Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1973
(1973)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Keulse fragment van een Middelnederlandse Herbarijs
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 2. - Titelblad (vergroot) van Eeln gheestelijc Auontmael.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 3. - Titelblad (vergroot) van
... elen seer profitelijc boecxken vander Biechten... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit fragment, dat te Keulen in het StadsarchiefGa naar voetnoot(2) bewaard wordt onder de signatuur W 4o 327*, is een perkamenten dubbelblad (4 bladzijden) waarvan de buitenkant sterk geleden heeft daar het blijkbaar lange tijd als kaft dienst gedaan heeft. Op de buitenzijde was bovendien tot voor korte tijd wit papier gekleefd zodat de ontcijfering zo goed als onmogelijk was. Door de bemiddeling van Dr. M. GysselingGa naar voetnoot(3) heeft het archief er welwillend in toegestemd dit papier van het manuscript te verwijderen en er uitstekende foto's van ter beschikking te stellen. Het grootste gedeelte van de buitenzijde van het dubbelblad is nog leesbaar gebleken, zij het niet zonder moeite. Dit handschriftfragment is geschreven in twee kolommen, elk steeds van 32 regels, in een sierlijk gotisch boekschrift uit het begin van de veertiende eeuw. De afmetingen van de bladen zijn 16 × 13 cm en die van de schriftspiegel 14 × 11 cm. De opschriften en de initialen zijn in rubriek geschreven en vooral de eerstgenoemde zijn soms nog slechts met grote moeite te ontcijferen. Daar de bewaarde bladen geen nummering dragen, is het onmogelijk met zekerheid te bepalen welke plaats het bewaarde fragment in het oorspronkelijk handschrift ingenomen heeft. Toch kan men zich op grond van interne criteria wel enig idee vormen van wat als de minimuminhoud van het oorspronkelijk Hs. dient beschouwd te worden, zoals we hierna hopen aan te tonen. Bij de inhoud van het bewaarde fragment dient men drie groepen teksten te onderscheiden. Eerst en vooral is er de bespreking van zeventien planten (nrs. 1-17)Ga naar voetnoot(4); hierop volgen twee losse geneeskundige recepten (nrs. 18-19), terwijl de overblijvende ruimte wordt ingenomen door de aangifte van de graden van hitte, koude, droogte en vochtigheid van een groot aantal planten (nrs. 20-50). Zoals men ziet is, met uitzondering van de twee recepten, het ganse bewaarde fragment aan de bespreking van planten gewijd, zodat we het zonder aarzelen als een herbarijs kunnen beschouwen. Wanneer men de eventuele verwantschap nagaat van dit fragment met andere Mnl. traktaten die dezelfde materie behandelen, komen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naast de reeds genoemde Mnl. bewerking van de Circa instansGa naar voetnoot(5) vooral twee andere werken in aanmerking. Het eerste is het door W.F. Daems uitgegeven Boec van Medicinen in DietscheGa naar voetnoot(6) uit Hs. 1328 van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek, waarin op fols. 79r-99v een kruidenboek voorkomt waarin 73 simplicia, op enkele uitzonderingen na alle planten, besproken worden. Dit kruidenboek is een popularisatie van gegevens die in hoofdzaak aan Platearius ontleend zijn. Ongeveer een halve eeuw ouder dan het kort vóór 1400 ontstane Utrechtse handschrift, is het boek dat ‘geheten es herbarijs’ en voorkomt in het bekende handschrift 15624-41 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Dit verzamelhandschrift, waarin de herbarijs voorkomt op fol. 91r-107r, werd voltooid in 1351. De herbarijs is een van de oudste botanisch-medische traktaten uit het Nederlands cultuurpatrimonium. Alhoewel het werk sinds lang algemeen bekend was en er herhaaldelijk door auteurs in vroegere jaren uit werd geciteerd, is de volledige tekst slechts enkele jaren geleden door de uitgave van L.J. Vandewiele in ieders bereik gekomenGa naar voetnoot(7). Een vergelijking van de tekst van het Keulse fragment met de zoeven genoemde andere Mnl. traktaten, toont aan dat er zo goed als geen verwantschap bestaat met het Boec van Medicinen in Dietsche, doch dat er wel een grote overeenstemming is, niet alleen in inhoud doch ook in de formulering, tussen de Keulse tekst en de Brusselse herbarijsGa naar voetnoot(8). Deze overeenstemming is echter niet volledig en ook niet zo groot dat men de Brusselse tekst als een kopie zou kunnen beschouwen van een Hs. waarvan het Keulse fragment het enige stuk is dat tot ons gekomen is. Wat de precieze verhouding tussen beide is, valt moeilijk uit te maken. Opvallend is het dat de volgorde van de planten in beide teksten geheel verschillend is, zoals uit het volgend overzicht moge blijken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovendien ontbreekt niet alleen ‘huems’ in H doch in de meeste gevallen is de bespreking van eenzelfde plant beknopter in het Keulse fragment, alhoewel er, omgekeerd, ook wel eens gegevens in voorkomen die in H niet worden vermeld en ontleend zijn aan Platearius, Ysaac Judaeus en wellicht nog andere Middeleeuwse autoriteiten op dit gebied. Een eigenaardige afwijking tussen beide teksten is ook dat in H zo goed als elke bespreking, naar het voorbeeld van Platearius, aanvangt met de opgave van de warmte-koude, droogte- of vochtigheidsgraden van de plant, doch dat in het Keulse fragment deze aanvangsgegevens telkens ontbreken, tenminste op de plaats waar men ze, blijkens H, zou mogen verwachten. De opgave van de graden komt echter wel in het Keulse fragment voor, doch als een afzonderlijk geheel (nrs. 20-50). In deze nummers worden van elke plant alleen deze graden opgegeven. Zo komt het dat bepaalde planten tweemaal in het fragment ter sprake komen, een eerste maal uitvoerig, een tweede maal met slechts de opgave van de graden: b.v. kervel (nr. 5 en nr. 41). Het aantal planten waarvan de graden opgegeven werden is veel groter dan het aantal waarvan de medicinale eigenschappen besproken worden. Wanneer men beide lijsten naast elkaar plaatst, valt het op dat ze voor een klein deel met elkaar in overeenstemming zijn, in zekere mate ook wat de volgorde betreft. Men vergelijke de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nummers 1-12 en 39-49. Uit deze overeenstemming kan men met de nodige voorzichtigheid de mogelijkheid vooropstellen dat de planten die in nrs. 20-38 genoemd worden, in het oorspronkelijk handschrift ook wat betreft hun medicinale eigenschappen besproken werden. Daar het Keulse fragment ouder is dan H zou men ook kunnen vermoeden dat in het handschrift waarop zowel H als het Keulse fragment teruggaan, de graden der planten en de medicinale eigenschappen afzonderlijk behandeld werden. Toch is dit niet met zekerheid aan te tonen en aangezien reeds bij Platearius en nog vroeger bij Constantinus Africanus de opgave der graden de bespreking van de planten steeds vergezelt, kan deze