengewone openbare vergadering van 14 november 1980
Op vrijdag 14 november 1980 om 10u.30 werd in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België in de Academische Raadzaal van de Rijksuniversiteit te Gent een buitengewone openbare vergadering gehouden. Deze vergadering was geplaatst in het kader van het Internationaal Francqui-Colloquium over België en Europa.
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Weisgerber, Hadermann, Goossens, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Schmook, Pauwels en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heren Stutterheim en Langvik-Johannessen, buitenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Lissens, Demedts, Buckinx, Draye, Coupé en Lampo, leden;
de heer Walschap, binnenlands erelid.
In zijn openingstoespraak verwelkomde de heer Roose, voorzitter, de heren Liebaers H., Grootmaarschalk van het Hof; De Schryver A.E., Minister van Staat; Vanparys F., Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent; De Geest R., Krijgsauditeur voor Oost- en West-Vlaanderen te Gent; Bonte E., Eerste Advocaat-generaal (vertegenwoordigt de heer Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent); Fleerackers J., Voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht; De Groote W., Voorzitter-emeritus van het Hof van Beroep; Van Looy M., Vice-Rector van de R.U.G.; Stalmans G., Luitenant-kolonel van de Rijkswacht; Faure-Didelle A., Ere-Arrondissementscommissaris.
Na zijn toespraak verleende de voorzitter het woord aan de heer Weisgerber die handelde over: ‘The Flemish Contribution to World Literature’.
Vervolgens hield de heer Goossens een lezing over: ‘De gevolgen van 150 jaar België voor het taalgebruik in Vlaanderen’. (De toe- | |
| |
spraken zijn opgenomen in de ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1981, blz. 177-213).
Om 12u.30 werden alle genodigden door de Burgemeester van Gent op het stadhuis ontvangen en toegesproken.
De vergadering werd besloten met een geleid bezoek aan het Museum voor Schone Kunsten te Gent (16 u. - 18 u.).
| |
| |
| |
Vergaderingen van 19 november 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Van Loey, Aerts, Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Draye, Lebeau, Leys, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, en de heren Coupé, De Belser, Goossens, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Walschap, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heer Langvik-Johannessen, buitenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Lissens, Weisgerber, Hadermann en Lampo, leden.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 15 oktober 1980 en van de openbare vergadering van 22 oktober jl. worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de vaste secretaris
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Roose, voorzitter, vertegenwoordigde ons Genootschap op de Prof. Dr. Frank Baurherdenking te Sint-Amandsberg (Gent) op 31 oktober 1980. Op het graf van wijlen collega Baur werd namens de Academie een bloemstuk neergelegd. Op de academische zitting werd een lezing gehouden door collega Van Elslander. De heren Gysseling, Draye, Hoebeke en Coupé, leden, en de heren Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden, waren eveneens aanwezig.
De heer Gysseling vertegenwoordigde de Academie op twee plechtigheden, nl. 1. op de opening van de internationale tentoonstelling ‘Benedictus en zijn monniken in de Nederlanden’ in het Centrum voor Kunst en Cultuur (Gent, 24 oktober 1980); 2. op het
|
| |
| |
| Te-Deum dat op 15 november jl. in de St.-Baafskathedraal te Gent ter gelegenheid van het Feest der Dynastie werd gezongen.
De heer Roose, voorzitter, vertegenwoordigde op 17 november jl. onze Academie op de plechtige herdenking van de 50e verjaardag van de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit-Gent. De heren Hoebeke, vast secretaris, en de heren Schmook en Gysseling waren eveneens aanwezig. Collega Van Elslander sprak de laudatio uit van de heer Gilliams, aan wie tijdens deze plechtigheid het doctoraat honoris causa van de Gentse universiteit werd uitgereikt. |
| |
2. | Onderscheidingen. - Collega De Belser (Ward Ruyslinck) ontving de Europaliaprijs 1980. Hij werd namens het Bestuur en de leden door het Secretariaat gelukgewenst.
