Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1973
(1973)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fonologie, fonetiek en spelling in een nieuw licht
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De volgorde waarin de regels door De Vries en Te Winkel zijn ‘ontvouwd’, wordt door de auteurs de natuurlijke genoemd, en ‘eene geheele omzetting zou zelfs onmogelijk wezen’. De regel der uitspraak moet noodwendig de rij openen, omdat hij de natuurwet van een letterschrift is: dat heeft immers de reproductie der woordklanken ten doel. Een letterschrift dat de uitspraak niet zou afbeelden is iets volstrekt ondenkbaars, een onding (t.a.p. 28). Die regel overheerst ook alle andere in die zin dat hij alle spellingen die in strijd zijn met de beschaafde uitspraak onmogelijk maakt. Zo zou bv. de regel der afleiding een spelling gekoopt kunnen wettigen, maar die spelling zou onverenigbaar zijn met de uitspraak, nl. [gəkɔχt] en moet derhalve van de hand worden gedaan. Toch is een volkomen juiste afbeelding der woordklanken niet alleen onmogelijk, maar bovendien onnodig en buitendien ondoelmatig (t.a.p. § 43 vv, p. 14-15 vv). Onnodig ‘omdat men in den regel schrijft voor lieden, die de taal verstaan en de uitspraak der bedoelde woorden kennen, en die dus uit hunne kennis het ontbrekende weten aan te vullen. De wijziging der letters volgt bij het samenvoegende uitspreken vanzelve en behoeft daarom niet aangeduid te worden, evenmin als in eene chemische formule de verandering der elementen, die door hunne vermenging vanzelve ontstaat. Het doel van het schrift wordt reeds bereikt, wanneer de lezer het bedoelde woord herkennen kan’. Een aan de uitspraak volkomen adekwate spelling zou om verschillende redenen ook ondoelmatig zijn. Dat is in de Grondbeginselen (t.a.p. § 45 vv.) rustig en helder uiteengezet (a. uitbreiding van het aantal lettertekens en diacritische tekens; b. schrijven en lezen zou uiterst moeilijk worden; in afleidingen zou de vorm der grondwoorden, in samenstellingen die der samenstellende leden nodeloos onherkenbaar worden gemaakt), en ik hoef het hier niet te herhalen. Ik beperk me ertoe te constateren dat De Vries en Te Winkel met hun regels van de gelijkvormigheid en analogie, en ten dele met de regel van de afleiding, in de spelling van het Nederlands een beginsel hebben binnengebracht dat men thans als het morfofonemisch principe bestempelt. Ik kom er straks op terug. Nog vóór het einde van de 19e eeuw werd met de opkomst van de fonetiek de strijd voor een vereenvoudigde spelling ingezet (Kollewijn). Dat een en ander bij De Vries en Te Winkel onpraktisch was en zelfs tegenstrijdig, kan niet worden geloochend. Vooral de regel van de etymologie met zijn consequenties werd bestreden; het gezag van de regel der uitspraak werd versterkt. De spelling werd beschouwd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als geheel secundair t.o.v. de alleenheersende klank. Dat de spellingsystemen van onze Europese talen maar tot een povere weergave van de klank in staat zijn, werd dik in de verf gezet, en overal riep men om spellingshervormingen. De geschiedenis van de aktie voor spellingvereenvoudiging ten onzent is voldoende bekend; de etappes in die vereenvoudiging evenzeer, en ik ga er niet op in. Alleen één feit wil ik onderstrepen: in de eerste helft van de 20e eeuw werd de fonologie geboren en geleidelijk aan werd in de spellingsdiskussie een nieuw principe gelanceerd: dat van een fonologische spelling. Dat beginsel werd een eis van velen, die het als het enig mogelijk ‘wetenschappelijk’ beginsel voor een verantwoorde spelling gingen voorstellen; het werd de schrik van anderen die ‘fonologisch spellen’ met ‘fonetisch spellen’ gelijkstelden, om niet te zeggen verwarden. Deze laatste opvatting laat ik rusten: ze kan ten dele voortvloeien uit onvoldoende