scheiding ook door de scribent van het Keulse fragment gemaakt zijn, om redenen die niet met zekerheid te achterhalen zijn, doch die wel verband zullen houden met de eeuwenlang gangbare opvatting van de correspondentie tussen macroen microcosmos en de bestrijding van ziekten door tegengestelde middelen volgens het principe contraria contrariis. Ter verduidelijking van wat hiermee bedoeld wordt, lijkt een beknopte uitweiding verantwoord. Aan de vier elementen lucht, vuur, aarde en water beantwoorden in het menselijk lichaam de vier grondsappen of humeuren, respectievelijk bloed (sanguis), gele gal (cholera), zwarte gal (melancholia) en slijm (flegma). Elk van deze vier is op zijn beurt parallel met de vier kwaliteiten der dingen: warm, droog, koud en nat. Het bloed is het warm-vochtige dat in de lente overheerst; de gele gal is het warmdroge dat in de zomer overheerst; de zwarte gal, gekarakteristeerd als koud en droog, is overwegend aanwezig in de herfst, terwijl het vierde seizoen, de winter, beheerst wordt door het slijm, d.i. het koudnatte. De vier elementaire kwaliteiten warm-koud en droog-vochtig vormen dus de band tussen de grondsappen en de jaargetijden. Op deze wijze is het parallellisme tussen de micro- en de macrocosmos opgenomen in een systeem dat gebaseerd is op het viertal van de Griekse natuurfilosofen en op de opvattingen van Galenus en de gezaghebbende autoriteiten van de Arabische geneeskunde, die vooral door Avicenna in zijn Kanon werd verspreid en verder uitgewerkt. Het produkt van de onderlinge verhouding van de vier humeuren in het menselijk lichaam is een evenwichtstoestand die men als temperament aanduidt. Zoals in de macrocosmos een bepaald humeur in een seizoen overweegt, terwijl in een ander seizoen een ander grondsap zijn invloed doet gelden, zo is dit eveneens in de microcosmos, het menselijk lichaam, het geval. Een ziekte is niets anders dan de verstoring van de evenwichts- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toestand der vier humeuren, en om hieraan te verhelpen dient men door ingrepen van buitenuit dit evenwicht te herstellen. Daar voorkomen beter is dan genezen zal men ook in de vier seizoenen dieetvoorschriften in acht nemen die op hetzelfde principe gebaseerd zijn. Zo b.v. is het aangewezen dat men in de herfst, het droge en koude seizoen, waarin melancholie een te groot aandeel in de vermenging der humeuren dreigt in te nemen, om dit te keer te gaan warme en vochtige spijzen zal eten. In Van Maerlants Heimelykheid der Heimelykheden lezen we dan ook: Herfst es droghe ende coud; De enkelvoudige geneesmiddelen werden ook in dit systeem ingeschakeld. Elke plant wordt gekarakteriseerd als zijnde in min of meer sterke graadGa naar voetnoot(10) heet, koud, droog of vochtig. Een ziekte die men toeschreef aan overtollige gele gal (warm en droog) wordt bestreden door het toedienen van kruiden die naargelang van de graad der ziekte, min of meer sterk de eigenschappen koud en vochtig bezitten. Het lag dan ook voor de hand dat het voor de praktijk van het grootste belang was te weten welke kruiden heet, welke droog, enz. waren. Een opsomming van de planten, gevolgd door hun karakterisering op gebied van hun kwaliteiten, was dan ook een soort vademecum voor de op de humoraaltheorie ingestelde beoefenaar der geneeskunde. Na deze uitweiding over de medische opvattingen die aan de basis liggen van de opsomming in nrs. 20-50, dienen nog enkele woorden gewijd te worden aan de dialectkenmerken van dit fragmentGa naar voetnoot(11). De grens tussen oostelijk d en westelijk t als proclitisch lidwoord onzijdig enkelvoud vóór vokaal of stemhebbende consonant (dlancheuel 6, duater 12, dwitte 14, dbeen 17) volgt ongeveer de loop van Leie en Schelde (Kortrijk, Gent, Antwerpen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woch (4) is Zuidvlaams (Calais, Kortrijk, Oudenaarde, Geraardsbergen). De grens tussen noordwestelijk up en zuidoostelijk op (4, 5, 6, 10, 12, 13, 19) is, in de streek van Oudenaarde, de Schelde. Oudenaarde heeft in de 13e en 14e eeuw nog socht, maar het Land van Aalst reeds sacht (5, 17). Jof (12) is vooral Kustnederlands, maar komt ook in enkele van de vroegste Gentse teksten voor, evenals in het Enaamse handschrift van rond 1290 (in de tekst komt ook of voor, 16). In hun geheel genomen laten de klank- en spellingseigenaardigheden van het Keulse fragment toe deze tekst te localiseren in de streek ten Oosten van Oudenaarde. Vooraleer we de tekst van het fragment meedelen dient nog vermeld te worden dat, wegens de gebrekkige leesbaarheid van het handschrift, de tekst zo getrouw mogelijk wordt weergegeven. Alleen werden de afkortingen opgelost en gecursiveerd; wat in het Hs. in rubriek staat, werd vetjes afgedrukt, met uitzondering van de opschriften. Wat boven de regel werd toegevoegd werd tussen < > geplaatst en de enkele toevoegingen die in het Hs. niet voorkomen werden met [ ] aangeduid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekst1. [Dille][fol. 1ra]
[......................................................... geten met] vleesche iof ghedronken staerct de hersenen ende de maeghe. ende beneempt walghinghe ende spuen. ende ijsghinghenGa naar voetnoot(12) die comen van vervulthedenGa naar voetnoot(13). ende doet de spise verduen ende maect den lechame verch ende gheuet vele melke der borst. ende doet wel slapen. Dille te vele ghenut ende dicke cranket sienGa naar voetnoot(14). ende benempt de vrailechedeGa naar voetnoot(15). Dille ghesoeden met olien doet slaepen ende riip muerwe sueren. ende droeghet versche wonden alsoe es metter netlen gheminghelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MS. W 4o 327*, fols. 2v en 1r.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. MiedeMiede ghesoeden in wine met mastike es goet ieghen de cranke maghe. ende ieghen de cranke leure. si dat saeke dat men den win drinct. si dat saeke dat men make ene plaestre van der wortle van der miede. ende van mastike ende ment der op lecghe. dit starct de maeghe ende leure die cranc sijn. Miede ghesoeden in wine ende ghedronken onstopt de leure. ende de melte. De wortle ghesoeden in borne ende daraf loeghe ghemaect maect scoene haer. tsap van der mieden ghedronken met lowersenGa naar voetnoot(16) es goet ieghen dlancheuelGa naar voetnoot(17) ende ieghen fledersin ende ieghen ichtechede. ende suvert den lechame ieghen alle onsuverhede. Miede ghedronken met occimelleGa naar voetnoot(18) es goet ieghen sueren van leuren. van melten. ende ieghen hare verstopthede. soe doetGa naar voetnoot(19) orine maken soe siere dat soe doet pissen bloet. Miede ghedronken met wine es goet ieghen sue[fol. 1rb]ren. van binnen. die comt van quetschinghen. ende soe suvert wonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Van morboemeDe scorche van der wortlen van den morboeme