Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1977
(1977)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||
Het prospectus van de eerste reeks van het tijdschrift ‘Van Nu en Straks’. drukgeschiedenis en betekenis
| |||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||
lende drukstadia vertegenwoordigd zijnGa naar voetnoot(1). De eerste, handschriftelijke versie werd niet teruggevonden. Aanvankelijk wilde Vermeylen het eerste nummer van Van Nu en Straks laten verschijnen rond 15 november 1892Ga naar voetnoot(2). Deze streefdatum bleek niet haalbaar en daarom werd 1 januari 1893 vooropgesteld. Ten slotte werd het einde maart 1893Ga naar voetnoot(3). Aan de hand van de - helaas onvolledige - briefwisseling van de stichters is het mogelijk de verschillende drukversies van het prospectus bij benadering te daterenGa naar voetnoot(4). Deze correspondentie wordt eveneens op het AMVC bewaardGa naar voetnoot(5). Zij is voor het grootste deel aan De Bom gericht. Dit is te verklaren uit het feit dat zijn nalatenschap de grootste en meest volledige is van die van de Van-Nu-en-Straksers die op het AMVC worden bewaard. Hoeveel brieven er geschreven werden, is niet te achterhalen. De contacten tussen de stichters zijn uiteraard niet uitsluitend schriftelijk geweest. Als we bedenken dat Vermeylen en Van Langendonck te Brussel woonden, De Bom en Buschmann te Antwerpen, dat ook Van de Velde zeer vaak te Antwerpen verbleefGa naar voetnoot(6), dan is het duidelijk dat reeds heel wat mondeling gere- | |||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||
geld kon worden. Toch is het dikwijls mogelijk - vooral uit de brieven van Vermeylen - te reconstrueren wat De Bom zelf naar zijn correspondenten geschreven had. Het feit dat De Bom te Antwerpen woonde was belangrijk. Hij ontving er de brieven van Vermeylen uit Brussel, van Buysse uit Nevele en van Van de Velde uit Knokke, Antwerpen of Kalmthout. Met al hun bedenkingen, opmerkingen en instructies kon hij naar Buschmann gaan, die enkele straten verder woonde, om het prospectus te laten drukken en het werk van nabij te volgen.
Het is onze bedoeling in deze studie de vijf verschillende versies van het prospectus te dateren en de problemen te belichten die bij het vervaardigen oprezen. Voor dit werk steunden wij uitsluitend op de geciteerde briefwisseling uit 1892 en 1893, omdat deze de enige exacte en gelijktijdige bron isGa naar voetnoot(7). | |||||||||||||||||||
2. De verschillende versiesVersie AOp 31 juli 1892 schrijft Vermeylen naar De Bom dat hij op dinsdag 2 augustus naar Kalmthout zal gaan om met Van de Velde een en ander te bespreken. 's Avonds zal hij in Antwerpen toekomenGa naar voetnoot(8). | |||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||
De volgende brief van Vermeylen dateert van 11 augustusGa naar voetnoot(9). Een belangrijk document! In de eerste plaats om de juichende mededeling: ‘HET is er!’ Dit betekent dat het tijdschrift, dat zij al zo lang willen oprichten, eindelijk vorm heeft gekregen. Op te merken valt dat dit geschied is te Kalmthout, tussen Vermeylen en Van de Velde, en zonder De Bom. De concrete gegevens liggen al vast: ‘10 nrs van 32 bladzijden, op bizonder getint Hollandsch Van Gelder papier, omslag in twee kleuren, formaat 22 × 27, 40 regels van 50 letters (lijk in de Gids), groot gedrukt, breede randen, versierde hoofdletters, titelblad, vignetten, culs-de-lampe ofte... lampenaarzen, een buiten-text-plaat enz. enz. enz.’Ga naar voetnoot(10). De redactie zou samengesteld zijn uit A. Vermeylen, E. de Bom, Pr. van Langendonck en H. van de Velde. Als C. Buysse op dat ogenblik in Europa verblijftGa naar voetnoot(11), zal ook hij gevraagd worden om in de redactie te zetelen. Vermeylen wenst spoed te zetten achter de onderneming, vraagt nadrukkelijk heel weinig ‘van die zaak’ te spreken eer het prospectus zal gedrukt zijn en stelt een binnen enkele dagen te Brussel te houden vergadering in het vooruitzicht, waarop De Bom en Van de Velde aanwezig zouden zijnGa naar voetnoot(12). Men zou dan ‘het kind doopen’ en een prospectus opstellen. | |||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||
Steeds in dezelfde brief schrijft Vermeylen ook over de kostprijs voor 10 nummers van 32 blz. op Van Gelder: ‘Alles inbegrepen (verzending, banden, enz.) zal dat niet meer dan 200 fr. kosten (onvoorziene kosten ruim geteld). Ik heb hier de prijzen van Buschmann, die ongelooflijk goedkoop is. (N.B. Spreek aan B[uschmann] van die zaak níet: hij weet niet dat er spraak is van een Vlaamsch tijdschrift).’ Verder denkt hij nog aan het probleem van de abonnenten. Het zouden er 200 moeten zijn. Hij stelt de vraag: ‘Zouden we bij Buschman de lijst van de abonnés Vl[aamsche] Sch[ool] niet kunnen krijgen?’ Vermeylen houdt rekening met het feit dat Buschmann een Vlaams tijdschrift, nl. De Vlaamsche School, uitgeeft. Dit zou een concurrentieprobleem kunnen zijn, hoewel Vermeylen heimelijk hoopt om aan de hand van de abonnentenlijst van De Vlaamsche School, lezers voor zíjn tijdschrift te vinden en misschien zelfs sommige, vooral jongere lezers, van De Vlaamsche School weg te trekken naar Van Nu en Straks. In een latere brief deelt Vermeylen echter mee dat de vergadering uitgesteld moet worden, omdat Van de Velde ziek isGa naar voetnoot(13). Terwijl Vermeylen zich volledig inzet om zo vlug mogelijk het project te verwezenlijken, daalt het enthousiasme van De Bom. Dit wordt duidelijk uit drie brieven van Vermeylen. In zijn reeds geciteerde brief van 22 augustus schrijft hij geërgerd: ‘... uw brieven zijn altijd zoo ontmoedigend! Ik vind geen echo meer. Ik spreek u van ons tijdschrift, met zeer bepaalde bijzonderheden, ik geef u de cijfers op van Buschmann, die toch geen illusies meer zijn, .... en ge “glimlacht ongeloovig”. Ge zoudt 'n mensch uit z'n vel doen springen....’.