vertrouwdheid met de fonologie, ten dele ook uit het feit, dat de vroegere fonologie er niet in geslaagd is de grens tussen ‘foneem’ en ‘klank’, tussen ‘fonologie en ‘fonetiek’ scherp te trekken. Er is beweerd, dat taal klank is, en niet op de eerste plaats letter, een uitspraak die we allen kunnen onderschrijven, omdat we de prioriteit van de gesproken taal op de geschreven taal erkennen. Maar daaraan is toegevoegd: ‘beter dan: foneem’ (Paardekooper, t.a.p. blz. 19), alsof foneem en klank hetzij synoniem, hetzij quasi synoniem zijn. En hier is het, dat de schoen wringt. Bedoelt men met een fonologische spelling een spelling die haar wezen ontleent aan de nog grotendeels gangbare taalwetenschappelijke inzichten in de fonologie, dan moeten we dat beginsel, met Cohen en Kraak, Spellen is Spellen, Den Haag, 1972, blz. 21-22, als onjuist verwerpen. Wie zegt fonologisch spellen, of met Pike (Phonemics, 19471, 19617, 208) de eis stelt dat ‘a practical orthography should be phonemic’ en dat er een één-op-één relatie tussen letter en foneem moet bestaan, moet eerst verklaren wat hij onder foneem verstaat en hoe hij de fonologie zelf ziet. En precies in dat verband hebben de wetenschappelijke standpunten zich in recente tijd grondig gewijzigd. Het is zonder meer duidelijk, dat men het tweeledige principe: ‘1. elk foneem geven we altijd door één letter weer; 2. elk foneem geven we altijd door dezelfde letter weer’. (Paardekooper t.a.p., blz. 11) bij het spellen van een taal alleen kunnen toepassen, als we er vooraf in slagen nauwkeurig te bepalen welke de fonemen van die taal zijn. Welnu, voor vele talen is men er nog niet in geslaagd de juiste foneeminventaris op te stellen - ook voor het Nederlands niet -, en bovendien blijkt nu ook dat in een aantal ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen een grote discrepantie bestaat of kan bestaan tussen het ‘foneem’ en zijn fonetische realisatie, m.a.w. tussen foneem en gesproken, resp. gehoorde klank. De fonologie die we nu al de traditionele fonologie kunnen noemen was een autonome fonologie en ging uit van een aantal beginselen die thans verlaten zijn. AutonoomGa naar voetnoot(1), d.w.z.: was niet verbonden met de andere linguistische niveaus, noch met de morfologische struktuur der morfemen, noch met de grammatikale kategorieën als N, V, e.d., noch met de syntaxis. Ze stond dus los van de ‘grammatika’ van de taal. De linguïstische niveaus, b.v. morfologisch en fonologisch, werden onafhankelijk van elkaar behandeld. Buitendien is de autonome fonologie er niet in geslaagd een aantal cruciale kwesties op bevredigende wijze op te lossen. Om te beginnen werd geen eensgezindheid bereikt omtrent de definitie van het foneem. Wel zag men het wezen van het foneem - de klank als betekenisonderscheidend element - in het invariante tegenover de variaties en het variabele op het fonetische vlak, maar men geraakte het niet eens over de natuur van het foneem, evenmin als over de natuur van de relatie tussen de fonologische eenheid en de concrete klank. Een bondig overzicht van de vroegere foneemtheorieën kan men vinden bij Roman Jakobson - M. Halle, Fundamentals of Language, Den Haag, 19561, 19712, blz. 18-30, en ik beperk me hier tot het vermelden van de voornaamste standpunten. Met Jakobson en Halle kan men een onderscheid maken tussen een benadering die aan het probleem van de relatie foneem-klank een inwendige en een andere benadering die daaraan een uitwendige oplossing geeft. Inwendig is de oplossing die het wezen van de fonemen in de klank (sound) zelf situeert en foneem en klank niet dissocieert. Men vindt die opvatting b.v. bij Bloomfield voor wie de fonemen zelfs geen ‘klanken’ zijn, maar bundelingen van klankkenmerken (sound features), d.w.z. motorische, akoestische en auditorische eigenschappen. Uitwendig kunnen we elke oplossing noemen die het wezen van het foneem buiten de concrete klank plaatst. En dergelijke oplossingen werden van verschillende zijden voorgesteld. Men heeft het foneem beschouwd als een psychologische grootheid, zonder enig concreet bestaan: het foneem is dan de klank die men zich voorstelt of die men, als spreker b.v., bedoelt. Zo o.a. Baudouin de Courtenay en de Praagse School. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere vormen van een ‘uitwendige benadering’ van het foneem en z'n relatie tot de klank treft men aan bij degenen die het foneem hebben beschouwd als een element behorend tot de code, tegenover de fonetische variant als eenheid van de message; bij degenen die het foneem hebben gedefinieerd als een klasse en de klank als een specimen (b.v. Ch. Hockett, A manual of Phonology, 1955, p. 74 en bij ons Van den Berg; eigenlijk ook Pike); bij degenen ook die het foneem hebben gezien als een abstracte grootheid, een fictie zonder enige relatie tot de concrete waarneembaarheid (b.v. Twaddell, 1935)Ga naar voetnoot(2). Telkens ligt het wezen van het foneem buiten de realiteit van de klank, zodat al deze zienswijzen inderdaad kunnen herleid worden tot één enkele noemer. Maar het radicaalst was de breuk tussen klank en foneem bij L. Hjelmslev, die de invariante grootheden alleen op grond van distributionele kenmerken wou bepalen. Toch heeft men in de praktijk bij het bepalen van de fonemen van een taal, de band met de klank slechts zelden losgelaten, in weerwil van de klankexterne definities. Voor de mannen die de grondslagen zouden leggen van de huidige ontwikkeling in de fonologie, doordat ze een systeem ontwierpen waarvan gebleken is, dat het in de transformationeel-generatieve linguïstiek kon worden geïntegreerd, nl. Roman Jakobson en M. Halle, was het evenwel totaal ondenkbaar, dat men taal zou kunnen herleiden tot z'n kleinste invarianten zonder verwijzing naar hun empirische correlaten (Fundamentals of Language, 19561, 6). En trouwens, het staat ook niet vast dat de klank niets anders is dan een variabele en dat men, in taal, vorm en stof tegenover elkaar kan plaatsen als constant tegenover variabel. Het feit dat het mogelijk is een fonetische materie te vertalen in een grafische, hetzij op grond van een fonetische of approximatieve fonemische transcriptie (zelfs gewone alfabetische spelling) bewijst het tegenovergestelde. Deze mogelijkheid bewijst het vermogen van de taalgebruiker om spraak om te zetten tot een onderliggende klankcode. In feite raken Jakobson en Halle hier een ander belangrijk punt aan: de sedert eeuwen door de mens toegepaste methode om uit klankmaterie en klankstroom afzonderlijke (= discrete) elementen te abstraheren. Zie verder, M. Halle, The strategy of phonemics (Word 10, 1954). Het is bekend dat Jakobson eerst alleen, later met medewerking van M. Halle en G. Fant, een consistent fonologisch systeem heeft uitge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkt gebaseerd op de distinctieve klankkenmerken, de kleinste niet verder deelbare klankeigenschappen die binair op elkaar betrokken zijn en in grotere eenheden, de fonemen en combinaties daarvan, in bundels voorkomen. De aanwezigheid van één enkele oppositie op het stuk van een bepaald feature, nl. - aan de ene kant en + aan de andere, volstaat om het ene morfeem van het andere te onderscheiden. Bundels van features worden in de vorm van matrijzen gegeven. B.v. de matrijzen van de morfemen tak > < taak:Ga naar voetnoot(3)