ghesoeden in rou wei es goet ghedronken ieghen melancolie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Van huemsDe borne dar huems in es ghesoeden es goet ieghen droeghe hoeste. huems ghesoeden ende geminghet met olien van oliuen menret harde sueren. huems metter borneGa naar voetnoot(20) ghesoeden zuvert wonden ende vulletse met goeden vleessche. huems gheplaestert met roeden coelen doet woch clieren. huems stop bloet. huems ghesoeden ende tsop ghedronken es goet ieghen verbernde orine ende ieghen berninghe van darmen. ende ieghen de bloetsochtGa naar voetnoot(21). ende ieghen sueringhe van den fundemente. ende helpt muerwen den steen. huems ghesoeden ende ghestampt es goet op ghequetchede lede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Van keruleTsop van kerule ghedronken met loewersen doet wel orine maken. ende suvert de moeder. keruel ghesacht zerede van derGa naar voetnoot(22) leueren ende van der melten ghedronken ende gheplaestert sacht cremminghe van den lechame die comt van gorsemenGa naar voetnoot(23) winde. het onstopt leure ende melte. het verteert alden wint van den lechame. Keruel ghedronken met aisile doet de worme. ende beneempt spuenGa naar voetnoot(24). ende stop lichten lechameGa naar voetnoot(25). keruel ghestampt ende gheplaestert op thoeft gheneset seeren. keruel ghestampt ende gheplaestert op den can[fol. 1va]ker. ende den festel gheneest het. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Van schelwortScelwort es goet ieghen tansuere van couder materien. en lettelkin ghestampt ende der op gheleit. Scelwort es goet ieghen den huefGa naar voetnoot(26) die comt van couden humore. ende coelt thoeft. si dat sake dat ment siedet in wine. ende men den win hout in den mont. Scelwort met roesen in aisile ghesoeden es goet op den kanker. Scelwort ghesoeden in win es goet gheplaestert op dlancheuel. Schelwort met zeeme ghesoeden es goet opden festel. warem purgierGa naar voetnoot(27) melancolie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Van boragenBorage maect goet bloet. dar ombe es soe goet geten den ghenen die comen van ziechede. ende den ghenen die cranc sijn van herten. den ghenen die sin in melancolien den ghenen die rudech sijn. ende den ghenen die lasers sijn. ende ieghen de ghe<el>socht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Van sicorienSicorie es goet ieghen venin dat proue men bedie denGa naar voetnoot(28) mushont alsi ghebeten es van gheveninden beesten soe loephi ende etet van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
desen crude dan es hi ghenesen. Die ghebeeten es van gheveninden bielsten hi drinke tsap. ende legse op de wonde. tsap ghedronken met sucre onstopt de levre. ende melte die verstopt sijn van hitten. ende es goet ieghen de gheelsocht. Sicorie es goet gheplaestert ieghen de levre die verhit es. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Van naschadenNaschade es goet ieghen verstopthede die comt van den levren. ende van melten die comt van hitten. ende ieghen de gheelsocht si dat sake dat men neme hare sop ghesoeden met [fol. 1vb] sucre ende ment drinke. sop van der naschaden met tisanenGa naar voetnoot(29) ghedronken es goet ieghen heten sueren die zijn in de maghe ende in de darme. Na[s]chade ghestampt ende ene plaestre der af ghemaect es goet op hiete sueren. tsap van der naschaden ghedronken stelpt bloet dat comt van binnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. Van violettenViolette ghesoeden ende gheten maect goet bloet. ende es goet ieghen hete hoeste. ende droeghe. ende bernende maeghe. ende ieghen hoeft suere. violette ghestamt ende gheplaestert es goet ieghen rudechede. ende ieghen hoeftsuere. ende doet slaepen alse men met haren soepe duat thoeft. ende voete. violette ghestampt ende gheleit op de wonde dar te broekene been in sijn so trect vte de been ende suvert de wonde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. Van den escheDe wortle ende saet van den esche es goet ieghen den coekeGa naar voetnoot(30). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Van merradekeTsaet van den merraedecke met aisile gemingheltGa naar voetnoot(31) doet den canker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende gheneset den cheterGa naar voetnoot(32). Echter tsaet gheneest de sereden ende de steecden van den leeden. Echter tsap met aisile ghedronken doet walghen ende spuen ende verteert de sueren van der melten. het es goet ieghen venin. ende ieghen gheveninde beesten si dat saeke datmen nemt een stic van den merra[d]ecke. iof tsop ende doet [op] den scorpione hi steruet stappans. ende si dat sake dat scorpion bitet <den ghenen> dien merradec heuet ghethen hen nedertGa naar voetnoot(33) hem niet. tsaet van den merraedecke es goet [fol. 2ra] den sproeten ende andren quaden varruwen die sin in daensinthe. si dat sake dat ment der op strijct. merraedech. ghestampt ende gheminghelt met bloemen van doelkenGa naar voetnoot(34) doet weeder coemen haer. Merradech gheten maecht vele luse. merradech. es goet ieghen pueste. merra. ghestampt ende met zeeme gheminghelt gheneest quaede wonden hi claert doeghen alse men duater deraf drupet der in. hi claeretse ende nemet alde smetten van den oghen. tsop ghegoeten in doren neemt de rutinghe van den oeren. merra. ghesoeden es goet ouder hoesten ende corten ademe. Ende merra. meerret spunneGa naar voetnoot(35). hi doet ruepsenenGa naar voetnoot(36). hi es goet der melten ghestampt ende der op gheleit. Duater van den blaedren van den merradeckeGa naar voetnoot(37). ghedronken onstopt de leure die ghestopt es. ende gheneest de gheelsocht. De wortle van den merra. doet spuen. ende tsaet verteert den wint vanden lechame ende maectene slanc. ende neemet de seerede van <der> leuren. ende van der melten Duater van den merra. es goet dien duaterGa naar voetnoot(38) hebben. merra. es goet ieghen alle euele die sijn van couder materien ende van taiher. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. Van der laituenLaitue ghesoeden endeGa naar voetnoot(39) gheeten maect goet bloet ende viele spunnes ende doet wel slaepen. tsaet van laituen ghestampt ende gheminghelt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MS. W 4o 327*, fols, 1v en 2r.