Op 14 november jl. ontving onze collega Coupé aan de universiteit te Münster (Westfalen) de J. van den Vondelprijs. De vaste secretaris heeft hem namens het Bestuur en de leden gefeliciteerd. |
| |
3. | Gelukwensen. - Collega Keersmaekers werd op 26 oktober jl. 60 jaar. Vanwege het secretariaat mocht hij in ons aller naam gelukwensen ontvangen. |
| |
4. | Overlijden. - Op 2 november jl. overleed de heer B.F. van Vlierden, lid van de Commissie voor Advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde.
Het secretariaat liet aan de familie een rouwtelegram toekomen. |
| |
5. | Ingekomen stukken. -
a) | Het Secretariaat ontving een eerste rondschrijven m.b.t. ‘The XIIIth International Congress of Linguists’, dat van 29 augustus tot 4 september 1982 te Tokio wordt georganiseerd. |
b) | Op donderdag 27 november e.k. wordt te Brugge voor het eerst de vijfjaarlijkse G. Gezelleprijs van de Stad plechtig uitgereikt. De Schepen van Cultuur van de Stad Brugge nodigt de leden van de Academie ertoe uit deze plechtigheid bij te wonen. |
c) | Het Secretariaat ontving van de Winkler Prins Stichting en de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten een uitnodiging tot het bijwonen van de plechtige uitreiking van de Winkler Prins Prijzen 1980, die zal plaats hebben op vrijdag 28 november a.s. om 11 u. in het Huis van Chièvres, Groot Begijnhof te Leuven. |
d) | Uitnodiging tot de receptie aangeboden door de Consul der Nederlanden (woensdag 10 december e.k. 17u.30 - 19u.30).
|
|
| |
| |
|
|
De heren Roose en Hoebeke zijn bereid om op de uitnodiging in te gaan. |
|
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Hoebeke, vast secretaris, vertegenwoordigde ons Genootschap op de openingszitting van het 38e Algemeen-Nederlands Congres (Brussel, 8 november 1980). |
| |
2. | Nationaal Fonds voor de Letterkunde: Commissie voor Advies. Vervanging van de heer Van Vlierden, overleden. - Het Bestuur stelt voor, voor dit mandaat weer een beroep te doen op de heer Clément Bittremieux (sedert 1 januari 1979 vervangen door de heer Van Vlierden).
Het voorstel wordt aanvaard. |
| |
Lezing
‘Couperus’ en ‘Het zwevend schaakbord’ (Walewein), lezing door de heer Decorte.
| |
Geheime zitting
1. | Lidmaatschap. - Ter vervanging van de heer Rombauts, binnenlands erelid, wordt de heer N. de Paepe tot lid van de Academie verkozen. |
| |
2. | Verkiezing van de voorzitter en ondervoorzitter voor het jaar 1981. - Op voorstel van het Bestuur worden de heren Decorte en Leys respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter voor het jaar 1981 verkozen. |
| |
3. | Comité van Beheer van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde. Aanwijzing van de vertegenwoordigers der Academie. - Op voorstel van het Bestuur worden de mandaten van de heren Demedts en Weisgerber vernieuwd. |
| |
| |
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor onderwijs en nederlandse lexicografie
Verslag door de heer Vanacker, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Leys, voorzitter, Coupé, ondervoorzitter, en Vanacker, secretaris;
de heren Van Loey, Roelandts, Gysseling, Draye, Hoebeke, Goossens, Couvreur en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heren Demedts, Van Elslander, Lebeau, Decorte, De Belser en Deschamps;
de heren Walschap, Pauwels en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heer Langvik-Johannessen, buitenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Weisgerber en Hadermann, leden.
| |
Agenda
‘Potgieter te Antwerpen in oktober-november 1830’, lezing door mevrouw Deprez, met commentaar door collega Couvreur.
Collega Deprez wijst op de interessante inhoud van de dagboekbladen die Potgieter schreef toen hij in Antwerpen verbleef en die hij later verwerkte in het onvoltooid gebleven ‘Leven van Bakhuizen’ (1875). De tekst zelf is nog niet gepubliceerd, misschien wel doordat het handschrift op sommige plaatsen moeilijk te ontcijferen is. Enkele allusies en afkortingen blijven (voorlopig) onopgelost.