Men zal kunnen opmerken, dat we de woorden tak en taak van elkaar kunnen onderscheiden dank zij de ene oppositie [- gespannen] >< [+ gespannen]. In de fonologische matrijzen van tak-taak is er ook maar een enkel punt van verschil aan te wijzen. De verklaring van de hier gebruikte feature-benamingen kan men vinden bij J.J. Spa, Generatieve Fonologie, in Levende Talen nr. 266, 1970, blz. 192-195. Men notere nu ook nog: 1. dat de features (en de fonemen) niet los staan van de morfemen; 2. dat de relatie tussen ‘foneem’ en klankrealiteit gelegd is via de features, die echte fonetische features zijn, gefundeerd op articulatorische en akoestische eigenschappen, eigenschappen die experimenteel zijn onderzocht of onderzocht kunnen worden. Bovendien zijn die kenmerken niet talrijk (een 30-tal) en universeel, in die zin, dat men er alle talen van de wereld mee kan beschrijven, wat evenwel niet betekent dat elke taal op alle features | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een beroep doet, integendeel. Wie zich in deze kwestie wil verdiepen kan terecht o.a. bij Roman Jakobson - Halle, Fundamentals of Language, o.c. en R. Jakobson - G. Fant - M. Halle, Preliminaries to Speech Analysis. The distinctive features and their correlates. M.I.T.-press, 19511 en 19699 en P. Ladefoged, Preliminaries to Linguistic Phonetics, Chicago en London, 1971, blz. 91 vlg. Op het fonologische vlak zijn de features klassificatorische kenmerken, mentale instructies die de nodige articulatiebewegingen voorschrijven (Postal, 1968, 273-290); op het fonetische vlak fysische grootheden die trouwens met graadverschillen voor kunnen komen. Jakobsons fonologie was in wezen nog autonoom, al is in de Fundamentals de verbondenheid van foneem en morfeem al sterk beklemtoond. De eerste die Jakobsons distinctieve features-systeem heeft geintegreerd in een systematische fonologie is M. Halle geweest, die in 1959 z'n baanbrekend werk The Sound Pattern of Russian in het licht gaf. Ik kom er dadelijk op terug. Ik kom nu tot een cruciale, maar ingewikkelde kwestie: die van de kritiek op de autonome (of taxonomische) fonologie. Om daar grondig op in te gaan ontbreekt hier de gelegenheid en ik moet me zeer beperken. Een fundamentele kritiek kan men vinden bij N. Chomsky: al in 1957 in zijn bespreking van Jakobson-Halle, Fundamentals of Language, o.c., in International Journal of American Linguistics, 23, 234-291, en in 1964 in Current Issues in Linguistic Theory, The Hague, p. 75-95; ook bij anderen en uitvoerig en scherp bij P. Postal, Aspects of Phonological Theory, 1968. Ik wil trachten het voornaamste zo eenvoudig mogelijk voor te stellen. De autonome fonologie heeft steeds gesteund op een aantal voorwaarden, waaronder:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter illustratie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarmee zijn we gekomen tot het transformationeel-generatief standpunt. Deze school heeft de hierboven besproken eisen van de autonome fonologie prijsgegeven en daardoor armslag gekregen. Ze heeft trouwens het principe van een autonome fonologie zelf verworpen. Dat fonologie en morfologie samenhangen en tevens morfologie en syntaxis, zodat de fonologie in de grammatika van een taal moet geïntegreerd worden, is niet zo moeilijk om in te zien. Dat het Engelse woord */slowliynis/ ongrammatikaal is (en dus niet bestaat in correct Engels), kan niet verklaard worden langs fonologische of fonetische weg. Fonologisch is alles in orde en niets verzet zich tegen het concateneren van de gegeven segmenten op de wijze waarop het is gebeurd. De reden van de ongrammatikaliteit moet gezocht worden in de regels die de morfologische struktuurmogelijkheden van het Engels bepalen. Dat het Nederlands wel een ‘woord’ als versteking kent, maar niet verstoeking kan weer niet fonologisch worden gemotiveerd: de fono- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
