Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen Veen
(1904)–Anoniem Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van diepen veen– Auteursrecht onbekend
[pagina 223]
| |
[pagina 225]
| |
Van suster dymme van rijsen ende van hoer twie susteren. EEn eerbaer man, geheyten geryt van rijsen, ende sijn huysfrou, genoemt Alijt, weren beyde van den besten van deventer EndeGa naar margenoot+het weren beyde alte suverlike ‖ ende bequame personen ende seer werlick ende staetlijc nader werlt. Ende sie cregen vasteGa naar voetnoot1) kinder te samen. Op een tijt doe si swaerGa naar voetnoot2) was, doe voelde sij hoer also dat sij onsen lieven heren lavede·, weert dat hij sie myt lieveGa naar voetnoot3) ontbundeGa naar voetnoot4)· dattet kint geestelijcGa naar voetnoot5) warden solde. Ende onse lieve here verhoerde sie, ende sie brachte twie kinder ter werlt Mer dat ene en levede niet lange ende voer ten ewigen leven· ende dat ander dat genoemt was dymme, dat behielt sie. Dit kint waert temelicGa naar voetnoot6) op gevoet; ende alst wat groet geworden was· soe waert sie teltenGa naar voetnoot7) int cloesterGa naar voetnoota) gesant Daer edele ionferen wonnen, om dat sie daer erbaer seden solde leren. Ende doe sie daer een tijtlanckGa naar voetnoot8) gewont hadde, waert sie weder toe huys gehaelt Want sie wies ‖Ga naar margenoot+op ende genck voert in groter eerbaerheit. Ende doe was sie ene corte | |
[pagina 226]
| |
tijt myt horen olders, daer na waert sie ten diepenveen gebracht. Ende niet lange en hadde si daer geweest ❘ dat cloester en waert geslaten Ende nemen doe ierst die hillige oerdeGa naar voetnoot1) van sante Augustijnus anGa naar voetnoota). Doe was sie ene van den twelevenGa naar voetnootb) die op die tijt gecleet worden. Sie genck voert in doechden ende waert ene vurige suster ende was seer hertelijc tot onsen lieven heren gekiert ende in sijnre mynnen ontsteken myt soe groter devociën. Ende dat verbaerch sie myt also groter cracht, dat hoer dicwijl die nese ontspranck· om dat mens van buten niet merken en solde Also dat hoer natuer die stedige vlijticheit der inwendicheitGa naar voetnoot2) niet wal ‖Ga naar margenoot+en conde verdragen· want sie en nam gene wtwendige vermakinge. Dit was hoer meeste wtwendige vermakinge dat si genck ende vijsytierde die hilligenGa naar voetnoot3) ende die altaren ofte dier gelijck. Hijr omme myt guetduncken der oversten, om hoer strengicheit te verlichten, soe waert sie suppryorynne gemaket Welck hoer wtermaten swaer wasGa naar voetnootc)· want sie mynde ende begeerde meer onderGa naar voetnoot4) te wesen dan baven Ende en begeerde geen reygement te hebben. Hoer wanderinge ende by wesenGa naar voetnoot5) was seer mynlick ende goddienstich, also dat sie gemynt was van allen susteren· ende van hem allen die hoer kanden. - Van deser hilliger ende goddienstiger dochter worden die oldersGa naar margenoot+bekiert, dat sie ten herten quemenGa naar voetnoot6). Ende sloegen hem ‖ nederGa naar voetnoot7) ende beterden hoer werlike leven ende hoer hoemodicheit Ende geven hem alte male te leven na denGa naar voetnoot8) raede onser hilliger vaderen Ende reygeerden hoer huys ende hoer gesynde in voel manyeren als een geestelick huys. Ende hoer vader was den geesteliken luyden een groet onderstantGa naar voetnoot9), waer | |
[pagina 227]
| |