De spreekster schetst dan de jeugd van Potgieter, op wiens leven en karakter het faillissement van zijn vader een grote invloed heeft gehad. De sombere toon in 't dagboek vindt men ook in de gedichten waarmee Potgieter in 1828 had gedebuteerd.
Aansluitend schetst collega Couvreur de politieke en de militaire omstandigheden tijdens de septemberdagen in 1830. Opvallend is daarbij dat het Nederlandse opperbevel vreesde voor het behoud van Noord-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. In Antwerpen zelf is de toestand vrij rustig gebleven tot midden oktober 1830.
| |
| |
Na deze rijk gedokumenteerde inleiding in duetvorm vraagt collega Demedts of het juist is dat het Nederlandse militaire gezag bij de keuze tussen het redden van Oost-Indië of het houden van België de voorkeur heeft gegeven aan de eerste oplossing. Hierop antwoordt de tweede spreker dat er heel wat raadgevers van de Nederlandse koning niets wilden weten van België en dat de opstand in Oost-Indië in de 1830-periode al onderdrukt was.
| |
Vaste commissie voor cultuurgeschiedenis
Verslag door de heer Decorte, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Lebeau, ondervoorzitter, en Decorte, secretaris;
de heren Aerts, Demedts, Van Elslander, mevrouw Deprez, en de heren De Belser en Deschamps, leden.
Hospiterende leden: de heren Van Loey, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Draye, Roose, Leys, Coupé, Goossens en Couvreur;
de heren Walschap, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden;
de heer Langvik-Johannessen, buitenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Lissens en Lampo, leden.
| |
Agenda
‘Gedichten van P.C. Hooft in “Apollo” (1615)’, lezing door de heer Keersmaekers.
Tot en met 1610 waren (slechts) 15 liederen van P.C. Hooft gepubliceerd en ten minste één bruiloftgedicht. In 1611 verschenen de ‘Emblemata Amatoria’, met een aanhangsel van 30 liederen en 15 sonnetten, gerangschikt in regelmatige afwisseling en ongeveer chronologische volgorde met daarin een thans opmerkelijke lacune. Van de 15 vroeger gepubliceerde gedichten komen er 10 ook voor in de ‘Emblemata Amatoria’. Bijna in geen van deze publicaties wordt de auteursnaam vermeld.
In ‘Apollo’ werden nog eens 15 gedichten van Hooft, bijna alle ongesigneerd, opgenomen:
| |
| |
- | 3 sonnetten, eveneens voorkomend in de ‘Emblemata Amatoria’; |
- | 2 bruiloftgedichten, waarvan ten minste één reeds in 1605 was gedrukt; |
- | 3 liederen uit Hoofts toneelspelen, hier voor het eerst als afzonderlijke liederen uitgegeven; |
- | 7 gedichten, hier voor het eerst gepubliceerd. |
Slechts een paar van al de tot en met 1615 verschenen gedichten zou Hooft in latere uitgaven van zijn gedichten opnemen.
Een onderzoek van Hoofts gedichten in ‘Apollo’ rechtvaardigt de conclusies:
- | de uitgever D.P. Pers heeft een niet onbelangrijke rol vervuld in de verspreiding van Hoofts gedichten; |
- | op één na dateren alle in ‘Apollo’ opgenomen gedichten van Hooft van vóór einde 1606; toch zijn de teksten, op een paar uitzonderingen na, werkelijk gaaf; daarom moeten ze bij de Hooftstudie betrokken worden; |
- | in de publicatie van Hoofts gedichten is er een opmerkelijke lacune: de verzen aan Anna Spiegel opgedragen heeft Hooft zelf, op één na, nooit gepubliceerd; dat ten minste enkele ervan in omloop waren, bewijst ‘Apollo’; |
- | ‘Apollo’ is nog eens een bewijs ervan hoe hoog de poëzie van Hooft in die tijd werd geëerd; dat blijkt bovendien uit de talrijke imitaties en ‘naklanken’ in de gedichten van anderen, opgenomen in ‘Apollo’. |
O.a. de collega's Rombauts en Roose namen deel aan de bespreking.