Begin september komt Vermeylen naar Antwerpen om met De Bom en Van de Velde bij Buschmann te onderhandelen over het drukken van het tijdschrift. Doch De Bom is afwezig en Buschmann is ziek. Thuisgekomen schrijft Vermeylen naar De Bom en zet zijn verdere plannen uiteenGa naar voetnoot(14). Binnen enkele dagen zal er te Brussel vergaderd worden met De Bom en Van Langendonck om de tekst van het prospectus op te stellen. Hij voorziet nog een vergadering rond 20 september te Antwerpen, waarop hij, De Bom, Van Langendonck en Van de Velde aanwezig zullen zijn. Nogmaals beklemtoont hij zijn vaste wil | |||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||
om door te zetten: ‘In ieder geval moogt ge dít wel in uwen bol prenten: Van Nu en Straks zál verschijnen, en artistieker nog dan ik het over twee of drie weken dacht’Ga naar voetnoot(15). Twee dagen later schrijft Vermeylen weer naar De Bom, met het dringend verzoek om naar Brussel te komen. Wij citeren een passage uit deze brief waaruit de houding van De Bom en de wrevel van Vermeylen het duidelijkst blijken: ‘... En dan, uw slechtverborgen onverschilligheid voor dat tijdschrift. Waar is de oude Mane toch? In den tijd spraken we alsof we, op gebied der literatuur, altoos samen moesten werken, en er komen. Nu spreekt ge van: “uw tijdschrift” ... “ik zal er natuurlijk aan meêewerken, vermits ge er schijnt aan te houden.” enz. Ik heb nochtans altijd gesproken van ons tijdschrift, en indien ik ditmaal de zaak in gang gezet heb met V. de Velde, dan is het alleen omdat ik in u dezelfde geestdrift niet meer vond, en dat ge zoo apathiek waart. Maar nù, dat ik gezien heb dat ons tijdschrift waarlijk kàn leven, heb ik u niet gevraagd uw medewerking, maar wel dat ge met ons (V. Lang. & V.d. Velde) dat tijdschrift zoudt oprichten, dat tijdschrift dat zooveel het ùwe is als het mijne. Begrepen?’Ga naar voetnoot(16) | |||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||
Deze uitval heeft indruk gemaakt op De Bom. Inderdaad, in zijn volgende brieven klaagt Vermeylen niet meer over de apathie van De Bom. Deze staat op 13 september reeds te Brussel. Waarschijnlijk hebben ze hun meningsverschillen uitgepraat. 's Namiddags gaan ze op bezoek bij hun vrienden Georges en Jacques DwelshauversGa naar voetnoot(17). Deze laatste is echter afwezig en De Bom komt de 18de september terug naar BrusselGa naar voetnoot(18) om afscheid te nemen van Jacques Dwelshauvers, die naar Bologna vertrekt om zijn studies in de geneeskunde verder te zetten.
Noch op 13 september, noch op 18 september komt men ertoe een tekst voor het prospectus op te stellen, hoewel Vermeylen en De Bom de 18de een bezoek brengen aan hun mederedacteur Van Langendonck. De vergadering van 20 september te Antwerpen, door Vermeylen in het begin van de maand voorgesteld, wordt verschoven naar 1 oktoberGa naar voetnoot(19). Ondanks het veelvuldig afgelasten van de vergaderingen blijven vooral Vermeylen en Van de Velde actief. Van de Velde schrijft naar zijn Nederlandse vriend Jan Toorop om zijn medewerking te vragen als illustrator. Hij wenst ook een beroep te doen op M. Bauer, J. Thorn Prikker, M. Maris, J. Veth en R.N. Roland Holst en vraagt hiervoor Toorops bemiddelingGa naar voetnoot(20). Vermeylen van zijn kant schrijft rond hetzelfde tijdstip naar Buysse om zijn medewerking als redactielid te bekomen. Buysse antwoordt aan De Bom, die alle correspondentie centraliseert, dat hij bereid is, als er voldoende zekerheid bestaat dat het tijdschrift het langer zal volhouden dan enkele nummers, en belooft de vergadering te zullen bijwonen als het hem enigszins mogelijk isGa naar voetnoot(21). Op het laatste ogenblik kan Buysse toch niet komenGa naar voetnoot(22), zodat de vergadering bijge- | |||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||
woond wordt door Vermeylen, De Bom, Van Langendonck en Van de Velde. Op deze vergadering van 1 oktober te Antwerpen wordt de tekst van het prospectus opgesteld. Dit is tekstversie A. 's Anderdaags nemen Van Langendonck en Vermeylen te Brussel de tekst nogmaals grondig door. Vermeylen zendt hem naar De Bom met de vraag hem na herlezing door te sturen naar Buysse, die hem dan op zijn beurt moet verder zenden naar Van de Velde te KnokkeGa naar voetnoot(23). De tekst voor het prospectus heeft de gevraagde weg afgelegd, zoals blijkt uit de brief van Buysse aan De Bom van 5 oktoberGa naar voetnoot(24). Versie A heeft slechts in handschrift bestaan en wordt gewijzigd nog vooraleer ze naar de drukker gaat. Van de Velde constateert namelijk dat hij verkeerdelijk bij de redactie wordt vermeld. Hij wenst slechts verantwoordelijk te zijn voor de vormgevingGa naar voetnoot(25). Een verbetering wordt in die zin aangebracht en nu wacht Vermeylen nog op een gunstig antwoord van enkele illustratorsGa naar voetnoot(26). Als hij de toezeggingen ontvangen heeft, laat hij De Bom op 13 oktober weten dat Buschmann de drukproef mag vervaardigen en een exemplaar naar Van de Velde sturenGa naar voetnoot(27). | |||||||||||||||||||
Versie BUit de toon van de brieven blijkt duidelijk dat Vermeylen ongeduldig is. Hij schrijft naar De Bom op 16 en 18 oktoberGa naar voetnoot(28). Het prospectus zou klaar moeten zijn tegen zaterdag 22 oktober. Gedurende dat weekeinde wil Vermeylen naar Nederland reizen om ook daar de propaganda te startenGa naar voetnoot(29). Hij zou eerst in Antwerpen het prospectus afhalen, Buysse zou ook komen en men zou een redactievergadering kunnen houden. Op de agenda plaatst hij twee punten: inkijken van kopij en | |||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||
bespreken van een adressenlijst van personen naar wie het prospectus gestuurd zou moeten worden. Zoals blijkt uit de briefwisseling die de volgende dagen gevoerd wordt, levert Buschmann ten laatste op 18 oktober een eerste drukproef af. Dit is versie B. Deze ziet er als volgt uit: 4 blz., Hollands Van Gelder papier, 213 × 283 mm. [1]: bovenaan twee bloemenruikers die naar elkaar toe neigen, met daartussen de titel: VAN NU EN STRAKS. Hieronder begint de tekst. De eenvoudige initiaal beslaat drie regels. [2]: vervolg van de tekst. Deze neemt ongeveer het bovenste derde van de zetspiegel in beslag. In het midden van het blad staat een bloemenruiker van dezelfde soort als op [1]. [3]: intekenformulier. [4]: witte bladzijde. De tekst is gezet uit een 10 punt-letter waarvan de naam ons niet bekend isGa naar voetnoot(30). Nu de proef van het prospectus van de pers gekomen is, wordt er druk gecorrespondeerd. Buschmann stuurt een exemplaar naar Vermeylen en een naar De Bom, al of niet begeleid door een briefGa naar voetnoot(31). Waarschijnlijk krijgen ook Buysse, Van Langendonck en Van de Velde een proef toegestuurd, doch dit blijkt niet uit de bewaarde briefwisseling. De Bom en Vermeylen ontvangen hun exemplaar op 19 oktober. De Bom leest het zijne, schrijft er zijn opmerkingen bij in potlood en stuurt het stuk door naar Vermeylen, die het op 20 oktober ontvangt. Dezelfde dag heeft Vermeylen reeds een briefkaart geschreven naar De BomGa naar voetnoot(32), waarin hij de ontvangst van de proef meedeelt. Vermeylen leest het exemplaar van De Bom en voegt zijn opmerkingen bij die van De Bom, eveneens in potlood. Doch Vermeylen heeft dit exemplaar niet alléén bekeken. Op de proef staan nog aantekeningen in inkt in het handschrift van Van Langendonck. Vermeylen en Van Langendonck hebben dus samen het prospectus besproken vooraleer | |||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||
het teruggaat naar De Bom. Nadat Van Langendonck zijn opmerkingen heeft toegevoegd, schrijft Vermeylen in potlood op [2] onder de bloemenruiker een kort briefjeGa naar voetnoot(33) voor De Bom en vraagt op [3] of Buysse al geantwoord heeft. Hij stuurt de gecorrigeerde proef terug naar De Bom. Reeds de volgende dag schrijft hij een expresse-briefkaart naar De Bom om de reactie van Van de Velde, die hij intussen ontvangen heeft, te melden. Daarop komen wij straks terug. Wat de redactie van het prospectus betreft, vraagt hij: ‘Ik geloof dat we over de tekst-verbeteringen nu te [sic] akkoord zijn?’Ga naar voetnoot(34). Buysse laat die dag aan De Bom weten dat hij op maandag 24 oktober niet naar Antwerpen kan komen en daarom een adressenlijst stuurt van personen die volgens hem in aanmerking komen om een prospectus te ontvangenGa naar voetnoot(35).