logische struktuur van het Nederlands verdraagt de opeenvolging van /s/ + /t/ + gespannen vokaal + dentale occlusief zeer goed; en dat het woord verstoeking in onze taal niet bestaat, vloeit daaruit voort, dat die geen morfeem /stuk/ ter beschikking heeft. Er bestaan een aantal werken waarin de grondbeginselen van de transformationeel-generatieve fonologie zijn uiteengezet. Ik vermeld: 1959: M. Halle, The Sound Pattern of Russian, o.c., blz. 19-44 (en verderop in het werk); dezelfde 1962: Phonology in Generative Grammar, in Word 18, blz. 54-72 (herdrukt in J.A. Fodor & J.J. Katz, The Structure of Language, Readings in the Philosophy of Language, 1964, blz. 334-352; 1964: E. Bach, An Introduction to transformational Grammars, blz. 125-142; 1968: N. Chomsky - M. Halle, The Sound Pattern of English, feitelijk het hele werk en i.v.m. ‘wordlevel’ fonologie vooral blz. 163 235; nog 1968: R. Harms, Introduction to Phonological Theory (een oefenboek), R.P. Botha, Methodological Aspects of Transformational Generative Phonology, Mouton (The Hague-Paris), 1971, e.a. In het Nederlands: 1970: J.J. Spa, Generatieve Fonologie, in Levende Talen, nr. 266, blz. 191-204 en 1972: J. Van Bakel, Fonologie, stencil van het Instituut Nederlands, K.U. Nijmegen, blz. 85; e.a. Men zie nu ook R. Collier & F.G. Droste, Fonetiek en Fonologie, Leuven (Acco), 1973, blz. 42 vlgg. Ik wil het proberen de theorie op bondige wijze samen te vatten en te illustreren. Enkele basisbeginselen zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het laatste punt vergt een nadere toelichting. De samenhang van de verschillende linguïstische niveaus, de interactie ertussen, is in de jaren '50-'60 het bijzonder object van onderzoek geweest van het M.I.T.-team en een eerste vrij uitvoerige uiteenzetting van het in elkaar grijpen van de syntaktische en de grammatikale kategorieën (b.v. subject - zelfstandig nw. e.a.), van de grammatikale kategorieën als N, Adj., Adv. en mogelijke lexicale morfemen, van grammatikale kategorieën als b.v. past (verleden tijd) en de struktuur (ook fonemische) van de korresponderende grammatikale morfemen, kan men vinden bij M. Halle, The Sound Pattern of Russian, o.c., t.a.p., alles toegelicht met materiaal ontleend aan het Russisch. Het betoog is evenwel niet eenvoudig en niet gemakkelijk om volgen. Dat een zin geen willekeurige verbinding is van ‘woorden’ heeft men altijd geweten: niet elk woord kan gebruikt worden als subjekt of objekt, niet elk ‘woord’ als kern van het predikaat, niet elke stam als werkwoordelijke stam, niet elk woord als bijwoord en/of adjektief of als bijwoord én voorzetsel, en de keuze van het morfeem wordt door de kategorieën beperkt. B.v.: met vz. - mede bijw.; zelden bijw. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeldzaam adj.; goed zowel bijw. als adj.; het morfeem gisteren kan wel als bijw. voorkomen, niet als adj. of werkw. etc. Het moet dus allemaal beginnen op het hoogste niveau, dat van de zindeelgrammatika (Phrase Structure) en de keuze van de morfemen (dus ook van de fonemische gestalte) is al gedetermineerd door de derivatie van de zin. Het toepassen van de PS-regels bewerkt het ontstaan van een terminale reeks van symbolen. Hier kunnen de lexikale morfemen worden ingevuld, nog niet de grammatikale. Dat alles is af te lezen uit de derivatieboom van de zin. Deze boom wordt nu onderworpen aan de regels van de transformationele komponent: de T-regels kunnen de output van de voorgaande operaties anders ordenen, de representatie grondig wijzigen: het resultaat is een syntaktische oppervlaktestruktuur, een syntaktische output, die de input wordt voor de volgende fase: het onderwerpen aan de fonologische regels, die het toekennen van fonetische kenmerken aan de symbolen voltooien en de totale reeks zullen omzetten tot een fonetische oppervlaktestruktuur. Een paar voorbeelden zullen dat alles duidelijk maken. Ik kies ter illustratie de voorstellingswijze van Carol Chomsky en een vaak geciteerd voorbeeld uit Chomsky-Halle, The Sound Pattern of English; vervolgens ook een Nederlandse zin, nl.: De hond doodde de kip. Ik volg hierbij M. Halle en N. Chomsky-HalleGa naar voetnoot(6).