dat hi mochte Sunderlinge den susteren toe buuskens huysGa naar voetnoota); want daer hadde hij van gehoert dat sij soe arm weren, dat sie hem van armoden mosten scheyden. Ende als hij dit hoerde, waert hij seer beweget myt medelijden· ende liende hem een groet huys, daer hij al die susteren in nam Ende hij gaf hem een runt, dat sij slachten. Ende dat huys stont hem soe wal ter neringeGa naar voetnoot1)· ende hij lietet hem soe lange, dat sie wal byGa naar margenoot+gecomen werenGa naar voetnoot2). Ende die scholte van deventer wonde daer ‖ by; die conde hem daer soe quellike in lijdenGa naar voetnoot3) dat sie daer wonden Mer gerijt van rijsen beschermde sijGa naar voetnootb), soe dat hij hem te vreden moste setten. Ende doe sie wal worwersGa naar voetnoot4) gecomen werenGa naar voetnoot5), doe voeren sie weder in hoer huys· aldus hielt hij sie by een, dat sie hem niet en scheyden. - Hij hadde noch drie dochteren myt hem, van welken hij die twie ock ten diepenveen brachte· dat ock alte bequame personen weren. Suster dymme hadde enen corten vurigen loep· ende verdiende vele in corter tijt, daer sie nu ewelike van verblijden sal. Sunderlinge hadde sie die gracie dat sij hoer baete soe wal conde doen ❘ weert hoer mede of tegen was. - Doe sie was van xxij iaren, doe brack sie bloet ende begonde toeGa naar margenoot+teren. Ende als sie oelt was xxiij yaer, doe ‖ voer sij tot horen hemelschen brudegom Int iaer ons heren m cccc ende xiij op ons hilligen vadersGa naar margenoot+Augustijnus dachGa naar voetnootc). - Een luttel voer hore sieckten daer sij an starf, genck sie tot mater salomeeGa naar voetnootd) Ende begeerde van hoer dat sij onsen lieven heren bidden moste dat sie versmaet ende ongeachtet mochte wesen Mer nochtans also· geve hij hoer wat te lijden· dat hij hoer ock ummer lijdsamheit mede geven wolde. - Niet lange hijr na soe gevyelt dat twie van onsen oldesten susteren· die hoer in groter weerdicheit plegen te hebben doe sij suppryorynne was Hoer gebreke hoer beyde segeden myt also scharpen woerden voer een | |
[pagina 228]
| |
deel susteren. Ende summych van den anderen susteren sloegen mede toeGa naar voetnoot1)·Ga naar margenoot+ende dat duyrde ‖ ene guede wijle dat sie anders niet en deden dan sij hoer gebreke hoer segeden· in aldusdanyger manier Als dat daer gien ongemynderGa naar voetnoot2) suster en weer dan sie ende sie en hadde noch niet vele gecregenGa naar voetnoot3) in vijsitaciënGa naar voetnoot4), mer sie solde voert an genoech crijgen. Ende daer sij dese veroetmodinge van scheen te crijgen, dat weren hoer doechden ende niet hoer gebreke. Sie was apenhertich daer siet wesen solde· als onsen weerdigen vader here iohan brinckerinck ende onse gemynde mater salomee. Desen vragede sie dat hoer noet was· ende gaf hoer anders voert tot swijgen ende duyken ende oetmodelike heen te gaenGa naar voetnoot5) Ende en hadde myt niemant sunderlinge callinge of vrentschap. Mer het gevyel wal datterGa naar margenoot+sommy- ‖ geGa naar voetnoot6) tot hoer gesant worden, den sie wat guedes seggen ende leren solde. Hijr omme segedenGa naar voetnoot7) sie dat sie homodich, guetdunckelGa naar voetnoot8) ende eygenwijs weer Ende en vragede giens raets, mer liete die susteren tot hoer comen. Dit ende deser gelijck segeden sie hoer seer scharpelijc. Mer wat ende hoe voel datmen hoer segede· men en conde giene swaerheitGa naar voetnoot9) noch onmynlicheitGa naar voetnoot10) an hoer gemerken. Daer na vragede hoer een suster, of sie daer ock in bedrucket waert· sij segede goddienstelikeGa naar voetnoota): ‘neen,’ mer sie waert daer meer in verblijt. - Sie voelde daer altoes vrede in dat men sie oefendeGa naar voetnoot11) ofte wederstontGa naar voetnoot12) ❘ ende dat sij totten dingen nietGa naar voetnoot13) en segede. Mer als sie yemant hardelikeGa naar voetnoot14) hoerde spreken tot enen anderen, dien plach sij wal heymelijc | |