Wij achten het hier de aangewezen plaats om, nu de eerste drukproef klaar is, even in te gaan op de inhoud van het prospectus. Van Nu en Straks wordt aangekondigd als een tijdschrift met een dubbel doel: 1o Een avant-gardetijdschrift. Het moet vooral zijn: ‘het, tot nog toe ontbrekende, tijdschrift der jongeren uit Zuid-Nederland, een uiting van het willen en het denken der laatst-gekomenen, - zonder aesthetische dogmata, zonder school-strekking - een vrij voorhoedeorgaan gewijd aan de Kunst van Nu, nieuwsgierig naar de Kunst-nog-in-wording - die van Straks -, hier en in 't buitenland.’. Dit betekent een blad waarin de jonge generatie - en bedoeld worden daarmee diegenen die niet vastgeroest zijn in een bestaand blad, dus desnoods ook ouderen zoals Buysse en Van Langendonck - vrij haar gedachten kan formuleren zonder steeds op de vingers te worden getikt door ouderen die het in de redactie van de gevestigde tijdschriften voor het zeggen hebben. Vrij kunnen schrijven betekent dus ook, niet gebonden zijn | |||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||
aan de kunstopvattingen die gelden bij de redactie van het tijdschrift waarin men publiceertGa naar voetnoot(36), noch aan enige vooropgezette esthetische richting die de uiting van de persoonlijkheid zou belemmeren. Al deze factoren, engere en ruimere, spelen samenGa naar voetnoot(37). Een ander punt dat in deze eerste doelstelling van het prospectus de aandacht verdient, is dat Van Nu en Straks niet als een letterkundig | |||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||
tijdschrift wordt aangekondigd, maar als een orgaan dat gewijd zal zijn aan de Kunst van Nu en die van StraksGa naar voetnoot(38). 2o Een typografische prestatie: ‘de uitgave zal ook een werk vormen van boek-kunst, door kunstenaars stoffelijk verzorgd - onder leiding van Henry van de Velde - en waarin zoo weinig mogelijk aan 't werktuiglijk industrieele zal worden overgelaten.’. Met andere woorden, de stichters willen geen bedrukt papier verkopen, maar een tijdschrift uitgeven dat esthetisch zeer verzorgd moet zijn, in de mate van het mogelijke, op ambachtelijke wijze, d.w.z. in de lijn van het oude drukkersambacht, en dus niet in ‘goedkope massaproductie’. Het ligt voor de hand dat hier de voorbeelden van John Ruskin en William Morris nawerken, zonder dat men daarbij aan navolging van hun stijl hoeft te denken. Het prospectus zelf is dan ook op een handpers gedruktGa naar voetnoot(39). Achter het dubbele doel van het tijdschrift raadt men gemakkelijk de gezamenlijke wil van de twee verschillende kunstenaars aan wier doorzettingsvermogen het ontstaan van Van Nu en Straks te danken is, de woordkunstenaar Vermeylen en de plastische kunstenaar Van de Velde. Beiden streven naar een samengaan van de kunsten ten dienste van de nieuwe maatschappij, waaraan zij hun beste krachten willen wijden. Het is voldoende bekend dat omstreeks de eeuwwisseling de verwachtingen van een grondig gewijzigde samenleving, en daarin de ontplooiing van een nieuwe kunst, bij de progressieve jongeren hoog gespannen zijn. | |||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||
Versie CDe eerste drukproef (versie B) voldoet niet geheel aan de verwachtingen. De tekst stelt nagenoeg geen problemen. Hij ondergaat slechts lichte veranderingen. Er zijn, behalve de onvermijdelijke correcties van drukfouten, enkele retouches, o.a. de vervanging van ‘openbaring’, dat te pedant geacht wordt, door ‘uiting’. In het lijstje van de kunstenaars worden Henry de Groux ingelast en G. Minne geschrapt. De wijzigingen door De Bom, Vermeylen en Van Langendonck aangebracht op versie B, zullen worden uitgevoerd in een nieuwe versie. Deze ingreep is de laatste belangrijke. Latere wijzigingen hebben slechts betrekking op enkele detailsGa naar voetnoot(40). Anders is het gesteld met de presentatie. Vooralsnog is bij gebrek aan documenten niet precies uit te maken hoe de gang van zaken geweest is. Vast staat dat Vermeylen niet te spreken is over de schikking van de titel: die ‘moet volstrekt weg’, noteert hij op de proef. Maar dat is dan ook de enige aanmerking die in verband met de presentatie gemaakt wordt. Enig spoor van ongenoegen bijv. met het lettertype of de bloemenmotieven is niet te bekennen. Maar aan de presentatie gaat nu aandacht geschonken worden. Vooral Van de Velde moet bezwaar gemaakt hebben. Immers, Vermeylen schrijft in zijn boven aangehaalde briefkaart aan De Bom: ‘Ik ontvang mèt uwen brief een kaart van V.d. Velde: hij ook vind[t] nu [Ga naar voetnoot(41)] dat er de ornamenten moeten bij zijn, maar hij vraagt één week om dat allegaar te veranderen, d.i. dat prospectus, dat ik ook niet mooi vind, wat op te smukken & te verbeteren.’Ga naar voetnoot(42). | |||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||
Het ornament dat Van de Velde ontwerpt is een sober abstract vignet. Het zal voorkomen op de versies C, D en E en op de verzendingsbandjes voor het tijdschriftGa naar voetnoot(43). Rond 25 oktober is Van de Velde met het vignet klaar gekomen. Vermeylen heeft het ontvangen en gaat ermee naar de firma Malvaux te Brussel om het te laten clicherenGa naar voetnoot(44). In een brief van 26 oktober schrijft hij dat hij denkt dat de nieuwe proef niet klaar zal zijn vóór de 29steGa naar voetnoot(45). Hij heeft nog enkele opmerkingen. Hij verkiest een intekenformulier dat niet meer vastzit aan het prospectus, zoals in versie B. Vanaf versie C zal dit intekenformulier geen deel meer uitmaken van het prospectus. Steeds in dezelfde brief handelt hij verder nog even over het formaat van het prospectus, maar dit wordt geen discussiepunt. Vermeylen wenst een nieuwe redactievergadering met De Bom en Buysse, doch laatstgenoemde moet steeds op het uiterste ogenblik afzeggen, zodat de vergadering tenslotte pas op 12 november zal kunnen doorgaan. Intussen bezorgt Buysse nogmaals adressen van mogelijke abonneesGa naar voetnoot(46). | |||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||
Het dokteren aan de typografische schikking van de tweede proef (versie C) schijnt moeilijkheden met Buschmann te veroorzaken. De eerste proef werd op enkele dagen afgeleverd. De correctie van de tekst ging even vlot. Nu stapelen de bezwaren zich op. Het ziet ernaar uit, alsof het hele werk overgedaan moet worden. Het lettertype voldoet ineens niet meer. Het zit Vermeylen dwars dat Buschmann niet beschikt over een lettertype dat in zijn smaak valt en hij zoekt naar een mogelijkheid om van drukker te veranderen zonder gezichtsverlies! Hij zou graag laten drukken te Brussel bij HavermansGa naar voetnoot(47). De Bom is daar echter niet voor te vindenGa naar voetnoot(48). Uit de antwoorden van Vermeylen blijkt dat De Bom Buschmann als drukker wenst te behouden, hoewel hij moet toegeven dat diens ‘doctrinarisme alle dagen opkomt tegen de revolutionaire combativiteit van Vande Velde & ook van ons’. Vermeylen, Van de Velde en nu ook Van Langendonck zouden toch liever een andere drukker vinden. Vermeylen acht het ogenblik gunstig, daar Buschmann de gevraagde lettertypes niet bezitGa naar voetnoot(49). Het is niet duidelijk om welke redenen De Bom zijn slag thuis haalt, te meer daar drie leden van de redactie liever een andere drukker zoeken. Ten slotte worden de volgende versies van het prospectus toch door Buschmann gezet en gedrukt. Daarbij dient erop gewezen te wordan dat hij nu een ander lettertype gevonden heeft dat aanvaard wordt, hoewel het slechts lichtjes afwijkt van dat van de vorige versie. Intussen is het november geworden en Vermeylen heeft nog steeds geen nieuws over het cliché van het vignet en over de eventuele opmerkingen van Van de VeldeGa naar voetnoot(50). Enkele dagen later wenst Vermey- | |||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||
len een nieuwe vergadering. Eerst wil hij op 7 november naar Antwerpen komen, maar hij stelt zijn bezoek een dag uitGa naar voetnoot(51). Van de Velde heeft inmiddels een proef gekregen, doch hij wil er nog één waarin het vignet en de titel van het tijdschrift in het rood zijn gedrukt en één proef met een omlijstingGa naar voetnoot(52).
