Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1977
(1977)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
De voornaam Frans
| |
[pagina 102]
| |
de meisjesnaam Fransine) een (no 824, ao 1408) Fransois Stutin, op hetzelfde folio 115 = ... toebehorende Frans Stutine. De naam Franchois Stutin komt te Kortrijk al voor in 1321: ‘Courtray... maison Franchois Stutin’Ga naar voetnoot(3). Uit de 16de-eeuwse Ieperse en de 15de-eeuwse Kortrijkse excerpten blijkt de verwantschap van Franse en Franchois dus heel duidelijk. Die verwantschap wordt door 14de-eeuwse Gentse vindplaatsen eveneens gestaafd. Ik licht de excerpten uit de Gentse Stads- en baljuwsrekeningen (1351-1364)Ga naar voetnoot(4): blz. 133.23 Franchois van Hansebeke (schepene ‘van ghedeele’) = 239.15 Franchois van Hansebeke = 243.14 Franse van Hansebeke; - 455.9 Franchoyse Augustyns (gaarder van het zoengeld van de wijn). Buiten deze in de tekst vermelde identiteit treft men: a) Franchois en b) Franse nog afzonderlijk aan: a) Franchois Sloeven (datief: 29.29), Franchoyse van Papeghem (datief) (454.15), up sente Franchoys dach (562.20, 667.28); b) Franse (194.37, een klerk), - Fransen, myns heeren messagier (datief, 347.14) = Franse (475.5, 524.19, 525.42, 576.2: overal nominatief), - Franse van der Heechsmeere (hozer: 614.29, 618.1; heier: 621.20), - Franse de Kupre (knecht, 615.6), - Fransse (datief) de Cuts (met het zwaard terechtgesteld, 13.39), - van den hoyre Frans Bogaerds (F.B. = genitief; 660.26). Terwijl (in duidelijke vindplaatsen) Franchois op een persoon slaat die op de maatschappelijke ladder hoger staat (schepene, taxatiegaarder), duidt Frans individuen van lagere stand aan: klerk, bode, hozer (= waterschepper), heier, knecht. Men stelt zich wel niet voor, dat de bekende Heilige ‘Frans’ zou heten: het is FranchoysGa naar voetnoot(5). Eenmaal komt in die Gentse stadsrekeningen Fransekine voor, als naam van ‘mijns heeren van Vlaenderen messagier’ (346.12): die diminutiefvorm past helemaal in de sfeer van eenvoud en gemoedelijkheid van de lagere sociale stand waartoe alle personen met de naam Franse behoren; van de aanzienlijken die Franchois heten komt een diminutiefvorm *Franchoisekijn niet voor. De korte vorm Frans(e) is wel een vleivorm, een hypocoristicon. | |
[pagina 103]
| |
We moeten, in de tijd opklimmend, nu eens naar oudere bronnen uitzien. In de bekende werken en studiën van J. Mansion (Oud-Gentsche Naamkunde), C. Tavernier (Gentse Naamkunde), M. Gysseling (Diplomata Belgica; Goederenregister van de Sint-Baafsabdij te Gent, eerste helft XIIIe eeuw) komt de naam Franse, Franchoys, Franciscus niet voor; wel Franco in de Diplomata en in de Gentse Naamkunde, naast 13de eeuw Franke. We moeten tot het einde van de 13de eeuw wachten voor we Franchois, François, Franco in een Franse tekst aantreffen, t.w. in ArtoisGa naar voetnoot(6), en Jehan Frans (no 108), ‘hypocoristique flamand de Franciscus’ (zegt de Table anthroponymique aldaar, blz. 208). Een gelijktijdige bron wordt ons bezorgd in de uitgave van de Rekeningen van de stad Brugge (1280-1319)Ga naar voetnoot(7). De naam Franchois, ouder Francheis, in de Franse vorm, treffen we in de 1049 bladzijden van die rekeningen niet aan; daarentegen wel Franskin (o: datief), dat een grondvorm Frans veronderstelt. Daarnaast komen nog Franciscus en Franco voor. De tekst waarin die namen te lezen zijn is steeds in het Latijn gesteld. De verhouding nu, waarin die namen tot elkaar staan, is de volgende. Er is, in sommige passussen, sprake van de zes wezen van Franco Cousscepper. De eerste twee van het