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met spunne ende met enen eie. ende ghestreken op [fol. 2rb] den slaep doet welGa naar voetnoot(40) slaepen ende vercoelt thoeft ende veruersghet oec. Laitue es goet op hiete sueren. int beghin. Laitue ghesoeden in aisile met suffraene. onstopt de levre. ende de melte. ende doet wel slaepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. Van der epp[e]Eppe. tsap van der eppen doen wel orine maeken. ende breeken den steen. Eppe onstopt leure. ende de melte. ende es goet ieghen de gheelsocht die comt van uerstoptheden. Eppe es goet ieghen dwitte waeter. ende ieghen de daegheliken corts. Eppe verteret den wint ende heffinghe van lichame. ende ontstopt. ende doet sveten ende ghenest stinckende montGa naar voetnoot(41) ende stinkende rupseninghe. soe es goet der melten. ende der leuren. ende der maeghe. ende nochtan trec soe quaede humeure ter maeghen. ende den hoefde. dar ombe deer<t> soe den ghenen die quaet heuel hebben. ende dien in frenesien sin. so es quaet den fleumaetGa naar voetnoot(42) bedi si sijn ghereet ten quaert...Ga naar voetnoot(43) ende den vrouwen dien kint draeghen ne sins niet schuldech te nuttene. ende die kinder soeghen oec. bedi soe deert den kindren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. Van herstongheHerstonghe es goet ieghen den coeke si dat saeke dat mense drinct met oximelle .xl. daeghe soe veel.................. sie. soe es <goet> ieghen dischenGa naar voetnoot(44). ende ieghen de ghelsocht. ende breec den steen. ende de vrouwe diese hoeuer hare draeghet en mach negheen kint draeghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. Van venkelVenkel gheten of ghedronken es goetGa naar voetnoot(45) de melte ende de leure | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
endeGa naar voetnoot(46) de..................Ga naar voetnoot(47) [fol. 2va] blaese. ende doit wel orine maken, ende breket den steen. ende hi es goet ieghen serede. van der maeghe die comt van vercoutheden. of van winde. ende <doet> spise verduen. ende <his> goet ieghen dwitte water. ende merret spunne. veenkel verclaert doeghen. ende nemet de ioc<h>te van den oeghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. van den eglentierEglentier stoppet de maege. hi sacht den cuerts die verhout es. ende de crampe van der maege. ende es goet ieghen de bloetsocht ende gheneest versche sueren. hi sacht de tansuere. Eglentier ghestampt met aisile gheneest rudechede. ende wonden duamense der mede hi gheneest saen <dbeen> dat te broeken es. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. iegenGa naar voetnoot(48) droeghe borstDie hevet droeghe borst salue hem met olien van violetten. ende met onghesouterre boetren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. Jegen stekenGa naar voetnoot(49) in de levreDie heuet steken in de leure hi sal sieden veenkel in borne of in wine. ende doen in een sackelkin ende legghent alsoe heet op de levre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. Van ruteRute es heet ende droeghe inden andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. van der neetlenNeetle es hiet in den derden graet. ende droeghe in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. van sailheSailhe es heet in den iersten graet ende droeghe in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. van bivoeteBivoet es heet ende droeghe in den derden graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. van persineGa naar voetnoot(50)Persin es heet ende droege in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25.Alsene es heet in den iersten graet ende droeghe in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. van der lilien[fol. 2vb]
Lilie es hiet ende droeghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27.SerpentineGa naar voetnoot(51) es heet ende droeghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28.FlammulaGa naar voetnoot(52) es heet ende droegheGa naar voetnoot(53) in den derden graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29.CelueGa naar voetnoot(54) es heet in den derden graet ende versGa naar voetnoot(55) in den iersten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. van griseconteGriseconte es heet in den iersten graet ende droeghe in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31. van der ysoepeYsoepe es heet ende droeghe in den derden graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32. van der gladiGladie es heet ende droghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33.Gloriaphilate es heet ende droeghe..................... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34. van polionGa naar voetnoot(56)Polion es heet ende droeghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35.Cuelne es heet ende droeghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36. van malueMalue es cout in [den] ersten graet ende versch in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37.Lovesche es heet ende droeghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38.Surcle es droeghe ende cout inden derden graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39.Dille es heet ende droeghe inden andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40.Huemps es heet inden iersten graet ende versch in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41. van kervleKeruel es heet in den andren graet ende droeghe in den derden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42. van der miedeMeede es heet ende droeghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43.Scelwort es heet ende droeghe in den virden graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44.VarenGa naar voetnoot(57) es heet ende droeghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45.Sicoreie es cout ende droeghe in den iersten graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46.Naschaede es cout ende droeghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
47.Violette es cout ende droeghe in den ersten graet endeGa naar voetnoot(58) versch in den andren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48.Esch es cout ende droeghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
49.Merraedech es heet ende droeghe in den andren graet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50.Eglentier es cout in den derden graet ende droeghe in den eersten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantekeningen1. Dille (Anethum graveolens L.). Een vergelijking met de behandeling van dille in H (nr. 6) toont enkele overeenkomsten aan. Men vergelijke in het bijzonder de volgende passage uit H: ... ende bedwinct walginge ende spuwen van spisen die in die mage es of vloyt. ende si slanket sieken dat van vervultheiden comt. Ende gesoden met olyen... rijpt apostemen. Nochtan dicwile genomen donkert die zie. ende droget luxurie van mannen ende van wiven. In H wordt echter, opvallend genoeg, geen vermelding gemaakt van dille die ‘gheuet vele melke der borst’, noch van de noodzakelijke vermenging met ‘netlen’ om verse wonden te doen drogen. Met het Boec van Medicinen in Dietsche, pp. 116-117 valt alleen de volgende inhoudsovereenkomst te noteren: ‘Item, ghesoden in wijn sterct die maghe ende die herne’. Het woord ysghinghe is de vertaling van het Latijn singultum (Cf. Circa instans: singultum ex plenitudine amputat); dus: de hik (zie Mnl. Wdb. s.v. hissen). Men vergelijke ook de afwijkende versie in het hierboven aangehaalde citaat uit H.