Uit de brieven van Vermeylen is niet op te maken of hij of De Bom versie C hebben gekregen. Wij kennen dus hun oordeel niet. Hoogstwaarschijnlijk hebben zij de nieuwe proef gezien bij Vermeylens bezoek op 8 november, want één van hen heeft een drukfout verbeterdGa naar voetnoot(53). De proef die Van de Velde gekregen heeft, is versie C en moet gedateerd worden tussen 1 en 4 november. Deze ziet er totaal anders uit: 2 blz. Van Gelder papier, 223 × 272 mm. [1]: de bloemen en de titel zijn verdwenen. Links boven, binnen de zetspiegel, staat het vignet. De tekst begint ernaast. Het vignet maakt geen deel uit van de tekst, m.a.w. het is geen beginletter. De titel in de tekst staat telkens in kapitaaltjes gedrukt. [2]: vijf regels tekst. Op deze bladzijde staat geen ornament. De tekst is geheel herzet, nl. uit de Elzevier, 10 punt, mager romein. | |||||||||||||||||||
Versie DIn zijn reeds geciteerde brief van 5 november schreef Vermeylen dat Van de Velde nog twee proeven had gevraagd, één waarin het vignet en de titel in rode inkt gedrukt zouden zijn en één met een omlijsting. Aan deze wens wordt slechts gedeeltelijk tegemoet gekomen. De nieuwe proef, versie D, is wat de opmaak betreft identiek met versie C, doch nu zijn het vignet en de titel van het tijdschrift in rode inkt gedrukt. De tekst zelf blijft in zwarte inkt. Het vignet zit in een fijne (rode) omlijstingGa naar voetnoot(54). Er is een belangrijke typografische wijziging: de titel staat niet langer in kapitaaltjes maar is uit opvallend vette en grotere letters gezet, zodat de tekst zelf moest opgeschoven worden | |||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||
zonder dat daarom het totaal aantal regels op de eerste en de tweede bladzijde veranderde. De tekst blijft nagenoeg dezelfde als in vorige versie. Op de tweede bladzijde is ‘(vijf en twintig fr.)’, de prijs voor het buitenland voor afleveringen op dik Hollands papier, geschraptGa naar voetnoot(55). De brief van 5 november van Vermeylen laat veronderstellen dat Van de Velde nog andere desiderata had. Deze hebben wij echter niet kunnen achterhalen, omdat wij niet beschikken over een correspondentie tussen Van de Velde en Vermeylen. Van de Velde zou hierover ook naar De Bom geschreven hebben. Ook dergelijke brieven van Van de Velde zijn niet teruggevonden in de nalatenschap van De Bom. Vermeylen wordt het getreuzel moe en laat aan De Bom de beslissing over om nog eventuele wijzigingen aan te brengen. Vermeylen wil op 13 november naar Nederland gaan. Zijn vorige reis, gepland voor 22 oktober, had hij uitgesteld. Daarom wenst hij dat de prospectussen tegen dan klaar zouden zijnGa naar voetnoot(56). Het weekeinde van 12 en 13 november is belangrijk voor de propaganda. Op zaterdag 12 november houdt Van Langendonck een lezing te Brussel in de kring De DistelGa naar voetnoot(57). Vermeylen wenst dat tegen die avond een pak prospectussen zou worden opgestuurd om op de lezing te laten uitdelenGa naar voetnoot(58). De Bom van zijn kant houdt die avond eveneens een lezing, te Antwerpen in de Cercle d'Etudes SocialesGa naar voetnoot(59). Vermeylen woont de lezing bij en vertrekt de volgende dag naar NederlandGa naar voetnoot(60). | |||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||
Op 11 november verzoekt Van de Velde De Bom om in de lijst van illustrators ook G. Minne op te nemenGa naar voetnoot(61). Dit gebeurt echter niet. De brief van Van de Velde komt te laat, want versie D komt op 12 november van de pers, juist op tijd voor dit belangrijk weekeindeGa naar voetnoot(62). Versie D vertoont volgende kenmerken: 4 blz. Van Gelder papier, 228 × 277 mm. [1]: zoals versie C, doch het vignet (nu omlijst) en de titel in grote, vette letters en in rode inkt. [2]: op genoemde schrapping na, hetzelfde als in versie C. [3] en [4]: onbedrukt. De tekst blijft in dezelfde letter, nl. Elzevier, 10 punt, mager romein. In het prospectus is een intekenkaartje ingeschoven, geheel in zwarte inkt, 107 × 137 mm. | |||||||||||||||||||
Versie EVan de Velde ontvangt versie D op 13 november. Zijn verontwaardiging is groot. Op dinsdag 15 november schrijft hij, verwijzend naar zijn brief van 11 november, het volgendeGa naar voetnoot(63): ‘“ten anker.” Knocke. Mardi. B[uschmann] se fout de moi, mon cher de Bom, et ma patience est lasse depuis longtemps. | |||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||
Les dernières épreuves reçues dimanche [13/11/1892] ne portent pas le nom de G. Minne! Pourtant je n'avais consenti au tirage que sous cette condition! Et vous, je vous avais averti pourtant de veiller à cette ajoute. J'écris à Buschmann que je retire le bon à tirer et refuse de prendre livraison de circulaires, qui ne seraient pas conformes à la dernière sur laquelle j'avais mis en marge le nom de Minne. Quoi qu'il arrive, je suis décidé à agir ainsi. J'ai simplement voulu mesurer mon sang-froid. L'épreuve me satisfait, je sais aujourd'hui jusqu'où je puis aller. Maintenant la mesure de mauvais vouloir ou d'insolence est pleine et comme je ne me trouve que devant un marchand en somme, je refuserai sa marchandise. Aux retards, nous sommes habitués n'est-ce pas. Cet être nous en inflige depuis tantot deux mois. Sa soi-disante reconciliation avec moi n'aura été qu'une hypocrisie et ma confiance par, trop naïve. Voyez - B[uschmann] - si vous y tenez - et voyez s'il veut vous fournir des exemplairs [sic] conformes.
