Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– Auteursrechtvrij[DEs Gheestes iuecht]§ Na de wijse: Dees Meysche iuecht. Oft: Menschen eerbaer. Oft: Niemant wel can.
DEs Gheestes iuecht
Ga naar margenoot‡ Doet Christus rancken lustich groeyen
Vruchtbaer in duecht
Staen sy seer schoon in haren bloeyen
Ga naar margenoot* Leuende waters op haer vloeyen
Wt Christum de fonteyne claer
Tghelooue spruyt//de liefde ontsluyt
Ga naar margenoot† Nu in dit aenghename Iaer.
Ga naar margenoot‡ De winter cout
Noch reghen, is niet meer voorhanden
Godts Gheest bedout
Seer menichfout, simpel verstanden
Spruyten seer menichranden
De bloemkens reyn van ruecke soet
Schoon en playsant//seer triumphant
Mijn hert van vruechden singhen moet.
| |
[Folio 52v]
| |
Nu vrienden voort
Wilt v tot Godt inwendich keeren
Want ons behoort
In desen tijt te iubileren
Ga naar margenoot* Ende in de wet des Heeren
Vruecht te vermeeren, vroech ende laet
Met herten bly//want wy zijn vry
Volherden wy, met hert en daet.
Der Sonnen glans
Heeft mist en neuel doen verdwijnen
Ons herten gans
Heeft Godt met waerheyt doen doorschijnen
Veel claerder dan Robijnen
Laet ons doch pijnen, tis meer dan tijt
Met daet, met cracht//vreed en eendracht
Te gaen met macht, int slichts beurijt.
In zijn saysoen
Ga naar margenoot† Staet de wijnstock seer soet van roken
De vijchboom groen
Heeft zijne botten wijt ontloken
Ga naar margenoot‡ De Olijftacken ghebroken
Heeft Godt door tonghelooue fenijn
Wy Heydens stuer//wilt van natuer
Wt goetheyt puer, inghelijft zijn.
Ga naar margenoot* V niet beroemt
Teghen de tacken tgheenen tijden
Vreest, beeft en schroemt
Oft Godt sal v seer haest afsnijden
Ghelijck hy dede sonder mijden
De eyghen tacken van haren stam
Dus liefde orboort//eendracht accoort
Ga naar margenoot† So zijt ghijt zaet van Abraham.
Ga naar margenoot‡ De wet hoort my
Haer heerschappy, die is nu duere
Ga naar margenoot* Nu kennen wy
Tot desen ty, gheen creatuere
Na den vleesch tot deser vre
Ga naar margenoot† Den deesem suere, is al vergaen
Ga naar margenoot‡ tHooft vant Serpent//is nu gheschent
| |
[Folio 53r]
| |
Ga naar margenoot* Opt fondament, wilt blijuen staen.
Verstaet dit Liet
Smaeckt ende siet, ghy mijn beminden
Ga naar margenoot† En waeyt doch niet
Alst wilde riet, met alle winden
Ga naar margenoot‡ En weest niet als de blinden
Die niet en vinden, den rechten padt
Ga naar margenoot* De dach schijnt plaen//dus laet ons gaen
Twert ons gheraen, Ga naar margenoot† na tsHemels stadt.
Dochter coemt vuyt
Ga naar margenoot‡ Mijn schoone bruyt, laet v niet dwinghen
Mijn lieue spruyt
Met soet gheluyt, wilt lofsanck singhen
Laet een Fonteyn ontspringhen
Door het volbringhen, van mijn ghebot
Ga naar margenoot* Werckt onueruaert//in den wijngaert
Ghy wert bewaert, ick ben v slot.
Ga naar margenoot† V niet en vreest
Voor gheen tempeest, wilt my verbeyden
In dit foreest
Ga naar margenoot‡ Sal mijnen Gheest, v stueren, leyden
In alle mijne weyden
Ga naar margenoot* Wie mach v scheyden, van mijnder leer
Geen druck so groot//sweert, vier noch doot
Reyn roosken root, al sydy teer.
Ga naar margenoot‡ Mijn roosken snel
De dorens fel, sult ghy ontmoeten
Wreet en rebel
Met groot ghequel, v vel doorwroeten
Door hooft, handen en voeten
Ick sal versoeten, v lijden swaer
Door mijns Gheests troost//hout mijn propoost
Verbeyt den Oogst, ghy cleyne schaer.
Och Broeders fijn
En wilt hoort mijn, niet iubileren
In ydel schijn
Wy moeten zijn, Ga naar margenoot‡ die haer verneren
Als ander triumpheren
Ende domineren, wy moeten al
| |
[Folio 53v]
| |
Worden bedroeft//Ga naar margenoot* doort vier beproeft
Want dat behoeft, t Christen ghetal.
Die dit Liet schinckt
Bidt dat ghijt singt, recht als die temmen
Dat ghy niet dinckt
Hoe dattet clinckt, op voys oft stemmen
Laet wt v herte swemmen
Het sal door clemmen, de wolcken net
En luyden wel//Ga naar margenoot‡ als snaren spel
Na Godts beuel, reyn onbesmet.
Ick swacke knecht
Roep niet om recht, maer om ghenade
Al ben ick slecht
Ick ouerlegt, vroech ende spade
Ga naar margenoot‡ Hoe ick wt Adams zade
Groot van misdade, sondich doorwont
Ben voort ghebaert//twelck my beswaert
Prince vergaert, spaert en bewaert, in v verbont.
|
|