Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– Auteursrechtvrij
[Folio 153r]
| |
C Na de wijse: Het licht der werelt is op ghestaen.
ICk roep v O Hemelsche Vader aen
Wilt mijn ghelooue stercken
Op dat ick mach vromelijck blijuen staen
Met v waerheyt aenghedaen
Al sonder af te gaen, Och Godt wilt in my wercken.
O Heere inder noot doet my bystant
Ga naar margenoot‡Gheeft my mont om te spreken
Ick ben hier in mijn Vianden hant
In der wreeden Leeuwen tant
V Heylich woort playsant, doet my wtbreken.
Ga naar margenoot* Mijn cracht is seer cleyn v Heer bekent
Wilt my toch aenueerden
Vwen Gheest der waerheyt in my sent
Ga naar margenoot†Ghy zijt mijn Fondament
Weest my altijt ontrent, dat ic mach volherden.
Ga naar margenoot‡ De Heer spreect tot my, en weest niet beureest
En wilt oock niet beuen
Al vint ghy v hier in een wilt foreest
By den Draeck en oock dat Beest
Ga naar margenoot*Ick sal v mijnen gheest, tot trooste gheuen.
Hoe coemt dat ghy v voor menschen veruaert
Ga naar margenoot†Die doch moeten steruen?
Ick hebbe v wt verre Landen vergaert
Ga naar margenoot‡Als mijn Oochappel bewaert
Ga naar margenoot*Want ghy zijt van mijnen aert, ghy en sult niet bederuen
Ga naar margenoot† Keert v tot my, mijn Leden teer
So moecht ghy salich wesen
En vreest noch en beeft voortaen niet meer
Ick ben alleen v Heer
En wijct nz van mijn leer, mijn volc gepresen.
Ga naar margenoot‡ Coemt al tot my die hier arbeyt
Ga naar margenoot*Belast zijt en beladen
Een eeuwighe vruecht is v bereyt
Ga naar margenoot†Al door ghenadicheyt
Ick sal v met claer bescheyt, wt liefden versaden.
Ghy zijt mijn vrienden, ist dat ghy doet
Al dat ick v ghebiede
| |
[Folio 153v]
| |
Ick late voor v mijn leuen goet
Och mijn wtvercoren vroet
Wt grooter liefden soet, dat dit gheschiede.
O Sion om uwen wille, hoort
Ga naar margenoot‡Heb ick so veel gheleden
Ga naar margenoot*Ick heb v ghegeuen mijn Goddelijc woort
Om te brenghen in accoort
Ga naar margenoot†Als ghy daer laecht versmoort, in v boosheden.
O Sion mijn alder liefste schoon
Ga naar margenoot‡En wilt v niet vreesen
Voor die tlichaem persequeren oft doon
Ick sal v in mijnen Troon
Geuen Ga naar margenoot* des leuens croon, en vruecht vermeeren.
O Sion mijn alder liefste Bruyt
Bouen alle vrouwen
Mijn Ga naar margenoot† Goddelijck woort in v herte sluyt
En latet van v niet vuyt
Mijn alder liefste spruyt, ic sal v my trouwen.
Ga naar margenoot‡ Weent en schreyt eenen weynighen tijt
Ghy sult haest verblijden
Een Ga naar margenoot* eeuwighe vruecht noyt sulck een iolijt
Is voor hem die my belijt
Voor de menschen vol van spijt, tot eewigen tijden.
Ga naar margenoot† Blinckende als der Sonnen schijn
Bouen alle claerheyt
Ga naar margenoot‡En cleederen wit van zijden fijn
Sullen Duytuercoren mijn
Aendoen en blijde zijn, en rusten van swaerheyt.
Een troostelijck woort elck hooren sal
Die hier nu trueren
Als de Basuyne sal gheuen gheschal
Coemt hier mijn lief ghetal
Ick sal v gheuen al, mijn Rijck te vueren.
Ga naar margenoot* Ghedenct den geuangen als mede geuaen
Ghy wtuercoren
En bidt den Heere dat hy my saen
In rusten wil ontfaen
Ga naar margenoot†En afwasschen al mijn traen, hy sal v verhooren.
Orlof aen Broeders en Susters ghemeen
| |
[Folio 154r]
| |
Wy moeten nu scheyden
Tot dat wy comen by Christum alleen
Ons Hooftman en anders gheen
Wilt v daer toe bereen, daer wil ic v verbeyden.
|
|