| |
| |
| |
Vergaderingen van 17 december 1980
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Roose, voorzitter, Decorte, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Van Loey, Roelandts, Demedts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Lebeau, Leys, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, en de heren Coupé, Goossens, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Gilliams, Aerts, Lissens, Weisgerber, Buckinx, Draye, Hadermann en Lampo, leden.
| |
Notulen
De notulen van de buitengewone openbare vergadering van 14 november, alsook van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 19 november 1980 worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Vaste Secretaris
1. | Bedankingen. -
a) | Mevrouw Dr. J. D'hooge-Baur dankte de Academie voor de blijken van sympatie betoond n.a.v. de Herdenking ‘Prof. Dr. Fr. Baur’ (31 oktober 1980); |
b) | Bij brief van 23 november jl. deelde de heer Clément Bittremieux aan het secretariaat mee, dat hij aanvaardt wijlen de heer Van Vlierden in de Commissie voor Advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde te vervangen. Tevens dankte hij de Academie voor het vertrouwen dat ze in hem heeft gesteld. |
c) | Bij brief van 4 december jl. dankte de heer N. de Paepe de Academie voor zijn verkiezing tot lid. Hij is er bijzonder gelukkig om, dat hij de heer Rombauts mag opvolgen. |
|
| |
2. | Vertegenwoordiging van de Academie. -
a) | Op 27 november jl. vertegenwoordigde de heer Hadermann de Academie op een
|
|
| |
| |
|
| feestzitting van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, gehouden n.a.v. 150 jaar België. |
b) | De heren Roose, Rombauts en Pauwels vertegenwoordigden de Academie op de plechtige uitreiking van de Winkler Prins Prijzen 1980 (Leuven, 28 november 1980). |
c) | De heer J.F. Vanderheyden vertegenwoordigde de Academie op de opening van de Rodenbachtentoonstelling en op het Rodenbachcolloquium te Leuven, gehouden onder het voorzitterschap van de heer L. Roose. Ook de heer Aerts nam aan het Colloquium deel (28-29 november 1980). |
|
| |
Mededelingen en voorstellen van het Bestuur
1. | Vertegenwoordiging van de Academie. - De heer Hoebeke vertegenwoordigde de Academie op de plechtige uitreiking van de G. Gezelleprijs 1980 van de stad Brugge (27.11.80). Ook de heer Van Elslander was aanwezig.
De heer Hoebeke vertegenwoordigde de Academie ook nog op de opening van het Colloquium over de Geschiedenis van de Belgisch-Nederlandse Betrekkingen tussen 1815 en 1945 (Brussel 10 december 1980). |
| |
2. | The XIIIth International Congress of Linguists. (Tokyo, 29 augustus - 4 september 1982). - Het Bestuur stelt voor de heer Leys naar dit congres af te vaardigen en de Dienst Culturele Betrekkingen van het Departement van Nederlandse Cultuur te vragen de reis- en verblijfkosten voor zijn rekening te nemen.
Het voorstel wordt goedgekeurd. |
| |
3. | Ingekomen stuk. - De heer Eugène van Itterbeek, Secretaris van de Europese Vereniging ter Bevordering van de Poëzie, deed op het secretariaat een schrijven toekomen, met 4 bijlagen, met het verzoek dat de Academie de bedoelde Vereniging zou adviseren n.a.v. het in 1982 in het vooruitzicht gesteld derde Europees Poëziefestival, dat in de week van 22-28 maart 1982 wordt georganiseerd.
Alle leden hebben een afschrift van dit schrijven en van de bijlagen ontvangen.
Het Bestuur nodigt de collega's ertoe uit binnen afzienbare tijd enkele suggesties op het secretariaat te doen toekomen. |
| |
| |
| |
Lezing
‘Verzorgd Nederlands: prolegomena’, lezing door de heer Van Loey.
| |
Geheime zitting
Verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie d.d. 10 december 1980. - Het verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie d.d. 10 december 1980 werd aan de Academie overgelegd.
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor moderne letteren
Verslag door de heer Demedts, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Lebeau, voorzitter, en Demedts, secretaris;
de heren Van Elslander, Decorte, mevrouw Deprez, en de heer Coupé, leden.