Je regrette que Vermeylen soit absent en ce moment; si vous avez son adresse, avertissez-le de ma décision. Je serai en ville [Antwerpen] Samedi [19/11/1892] - fixez moi un rendez-vous vers 4 ou 5 heures, nous aviserons. Cordialement (w.g.) Henry v.d.V.’Ga naar voetnoot(64).
Vermeylen daarentegen, die zijn uitgestelde reis naar Nederland goed heeft voorbereidGa naar voetnoot(65), heeft veel succes. Hij schrijft o.a. het volgende: ‘... Ik ben nu als een die lang met zwijnen geleefd heeft, & in-eens | |||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||
menschen ontmoet. Ben hier met heel groote artiesten: [J.] Thorn-Prikker, [R.N. Roland] Holst, een zekere [A.W.] Stellwagen, enz. Het marcheert, het is bijna gered. Ik zeg u voorwaar, ik zeg u, wij zullen te veel abonnés hebben!!!! Block, boekhandelaar in Den Haag, is agent voor Nederland. Heel gewichtig: 600 ex. drukken van omzendbrief, & den druk gezet laten. Wij zullen misschien meer noodig hebben voor de propaganda...’Ga naar voetnoot(66). Teruggekeerd uit Nederland hoopt hij dat het prospectus vlug klaar zal zijn. Helaas blijft Buschmann treuzelen tot groot ongenoegen van Vermeylen, die op elf dagen vier keer naar De Bom schrijft, vragend waar de prospectussen blijvenGa naar voetnoot(67). Hoezeer het geduld van Vermeylen op de proef gesteld wordt, blijkt uit zijn brief van 7 december, waarin wij lezen: ‘Ik ontvang niets meer, geen brieven, geen inschrijvingsbewijzen, niets, & zit in de eenzaamheid te vloeken & op mijn vuisten te bijten. Wat me vooral verdriet, dat is dat moeten stilstaan in de afwachting der prospectussen. Die Buschm.[ann] lacht ons uit op een schandalige wijze! 7 December! En terwijl wij met de armen gekruist moeten wachten, hebben onze vijanden al den tijd om ons in den grond te helpen. Want die inertie van Antwerpen (geen ééne inschrijving!!) is niet natuurlijk. Er wordt veel tegen ons gepraat & gekonkelfoesd, men zou haast gaan denken aan een Vlaamsche vrijmetselarij die ons zou willen dwarsboomen. Ge zoudt bij veel menschen zelf moeten gaan, en de zaken uitleggen. Anders zullen we er niet komen. En loop alle dagen bij Buscchm.[ann] in.’ Dit belet hem niet in dezelfde brief te schrijven dat bij de namen van de illustrators nog M. Bauer en G.W. Dijsselhof vermeld moeten worden! Twee dagen later ontvangt De Bom nogmaals een brief van Vermeylen. Nu is de maat vol: ‘Dezen namiddag heeft Van Langendonck in mijn naam, een categorieken brief geschreven aan Buschmann: wij | |||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||
eischen dat de prospectussen in mijn bezit wezen Zaterdag morgen in acht dagen.’Ga naar voetnoot(68). M.a.w. Vermeylen stelt 17 december als uiterste leveringsdatum. Enkele dagen later krijgt Van Langendonck van Buschmann bericht dat de prospectussen op 13 december bij Vermeylen zullen toekomen. Vermeylen belooft de verzending te beginnen daags nadat hij de prospectussen zal hebben gekregenGa naar voetnoot(69). Op 14 december kan Vermeylen berichten dat de prospectussen toegekomen zijnGa naar voetnoot(70). Versie E, de definitieve, komt dus ten laatste op dinsdag 13 december van de pers, vier dagen vóór het verstrijken van de uiterste datum die door Van Langendonck was vooropgesteld. Versie E heeft volgende kenmerken: 4 blz. Van Gelder papier, 223 × 275 mm. [1] en [2] bedrukt zoals in vorige versie, met toevoeging van de namen van M. Bauer, G.W. Dijsselhof en G. Minne bij de illustrators. [3] en [4] onbedrukt. Tekst gezet uit de Elzevier, 10 punt, mager romein.
Als Vermeylen eindelijk zijn prospectussen ontvangen en verzonden heeft, staat hem een teleurstelling te wachten. Er komen financiële problemen opduiken. Slechts sporadisch wordt in de briefwisseling over prijzen gesproken. Een prijsopgave voor papier, zetten en drukken en verzenden van het tijdschrift was er wel, en die viel ‘ongelooflijk goedkoop’ uitGa naar voetnoot(71). Voor het vervaardigen van het prospectus had Buschmann een mondelinge raming gemaakt, zoals dadelijk zal blijken. Einde december 1892 deelt Vermeylen nu in een brief aan De BomGa naar voetnoot(72) o.a. de kosten mee van het prospectus dat zoveel voeten in de aarde heeft gehad: ‘Ik ontvang heden van Buschmann een ‘facture trimestrielle’ die me méér dan gepeperd schijnt: | |||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||
Toen er spraak was van een 600 exempl. heeft hij ons gezegd dat het ongeveer 30 fr. zou kosten, misschien wat meer. Tusschen 30 & 126,50 is er toch een weinig verschil. - Een nummer van 32 bz. met platen & heel den boel, moet ons maar 180 à 200 fr. kosten. Die 1000 inschrijv. die 16 fr. kosten, dat is waarachtig niet voorniet. Maar de twee posten die me vooral verbazen zijn: 800 banden = 18 fr.!! Bemerk dat de photogravure al betaald is, alsook het onder band zetten. Wij betalen dus 18 fr. voor het papier alleen van die banden! En dan: port & zegels = 12 fr. Port waarvan? De 250 prospectussen die B[uschmann] me gezonden heeft waren niet gefrankeerd, & daarvoor heb ik zelf het port mogen betalen. De verzending van een 125 prosp. in Antwerpen kost 2,50 fr. Van waar komen dan die 12 fr.? Geheim! Zou ik Buschmann hierover schrijven? Of zoudt gij hem gaan spreken? Schrijf me daarover dadelijk een woordje. In ieder geval kan dat nu niet betaald worden.’. Enkele dagen later: ‘Ik ben in briefwisseling met Buschmann. Ik geloof dat hij niet eerlijker is dan de anderen’Ga naar voetnoot(73). Wij beschikken niet over een correspondentie Buschmann-Vermeylen of Vermeylen-Buschmann, zodat wij het antwoord van de drukker niet kennen. Waarschijnlijk heeft hij meegedeeld naar wie de prospectussen zijn gestuurd. Vermeylen die alles blijft uitpluizen, vraagt aan De Bom of Buschmann in zijn naam 200 prospectussen verzonden heeftGa naar voetnoot(74). In de tweede helft van januari is Vermeylens besluit om van drukker te veranderen definitief gevallen. Hierover was reeds sprake in ok- | |||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||
tober 1892, doch om een onverklaarbare reden bleef men toen bij Buschmann. Zoals in oktober denkt Vermeylen nu weer aan HavermansGa naar voetnoot(75). Een week later is de zaak zo goed als geregeld. Vermeylen is bij enkele drukkers geweest en schrijft: ‘Ik geloof dat we bij Havermans zullen gaan: ik krijg morgen een bepaald antwoord. Buschmann, die “sullige vent”, die “kruisgoede vent”, zoals gij me schrijft, heeft ons willen bestelen; ik zal u zijn brieven laten zien, ze zijn “edifiant”.’Ga naar voetnoot(76). Begin februari kan Vermeylen opgelucht naar De Bom schrijven: ‘Havermans wil het tijdschrift drukken voor denzelfden prijs als Buschmann. Wij laten dus eindelijk dezen los. Met Havermans wordt alles streng bepaald. De zoon, die zich bezighoudt met de drukkerij, is een van mijn vrienden, & ik kan vrijer met hem spreken dan met Buschm[ann].’Ga naar voetnoot(77).