[pagina 229]
| |
Ga naar margenoot+te vermanen ende segede: ‘Lieve suster, laet ‖ ons ummer den vrede bewaren ende malcanderen guedertieren wesen!’ - Op een tijt myenden die susteren die by hoer weren, dat dat eynde comen wolde· Ende haelden die susteren, recht als die metten wt was. Doe vertoeget noch wat, soe dat mater die susteren toe bedde liet gaen, mer sie bleef myt een deel susteren by hoer. Ende ommetrynt een uer lanck bleef sij onsprekendeGa naar voetnoot1) ende lach in soe groter pijnen, dattet scheen dat hoer die lede beveden van groter pijnen. Ende doet wat beter geworden was, doe vrageden sie hoer wat sie gedacht hadde in der groter pijnen. Doe segede sij dat sij gedacht hadde· sij woldet geerne lijden also lange alst god op hoer verhengede. Op een ander tijt segede sie, doet hoer ockGa naar margenoot+gevraget waert, ‖ dat sie die pijne geerne lijden wolde totten ionxten daghe toe, weert gode behagelic. Sie segede eenre suster allene toe· solde een mensche also diepe op onsen lieven heren dencken in aldus daniger sieckten· hij solde wt hem selven comenGa naar voetnoot2). - Een suster bat hoer dat sie hoer een guet punte seggen wolde, daer sij hore by gedachte, want het scheen doch dat sie niet lange leven en solde. Doe segede sie: ‘gevet u tot gehoersamheit, soe mogedy blijdelike sterven.’ Int leste van hore sieckten gengen die susteren gemeenlicGa naar voetnoot3) tot hoer ❘ ende begeerden dat sie hem een guet punte toe testamenteGa naar voetnoota) seggen wolde. Doe veroetmodichde sie hoer ende haddes geerne verdrach gehadGa naar voetnoot4)·Ga naar margenoot+mer omme dat sie niet of en lieten, soe segede sij: ‘“Ge- ‖ hoersamheit is een cort wech totten ewigen leven.’ Ende ic hebbe wal gelesen ❘ ‘soe wien dat duncket gehoersamheit swaer te sijn Die en smaeckte ny gewarige gehoersamheit.”’Ga naar voetnoot5)Ga naar voetnootb) | |
[pagina 230]
| |
- Alijt van rijsen, deser kinder moder, dat een alten goddienstigen vrouwe was Ende plach myt onsen susteren, eer dat cloester geslaten waert, te capittelGa naar voetnoota) te gaen myt hore dochter, die sie noch bi hoer haddeGa naar voetnootb) Ende ock iij van horen megeden· onder onsen weerdigen vader here iohan brinckerinck Ende sie genck soe sympelijc, als oft een geestelic menscheGa naar voetnoot1) geweest hadde. Dese guede vrouwe waert op een tijt soe cranck, dat men hoer vermoede toe sterven Also datmen suster gertruyt, die die ‖Ga naar margenoot+myddelste van den drien susteren was, totter moder liet trecken· want sie doe noch niet beslaten en wasGa naar voetnootc). Doe bleef sij een wijltijdes by hore moder, want sie toe male cranck was. Ende die dochter die mytter moder wonde, die genoemt was Alijt, die was hore suster gertruyt seer vrentelijck Ende was hoer seer vele myt leckere costGa naar voetnoot2) ende myt costeliken dranck, also dat suster gertrudenGa naar voetnoot3) natuer al wat getagenGa naar voetnoot4) waert Ende dachte: weert dat onse lieve here sijnen willen