2. Miede, d.i. meekrap (Rubria tinctorum L.). De behandeling van deze plant vertoont grote overeenkomst met nr. 163 in H, zoals uit de volgende aanhaling moge blijken: ... Ende gesoden met mastike in wine es goet jegen cranke mage &de cranke levere gedronken. Ten selven mac .i. plaester vander wortelen vander meeden &de van mastike &de legt optie mage &de op die levere het starcse. Die wortel vander meeden in watere gesoden &de daer af loge gemaect dat maect scoen haer. Tsap vander meeden gedronken met loyworssen &de met lovesscen es goet iegen dlanc evel &de iegen tfledersiin. Ende jegen die jucht. &de suvert den lichame van al onsuverheiden. Meede gedronken met oximelle es goet jegen sweren vander leveren ende vander melten. Meede gedronken mit wine es goet iegen sweren van binnen die van quetsingen comen. Ende mede suvert wonden. In de Circa Instans komen de volgende parallelle plaatsen voor (pp. 244-245): Tgheghen crancheyt des maghen ender der leuere ende der laxeringhe: gheuet wiin dar rubea in ghesoden is mit mastic; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wiin gedronken dar rubea in ghesoden is ontsluut bestoppinghe der milte ende der leuere. Het Keulse fragment voegt alleen nog toe dat meekrap ‘doet orine maken soe siere dat soe doet pissen bloet’. Deze opmerking is gesteund op het feit dat wanneer men de wortel van meekrap eet de urine roodgekleurd wordt, iets dat reeds Galenus opgemerkt had. Deze rode kleur heeft blijkbaar tot de gedachte aanleiding gegeven dat het bloed was. Deze invloed op de kleur van de urine heeft ook geleid tot het gebruik van meekrap als diureticum.
3. morboeme (Morus nigra L.), moerbeiboom. De more domestica wordt in H besproken (nr. 123), doch daar wordt met geen woord gerept over de schors van de wortels; aan het wortelsap wordt alleen een wormdodende eigenschap toegeschreven. In de Circa Instans wordt voor de behandeling van deze plant verwezen naar het eerst deel van het Portland Hs. dat nog niet werd uitgegeven (cf. p. 188).
4. huems (Althaea officinalis L.), heemst, komt in H niet voor. Volgens de Latijnse Circa Instans is Malaviscus een synoniem van altea. (Cf. De virtutibus herbarum van Rufinus, ed. L. Thorndike, The Herbal of Rufinus (Chicago, 1946), pp. 18-19: Malaviscus mollificat et maturat;... Tota etiam herba cum radice decoquatur fere usque ad aque consumptionem et apparebit superius quedam viscositas que superposita apostemata maturat, duritiem relaxat et remollit. Ex aqua addita cera et oleo competens fit unguentum ad predicta. Aqua decoctionis seminis ipsius et etiam malve valet contra siccam tussim et prodest ethicis. Men vergelijke Circa Instans, pp. 191-193.
