Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– Auteursrechtvrij§ Na de wijse: alst begint. Oft: O Sion wilt v vergaren.
DE Ga naar margenoot* winter is verganghen
Ick sie des Meys virtuyt
Ick sie de loouers hanghen
De bloemkens staen int cruyt
Seer wijdt dat sy ontluycken
Sy staen in haer saysoen
De cruyden lustich ruycken
Ga naar margenoot† De Mey staet schoon en groen.
Ick meyn den Mey met desen
Die de werelt niet en siet
Dat is tgheloof ghepresen
Cruyt, gras en meyn ick niet
Ga naar margenoot‡ Maer alle vruchtbaer rancken
Wt Christum den wijngaert
Die Godt louen en dancken
Dit zijn druyuen vermaert.
Ga naar margenoot* De vijchboom staet ontloken
Met botten wt ghebloeyt
De wijnstock soet van roken
| |
[Folio 54r]
| |
Seer vruchtbaer dat hy groeyt
Ga naar margenoot† Godts wtuercoren songhen
Daer een seer soet accoort
Met nieu gheloouighe tonghen
Soeter sanck was noyt ghehoort.
Mijn gheest veriubileerde
Van desen lof ghesanck
Mijn hert hem omme keerde
En gaf Godt prijs en danck
Ga naar margenoot‡ Doen ginck ick my vermeyen
In Sions hof playsant
En sochte mijn lief met schreyen
Die ick te Ierusalem vant.
Ga naar margenoot* Ick gaf hem mijne trouwe
Ga naar margenoot† De Bruygom triumphant
Ga naar margenoot‡ Hy nam my tot zijn vrouwe
Ga naar margenoot* tack een rinck aen mijn hant
Wie sou de groote vruechde
Doch moghen spreken vuyt
Hy riep, dies ick verhuechde
Ga naar margenoot† Coemt dochter lieue Bruyt.
Ga naar margenoot‡ Coemt hier mijn Bruyt, mijn schoone
Aensiet nu dees contrey
Ga naar margenoot* Ontfangt nu uwe croone
En maeckt niet meer gheschrey
Ga naar margenoot† Ghy moet O schoone roose
Onder de dorens fel
Wassen een cleyne poose
En lijden groot ghequel.
Ga naar margenoot‡ Van bouen wt den hooghen
Wert ghy mijn Bruyt bespoeyt
Hoe can de boom verdrooghen
Daer die fonteyn op vloeyt
Ga naar margenoot* Wint, coude, vier noch hetten
En grijpt aen hem gheen stat
Gheen dinck en mach hem letten
Ga naar margenoot† Van hem en valt gheen blat.
Ga naar margenoot‡ Op seuen berghen pleynen
Stonden Roos en Lelien goet
| |
[Folio 54v]
| |
En oock seer veel fonteynen
Vol melck en honich soet
Ick hoorde bouen musijcke
Ga naar margenoot* Singhen met soet gheluyt
De edel Bruyt Cantijcke
Ga naar margenoot† Dat tortelduyfken ruyt.
Mijn tong macht niet vermonden
tVerstant is veel te cleyn
Ga naar margenoot‡ Gheen mensch en macht doorgronden
Die schoone vruecht ghemeyn
Als my mijn lief ontmoette
Die hem tot mijwaert de
Lieffelijck hy my groette
Ga naar margenoot* Met eenen cus des vre.
Ga naar margenoot† Een druyuen coffer pleyne
Is mijn vrient delicaet
Ga naar margenoot‡ Een bussel Myrren reyne
Ga naar margenoot* Een appelhof granaet
Ga naar margenoot† Sijn ooghen als duyuen ooghen
Ga naar margenoot‡ Ons bedde groenet fijn
tHuys balcken sonder drooghen
Ceder en Cypressen zijn.
Ga naar margenoot* Tot Saron wast een blomme
Een Roos int soete dal
Ga naar margenoot† De wreede dorens cromme
Staken haer ouer al
Ga naar margenoot‡ De Sonne quam haer pijnen
Steken als brant en gloet
Maer schadu doort omschijnen
Maeckte haer smerte soet.
Ga naar margenoot* Sijn aenschijn is so rustich
Als Cruythof vol beplant
Sijn lippen als roosen lustich
Van myrren vloeyt vailliant
Ga naar margenoot† Sijn handen wilt dit hooren
Als gulden ringhen ient
Vol Turkoysen, als yuooren
Is zijn lichaem pertinent.
Ga naar margenoot‡ Hy is in mijnder herten
| |
[Folio 55r]
| |
Ghedruckt als seghel bloot
Ga naar margenoot* Noot, angst, pijn, druck oft smerte
Sweert, hongher, vier noch doot
En sal my moghen scheyden
Als hy my bystant doet
Dus wil ick hem verbeyden
Ga naar margenoot† Bewaert Heer mijnen voet
Prince Godt van hier bouen
Ga naar margenoot‡ Vader, Soon, heylich Gheest
Tis recht dat wy v louen
Ghy die ons siel gheneest
O Heere wilt my stercken
In alle lijdens noot
O Godt wilt in my wercken
Ga naar margenoot* Volstandicheyt ter doot.
|
|