myt hore moder dede Dat sij dan myt horen vader ende brueder ende hore suster blijven wolde· ende soe te samen daer onsen lieven heren dienen. Sie was by hore moder seerGa naar margenoot+stichtelijc ende goddienstelic, hent dattet ‖ beter myt hoer waert. Doe haeste sie hoer weder mytter duven totter arckenGa naar voetnootd)· ende wanderde doe seer goddienstelijc, stichtelic ende mynlic mytten susteren als te voeren. Het was te male een eersam persoen, seer stichtich ende zedich· soe dat onse vader here iohan van hoer ende van den anderen kinderen segede dattet gebaren hilligen weren Want onse lieve here hadde hoer vele natuerliker graciën gegeven ende ock vele geesteliker graciën· want sie conde hoer baete doen in allen dingenGa naar voetnoote). Dat in valGa naar voetnoot5) dat sij hadde, doe sij by hore moder was - dat niet en geschiede sonder die verhengenisse godes -· daer is vele guedes van gecomen. Dit in val omme kierde | |
[pagina 231]
| |
sie vaeke in horen hertenGa naar voetnoot1) ende bijchtedet myt groten leet wesenGa naar voetnoot2) WantGa naar margenoot+het was hoer also leetGa naar voetnoot3) dat sie hoer her- ‖ te soe van onsen lieven heren gekiert hadde. - Doe sie was van xix yaren, doe nam sie die hillige oerde an op sante pilippus ende iacobes dachGa naar voetnoota) Ende vijf weke daer na soe brack sie bloet. Ende dit waert hore moder te weten gedaen· doe genck die moder totten meyster om hulpe ende raet. Mer die meyster segede: daer en weer gien raet toe, het weer hoer die doet. Doe quam die goddienstige moder tot hore dochter gertruyt ende segede hoer dattet hoer die doet weer ende men hoer niet en conde gehelpenGa naar voetnoot4). Doe sie dit hoerde, soe waert sie alte seer bestoten, soe dat sie daer merckelic in bedrucket waert, alst gien wonder en was Want het was een ionc, schone ende vrommeGa naar margenoot+persoen ❘ ende dat leven solde hoer noch ierst hebben be- ‖ staen te lusten Ende ock want sie noch soe onlange die hillige oerde an genamen hadde ende dier niet langer gebruket en hadde. Mer onse lieve here verwandelde dit also dat sie noch soe hertelike den doet begeerde wt groter begeerten by onsen lieven heren te wesen. Ende sij hadde van eenre suster begeert, die by hoer was· dat sij hoer seggen solde, als sij vermoede den doet byGa naar voetnoot5) te wesen. Als dan der suster duchte dat dat zalige eynde bestont te comen· soe gaf siet hoer te kennen, als sij begeert hadde. Ende als die hillige ziele dit hoerde, soe waert sij seer verblijt ende segede: ‘Lieve here, weest willecome· lieve here, weest willecome!’ Doe begaf sie hoerGa naar voetnoot6) rechtevoert, also dat die susteren quemen. Ommetrint vijf wekeGa naar voetnoot7) hadde sieGa naar margenoot+die ‖ hillige oerde gehad, doe sie sieck begonde te warden, als voersz. is. Ende ene corte tijt daer na, doe sij begonsteGa naar voetnoot8) toe crencken, dede sie professie int capittel huysGa naar voetnootb). Ende vj of vij weke voer hore doet lach sij in alsulker cranckheit, dat sie den doet voer horen oghen sach· ende hoer niet en vermoede lange te leven. Sie hadde ducke ende vaeke gebijchtet, ende daer toe plach sij dagelix hoer leven over te dencken. Ende | |
[pagina 232]
| |
