Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Een aerdich Trommelaerken sonder duecht.
Ga naar margenoot*GHebenedijt O mijn siel altijt den Heer
Loeft hem, O alle mijn inwendicheyt
| |
[Folio 108r]
| |
Ga naar margenoot†Prijst hem met blijde lofsangen altijt meer
Ga naar margenoot‡Die v in zijn weghen leyt
Ga naar margenoot*Door zijn ghenadicheyt
Ga naar margenoot†Sijn beloften toeseyt.
Ga naar margenoot‡ Maect groot, O mijn siele den Heer uwen Godt
Die v wt Egipten Ga naar margenoot* tot Syon heeft gheleyt
Die v leyt tot Christo van Babels Ga naar margenoot† herders sot
In Israels Ga naar margenoot‡ groene weydt
Van Babels dorre heydt
Ga naar margenoot*O Siel zijn lof verbreydt.
Hoe sout ghy (O siel) niet louen sulcken Heer?
Ga naar margenoot†Die v vanden doot totten leuen heeft ghebrocht
Ga naar margenoot‡Die v gheleyt heeft door dat roode Meer
Ga naar margenoot*Doen ghy dwaelde, weder socht
Met zijnen bloet ghecocht
Ga naar margenoot‡Doen Pharao v beuocht.
Loeft onsen Godt met Mose, O mijn siel
Die v tot zijn heylige woninge heeft gebracht
Die Pharao met ros en wagens oueruiel
Int Ga naar margenoot* roo Meyr omwierp met cracht
Doen hy veruolchde onsacht
Dat Israels gheslacht.
Ga naar margenoot†Mijn siel loeft den Heer al v leuen lanck
Loeft Ga naar margenoot‡ hem met herpen ende met snaren spel
Ga naar margenoot*Die heylighen in Sion louen hem met sanck
Oock ghy Borghers Israel
Ga naar margenoot†Want int helsche ghequel
Hem niemant louen sel.
Loeft desen God, O ghy Herders van Sion
Ga naar margenoot‡Loeft hem, O alle zijn knechten groot en cleyn
Ga naar margenoot*Loeft hem O alle zijn hantwercken schoon
Ga naar margenoot†Principael O Sion greyn
Ga naar margenoot‡Ghy zijt Gods Bruyt alleyn
O Ga naar margenoot* cleyn vergadering reyn.
Ga naar margenoot† O Godt v lof is in v Ghemeynt alleen
Ga naar margenoot‡Ten is niet schoon inder sondaren mont
V woort is alleen in Jerusalem reen
V Wet men in Syon vont
Ga naar margenoot*Quijtscheldinghe van sont
| |
[Folio 108v]
| |
Ga naar margenoot†Alsmen vant quaet afstont.
Ga naar margenoot‡ Wie soude alsulcken Godt niet louen vro
Ga naar margenoot*Die Daniel verlost heeft wter leeuwen mont
Ga naar margenoot†Die met Sydrach, Misach, en Abdenago
Inden gloeyenden Ouen stont
Dat die vlamme haer niet verslont
Gheen brant men aen haer vont.
Ga naar margenoot‡ Prijst God, O Jerusalem en Sion teer
Ga naar margenoot*Die v dueren vast met grendelen bewaert
Die v mueren opbout, die daer laghen neer
Ga naar margenoot†Die den verstroeyden vergaert
Die om zijn Naem vermaert
Te Babel gheuaen waert.
Loeft Godt, die in zijn heyligen tempel woont
Ga naar margenoot‡Hy is een al te vriendelijcken Heer
Ga naar margenoot*Loeft hem, die zijn wtuercorene croont
Ga naar margenoot†Die haer vroom stelden ter weer
Een Ga naar margenoot‡ eeuwich triumpheer
Gheeft hy, die hout zijn leer.
Ghy hemelen, ghy aerde, Godt toch den prijs gheeft
Loeft hem ghy Heydenen die opter aerden zijn
Ga naar margenoot*Het loue hem alle wat adem heeft
Ga naar margenoot†Sonne, Mane, Sterren fijn
Louet Godt met helder schijn
Dat zijn de wercken dijn.
Ga naar margenoot* O Godt laet mijn siel leuen, datse v louen mach
Laet v lof van mijn lippen zijn vertelt
Ga naar margenoot†Op dat ic mach staen blijuen inden boosen dach
Ga naar margenoot‡Als dat Elemente smelt
Ga naar margenoot*Heylich moeten wy zijn ghestelt
Gheen onschult daer en ghelt.
Ga naar margenoot† Ghy Princen en Heeren, Regents der duysternis
Louet God die v Ga naar margenoot‡ tsweert der Justicien heeft gedaen
Louet hem Ga naar margenoot* die een Heer ouer v Vorsten is
Ga naar margenoot†Leert den goeden voor te staen
Straft den quaetdoenders saen
Daerom hebdy tswaert ontfaen.
Ga naar margenoot‡ O Prince God, Heere alder Heeren Heer
Ga naar margenoot*Gebenedijt moet ghy inder eeuwicheyt zijn
| |
[Folio 109r]
| |
Ga naar margenoot†Die tlicht in duysternis laet schijnen neer
Ga naar margenoot‡Die waren in doodes pijn
Gaeft ghy dit helder schijn
Looft Godt O siele mijn.
|
|