I. - Relatie tussen syntaktische komponent, fonologische komponent en fonetische transcriptie. Naar Carol Chomsky, Reading, Writing, and Phonology in Harvard Educational Review, Vol. 40, no 2, 1970, p. 290 (a), en N. Chomsky-M. Halle, The Sound Pattern of English, 1968, p. 8 vv. (in het bijzonder p. 13), hier vereenvoudigd weergegeven) (b). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of, met als voorbeeldzin:
We established telegraphic communication N.B.: graph in telegraph en telegraphic behoudt één en hetzelfde vokaal foneem; ook in telegraphy [ti'legrəfi].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. - Voor de Nederlandse zin kan men de volgende derivatieboom opstellen:
(N.B.: eigenlijk worden de morfemen ingevuld in de vorm van matrijzen van distinctieve features; alleen terwille van de gemakkelijke leesbaarheid gebruiken we fonemische tekens.) Een T-regel verandert Verl. + dod in dod + Verl., terwijl fonologische regels:
Deze fonologische regels zijn T-regels en geen PS-regels: cf. Halle, The Sound Pattern of Russian, blz. 27 (Vgl. beneden). Het inserteren van lexikale matrijzen en het invullen van de grammatikale morfemen vergt van de spreker grote inspanningen: eigenlijk meer dan het toepassen van de grammatikale regels. Met andere woorden het bepalen van de fomenen in de lexical entries en de grammatikale morfemen is een complex probleem (Vgl. M. Halle, The Sound | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pattern of Russian, p. 29 en Chomsky-Halle, The Sound Pattern of English, p. 167). In het paar demon-demonic b.v. is het vokaalfoneem van de tweede syllabe noch /ə/ noch /ɔ/, maar een foneem waaruit door een eenvoudige fonologische regel beide oppervlaktesegmenten [ə] en [ɔ] afgeleid kunnen worden. En dat grammatikale morfemen moeten ingevuld worden na de lexikale blijkt hieruit: lexikale symbolen kunnen nog vervangen worden met PS-regels; grammatikale als b.v. nominatief + meervoud niet wegens het syncretisme, b.v. Lat. Lup-i: i tegelijk nom. en enk. en PS-regels laten niet toe dat 2 symbolen tegelijk herschreven worden. Het inserteren van morfofonemen moet dus zeker verschoven worden naar de transformationele komponent. Achtereenvolgens krijgen we dan in de fonologische komponent:
Voor de overgang van (2) naar (3) zijn de volgende fonologische regels nodig:
Regels die behoren tot onze reeds lang verworven taalkennis. Ik kan nu terugkeren naar de spelling. Het is duidelijk geworden, dat fonemen tot een veel hoger, zo men wil dieper, niveau behoren dan de fonetische eenheden, de klanksegmenten. En wie de eis stelt dat een spelling fonologisch moet zijn, moet de grootheden die hij tot letter wil reduceren, op het hoge morfofonemische niveau gaan zoeken. Dat is nochtans niet altijd mogelijk, hoewel het om bepaalde redenen gewenst kan zijn. Onmogelijk is het fonologisch spellen (eigenlijk = aansluiten bij het morfofonemisch niveau), wanneer de discrepantie tussen foneem en klanksegment te groot is of te groot geworden is. Dat is b.v. het geval wanneer de fonologische regels die de relatie foneem-klank regelen: (a) uit het moderne taalgevoel verdwenen zijn, m.a.w. niet meer tot de competentie van de taalgebruiker behoren, (b) niet of nog niet als een echte taalregel kunnen worden beschouwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeelden van (a) zijn o.a.:
Hetzelfde geldt voor de zogenaamde etymologische spellingen in het systeem van de De Vries en Te Winkel, m.n. ij voor [ε.i] en au-ou voor [ɔ u]. Al zou men er nog in slagen aan te tonen dat het foneem in schrijven (:schrift), drijven (:drift) e.a. /î/ is, of dat aannemelijk te maken, toch zou men moeten toegeven, dat de fonologische regel die de /î/ heeft gediftongeerd een regel uit het verleden is, die niet meer tot de competentie van de moderne taalgebruiker van het Nederlands behoort. Voorbeelden van (b) zijn de volgende: Het is niet onmogelijk in de fonologische komponent van het Nederlands een regelmaat te ontdekken als in corroderen-corrosie;; alluderen-allusie; eroderen-erosie; concluderen-conclusie; decideren-decisie; exploderen-explosie, waarbij we kunnen stellen: d → s / - iesuffix in woorden van Latijnse origine. Maar hebben we hier te maken met een fonologische regel van het Nederlands? Idem voor gevallen als: fabrikeren (nu wel verouderd) -fabriceren, waarnaast fabrikant, fabrikaat, fabricage, een geval waarin de