Wanneer einde maart 1893 eindelijk het eerste nummer van Van Nu en Straks verschijnt, staat op de tweede bladzijde van de omslag een verkorte versie van het prospectusGa naar voetnoot(78). Het lijkt minder op een manifest dan op een bericht van de redactie. Slechts de paragrafen die in het prospectus het tweevoudig doel van het tijdschrift aankondigen, zijn behouden. Die welke de namen van de artistieke medewerkers bevat, is vervallen. De gehandhaafde paragrafen zijn lichtjes, maar niet naar de inhoud gewijzigd. Eén belangrijke weglating valt op: ‘onder leiding van Henry van de Velde.’. Hij die aanvankelijk door Vermeylen als redactielid werd genoemd (cfr. supra), komt niet eens meer als verantwoordelijke man voor de vormgeving voor. Waarom dit gebeurde, terwijl Van de Velde zo'n belangrijk aandeel had in de totstandkoming van het tijdschrift zelf en van het prospectus en daarna in de gedurfde presentatie van de eerste reeks van Van Nu en Straks, is niet duidelijk. Het weglaten van de naam van Van de Velde als verantwoordelijke persoon voor de ‘stoffelijke verzorging’ kan aanleiding geven tot allerlei gissingen en interpretaties. Dit is het geval geweest in een tame- | |||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||
lijk recente studie van Fernand Baudin over de typografische vorming en evolutie van Van de VeldeGa naar voetnoot(79). De auteur spreekt het vermoeden uit dat de verzorging van de eerste reeks van het tijdschrift in handen was van een groep kunstenaars, bestaande uit Max Elskamp, Van de Velde en Théo van RijsselbergheGa naar voetnoot(80). Hij komt op de kwestie terug in een formulering die, alhoewel in vraagvorm, de overtuiging laat doorschemeren dat het wel om een samenwerking van de drie voornoemden gingGa naar voetnoot(81). Maar in het besluit van zijn studie luidt het positief: ‘Il [Van de Velde] assume collectivement la mise en page de Van Nu en Straks’Ga naar voetnoot(82). In het eerste gedeelte van zijn studie was de auteur o.i. wat hard van stapel gelopen, toen hij voor het eerst liet op- | |||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||
merken dat de naam van Van de Velde op de tweede bladzijde van de omslag niet vermeld is: ‘Tout d'abord, il est frappant que le nom de Van de Velde ne soit pas cité, que la direction artistique comme nous dirions soit attribuée collectivement à des artistes et que Van de Velde ait attendu jusqu'à la fin de sa vie pour s'attribuer exclusivement la paternité typographique de la revue.’Ga naar voetnoot(83). Mogelijk zou de auteur nooit geschreven hebben dat Van de Velde tot het einde van zijn leven heeft gewacht om het typografisch vaderschap van Van Nu en Straks exclusief voor zich op te eisen, indien hij kennis had gehad van het prospectus. Wij menen dat hij dan ook niet op het idee gekomen zou zijn om de verzorging van het tijdschrift aan een groep toe te schrijven. Verdere studie zal moeten uitmaken in hoever zijn stelling gehandhaafd kan blijven. Wij beperken ons intussen tot het prospectus. Daarbij mogen wij niet vergeten dat Van de Velde in 1892 zijn leerjaren als boekverzorger doormaakt en nog niet aan het drukken toe is. Het is voldoende bekend uit zijn eigen geschriften en uit de studie van Baudin dat de omgang met zijn jeugdvriend en stadsgenoot Max Elskamp, die toen reeds in de kunst van het opmaken en drukken heel wat verder gevorderd was, van grote, indien niet doorslaggevende betekenis voor Van de Velde is geweest. Hun namen vinden wij verbonden bij de eerste belangrijke verwezenlijkingen van Van de Velde op het gebied van de boekkunst. Hiervan interesseren ons voor ons onderzoek alleen die van het jaar 1892. Het is het jaar dat Van de Velde zijn eerste stappen zet, aanvankelijk als graficus. Elskamp doet inderdaad een beroep op de grafische medewerking van zijn vriend voor zijn bundel Dominical, die in maart 1892 verschijnt. Niet voor de opmaak, de keuze van het lettertype enz. Van de Velde tekent een geabstraheerd lineair ornament voor de omslag; als wij goed begrijpen, gaat het treffend uitzicht ervan terug op een schets van Elskamp zelfGa naar voetnoot(84). In dezelfde lineaire trant zal Van de | |||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||
Velde in 1892 een ornament voor de omslag van Elskamps volgende bundel, Salutations dont d'angéliques, tekenen, die in 1893 verschijnt. In 1892, wanneer in het begin van het jaar de Association pour l'Art te Antwerpen gesticht wordt, vinden wij onder de oprichters naast Ch. Dumercy o.a. de twee vrienden terug; de omslagtekening van de catalogus van de eerste tentoonstelling (1892) van deze vereniging is in dezelfde stijl opgevat. Al deze uitgaven zijn door Buschmann gedrukt. Wij hebben boven aangetoond dat Van de Velde rond 25 oktober klaar komt met zijn vignet voor het prospectus van Van Nu en Straks en dat een meerderheid van redacteuren die geen genoegen nemen met de door Buschmann voorgelegde eerste proef (versie B) van het prospectus, ten slotte een nieuwe opmaak wil. Hier nu zou men in zekere mate aan een groep kunnen denken. In overleg wordt immers aan Buschmann een nieuwe opmaak voorgesteld, niet alleen met een abstract-lineair vignet, maar ook met een ander lettertype. Uiteraard speelt Van de Velde daarin de belangrijkste rol. Is dit zijn eerste opmaak? De overgang van de graficus (tekenaar van het vignet) naar de layoutman? Dan is dit prospectus voor de evolutie van Van de Velde een belangrijk document. Men kan de vraag stellen of Elskamp betrokken geweest is bij de nieuwe opmaak van het prospectus. Bewijzen zijn niet voorhanden. In de brieven uit 1892 van Vermeylen aan De Bom wordt hij slechts één keer, en dan nog terloops, vermeld: Vermeylen heeft op 2 september samen met Van de Velde de namiddag bij Elskamp doorgebracht en een exemplaar cadeau gekregen van de oorspronkelijke uitgave van DominicalGa naar voetnoot(85). De kwestie van het prospectus stelde zich toen nog niet, tenminste voor zover uit de brief is op te maken. Belangrijker achten wij de ongedateerde, maar tussen 6 september en 30 november te situeren brief van Elskamp aan Van de Velde, waarin wij lezen: ‘Et toi, | |||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||
mon bon vieux, quoi? De ton silence j'augure du travail tout plein, et du bon et de l'accompli; et de la revue flamande [= Van Nu en Straks] rien n'en transpire...’Ga naar voetnoot(86). Dat is de enige toespeling op Van Nu en Straks in de brieven van Elskamp aan Van de Velde in 1892. Omtrent het prospectus geen woord. | |||||||||||||||||||