als sie ieet vant, hoe cleyne dattet was, dat hoer duchte dat guet gebijchtet weer Soe liet sie hoer meysterschGa naar voetnoot1) halen, genoemt elsebe hasenbroecksGa naar voetnoota)· ende belyde hoer dat Op dat, ofGa naar voetnoot2) sie in dier nacht gestorven hadde· dat siet dan voer hoer hadde mogen bijchten. Ende dan schrief siet hoer in hoer tafel, op dat siet onsen vader here iohan bijchtenGa naar voetnoot3) mochte, als hijGa naar margenoot+tot hoer ‖ queme. Ende aldus lach sie ende ontbeyde den doet myt groter begeerten ende hadde geerne ontbonden geweest van dit sterflike lichamGa naar voetnootb) Want sie hadde anxt dat hoer die pijne brengen mochte tot onlijdsamheit ❘ want sie lach in over groter pijnen. Ende doe die doet quam ende men die susteren tot hoer dede comen· soe genck hoer meystersche tot hoer ende vragede hoer, of sie yeet te bijchten hadde· sij segede: ‘neen.’ Doe vragede sij hoer, of sie ock wal te vreden weer; sie antwoerde twie reyse: ‘ic bin wal te vreden.’ Daer na, doet scheen dattet te hant myt hoer gedaen solde wesen ❘ ende die tafel geslagen wasGa naar voetnoot4)· Ende sij lach ende hadde die kerseGa naar voetnootc) in die hant ❘ ende also wy myenden· soe haddeGa naar margenoot+sie hoer natuerlike sprake al verlaren Ende lach ‖ ende haelde die doet snucken. Doe dochte eenre suster dat sie ummer wat bynnen mondesGa naar voetnoot5) segede· soe legede sie hoer oer an horen mont ❘ ende merckte dat sie geerne wat gesecht hadde· mer dat siet niet voert brengen en conde. Altehant daer na verstont sie dattet dit was dat sij segede· ‘Lieve here, het is my also leet dat ic myn herte yeGa naar voetnoot6) van u gekiert hebbe·’ ende dit segedeGa naar voetnoot7) sij daer na wal waekerGa naar voetnoot8). Hijr na speech sie waeke alluttelGa naar voetnoot9) wtten monde, alsof sie yemant verspyenGa naar voetnoot10) wolde. Hijr na segede sie een weynich luyder· ‘dat is valsch.’ Ende doe duchte den susteren dat sie verveertGa naar voetnoot11) waert; doe vragede hoer een suster ende segede· ‘suster gertruyt, sijt gy verveert?’ Sie antwaerde al vreeselike ende segede: ‘yaGa naar margenoot+ick.’Ga naar voetnoot12) ‖ Die suster segede: ‘in wat manieren·’ doe antwaerde sij recht | |
[pagina 233]
| |
als een die den montGa naar voetnoot1) al bestorven was, ende segede· ‘éne sunde werpet hijGa naar voetnoot2) my voer.’ Die suster vragede hoer, wat sunde dattet weer ❘ sij segede: ‘ic en moeter niet seggenGa naar voetnoot3) int apenbaer.’ Doe segede sij: ‘ende gy hebdet doch al gebijchtet ❘’ sij antwaerde: ‘Ic hebbet al gebijchtet, ende ic en hebbes niet dan gedacht. Ende die duvel secht daer tegen, ende hij wil daer ene grote sunde van maken. Ende god secht daer tegen·’ mer waer op dat sij dat segede· ‘god secht daer tegen’, des en wete wy niet. Sie segede noch eens· ‘die duvel secht: ic en hebbes niet gebijchtet; nu is hem also lieve.’Ga naar voetnoot4) Mer sie wiste wal dat siet gebijchtetGa naar margenoot+hadde. Doe ‖ segede mater ❘ ‘ist dat, dat ic u hiete bijchten?’ sij segede: ‘ya.’ - Dat punte dat hoer mater hiet bijchten, was dit: Voer tijdes, doe sie by hore moder geweest hadde in hore siecktenGa naar voetnoota) ende sij weder toe huys quam Soe belyde sie eenre suster dat sie becaringe hadde· storve hoer moder dat sij dan horen vader niet laten en wolde Mer sij wolde dan myt horen vader weder varen. Ende die suster dier sij dat segede, die merckte wal dat sij onsen vaderGa naar voetnootb) niet en myende hijr van te kennen te geven Ende sij liet sie hijr nochtans mede heen gaen ende en segedes niemant, die sie