rijtje heten (in de datief) Hannekino en Franskino, of Hannekino en Franconi, of Johanni en Francisco. Hieruit blijkt dat Hannekin en Franskin tot de volkstaal horen, terwijl Johanni en Francisco de tegenhangers ervan in het Latijn vertegenwoordigen: met Johanni gaat steeds Francisco gepaard (401.38, 477.16, 480.37, 615.31, 622.14, 730.38, 739.18, 842.34, 858.15, 882.4, 920.23 940.07); daarentegen gaan samen Hannekino en Franskino (305.25, 359.14) of Hannekino en Franconi (813.35). Hieruit blijkt als benaming van de zoon de vormvervangbaarheid van Franskin, Franco, Franciscus, vormvervangbaarheid die (in de dieptestructuur) misschien berust op (synchrone hoewel onduidelijke, diachrone maar alleen voor de etymoloog duidelijke) verwantschap. Hoe | |
[pagina 104]
| |
dan ook: voor de klerk van de Rekeningen was Franskin = Franco = Franciscus. Er is meer: de vader van al die wezen heette (eveneens) Franco (Cousscepper). Die naam komt in alle vindplaatsen (drieëntwintig) voor, doch in enkele (zeven) treft men Franciscus aan. Dat wijst dus eveneens op vormvervangbaarheid: Franco = Franciscus. M.a.w.: een burger, genaamd Cousscepper, draagt de voornaam Franco in 23 vindplaatsen en Franciscus in 7 vindplaatsen. Zijn zoon draagt in excerpten waar de vader Franco heet, tweemaal de naam Franco, maar 14 maal de naam Franciscus (401.38, 477.16, 480.37, 615.31, 622.14, 730.38, 739.18, 842.34, 858.15, 858.18, 882.14, 911.27, 920.23, 940.07) en twee maal de naam Franskin (305.25, 359.14). In één excerpt, waar de vader de naam Franciscus draagt, heet de zoon eveneens Franciscus (940.07); in de overige excerpten waar de vader Franciscus heet (433.1, 500.19, 644.21, 698.40, 763.31, 900.32) worden, in tegenstelling tot de dochters, de zoons eenvoudig niet vermeld, zodat we niet weten hoe ze zouden heten: Franco, Franskin, Franciscus; Hannekin, Johannes? Op een totaal van 28 vindplaatsen komt dus voor de vader de naam Franco 23 maal voor, de naam Franciscus zeven maal; voor de zoon is het Franco tweemaal, Franskin tweemaal, Franciscus veertien maal (telkens in excerpten, waar de vader Franco heet). Als concurrent van de naam Franco is de naam Franciscus bij de zoon aan de winnende hand. De vraag waarom de naam Franciscus het bij de zoon op de naam Franco haalt, en niet bij de vader, mag wel gesteld worden. Dat ter aanduiding van de zoon (Franco), ter onderscheiding van de vader (Franco), een andere naam in gebruik komt, is begrijpelijk. Niet zo begrijpelijk is de keus die voor de zoon op de naam Franciscus is gevallen. Met de benoeming Franciscus is kennelijk aan de met prestige omgeven naam van de Heilige gedacht. De faam van Sint Franciscus van Assisi toch († 1226) had zich in Europa verspreid: talrijk waren de aan hem gewijde hagiografische werken in het Latijn, t.w. die van Thomas van Celano (reeds in 1229, een tweede maal in 1247, tenslotte nog in 1254) en vooral van Bonaventura van Balneoregio (ao 1263). Het werk van Bonaventura werd door Jacob van Maerlant tussen 1276 en 1282 voor het volk vertaaldGa naar voetnoot(8). Maar eigenaardig is dat Maerlant | |
[pagina 105]
| |
