Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Adieu bloemken Rosiere.
Ga naar margenoot*GHy die door tsGheests veruroyen
Ledekens Christi zijt
Die hier en daer verstroyen
| |
[Folio 97v]
| |
Als Ga naar margenoot† slachschaepkens benijt
Quijt v wel na den tijt
Want in swerelts bosschage
Ons leuens Ga naar margenoot‡ Pelgrimage
Is een gheduerich strijt.
Hierom ghy volck des Heeren
V ten strijde bereet
Ga naar margenoot*Met tgheloofs schilt vol eeren
Ga naar margenoot†En tgheestich bruylofts cleet
Al costet bloet en sweet
Scruys Ga naar margenoot‡ persse met onureden
Die moet hier zijn ghetreden
Door Ga naar margenoot* veruolch druck en leet.
Van veruolghers beloghen
Worden Gods kinders fijn
Verradelijck bedroghen
Ghespoghen int aenschijn
Ga naar margenoot†Ghegheesselt met ghepijn
Door hooft, handen en voeten
Doornen en naghels moeten
Lijdtsaem verdraghen zijn.
Die Ga naar margenoot‡ Christum tHooft wilt volghen
Gheestich in raet en daet
Van de Ga naar margenoot* werelt verbolghen
Wort hy ghehaet, versmaet
En na sKeysers placcaet
Op scruycen berch met schande
Ga naar margenoot†Moet hy doen Offerhande
Gheacht voor oncruyt quaet.
Versmaet van groot en cleyne
O wtuercoren Bruyt
Met dijn Bruydegom reyne
Moet ghy ter poorten vuyt
Hierom door sGheests vertuyt
Sonder in strijt vertraghen
Wilt Ga naar margenoot‡ scruys versmaetheyt draghen
Met dancbarich gheluyt.
Hoe wel uwe Ga naar margenoot* vianden
Sijn een menichte groot
| |
[Folio 98r]
| |
Aen sweerden, voeten, Ga naar margenoot† handen
Gheuerwet bloedich root
Godt staet v by ter noot
Dus lijt, strijt als dydoone
So ontfangt ghy te loone
Ga naar margenoot‡Sleuens croone minioot.
Ga naar margenoot* Wie verwint die sal sitten
Op Christus stoel propijs
Ghecleet niet om verwitten
Als Ga naar margenoot† Bruyt Christi iolijs
In sHemels Paradijs
Ga naar margenoot‡Christus Jesus eersame
Sal belijden zijn name
Voor zijnen Vader wijs.
O strijders, strijderinnen
Vreest gheen dreyghen noch slaen
Victorieus verwinnen
Wilt, wat v wert ghedaen
Want gheestich int bestaen
Na der Christen behoorte
Door des cruys Ga naar margenoot* nauwe poorte
Moetmen int leuen gaen.
Maer de Heere goethertich
By v, in elck quartier
In kerckers, banden smertich
Sidt hy, nu daer, nu hier
Ja int water en vier
Gaet hy met v waerachtich
Als toeulucht, schermschilt crachtich
En troost, in doots dangier.
Ga naar margenoot† Al vergate een moeder
Haer eyghen kint ghebaert
Christus onse Behoeder
Is andersins gheaert
Want Ga naar margenoot‡ de zijn hy bewaert
Als zijn oochappel reene
Dus voor zijn hoopken cleene
Heeft hy een goet regaert.
Ga naar margenoot* Sorghe voor zijn Ghemeente
| |
[Folio 98v]
| |
Draecht hy, so Schrift vermelt
Hoe sy hier met vercleente
Int lichaem wort ghequelt
Ja Ga naar margenoot* thoofs hayren ghetelt
Sijn al, los van gheschille
Datter buyten Gods wille
Niet een mach zijn gheuelt.
Bedroeft niet, O vercoorne
Al zijt ghy swert verbrant
Ga naar margenoot†Als roos onder den doorne
Moet ghy hier zijn gheplant
Al schijnt ghy onplaysant
Int Ga naar margenoot‡ Lammekens verschijnen
Sult ghy sonder verdwijnen
Regneren triumphant.
Als Ga naar margenoot* dan wort eerst doorkeken
Van veruolghers onuroet
In Ga naar margenoot† wien dat sy ghesteken
Hebben haer sweert bebloet
Tgheschrey wert dan met spoet
Ga naar margenoot‡Berghen sonder vertrecken
Ga naar margenoot*En hueuels wilt ons decken
Voor Gods toornich ghemoet.
Maer ghy ghebenedijde
Sult dan springhen eenpaer
Ghelijck Ga naar margenoot† caluerkens blijde
Ghemest zijnde voorwaer
Doot, leet, noch pijne swaer
Sal dan niet meer vertooghen
Alle Ga naar margenoot‡ traenkens van dooghen
Sal Ga naar margenoot* Godt afwasschen claer.
Siet toe dat tscruycen pijne
In liefden lau noch cout
V gheensins en verdwijne
Ga naar margenoot†Als stoppel, hoy, oft hout
Ga naar margenoot‡Voor plas reghen, winden stout
Wacht oock, O Gods ghenooten
Dat sy thuys niet omstooten
Door Ga naar margenoot* tstormen menichfout.
| |
[Folio 99r]
| |
Ten baet niet wel begonnen
Maer tmoet wel zijn volent
Siet dat den Ga naar margenoot† brant der Sonnen
V niet als oncruyt schent
Slacht oock gheen Ga naar margenoot‡ honden blent
Noch verckens wilt ghelijcken
Dats weder te beslijcken
Ga naar margenoot*Tbruylofts cleet excellent.
Ontreynicht v als beesten
Gheensins, O vaetkens cranck
Op Ga naar margenoot† dat niet seuen gheesten
In v treden, vry vranck
En so Ga naar margenoot‡ tlaetste ontfanck
Bouen teerste boos leuen // Niet erger sy beseuen
Weerdich der Hellen stanck.
Hierom gheestich beraden
Vrienden, Ga naar margenoot* soect, bidt en waect
Voor Gods Throon der ghenaden
Clopt, niet van duechden naect
Siet dat ghy in gheraect
Met de Ga naar margenoot† wijse ioncfrouwen
Door Ga naar margenoot‡ tgheloouich betrouwen
Als die in liefden blaect.
Voor tslot, Ga naar margenoot* liefde bewijsen
Wilt elck menschelijck ingien
Dat Ga naar margenoot† sy den Vader prijsen
Moghen, door sulcx gheschien
Slaet Ga naar margenoot‡ sonder omme sien
Hant aenden ploech des Heeren // Het eeuwich glorieren
Sal v naken by dien.
|
|