5. kerule d.i. kervle (Scandix cerefolium L.), kervel. Een vergelijking met H (nr. 49) brengt een grote overeenkomst aan het licht: ... Tsap van kervele met lauwer werssen gedronken. doet wel orine maken. ende suvert die moeder. ende sacht die zericheit der leveren enter melten gedronken ende geplaestert dus sachtet crempinge van den lichame die comen van gorssemen winde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende kervel gedronken met aysine dodet die worme. ende beneemt spuwen ende stopt den lichten lichame. Ende es goet iegen canker ende fistel... In H gaat alleen nog de opgave der graden vooraf, doch op de aangehaalde tekst volgt er nog een uitvoerige passage die in het Keulse fragment ontbreekt. Zoals de tekst in dit fragment voorkomt, treft ons de grote overeenstemming met de verhandeling ‘in dietis’ van Ysaac Judaeus: Quod potui datum cum mellicrato menstrua provocat et urinam; laterum dolorem renum atque visice placat; ventris solutionem de crossa ventositate mitigat; stomacum et ventositatem omnium viscerum dissolvit et oppilationem aperit (aangehaald naar L. Thorndike (ed.), The Herbal of Rufinus, p. 86). Deze aanhaling toont aan dat mellicratum, d.i. mede, een honingdrank, overeenkomt met wat in H lauwer werssen en in het Keulse fragment loewersen genoemd wordt. Als hetzelfde woord dient ook lowersen (in nr. 2 hierboven) en het equivalent in H loyworssen beschouwd te worden. Ook in het laatste geval blijkt er een verband te zijn met honing. Cf. Circa Instans: ‘Si vero iungatur melle... predictos effectus melius consequitur’. De betekenis van dit woord en de etymologie ervan zijn duister. L.J. Vandewiele, Herbarijs, p. 430 verklaart loyworssen als werse (afkooksel) van loy (eik, eikeschors). Wegens het verband met mellicratum lijkt dit echter onwaarschijnlijk. Misschien is de oplossing te zoeken in de richting van Hoogduits lauer: nawijn (wijn van een tweede persing der druiven). De betekenis zou dan zijn afkooksel van nawijn dat misschien als substituut van honingdrank kan dienst gedaan hebben. Het gebruik van kervel als een plaaster op het hoofd komt in H niet voor. Wel wordt het aangetroffen in Macer Floridus: ‘Herbaque tymporibus et fronti cocta ligetur’. Men vergelijke ook de volgende parallelle plaatsen in de Circa Instans (pp. 117-118): Keruel met honinghe ghestoten cureert cancer, ofmen dar op leyt... Vort keruel ghestoten mit starken edic ghemenghet ende ghedronken, dat verdriuet pyre ende miten. Vort mit wine ghedronken doet urine ende menstrua vort comen... Vort keruel in starcken edic ghenet ende gheten, dat onthout ducke vomitum ende den ontslotene buuc... ontsluut al die beslotene toe pade der urinen. Vort of men thoeft wasschet mit ziedin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghen van keruel al werme ende ducke dat verdriuet swymelinghe des hoefts ende oec dat ghesoden cruut mede opden slaep ende opt voerhoeft gebonden. 6. schelwort (Celidonia), stinkende gouwe (C. majus L.) of speenkruid (Ranunculus ficaria L.). In H wordt onderscheid gemaakt tussen de twee soorten ‘scelleworte’ (nr. 47), doch in het Keulse fragment is dit niet het geval. Het fragment behandelt deze plant veel bondiger dan dit in H het geval is. Men vergelijke de volrende regels uit H: ... iegen dien tantswere van couden saken. salmen dese wortel stoten ende leggen opten tant diere sweert. Die thoeft vervult heeft van quaden couden humoren. hi stote die wortele wel ende ziedse in wine ende dan houde sinen mont over dien pot ende ontfae den wasem in sine kele... Scellewort es goet iegen den huuf in die kele die van couder materien comt. ende ydelt. eist dat mense siedt in wine. ende men den wiin houde in den mont. Scellewort in wine gesoden es goet geplaestert opt lanc evel. Scelleworte in aysine gesoden es goet opten canker. Ende scel. met zeeme gesoden es goet opten fistel... ende purgiert melancolye. Men vergelijke de volgende parallelle plaatsen uit de Circa Instans (pp. 114-115): Tgheghen den tantsueer van couder zake: Die wortel een deel ghestoten ende tusschen den zeren tant ende den anderen gheleyt ende dan ghehouden. Totten hoefde te purgiren ende den huuch als sy verwlt siin mit couden humoren: Die wortel wel ghestoten ende in wine ghezoden ende die zieke ontfaen den roec dor den mont, dar na maket gharhariziringhe van desen wine, dat verdroecht den huuch ende purgiert dat hoeft... Totten cancer inden mont of tot teringhen van buten: Nemet puluer vander wortel van scelwort ende puluer van droghen rosen mit edic te zamen gheconficeert ende ghesoden... Tgheghen fistulen: conficeert den puluer vander wortel mit loghen ende steket mit ere wieke inden mont der fistulen. 7. boragen (Borrago officinalis L.), borragie, bernagie. Deze tekst vertoont slechts vage verwantschap met nr. 19 uit H: ... Si purgiert oec hete colere. ende helpt den genen die therte evel hebben van melancolien... Men vergelijke echter de Latijnse Circa Instans: ‘Virtutem habet generandi bonum sanguinem, unde valet convalescentibus ex egritudine sincopizantibus cardiacis melancolis...’. Hierbij sluit de Mnl. Circa Instans nauw aan (p. 84): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... tzaed... heuet macht te voeden ghoet bloet ende bliitscap te voedene. Dar omme yst ghoet den ghenen die bekeren van ziecheden ende die den hartuanc hebben ende wie des harten ende melancolicis... 8. sicorien (Chicorium endivia L.), wilde cichorei of andijvie (Chicorium intybus L.), cichorei. Terecht schrijft L.J. Vandewiele: ‘Er heeft veel verwarring geheerst bij de middeleeuwse schrijvers over andijvie en cikorei’ (p. 282). Noch H noch het Keulse fragment maken op deze regel een uitzondering. Dit is nog meer het geval voor de Keulse tekst dan voor H. In deze laatste worden de twee planten in een afzonderlijk nummer behandeld (nr. 56 en 174), alhoewel de scribent de behandeling van ‘cycorea’ besluit met: ‘Ende tselve doet endivia’. In de Keulse tekst werden beide planten zodanig met elkaar verward dat we er bij de behandeling van ‘sicorien’ passages aantreffen die in H ofwel aan de wilde cichorei of aan de cichorei zelf toegeschreven worden. Men vergelijke H nr. 174: ... Ende es goet op alle gevenijnde beten van scorfyonen. Het ‘bewijs’, dat in de vorm van de anekdote van den mushont, d.i. de wezel, in de Keulse tekst volgt, komt in H niet voor. Echter wel in de Latijnse Circa Instans van Platearius: virtutem habet resistendi veneno: unde etiam mustela et quedam animalia alia a venenosis animalibus lesa tactu huius herbe sanantur In de Mnl. Circa Instans komt de passage echter evenmin voor. Wel zijn er bij de behandeling van endiuia enkele parallelle gegevens (p. 131): Oec is siin sap ghoet droncken mit water. Tgheghen die vorseyde bestoppinghe der milte ende der leuere... In H nr. 56 treffen we de volgende gelijkende passage aan: ... Ende iegen die geelsucht. Ende dien de levere verhit es salmen des cruuts vele stoten ende siedent in watere... Ende si es goet iegen verstopte levere ende melte die comt van heeter saken... 9. naschaden (Solanum nigrum L.), zwarte nachtschade. Men vergelijke H (nr. 182): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... Ende sijs goet der leveren enter bestopter melten &de jegen die geelsucht gestoten &de tsap gedronken. &de oec iegen heete sweren an die levere of ane die mage of an die darme. gedronken in borne daer gerste is es gesoden. dat verlicht die hitte entie swere Ende siis goet geproeft jegen dat bloeden... &de selke drinkent... De Keulse tekst is veel beknopter dan die uit H; een goed voorbeeld hiervan is het woord tisanen dat in H juist omschreven wordt als ‘borne daer gerste in es gesoden’. Hetzelfde geldt ook voor de Circa Instans (pp. 248-249), waar de volgende parallelle passages voorkomen: ... Tgheghen bestoppinghe der milte ende der leueren ende meest tgheghen yctericiam dat is die ghele zocht...: men gheue siin zap in drancke, Of maket syruup van synen zape ende zucker... Tgheghen hete apostemen inden maghe, inder leuere ende inden darmen: gheuet siin zap mit gharsten water... Tgheghen hete apostemen in haren beghin omme te verslaen ende te verdriuen die materie: dit cruut ghestoten ende dar op gheleyt ende ducke vernyuwet. 10. violetten (Viola), een van de vele soorten viooltjes. Men vergelijke H nr. 88 waar zoals in de Keulse tekst ‘hoeftsuere’ meermaals vermeld wordt: ... Ende es goet iegen heete hoeftswere geplaestert... olye vyolaet... es goet dien die siin hoeft sweert eist dat men daer met bestrijct den slaep ende dat voerhoeft... Ende tcruut gesoden maect goet bloet. Ende es goet iegen heeten hoest ende droge. Jegen rudechheit stampt vyoletten ende legse daer op Vyoletten gestoten ende geleit op wonden daer been uut gaen. het trecse ute ende suvert die wonden. In de Circa Instans komt de behandeling van deze plant niet voor, wel wordt er verwezen naar het nog onuitgegeven eerste deel van het Portland-Hs. (cf. p. 276).