Hospiterende leden: de heren Van Loey, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Leys, Hoebeke, Goossens, Couvreur, en Deschamps;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heer Lissens, ondervoorzitter;
de heren Gilliams, Aerts, Weisgerber, Buckinx en Lampo, leden.
| |
Agenda
Voortzetting van de commentaar bij de lezing van collega Deprez over ‘Potgieter te Antwerpen in oktober-november 1830’ door de heer Couvreur.
De heer W. Couvreur verschaft aanvullende gegevens over de Hollandse troepenmacht en de burgerwacht te Antwerpen in 1830. Verder handelt hij over de strubbelingen die er ontstonden rond het uitschrijven der eerste verkiezingen door het Voorlopig Bewind.
| |
| |
Mevrouw Deprez zet daarna haar lezing over Potgieter te Antwerpen in oktober-november 1830 voort. Als ooggetuige beschrijft de Nederlandse auteur de stemming die in de stad heerste en de opstootjes, waarbij enkele aanleiders en een deel van de volksklasse betrokken waren, terwijl wellicht de meerderheid van de bevolking, die het met Koning Willem I hield, passief toekeek. Ook het Hollandse leger bleek groot geweld te vermijden en trok zich op bepaalde stellingen, zoals de citadel, terug. Tussenin verstrekt W. Couvreur verdere bijzonderheden, die het relaas van Potgieter, verduidelijken.
Bij de bespreking van de lezing, kwamen de heren Rombauts, Schmook en Couvreur tussenbeide.
| |
Vaste commissie voor middelnederlandse taal- en letterkunde
Verslag door de heer Keersmaekers, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Couvreur, voorzitter, Deschamps, ondervoorzitter, en Keersmaekers, secretaris;
de heren Van Loey, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Roose, Leys, Hoebeke en Goossens, leden.
Hospiterende leden: de heren Demedts, Lebeau, Decorte, mevrouw Deprez, en de heer Coupé;
de heren Walschap, Schmook, Pauwels, Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Draye en Hadermann, leden.
| |
Agenda
‘De tekstoverlevering van de “Karel ende Elegast”. Enkele problemen’ III, voortzetting van de lezing door de heer Rombauts gehouden op 19 december 1979 en 19 maart 1980.
In dit derde onderdeel behandelt spreker, aan de hand van de Inleiding tot de Diplomatische Uitgave van de Middelnederlandse redacties van de Karel ende Elegast door Duinhoven, de bewaarde drukken van dit werk. Gewoonlijk worden die aangeduid met de letters A, B, C, D en E. Hierbij komt nog een fragment F van een
| |
| |
verloren incunabel, dat slechts 1 folium met 36 verzen bevat. A, B en C behoren tot de z.g. incunabelperiode, D tot de post-incunabeltijd en E is een laat-zestiende-eeuwse druk.
Steunend op de jongste literatuur over het onderwerp geeft spreker vervolgens een overzicht van de moeilijkheden, die verband houden met de dateringsproblemen en met de toeschrijving van de edities aan bepaalde drukkers. Daarna gaat hij de onderlinge verhouding na van de incunabels A, B en C, die de meeste waarde hebben voor de tekstkritiek. In dit verband werpt hij enkele vragen op, die tot dusver in de Karel ende Elegast-studie over het hoofd zijn gezien en die een nader onderzoek vereisen. In ieder geval is het nu reeds duidelijk dat de drie vermelde drukken qua taalgebruik aansluiten bij de Westmiddelnederlandse traditie van de tekstoverlevering, die voor de eigenlijke middeleeuwse periode vertegenwoordigd is door de handschriftfragmenten M (ca. 1370) en N (einde 14e eeuw).
Namen deel aan de bespreking: de heren Van Loey en Roose.
| |
| |
| |
Tijdelijke commissie ‘Herdrukken uit de Zuidnederlandse letterkunde’ Vergadering van 14 juli 1980
Aanwezig: de heren J. Weisgerber, P. Lebeau, B. Decorte, mevr. A. Deprez, de heer A. Keersmaekers.
Afwezig met kennisgeving: de heer C. Coupé.