3. BesluitAan de hand van het thans beschikbaar, grotendeels onuitgegeven materiaal is het mogelijk gebleken de drukgeschiedenis van het prospectus van de eerste reeks van Van Nu en Straks stap voor stap te volgen en een inzicht te verwerven in de betekenis van het document voor wat de inhoud en de draagwijdte ervan betreft. Tevens is de beslissende rol van Vermeylen en Van de Velde in de oprichting en de opzienbarende presentatie van het tijdschrift nu voorgoed komen vast te staan. Ten slotte is de waarde geconstateerd van het prospectus als tot nu toe niet bestudeerde schakel in de ontwikkeling van het typografisch oeuvre van Van de Velde. Wij hebben gepoogd de verschillende versies te dateren. Ter wille van de overzichtelijkheid vatten wij de gang van zaken samen. De handschriftelijke versie (Versie A) wordt tijdens de redactievergadering van 1 oktober 1892 opgesteld. Versie B (de eerste drukproef) komt uiterlijk op 18 oktober klaar. Wegens haar pseudo-artistiek (de bloemetjes!) en bepaald niet ‘nieuw’ of progressief uitzicht is zij het onderwerp van heel wat beraad onder de redacteuren; zij wordt ten slotte in onderling overleg helemaal omgegooid en herzet volgens een opmaak, die wel van Van de Velde zal komen: dit is Versie C (tweede drukproef), waaraan tussen 19 oktober en begin november gewerkt wordt en die uiterlijk 4 november in handen van Van de Velde is. Deze gaat nu met kleur en lettertype experimenteren, verzoekt onder andere, om een proef in zwart en rood en schrikt er niet voor terug de titel Van Nu en Straks in de tekst uit een opvallend grotere en zeer vette letter te laten zetten, die samen met het vignet een excentriek karakter aan het geheel geven. Buschmann voert de opdracht uit en komt op 12 november klaar met de derde proef (Versie D). Na een uitbarsting van Van de Velde (om de te laat door hem voorgestelde inlassing van de | |||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||
naam van G. Minne!) treedt een windstilte in. Vermeylen is trouwens op propagandatocht in Nederland, maar wordt op de hoogte gehouden. Na zijn terugkeer dringt hij er vanaf 28 november herhaalde malen op aan dat er eindelijk komaf zou worden gemaakt met het prospectus, wat hem niet belet nog op 7 december de namen van twee artistieke medewerkers te doen inlassen (wat herzetten van een tekstgedeelte meebrengt) en dan al op 9 december Van Langendonck een categorische brief naar Buschmann te laten schrijven. In zijn definitieve versie (Versie E) komt het prospectus eindelijk van de pers, enkele dagen vóór de door Van Langendonck gestelde limiet: op 14 december kan Vermeylen berichten dat hij een pak prospectussen heeft ontvangen. De vele wijzigingen, daaronder toevoeging van een paar namen van medewerkers enkele dagen vóór het afdrukken van de definitieve versie, het radicaal omgooien van de eerste opmaak, de eis om nieuwe proeven, dat alles heeft gemaakt dat het ontstaan van het prospectus heel wat tijd in beslag heeft genomen. Het is om de presentatie te doen geweest, niet om de redactie van de tekst, want de doelstellingen stonden van het begin af vast, en waren eens en voor altijd geformuleerd. Nog twee andere factoren zijn aan te wijzen: de medewerkers woonden vrij verspreid en tussen de hoofdfiguren, Vermeylen en Van de Velde enerzijds, Buschmann anderzijds bestond iets als een incompatibiliteit van karakter. De geografische factor is niet te onderschatten. Vermeylen en Van Langendonck woonden te Brussel, De Bom en Buschmann te Antwerpen, Buysse te Nevele en Van de Velde verbleef nu eens te Knokke, dan weer te Kalmthout of te Antwerpen. Om die reden was het moeilijk geregeld te vergaderen en als er dan toch vergaderd kon worden, waren zelden alle stichters aanwezig. De andere vertragingsfactor ligt in de karakters van sommige betrokkenen. Maar voor een beter begrip van de toestand heeft het zijn nut ze allen de revue te laten passeren. Vermeylen, de jongste, laat zich kennen als een actief, rusteloos en doorzettend type. Deze twintigjarige voelde zich aangetrokken door al wat nieuw was. Hij bewoog zich in het vaarwater van de Brusselse Vingtisten. Hij wilde met iets geheel nieuws voor den dag komen, maar had daarvoor de hulp nodig van een eveneens nieuwgericht kunstenaar, in casu Van de Velde. Misschien bracht het toeval deze gelijkgezinden samen. Vermeylen was voortdurend in de weer om de onderneming tot een goed einde te brengen en om alles zo vlot mogelijk te laten verlopen. | |||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||
Het kon voor hem allemaal niet vlug genoeg gaan. Hij aarzelde ook niet zelf naar Nederland te gaan om er contact op te nemen zowel met illustrators als met een boekhandelaar die voor de verspreiding in Nederland zou instaan. De Bom daarentegen liet de moed zakken, vóór de eerste versie van het prospectus klaar was. Voelde hij zich gepasseerd? Na drie aansporende brieven van Vermeylen werkte hij echter weer ijverig mee. Vermeylen duidde hem aan om alle briefwisseling in Antwerpen te centraliseren en om het contact met Buschmann te onderhouden. Zeker had hij een moeilijke en ondankbare taak te vervullen. Hij trad verzoenend op. Toen de samenwerking met Buschmann dreigde af te springen onder de druk van Vermeylen, Van de Velde en Van Langendonck, was hij het die de aanmaak van het prospectus bij Buschmann, met wie men toch al ver geëngageerd was, wist te behouden. Van de Velde was de perfectionist die het summum van volmaaktheid eiste voor zichzelf en ook voor de anderen. Zelfingenomen en eigengereid, was hij steeds op zoek naar het nieuwste. Een negental jaren ouder dan Vermeylen, had hij als schilder te Parijs gewerkt, in 1883 de Antwerpse kunstkring Als Ik Kan mee opgericht en in 1886 deze verlaten om in 1887 L'Art Indépendant te stichten; in 1889 werd hij verkozen tot lid van de vooruitstrevende groep Les XX te Brussel. In het begin van de jaren '90 trok de schilderkunst hem minder aan en begon hij zich op de sierkunst, en wel aanvankelijk op de boekkunst toe te leggen. Zijn eerste belangrijke proeven als graficus hebben wij boven vermeld. Het samengaan met Vermeylen voor het verzorgen van een avant-gardetijdschrift bood hem nieuwe vooruitzichten. Zijn eerste opdracht was nu de opmaak van het prospectus; zij gaf hem de gelegenheid zijn ideeën door te drijven precies bij de drukker met wie Elskamp werkte maar die een stuk ouder was. Van de Velde nam, als enige die in de kleine kring van Van Nu en Straks-redacteuren door zijn opleiding en eerste prestaties wat te maken had met teken-, sier- en boekkunst, de taak en de verantwoordelijkheid voor de verzorging van het prospectus op zich en zou liever gebroken hebben met Buschmann dan toe te geven inzake de opmaak. Zijn experimenteren veroorzaakte wellicht ernstige strubbelingen met Buschmann maar ongetwijfeld voortdurende vertraging en later de hoog oplopende kosten. Van Langendonck speelde een vrij onduidelijke rol. Van zijn aandeel in het tot stand komen van het prospectus weten we weinig. Hij was - evenals Buysse - ouder dan de anderen. Uit de briefwisseling blijkt impliciet dat Vermeylen naar hem opkeek. Hij bracht zijn opmerkingen | |||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||