11. esche (wellicht Fraxinus ornus L.), es. In H (nr. 72) wordt de esch boem wel behandeld doch over de ‘wortle ende saet’ wordt niets medegedeeld. In het Boec van Medicinen komt de es eveneens ter sprake (nr. 43), doch hier is evenmin sprake van de wortels of het zaad. Ook in de Circa Instans (pp. 147-148) ontbreken parallelle plaatsen.
12. merradeke (Cochlearia armoracia L.), mierikswortel. Er is sterke overeenkomst met de bespreking van Rafanus in H (nr. 162): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... &de es goet jegen alle evele die siin van couder naturen. Ende tsaet met aysine geminct dodet den canker &de geneest dat zeter. of tsap met aysine geminct Ende gedronken doent walgen &de spuwen &de verteert sweringe vander melten &de es goet jegen venijn. Tsap geneest die zeerheit vanden steecten in die lede. Nemt merradec of tsap der af ende doet op .1. scorpioen. het sterft staphans. Ende eist dat .1. scorpioen bit den genen die merradic geten heeft. en sal hem niet scaden. Tsaet es goet iegen sproeten &de iegen andere vlecken die siin int anschiin eist datment daer op strijct. Merra. gestampt &de geminct met bloemen van doleke doet haer wassen. Ende geeten met vleesche eist goet iegen puusten. Ende gestampt &de geminct met zeeme geneest quade wonden. &de claert die ogen. &de benemt alle smette vanden ogen. Tsap gedruppet in die oren benemt die rutinge vanden oren. Merradec gesoden &de genut es goet iegen hoeste &de cortten adem &de meerret sponne &de doet rupsenen. &de es goet der melten daer op geleit. Dat water van den bladren van mer. gedronken. ontstopt die verstopte levere &de geneest die geelsucht. Ende es goet iegen twitte water. Die wortele genut doet spuwen. &de tsap verteert den wint van den lichame &de benemt die zeerheit vander leveren ende vander melten. Merradec vele geten maect vele lusen. Alhoewel de gelijkenis zeer groot is, valt het toch op dat de volgorde van de medegedeelde gegevens niet gans dezelfde is. Ook heeft de Keulse tekst enkele kleine toevoegingen. Men vergelijke ook de Circa Instans (pp. 242-243).
13. laituen (Lactuca sativa L.), latuw. Er is sterke verwantschap met de behandeling van lactuca in H (nr. 109). ... Ende tcruut geeten maect goet bloet. ende den wiven vele melcs... Die wel wille slapen. hi stote latuwe ende mingese met wijfs melke ende met witten van den eye ende make der af .1. plaester ende legt dien zieken opten slaep ende opt voerhoeft ende dit vercoelt dat hoeft. Of diese ziedet met soffrane es goet iegen heete sweren in dierste. Men vergelijke de volgende passage uit de Circa Instans (pp. 183-184): ... Dit cruut ghesoden of al rau gheten is harde ghoet in heten cortsen; lactuwe in edic ghesoeden ende zucker dar toe ghedaen ontsluut bestoppinghe der milte ende der leuere. Omme te doen slapen: conficeert lactuwen zaed mit wiues melcke ende mit witten des eyes ende dar af plaester op den slaep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. eppe (Apium graveolens L.). De tekst in H (nr. 7) is veel uitvoeriger; min of meer overeenstemmend zijn alleen de volgende passages: ... tsaet... opent verstoptheit vander milten. ende doet orine maken... Ende apie heeft macht te verduwene vloyende humoren ten hoefde ende ter magen enter tongen. Ende den genen die tgroet evel hebben en salmen niet geven. want si deert hen ende doetse vallen... Ende si deert kindren. Ende si es quaet geten vrouwen die kint dragen. om dat quade humoren siin getogen ter moeder van den wive... Ende sachtet die nieren entie lendinen. ende torcioen entie blase dat van groven winde comt... Er is eveneens sterke overeenkomst met de Circa Instans (cf. pp. 37-38).
15. herstonghe, lees hertstonghe (Asplenium scolopendrium L.), tongvaren. Men vergelijke H (nr. 90): ... Ende jegen den coeke sal mense drinken met oximelle .40. dage lanc. hi sal vergaen. Ende es goet op tseter. Ende iegen die zerecheit vander borst gesoden met ricolissien ende gedronken. Zoals men ziet is de gelijkenis beperkt tot een paar regels: van de geelzucht, het breken van de steen en de anticonceptionele eigenschappen wordt in H geen melding gemaakt.