deductieve methode stellig een morfeem fabrik- met slotfoneem /k/ kan postuleren. Fabriceren ontstaat dan via een regel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar tegenover staat evenwel dat het in vele gevallen niet redelijk is in de spelling af te wijken van de fonologische representatie m.a.w. van de morfonologische struktuur of die struktuur of samenhang te doorbreken. We schrijven hand met een d, omdat: 1. die d correspondeert met het foneem /d/ van het morfeem /hand/, welk foneem /d/ in alle verwante woorden aanwezig is; vgl. handig, handen; 2. de uitspraak [hant] gemakkelijk kan verantwoord worden op grond van de ene, eenvoudige en algemene regel:
(indien we uitgingen van een foneem /t/ als onderliggend foneem, zouden we geen eenvoudig en algemeen antwoord kunnen geven op de vraag waarom b.v. in bont (bontwerk e.d.), mv. bonten, de t niet overgaat in d en bij [bont] (bij binden), mv. bonden wel); 3. de onder (2) besproken regel deel uitmaakt van de taalkennis van elke Nederlander. Dus ook paard, hond, e.a., ik heb met b en niet paart. hont, hep, etc. Wie toch paart en hont met t wil, of ik heb, ik tob met p, gebruikt een spelteken dat hij niet nodig heeft, een letter die onnodig is. Onnodig omdat, zoals De Vries en Te Winkel het uitdrukten ‘men schrijft voor lieden die hun taal verstaan en de uitspraak der bedoelde woorden kennen’. Wij zouden thans zeggen: omdat dergelijke spellingen redundant zijn, d.w.z. overtollig. Redundant is elke spelling die instructies geeft die de native speaker best kan missen, omdat hij het stel echt operatieve fonologische regels van zijn taal beheerst en via die regels - die ook deel uitmaken van zijn grammatikale kennis van zijn taal - zonder aarzelingen of moeilijkheden bij het lezen tot de juiste oppervlaktestruktuur, de fonetische laag zal komen. Redundant is alles wat prediceerbaar is. Gelijkaardige opmerkingen kunnen worden gemaakt i.v.m. de spelling van onze werkwoordvormen. Er zijn heus geen redenen voorhanden om de morfofonemische struktuur van hij doodde, het mistte, hij praatte, e.a. uit de spelling te bannen en de aangevoerde vormen te vervangen door de redundante grafieën hij dode, het miste, hij prate e.d. De laatste vormen kunnen de lezer trouwens meer moeilijkheden bieden dan de eerste. Maar ik hoef hier niet allemaal te herhalen wat anderen vóór mij al duidelijk hebben gemaakt. Onder de velen verwijs ik naar B. Van den Berg in De Nieuwe Taalgids, 64, 1971, blz. 81-89: Grammaticaregels en spellingregels. Men zal weer aanvoeren dat het verdedigde standpunt onvermijdelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet leiden tot het behouden of weer invoeren van vervelende en lastige spellinguurtjes. Mogelijk, maar dat kan toch maar tijdelijk zijn, gesteld dat leren spellen tevens is: het leren van de taal. Daarom is het inderdaad nodig dat alles wat in onze spelling (en in andere spellingsystemen dan het onze) niet via de competentie op het gebied van de morfologie en fonologisch regelwerk kan worden verantwoord, buiten wordt gezet. Maar met buitenzetten moet men voorzichtig zijn, zeker niet voorbarig, en wat de spelling van het Nederlands betreft (+ de fonologie van onze taal) moet nog veel worden onderzocht. Ben ik nu een behoudsgezinde die pleit voor het opnieuw invoeren van de spelling De Vries en Te Winkel, iemand die zich verzet tegen redelijke vereenvoudiging? Stellig niet. Wel iemand die in de overtuiging leeft, dat onze van De Vries en Te Winkel geërfde spelling zeer veel bevat dat waardevol is en in het licht van de huidige linguïstische opvattingen, de huidige taalwetenschap, niet roekeloos mag worden vergooid. Chomsky en Halle hebben de erg traditionele spelling van het Engels geprezen - hoe durven ze - wegens het feit dat die zo goed de morfofonemische struktuur van het Engels weerspiegelt. De basis van onze spelling doet dat voor het Nederlands evenzeer, en toegegeven dat vereenvoudiging gewenst is en op bepaalde punten noodzakelijk was (is), zal men die basis toch niet lichtzinnig prijs mogen geven. Een spellingsysteem kan inderdaad niet langer meer beschouwd worden als een ‘letter-to-sound’-systeem. Het is gebleken dat een systeem dat rekening houdt met de morfofonemische struktuur van de taal even ‘wetenschappelijk’ indien niet wetenschappelijker is dan een systeem gebaseerd op de ‘uitspraak’ alleen of op de taxonomische fonologie. |
|