Bij het begin van de vergadering werd de heer J. Weisgerber tot voorzitter van de commissie gekozen en de heer A. Keersmaekers tot secretaris (overeenkomstig artikel 60 van het Huishoudelijk reglement van de Academie).
De commissie verheugde zich over het voorstel van de heer Nauwelaerts, degelijke maar vaak onbereikbaar geworden Zuidnederlandse literaire werken te herdrukken.
Voorgesteld werd de heer A. van Elslander aan de commissie toe te voegen, dit om zijn rijke ervaring inzake verwante tekstuitgaven.
De commissie uitte de wens dat de nieuwe uitgaven smaakvol en aantrekkelijk zouden zijn. Daar de teksten voor zichzelf moeten spreken, zou alleen in een kort ‘Nawoord’ een zeer summiere karakterisering van de auteur en zijn werk gegeven worden.
In verband met een eventuele herschrijving van de werken zag de commissie enkele bezwaren: zowel het omspellen als het aanpassen van de tekst zal, indien nodig, aan vaste normen onderworpen moeten zijn; na gedachtenwisseling hierover werd besloten op de eerstvolgende vergadering een ontwerp van reglement betreffende de normen van bewerking op te stellen.
De commissie achtte het ook haar taak, suggesties te doen in verband met eventuele bewerkers en te adviseren in verband met de herziening van de teksten.
Tegen 15 september bezorgt elk lid aan de Vaste Secretaris van de Academie een lijst van tien titels die in aanmerking kunnen komen voor een heruitgave; die lijsten zullen de bespreking op de volgende vergadering vergemakkelijken.
Die volgende vergadering zal plaatsvinden op woensdag, 15 oktober e.k.
A. Keersmaekers, secretaris.
| |
| |
| |
Vergadering van 15 oktober 1980
Aanwezig: de heren J. Weisgerber, B. Decorte, A. van Elslander, C. Coupé, mevr. A. Deprez, de heer A. Keersmaekers.
Afwezig met kennisgeving: de heer P. Lebeau.
Na uitvoerige bespreking werd een lijst van tien werken opgesteld die volgens het oordeel van de commissie in aanmerking komen voor herdruk:
1. | Hendrik Conscience, Geschiedenis mijner Jeugd (1888) |
2. | Norbert Edgard Fonteyne, Kinderjaren (1939) |
De voorkeur van de commissie ging uit naar deze twee werken, omdat autobiografische verhalen in onze letterkunde eerder schaars zijn en omdat het in 1983 een eeuw geleden zal zijn dat Conscience overleed.
Verder, in chronologische volgorde:
3. | Eugeen Zetternam, De Tooverdoos (1848) |
4. | Wazenaar, Een Vlaamsche jongen (1878) |
5. | Virginie Loveling, Een dure eed (1890) |
6. | Emmanuel De Bom, Wrakken (1898) |
7. | Domien Sleeckx, Indrukken en Ervaringen (1903) |
8. | Karel Van de Woestijne, Laethemsche Brieven over de Lente (1904) en Beginselen der Chemie (1925) |
9. | Raymond Brulez, Sheherazade of Literatuur als Losprijs (1932) |
10. | Raymond Herreman, Vergeet niet te leven (1943). |
In verband met de eventuele bewerking was de commissie van oordeel, dat een zo groot mogelijk respect voor de originele tekst vertrekpunt moet zijn en dat de werken alleszins in de voorkeurspelling worden gepubliceerd. Enkele principes zijn nog:
- | dat de akkusatief-n wel kan verdwijnen, behalve bij Van de Woestijne; |
- | dat de genitiefvormen van mannelijke en onzijdige woorden meestal moeten vervangen worden; |
- | dat gallicismen, verouderde en moeilijke woorden behouden blijven, met een summiere toelichting in voetnoot. |
| |
| |
Algemene principes en nauwkeuriger richtlijnen kunnen pas na een proef-bewerking van enkele bladzijden uit de eerste twee werken opgesteld worden. Mevr. A. Deprez zal dat doen voor Fonteynes Kinderjaren, de heer A. Keersmaekers voor Consciences Geschiedenis mijner Jeugd.
J. Weisgerber, voorzitter.
A. Keersmaekers, secretaris.
|
|