zijn Heilige vrijwel uitsluitend Fransoys noemt, en slechts tweemaal Franciscus. De verering nu van de morele deugden van de Heilige moge door Maerlants gedicht in de hand zijn gewerkt: de verspreiding van de vorm Franciscus moet wel een andere oorsprong hebben, en dat kan wel niets anders dan de taal van de Kerk zijn, het Latijn. De vorm Franciscus heb ik buiten de in het Latijn gestelde Rekeningen van de stad Brugge nog aangetroffen in de Ieperse stadsrekeningenGa naar voetnoot(9). In het in het Latijn gestelde gedeelte (I, blz. 1-71) komen de vormen Franciscus en Franse (soms France) voor, - in het in het Frans gestelde gedeelte (I, blz. 72-600; II, blz. 1-478) komt Franciscus niet voor, Franchois integendeel wel (meest), alsook Franse (minder), zowel in de nominatief als na het voorzetsel à (ndl. = aan), - in het in het Nederlands gestelde gedeelte (II, blz. 479-1009) komt Franse geregeld voor (in de genitief en na van: ook wel Fransen), waarnaast hier en daar France(n) (acht maal). Een deel van de Ieperse stadsrekeningen is ouder dan de Brugse stadsrekeningen (1280-1319): die Ieperse rekeningen beginnen nl. met het jaar 1267 en in dit Latijnse gedeelte komen reeds voor Franciscus (I 2.29) ao 1267, Frans (I 30.06) ao 1280, France (I 33.18) ao 1280. Dit betekent dat de naam Franciscus in West-Vlaanderen reeds in 1267 in zwang was gekomen, denkelijk onder invloed van de Latijnse hagiografische werken (midden 13e eeuw), een kwarteeuw later door de Dietse vertaling van Jacob van Maerlant gepopulariseerd. Aan anderen laat ik het over de verspreiding van de naam Frans (Franciscus) eens na te gaan. Ik volsta hier met een verwijzing naar Antwerpen, om 1400 (zie de straks noot 12 te vermelden studie over de nieuwe poorters aldaar door Mej. Francine de Nave); vgl. ook een verzameling excerpten uit het Cartularium 1307 en uit originelen van ao 1195 tot ao 1356 in Leo Peene Land- en Cijnsboek, St. Janshospitaal, Brussel; Onomastische studie (Brussel, 1949, machineschrift) III, blz. 521: jan frans, te Woluwe (bij Brussel), ao 1356, met de opmerking van L. Peene: ‘De naam Frans is hier een unicum in mijn documenten van 1195 tot 1356’, maar aldaar vermeldt hij ook gilijs fransoys, te Leuven, ao 1356; - steeds voor dezelfde tijd (13e-14e eeuw) in Limburg schijnt de naam Frans (Franciscus) niet voor te komen (bekeken | |
[pagina 106]
| |
bronnen: J. Buntinx en M. Gysseling, Het oudste goederenregister van Oudenbiezen - 1280-1344, I Teksten, 1965; - Joseph Moors, De oorkondentaal in Belgisch-Limburg van ca. 1350 tot 1400; Tongeren, 1952). Uit de luttele gegevens betreffende de geografische verspreiding van de naam Frans kunnen we op 't ogenblik geen conclusies trekken: het wachten is op nader onderzoek. Intussen loont het de moeite te wijzen op het voorkomen, in Luikse archiefdocumenten van de 17de eeuw, van de mannelijke voornaam France, eenmaal zelfs gelijkgesteld met François (naar een brief van de heer Jean Lechanteur, assistent aan de Luikse Universiteit, van 30 juni 1976, waarvoor ik hem mijn beste dank betuig). Andere bronnen, t.w. de Kortrijkse stadsrekeningen en wezerijregisters (15e eeuw), de Gentse stads- en baljuwsrekeningen (14e eeuw), de deposities en vonnissen van Westvlaamse bosgeuzen (16e eeuw), alle in het Diets geschreven, kennen geen Franciscus, wel Franchoys (en Frans). De volkstaal gebruikte dus het (Franse) leenwoord Franchoys en de (Nederlandse) vleivorm Franse, Fransekijn; het Latijn had uiteraard Franciscus. Is Franciscus dan, als eigennaam, een latinisering van Franchoys? En wat is Frans: een vorm uit Franchoys geabstraheerd, of veeleer uit Franciscus? In Franciscus zie ik, natuurlijk een latinisering, niet van Franchois, maar van het Italiaanse Francesco. Bij zijn doopsel immers kreeg Franciscus van Assisi van zijn moeder de naam Joannes; zijn vader echter, een rijke lakenkoopman (die niet lang na het doopsel van een grote reis uit Noord-Frankrijk terugkeerde) schonk zijn zoon de troetelnaam Francesco, d.i. ‘Fransman’, in meer beperkte zin ‘lakenhandelaar, uit Champagne en