aan op versie B, had ook graag een andere drukker gehad, en schreef, op verzoek en in naam van Vermeylen, naar Buschmann om deze te sommeren het prospectus binnen een gestelde termijn te drukken en te leveren. Buysse was er door Vermeylen bijgehaald, omdat hij een auteur met naam was. Vermeylen appreciëerde hem en in Nederland sloeg men hem nogal hoog aan. We hebben sterk de indruk dat Buysse meer heeft toegezegd om Vermeylen plezier te doen dan om zijn naam te zien prijken op de lijst van de redactieleden. Tenslotte heeft hij zich van de hele onderneming weinig aangetrokken. Hij kon nooit aanwezig zijn op de vergaderingen. Zijn invloed, als hij er had, zal wel zeer miniem geweest zijn. Hij zorgde wel voor lijsten met kandidaatabonnees. Buschmann treuzelde te veel naar de zin van Vermeylen. Op grond van de bekende documenten is het zeer moeilijk zijn rol te omschrijven. De eerste indruk is dat hij ten aanzien van de steeds maar aangebrachte wijzigingen in tekst en opmaak veel geduld aan den dag heeft gelegd, - hetgeen Vermeylen, Van de Velde c.s. zeer waarschijnlijk niet altijd hebben beseft. Daarbij komt onmiddellijk een andere indruk, namelijk dat hij in ieder geval geen spoed achter het werk heeft gezet. Bekijkt men het verloop van dichterbij, dan rijst de vraag of hij - wanneer? einde oktober/eerste helft van november? - er op zijn beurt de brui aan heeft willen gevenGa naar voetnoot(87). Is het tot een conflict en daarna tot een verzoening gekomen met Van de Velde, zodat deze in zijn woeste brief van 15 november, waarin hij al de opgelopen vertraging gewoon op de rug van Buschmann schuift, van een ‘réconciliation’ spreekt? Andere vraag: heeft De Bom de drukker voldoende aangepord? | |||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||
Ten slotte had de man nog andere zorgen dan een prospectus van twee bladzijden te drukken. Bovendien mogen we niet vergeten dat Buschmann, één van de belangrijkste drukkers van Antwerpen, zelf uitgever was van De Vlaamsche School. Dit tijdschrift, waaraan bekende en belangrijke figuren uit die tijd meewerkten, zoals P. de Mont, M. Rooses, H. Swarth, J.M. Brans, speelde een aanzienlijke rol in de verspreiding van literair en artistiek werk. Mag men het vermoeden uiten dat Buschmann - uit vrees voor concurrentie - de pogingen van de jongeren om een tijdschrift uit te geven bewust tegengewerkt of in de mate van het mogelijke afgeremd heeft? Aan mogelijke concurrentie had de andere partij, namelijk Vermeylen, bij de start reeds gedacht, toen hij op 11 augustus De Bom op het hart drukte met Buschmann niet over hun op te richten tijdschrift te spreken, omdat Buschmann niet wist dat hij een offerte voor een Vlaams tijdschrift gemaakt hadGa naar voetnoot(88). De dubbelzinnigheid werd begin oktober, toen Buschmann de tekst voor de eerste proef te zetten kreeg, wel opgeheven, maar nu dreigde de concurrentie. De veronderstelling dat hij ze heeft willen afweren, lijkt ons niet gewaagd, als men weet dat vanwege ouderen, die al een stap in de richting van de vernieuwing gezet hadden, minstens één poging bekend is om de jongeren van Van Nu en Straks het gras voor de voeten weg te maaien. Van de zopas genoemde J.M. Brans, hoofdfiguur in het Brussels kunstgenootschap De Distel, waarin Vermeylen en Van Langendonck vooruitstrevende standpunten met klem verdedigden, is een brief bewaard die een uitgekiend plan bevat om tijdig een tegenactie op gang te brengen. Op 2 oktober 1892, dus daags na de vergadering waarop versie A klaar kwam, schreef Brans vertrouwelijk aan Jan Boucherij, uitgever-hoofdredacteur van De Vlaamsche Kunstbode, dat hij vernomen had dat de ‘jonge richting’ over drie, vier maanden een tijdschrift ging uitgeven, een soort Vlaamse repliek van De Nieuwe Gids, wat hij als een ‘onheil’ beschouwde. Hij stelde Boucherij niets minder voor dan dat hij, Brans, met enige vrienden de redactie van De Vlaamsche Kunstbode in handen zou nemen, een goed gefinancierde propagandacampagne in Noord en Zuid opzetten... en door de keuze van papier en letter het tijdschrift een ‘artistieker’ uit- | |||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||
zicht geven. Brans was dus op de hoogte van de voorgenomen kunstige uiterlijke verzorging van Van Nu en StraksGa naar voetnoot(89). Indien Buschmann met het idee gespeeld heeft om de plannen van de jongeren te dwarsbomen, dan zal hij wel geleidelijk gemerkt hebben dat dezen - in de eerste plaats Vermeylen en Van de Velde - hun uiterste krachten inspanden om hun droom te verwezenlijken. Het tijdschrift zou hij vooralsnog niet drukkenGa naar voetnoot(90). Geen van beide partijen had aan de eerste samenwerking veel genoegen beleefd... | |||||||||||||||||||
BijlageTekst van het verkorte prospectus zoals het voorkomt op de binnenflap van het eerste nummer van Van Nu en Straks. ‘VAN NU & STRAKS’ heeft een tweevoudig doel. Het is vooral: het tijdschrift der jongeren uit Zuid-Nederland, eene uiting van het willen & denken der laatstgekomenen, - zonder aesthetische dogmata, zonder school-strekking - een vrij voorhoede-orgaan gewijd aan de kunst van Nu, nieuwsgierig naar de kunst-nog-in-wording - die van Straks - hier en in 't buitenland. Die uitgave vormt ook een werk van een boek-kunst, door kunstenaars stoffelijk verzorgd, en waarin zoo weinig mogelijk aan 't werktuiglijk industriële zal worden overgelaten. Er wordt van dit tijdschrift eene reeks van tien nummers uitgegeven. Bestuur: Pachécostraat, 81, Brussel. | |||||||||||||||||||
[pagina *1]
| |||||||||||||||||||
Versie B (eerste drukproef). AMVC/V 157/D nr. 93.880/1: eerste bladzijde
| |||||||||||||||||||
[pagina *2]
| |||||||||||||||||||
Versie B: tweede bladzijde
| |||||||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||||||
Fragment uit de brief van H. van de Velde aan E. de Bom van 15 november 1892. AMVC/V 225/B nr. 91.529/22
| |||||||||||||||||||
[pagina *4]
| |||||||||||||||||||
Versie E (definitief prospectus). AMVC/V 157/D nr. 27.689/1. Het vignet en de driemaal in vetjes gezette titel ‘Van Nu en Straks’ zijn in het rood gedrukt.
|
|