Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– Auteursrechtvrij§ Na de wijse: Beweent nu uwen val//al, Ghy Iesuijts ghetal.
DEr Ga naar margenoot† Philistijnen stam//quam
Te velde euen gram
Teghen d Israelijten
Metten Ruese Goliath
Die was van Gath//de selue trat
Israel te verwijten
Tghene dat haer missat.
Ga naar margenoot‡ Israel was beureest//meest
Aensiende desen gheest
Die haer daghelijcks quelde
Wel veertich daghen lanck
Met zijnen sanck//en riep vry vranck
Slady my wten velde
Wy zijn in v bedwanck.
Ga naar margenoot* Dauid op eenen dach//lach
Daer hy den Ruese sach
Tvolck sprack, wie hem can dwinghen
Sal sConincks swagher zijn
Door sulck ghepijn//zijn dochter fijn
Sal hem de Coninck bringhen
Voor desen Philistijn.
Ga naar margenoot† Dauid hoorde tgheset//net
| |
[Folio 55v]
| |
En vraechdet driemael bet
Eliab dat verstaende
Verbolch door haet en nijt
En sprack, ghy zijt//om v iolijt
Herwaerts comen gaende
Aensiende desen strijt.
Ga naar margenoot‡ Dauid sprack door den noot//groot
Want hem Saul ontboot
Niemant laet zijn hert keeren
Om dit schimpich versmaen
Weest onbelaen//v knecht sal gaen
Inden name des Heeren
Den Philistijn verslaen.
Ga naar margenoot* Saul sprack in dat saysoen//coen
Dat condy niet ghedoen
Den Rues cloeck van affeyre
Is van zijn ioncheyt an
Een orloochs man//die strijden can
Dauid sprack Leeu en Beyre
Ick eertijts wel verwan.
Ga naar margenoot† De Coninck op dat pas//ras
Gaf Dauid zijn harnas
En tsweert op zijnder zijden
Doen stont Dauid bedroeft
Hy heeft vertoeft//soot wel behoeft
En sprack aldus te strijden
En heb ick noyt gheproeft.
Ga naar margenoot‡ Steenen hy inden sack//stack
Al meer dan hem ghebrack
Sijn slinger hy aenueerde
En ginck vrymoedich voort
Den Rues aen boort//die wert verstoort
Met vloecken hy hem weerde
Dus vielen sy discoort.
Ga naar margenoot* Nu coemt herwaerts tot my//ghy
Verschueren wil ick dy
Werpen dijn vleesch den dieren
En voghelen opt velt
Sprack dese helt//gheheel onstelt
| |
[Folio 56r]
| |
Dauid reyn van manieren
Heeft hem daer op vertelt.
Ga naar margenoot† Nu ghy v met een sweert//weert
En schilt, so ghy aenveert
So coom ick inden name
Des Heeren Sebaoth
Israels Godt//die ghy bespot
Heden wert v lichame
Spijse der dieren lot.
Ga naar margenoot‡ Dus quam den Rues daer heen//treen
En dacht Dauid tontleen
Maer Dauid liep hem teghen
Na des Conincx beuel
Met tslingher spel//tverginck seer wel
Goliath wert versleghen
Lof Godt van Israel.
De meeste diemen int lant//vant
Ga naar margenoot* Wierp Dauid daer int zant
Ga naar margenoot† Ses ellen was zijn mate
Eer Dauid (dit ghelooft)
Afhieu zijn hooft//noch wert berooft
Der Philistijnen sate
So heeftse Godt verdooft.
Ga naar margenoot‡ Der Philistijnen zaet//quaet
Wert seer desolaet
Doen sy Goliath saghen
Verslaghen inden strijt
Elck liep subijt//twas meer dan tijt
Dauid heeft met ghedraghen
Het hooft tot haren spijt.
Ga naar margenoot* Het hooft dat hy afsloech//vroech
Hy totten Coninck droech
Daer na creech hy met pijnen
Ga naar margenoot† Sconincx dochter schoon
Tot zijnen loon//voor dien persoon
Noch hondert Philistijnen
Moest hy den Coninck doon.
Prince door v aduijs//wijs
Ga naar margenoot‡ Creech Dauid daer den prijs
| |
[Folio 56v]
| |
De Heyden hy tracteerde
Dat Saul heeft gheseyt
Mijn maiesteyt//wert hem bereyt
Israel triumpheerde
Met grooter heerlicheyt.
|
|