ons taalgebied het bepaald lidwoord niet wordt gebruikt in de tegenhanger van de Nederlandse zin: ‘de man moet zijn vrouw beschermen’.
Het appreciëren van sommige zinnen als grammatikaal of niet-grammatikaal biedt soms aanleiding tot diskussie. Dergelijke zinnetjes zijn er zeker ook in dit werk. Zo kan men wel twijfelen aan de grammatikale karakter van zinnetjes als: de wijn vult het vat in een minuut tot de rand (p. 137) ze had binnen nog nooit een klooster gezien (p. 244). Ik erken nochtans graag dat dergelijke voor mij moeilijk als grammatikaal te interpreteren zinnetjes de waarde van het hele betoog van de heer Van Langendonck nauwelijks verminderen.
Een zekere inkonsekwentie bestaat er tussen p. 33, waar bij de klasse van de bijvoeglijke determinatieven (als voorbepaling in een nominale konstituent) de lidwoorden, de bezittelijke, de aanwijzende en andere bijvoeglijke voornaamwoorden vermeld worden, en p. 293 waar als determinator naast het bepaald lidwoord, het demonstratieve die / dat en de possesiva, ook worden opgesomd de nominale groepen die bestaan uit een nominale konstituent en een possessieve funktor (type: Jan z'n + substantief). Op beide plaatsen had de auteur ook wel de genitiefbepaling als voorbepaling in een nominale konstituent kunnen vermelden.
Terecht heeft de auteur de verschillende kenmerken van definiet, kwantitatief en iternatief gezocht in syntagmatische verschijnselen. Op die manier is hij er overtuigend in geslaagd de eigennaam te karakteriseren binnen het deiktische en het numeratieve systeem van de nominale konstituent.
Ik vrees dat op p.10 een opvatting verdedigd wordt die alleen geldt voor het onderzoek dat syntagmatische middelen gebruikt om de semantische komponent te verduidelijken. De auteur wijst er terecht op dat betekenisleer en syntaxis geen absoluut gescheiden facetten van het taalonderzoek zijn en schrijft dat de syntaktische komponent reperkussies heeft op de semantische. Door een dergelijke voorstelling wordt gesuggereerd dat syntaktische feiten de semantische komponent konditioneren, terwijl het in werkelijkheid juist andersom is. Wel gebruikt de linguïst syntaktische feiten om te komen tot kennis van semantische aspekten, zoals trouwens schitterend door de auteur zelf in zijn werk wordt bewezen.
Bij de kommentaar op Lyons' uiteenzetting (p. 88) over het Engelse to be met existentiële funktie, wanneer er een lokatieve bepaling bij vermeld wordt, wijst de auteur erop dat het eigenlijk een verschil be-