daer in hadde mogen sturenGa naar voetnoot5). Mer daer was een ander suster by, die dit ock hoerde· die waert begaen dat hijrGa naar voetnoot6) niet toe gedaenGa naar margenoot+en waert ❘ ende sege- ‖ det mater. Ende mater sprack hoer hijr van toe ende hietet hoer bijchten. Ende het scheen dat suster gertruyt dat niet en hadde gedacht toe bijchten, en hadde hoer mater niet vermaent of hieten doen. - Doe segeden hoer die susteren voert dat sij in onsen lieven heren betrouwen solde ende vastelijc in hem geloeven. Sij segede: ‘ya ic.’ Doe scheent dat sij die duvelGa naar voetnootc) hardelikeGa naar voetnoot7) an porredeGa naar voetnoot8) of verveerdeGa naar voetnoot9)· recht | |
[pagina 234]
| |
of hijt hoer of dringenGa naar voetnoot1) wolde dattet soe niet en weer. Doe toech sij dat ansichte te gader ende riep also gruwelijc ende luyde ene lange tijt: ‘Ia ic, ya ic,’ also ducke, dat wy daer gien getal van en weten· recht of siet wt creet Soe dat wy myenen dat sij gesondes lijvesGa naar voetnoot2) niet en soldeGa naar margenoot+also luyde hebben geroepen, ‖ ofte het solde hoer suer geworden hebben. Ende die gallemGa naar voetnoot3) van hore stemmen was also gruwelike luude Dat die susteren die an beyden tsijden van den sieckhuys stonden ende lesen den psalterGa naar voetnoota) die ene des anders vers niet wal verstaen en conden Ende sie worden also seer verveert ende begaen· datter by na nyemant myt droegen oghen en bleef. - Hijr na waert sie wat gesatigerGa naar voetnoot4) ende segede mennyger hande dinge· daer wi dese van gedencken. Sie segede dat die ongelovygenGa naar voetnoot5) ende die onsen lieven heren niet dancbaer en sijn, die sullen also grote pijne hebben Ia soe groet, dattet niet wt te spreken en is. Ende die woerde ontblevenGa naar voetnoot6) hoer in den monde· als of siet soe groet niet voert ‖Ga naar margenoot+gebrengen en conde, als sie geerne gedaen hadde. - Als men hoer wat guedes voer segede, soe segede sie bywijlen· ‘die duvel secht daer tegen.’ Ende mater troeste sij mytter gehoersamheit; doe segede sie: ‘die duvel secht: ic en hebbe niet gehoersam geweest.’ Als hoer die susteren wat guedes voer segeden, dat segede sij hem nae Mer bywijlen scheent dat sij also vele te done hadde· dat sij daer niet op achten en conde, wat men hoer segede. Ende bywijlen scheent dat sij den duvel wat segede wt hoer selven. Want als hoer niemant toe en sprack, soe segede sij· ‘duvel, du legeste.’ Sie segede ocGa naar voetnoot7)· ‘ic suchte doch daer omme.’ Ende sij segede ock: ‘ende my was quellike·’ als ofGa naar margenoot+hoer ‖ die duvel anstreetGa naar voetnoot8) dat sie hoer bywijlen in hore sieckten crancker | |
[pagina 235]
| |
getoent hadde dan sie was. Sie segede ock· ‘die duvel secht: ic calle al te vele· dat secht hij dat sunde is.’ Sie segede ock· ‘ic en wiste niet dattet soe grote sunde was·’ mer waer op sij dat segede, en wete wi niet. Sie segede: ‘ic sal in der ionferen choer comen·’ of ‘ic sal der ionferen crone hebben.’Ga naar voetnoota) Sie riep: ‘wytGa naar voetnoot1) my, helpet my, helpet my·’ ende segede: ‘het is doch groet hillichdoem.’ Doe dreyde sijt hovet een luttel omme ende segede· ‘yaetGa naar voetnoot2), yaet,’ ende dat dede sie wal dicker. Ende dat ‘yaet’ segede sij, recht of sie den duvel seggen wolde· ‘gy en condes my niet of strijden.’Ga naar voetnoot3) Sie segede ock van derGa naar margenoot+waskersenGa naar voetnootb) dattet hillichdomGa naar voetnoot4) weer ❘ ende sie bat ‖ dat men sie hoer vaster holden solde, want sie hadde anxt dat sie hoer ontfallen solde· omme dat hoer die hande soe seer worden bevende. Sie segede echter ❘ ‘lieve here, het is my also leet, het is my also leet dat ic myn herte ye van u kierde.’Ga naar voetnootc) Doe dreyde sijt hovet noch eens omme ende segede· ‘yaet, yaet.’ Sie segede echter: ‘mijnre zielen vader is alsoe groet, dattet geen menscheGa naar voetnoot5) wt spreken noch gedencken en can.’ Sie segeden hoer dat die susteren troulijck voer hoer beden; doe segede sie· ‘het sijn goede susteren, sij hebben my trouwe bewesen Ende ic salt in ewicheit gedencken.’ Doe segeden sij hoer dat sij onsen lieven heren in ewicheit solde laven· ende dat hij in ewicheit gelavet moste wesen. EndeGa naar margenoot+dat segede sij also nae. ‖ Hijr na waert sie echter soe luyde ropende myt | |
[pagina 236]
| |
soe gruweliker stemmen: ‘Ewelijc ende ummermeer, ewelic ende ummermeer.’ Een suster telde dat xij werf an énen gange· behalven dat sij ongeteltGa naar voetnoot1) liet. Ende het scheen dat sie echter soe hardelijc an ghewochtenGa naar voetnoot2) waert als te voeren, doe sie soe mennich werve· ‘yaet’ riep Mer waer sie dat ‘ewelijc ende ummermeer’ op riep, des en wete wy niet. Mer sommyge susteren vermoeden dat siet soe myende· dat onse lieve here in ewicheit gelavet most wesen. Opt leste scheent dat hoer die duvel een luttel liet rusten. Doe segede sij: ‘my is also quellike, my is also bange in der naturen.’ Doe segede sij: ‘die duvel secht dattet sunde is dat icGa naar margenoot+dat seg- ‖ ge.’ Ende sij segede: ‘god secht daer tegen·’ ende dyt segede sie wal vaeker, dat die susteren niet en wisten waer op dat siet segede Mer het scheen dat siet den duvel antwaerde. Doe segede mater tot hoer· ‘dat moet ummer wesen dat u quelke is· ende dat wildy doch geerne lijden·’ sij segede: ‘yae, also geerne.’ Een suster vragede hoer ende segede· ‘siet gy my ock wal·’ sie antwaerde: ‘och, tis guet, laet u genoegenGa naar voetnoot3); my is also bange, ic heb alsoe voel te doen.’ Doe segede sie: ‘ic hebbe mynen godGa naar voetnoot4) also lief, dat hij my beholden wil·’ die susteren segeden: ‘dat wil hij soe geerne doen Want hij heeft soe voel om uwen willen geleden.’ Doe sweech sij en weynich. Hijr na riep sie ducke: ‘datGa naar margenoot+is ummer waer, dat ‖ is ummer waer, dat weet ic wal voer waer.’ Daer na dreydeGa naar voetnoot5) sy dat hovet noch een luttel omme ende vertoechGa naar voetnoot6) dat ansichte Ende riep noch énen roep also eyselijc, dat die susteren alte seer verveert worden. Ten lesten waert hoer dat ansichte als een die alte male bedrucketGa naar voetnoot7) waert ❘ ende dat vel waert hoer int ansichte gestrubbetGa naar voetnoot8) als ganse vel Ende sie segede: ‘o wie, o wie, sal ic ummerGa naar voetnoot9) verdoemt wesen?’ Doe segede mater tot hoer ❘ ‘suster, gy en sult niet verdoemt wesen; dat hape ic.’ Doe segede sie: ‘och, mocht ic beholden blijven ❘’ doe segede sie noch al druckelijcGa naar voetnoot10)· ‘Iae here!’ Ende hijr na segede sie· ‘lieve here, ic hebbe u also lief, ic hebbe u also lief, om dat gy my beholden wilt.’ Ende als sij dit gesecht hadde, soe waert hoer ansichte yo lanckGa naar voetnoot11) | |
[pagina 237]
| |