15. venkel (Anethum foeniculum L.), venkel. Bij vergelijking met nr. 80 in H vindt men overeenstemming alleen in de vermelding aldaar van ‘claert donker ogen’ en van ‘es oec goet iegen twitte water’. Alle andere eigenschappen die in de Keulse tekst aangegeven worden, ontbreken er. Men vergelijke de Circa Instans (pp. 148-149): ... het is dyuretica... Tgheghen bestoppinghe der milte ende der leuer, stranguiriam ende dissuriam ende tgheghen den steen van heten humoren... ontsluut we des magen van coutheden of van windichede ende starket verduwinghe... Tgheghen leucofleumanciam... Tgheghen doeken of scellen der oghen ende juchte... 17. eglentier (Rosa canina L.), hondsroos. Men vergelijke H (nr. 21): ...starct die mage. ende sacht dagelijxen rede... ende doet sceeden versche apostemen... sacht den tantswere... Eglentier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gestampt met aysine geneest rudecheit ende versche wonden. als mense daer met dwaet Ende hi geneest saen dat tebroken es. In de Circa Instans wordt verwezen (p. 242) naar het eerste deel van het Portland-Hs.
18. Dit recept tegen ‘droeghe borst’ bevat als werkzaam middel ‘olien van violetten’. Dit gebruik van oleum vyolateum komt in H niet voor.
19. Venkel is het werkzaam bestanddeel van dit recept tegen ‘steken in de levre’. Bij de behandeling van venkel in H wordt dit gebruik niet vermeld.
20. Rute (Ruta graveolens L.), wijnruit. In H leest men (nr. 164): ‘Ende si es heet &de droge in den .3. graet’.
21. Neetle (Urtica), een van de netelsoorten. In H (nr. 198)): ‘Si es heet in den .3. graet’.
22. Sailhe. Mag hier, zoals in H (nr. 57) geïdentificeerd worden met leverkruid (Eupatorium cannabium L.), daar het in H ook heet: ‘Ende es heet in den iersten graet ende droge in den .2.’.
23. Bivoet (Artemisia vulgaris L.), bijvoet. Volgens H (nr. 14) is het kruid echter ‘heet ende droge in den .2. graet. sulke seggen in den vierden graet’.
24. Persin (Apium petroselinum L.), peterselie. Ook in H (nr. 139) heet het: ‘es heet &de droge in den .2. graet’.
25. Alsene (Artemisia absinthium L.), alsem. Ook volgens H (nr. 3) is dit kruid ‘heet in den iersten graet, ende droge in den .2.’.
26. lilien (één der talloze soorten van het geslacht der Liliaceae), lelie. H beperkt zich ertoe mee te delen dat dit kruid ‘es heet ende wac’.
27. serpentine (Polygonum bistorta L.), adderwortel. Volgens H (nr. 52) is de plant ‘heet ende droge in den .3. graet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. flammula (Clematis flammula L.), brandkruid of (C. vitalla L.), bosrank. Volgens H (nr. 78) is dit kruid ‘heet ende droge in den .4. graet’.
29. celue (gewoonlijk gespeld selve) (Salvia officinalis L.), salie. Komt in H niet voor. In het Boec van Medicinen (nr. 88) leest men: ‘Selve is heet inden iersten graet ende droeghe inden anderen’.
30. griseconte, in H (nr. 71) grisecom geheten (Fumaria officinalis L.), duivekervel, aardrook. In H wordt dit kruid eveneens ‘heet in den iersten graet. ende droge in den .2.’ genoemd. Griseconte komt ook voor in W. De Vreese, Middelnederlandsche Recepten & Tractaten, Zegeningen en Tooverformules (K.V.A. Gent, 1894), nrs. 192 en 310.
31. ysoepe (Hyssopus officinalis L.), hysop. Is volgens H (nr. 100) ook ‘heet ende droge in den .3. graet’.
32. gladie (Iris pseudo-acorus L.), gele lis. Is volgens H (nr. 4) eveneens ‘heet ende droge in den .2. graet’.
33. gloriaphilate (Geum urbanum L.), nagelkruid. In H (nr. 81): ‘gariofilate. dats glorifilate’. Het is er ‘heet ende droge. inden .2. graet’.
34. polion (Mentha pulegium L.), polei. Is volgens H (nr. 134): ‘heet in den .2. graet ende droge in den derden’.
35. cuelne (een van de soorten van het geslacht Brassica), kool. Volgens H (nr. 36) ‘siin coolen... cout ende droge in den iersten graet’.
36. malue (Malva silvestris L.), groot kaasjeskruid. Volgens H (nr. 114) is deze plant echter niet ‘cout in [den] ersten graet ende versch in den andren’, zoals in de hier uitgegeven tekst, maar, omgekeerd ‘cout in den .2. graet. ende wac in den iersten’.
37. Lovesche (Ligusticum levisticum L.), lavas. Is volgens H (nr. 103) eveneens ‘heet ende droge. in den .2. graet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38. Surcle (Rumex acetosa L.), grote zurkel. Is volgens H (nr. 15) ‘cout in den .3. graet ende droge in den iersten’.
39. Dille. Zie nr. 1 hierboven. Volgens H is de plant ‘heet ende droge in den .2. graet’.
40. Huemps. Zie nr. 4.
41. Keruel. Zie nr. 5. Volgens H is kervel ‘heet in den (andren graet) .3. graet ende droge in den .2.’.
42. Meede. Zie nr. 2. Volgens H: ‘heet &de droge int begin vanden iersten grade. Ende selke seggen in den andren graet’.
43. Scelwort. Zie nr. 6. Volgens H: ‘heet ende droge in den .3. graet. ende sulke seggen in den .4.’.
44. Varen (Polypodium filix-mas L.), mannetjesvaren of (Aspidium filix-femina Sw.), wijfjesvaren. H (nr. 79) heeft geen vergelijkbare passage.
45. Sicoreie. Zie nr. 8. Volgens H (nr. 56) is deze plant ‘cout ende droge in den iersten graet’.
46. Naschaede. Zie nr. 9. Volgens H: ‘cout &de droge in .2. graet’.
47. Violette. Zie nr. 10. Volgens H: ‘cout in den iersten graet’.
48. Esch. Zie nr. 11. Volgens H: ‘droge in den .2. graet’.
49. Merraedech. Zie nr. 12. Volgens H ‘heet inden iersten graet &de droge in den andren’.
50. Eglentier. Zie nr. 17. Volgens H: ‘cout in den iersten graet. ende tusscen versch ende droge’. |
|