Frans-Vlaanderen’. Deze zin, van de hand van prof. dr. A. Mens O. Cap.Ga naar voetnoot(10), werpt licht op de genese van de eigennaam Franciscus. Het is wel bekend dat het westgermaanse adjectief frankisk (de voorloper van oudhoogduits frenkisg, middelnederduits vrankesch, middelnederlands vrancsch, vrans: MnlW IX 1243) in het oudfrans het klankwettig verloop franceis / frãtseis /, françois - françóes - fransoè heeft gekend. Het adjectief sloeg aanvankelijk op de stam der Franken, later op de nationaliteit Francia (en de eigennaam); - aan | |
[pagina 107]
| |
dit oudfrans françóes is mnl. fransois ‘Frans taal’, de eigennaam François ontleend (MnlW II 848). Franciscus, met naar W. Wundts terminologie een singuliere betekeniswijziging, is dus de latinisering van Italiaans francesco als troetelnaam toegepast op de kleine jongen, die in zijn jeugd van de lakenhandel had geleefd, alvorens zijn leven aan de armen te wijden. Wat nu de vorm Frans, ouder vaak Franse (Ieper, Brugge, Artesië, Gent, Kortrijk) betreft: die kan wel niet van Fransoois komen, waar de klemtoon toch op de laatste syllabe lag (wat nog blijkt uit Zuidnederlands Sooi < Fransooi, na wegval van de auslaut-s). Veeleer is Frans uit de eerste, beklemtoonde syllabe dan, van Franciscus behouden. Dat was ook de mening van de Table anthroponymique blz. 208Ga naar voetnoot(11), waar staat: ‘Jehan Frans, hypocoristique flamand de Franciscus’. Merkwaardig in dit opzicht is de omstandigheid dat van de eigennaam Frans nooit een nevenvorm met anlaut-v voorkomt (*Vrans), terwijl in de middeleeuwen de vorm Vranck (aansluitend bij het oudere Franco) wel bestond. Een laatste vraag betreft de verklaring van de Ieperse spelling met c in France, en de aanwezigheid van de slot-e in Franse. Die c kan men best houden voor een Franse spelling: vgl. b.v. mnl. prince, usance, lance, balance, once enz. In dit verband zou de eenvoudigste verklaring van de c er wel in kunnen bestaan er een behoud in te zien van de c in Franciscus (en in Francois / ç). Die c kan misschien ook wijzen op een uitspraak ts, tsj voor e, i; in ieder geval wijst het op stemloze s, getuige de schrijfwijze met twee s in Fransse de Cuts (zie boven de aanhaling uit de Gentse rekeningen 13.39). De c i.pl.v. s na n vindt men voorts nog in Antwerpse lijstenGa naar voetnoot(12) van nieuwe poorters van omstreeks 1400: blz. 146, ao 1391: France vander Vorst, blz. 174, ao 1399: France Andries (naast blz. 151 Franse van Cantelbeke; blz. 159: Franse Storm de Smit; blz. 203 Franse Andries), voorts nog blz. 230: Jan Ancem, kleermaker, blz. 239 Ancem Smeets (Ancem = Ansem, Anselmus). Wat nu de aanwezigheid van de slot-e betreft moeten we bekennen dat een gerede verklaring niet zo voor de hand ligt. Bij Franse, Fransen | |
[pagina 108]
| |
constateren we flexieverschijnselen (-en = zwakke genitief c.q. datief), zodat -e zo maar niet eens fantaisistische toevoeging is. Aan invloed van de nog vaak voorkomende naam Vranke kan wel gedacht worden: frapperend zou dan de geslaagde etymologische verwantschap zijn. Wie, tenslotte, niet-in-toom-gehouden verbeeldingskracht heeft kan aan abstrahering of ‘Rückbildung’ denken uit de deminutiefvorm met -ekijn: Fransekijn, vgl. mnl. husekijn, hondekijn; geattesteerd zijn: Franskijn Brugge 1280, ib. Franskino 305.25, 359.14, naast Gent ao 1351 Fransekin 346.12.
NASCHRIFT op blz. 105, na reg. 16 v.b.
‘Een Franse verbogen vorm (cas-régime) van de troetelnaam Franse zie ik in Franson, ao 1318, gespeld: Ieper I 246.11 Jehan Franzom de Flamertinghes, - II 74.10 de Jehan Franshons... de Flamertinghes.’ |
|