betreffende ‘de officiële schrijfwijze van de Nederlandse taal’, houdende o.a. dat ‘ten minste twee leden’ van onze Academie geroepen zullen zijn deel uit te maken van het ‘bestendig college van advies’, dat, voor de toekomst, onder welke vorm ook, de opdracht toegewezen krijgt over, zeggen wij, het uitzicht van een zo voor wijzigingen vatbare spelling, als de Nederlandse, te waken.
Wij danken voor dit inzicht en voor dit blijk van vertrouwen. Zij voorkomen immers alle mogelijke kortsluitingen op elk vlak, het menselijke vlak niet het minst. Voorlichting en inspraak zijn stricte noodzaak, inderdaad.
Weet, Mijnheer de Minister, dat twee hoofdprincipes het voorwerp zijn van onze werkelijke bekommernis, het zijn: een maximum gelijkvormigheid van ons taalbeeld voor alle gebieden waar het Nederlands als moedertaal, als omgangstaal geldt en dit met de waarborg dat, van een nader, maar snel te bepalen ogenblik af, deze na te streven gelijkvormigheid voor een ook nader te bepalen periode officieel gehandhaafd zal blijven.
Ondertussen kan in gemeenschappelijk overleg en door de vertegenwoordigers van daartoe voorhands aangeduide, als bevoegd erkende, instituten en organismen in Noord en Zuid, de evolutie van het taalgebeuren bestendig gevolgd worden.
Op deze wijze moet het U mogelijk zijn, in verstandhouding met uw Nederlandse collega of collega's, nuttig en met gezag te beraadslagen, want, met de komende dagen en jaren in het verschiet, zal het nodig blijken als vertegenwoordigers van één enkele taalgemeenschap samen op het Europese plan te verschijnen. Aldus handelen wij trouwens naar de intiemste inzichten van de vele ‘trekkers’ die, om ons daartoe in staat te stellen, in het verleden soms zware, al te zware offers hebben gebracht.
Hierbij moet ik het laten - zeker beleefdheidshalve, Mijnheer de Minister - evenwel niet zonder U, individueel en in naam van onze collectiviteit, te danken voor de tijd die U voor ons op een toch wel overladen agenda, heeft willen uitsparen. Wij houden ons heden en in de toekomst te Uwer beschikking en certifiëren U, dat wij, oude en jonge leden, vrijmoedig en met passende eerbied, het volbrengen van onze opdrachten zullen blijven betrachten in het belang van de ondeelbare gemeenschap, die meer en meer tot bloei geraakt.
Met belaangstelling zullen wij de woorden opnemen en verwerken, die U ons in het huidige werkelijk voor ons allen historische ogenblik, wel zal willen toerichten.