Ga naar margenoot+yoe blijder ende myn- ‖ liker, ende segede· ‘lieve here, en laet my niet van u gescheyden warden·’ ende noch sommyge alsulker woerde Soe dattet scheen dat sie doe wat troestes ontfangen hadde. Ende doe sie seggen wolde· ‘hillige vader AugustijnusGa naar voetnoot1), biddet voer my·’ dat bestarf hoer in den monde, ende en condes niet wt gebrengen. Alte hant hijr na gaf sie den geestGa naar voetnoota). Ende ommetrint twie uren lanck arbeyde sie omme dat zalige eynde. Sie heeft geleden ende gestreden ende heeft ene zalige victorie gecregen· mytter hulpe hoers gemynden brudegoms Des dages na sante mauricyusGa naar voetnootb). - Suster kathrina van rijsen, die derde ende die ionxte dochter, dat ock een alten lieven sueten mensche was Sedich ende stichtich ende seerGa naar margenoot+vlijtich ‖ in al dat sie vermochte van bynnen ende van buten. Sie was swijgende ende schemel ende seer oetmodich· ende hadde een god mynnendeGa naar voetnoot2) vurich herte. Ende also als sie vlijtich van bynnen was tot onsen lieven heren· des gelijkes was sie ock vlijtich van buten in oetmodigen werken. Sie mynde gehoersamheit, ende dat bewees sie in den leven ende mytten werken. Sie was seer vlijtich tot allen doechden· ende in al dat hoer toe quamGa naar voetnoot3) van bynnen ende van buten, daer dede sie hoer baete in ende bewaerde horen vrede. - Ende ny en waert van hoer gesien wandelbaerheit des gemoedes· als nu blijde· ende nu drovich Mer eenperlijckGa naar voetnoot4) in éénre goddienstiger mynlicheit.Ga naar margenoot+Sie was hijr seer ionck gecomen· ende genck voert ‖ in allen doechden. - Dit was een deel van hore oefenyngeGa naar voetnoot5), dat hijr na volget: ‘Vlie· swijch· ende rusteGa naar voetnootc) Ende pijne allene den heren te behagen, omme welken alle dinge geschien moeten. Dine ruste ende dinen troest sij allene | |
[pagina 238]
| |
in hem, want hij is die hape der suchtender zielen Hem sueken die goddienstige tranen ende dat roepen des ynnigen herten. - Mynne dat swijgen, sueke enycheitGa naar voetnoot1) ❘ vlie toenberheitGa naar voetnoot2) ❘ verkiese sympelheit ende waerheit. Wanneer du oetmodich ende verborgen biste, soe verblijde dy; ende zalich salstu wesen, ist dat gy dat nuttelike gebruket Niemant en is sekerlic apenbaer dan die gerne verborgen isGa naar voetnoota). O myn alre lievest here, myn herte en can niet rusten, henttu my al in al ‖Ga naar margenoot+wardeste!’ - Int leste van horen leven, doe sie in hore lester siecktenGa naar voetnoot3) lach, soe begeerden een deel susteren een testamentGa naar voetnootb) van hoer ❘ eer sie tot horen brudegom vuer. Doe segede sij hem dat sij hoer altoes gepijnt hadde· enen anderen ende hoer selven in vreden te holden Ende wien sie wiste tonvredenGa naar voetnoot4) te wesen, den sette sie te vreden na horen vermogen. - Doe sie genaecte der zaliger uren dat sie myt horen gemynden brudegom verenyget solde warden· soe merckte een suster dat hoer al bange waert in hore boerst. Doe wolde sij hoer wat verlichten ende boerde die decken op van der borst ❘ doe begeerde sij dat men des niet doen en solde· het weer hoer beter dat siet lede Mer hoer natuer soldet wal genamenGa naar margenoot+heben. Also sie hoer selven altoes ‖ gewelt gedanGa naar voetnoot5) hadde in horen leven· also dede sie ock nu int eynde hoers levens. - Ene corte tijt voer hore doet weren die gemyen susteren soe sieck an eenrehande voerstGa naar voetnoot6). Doe bat suster kathrine onsen lieven heren dat hij myt hoer lijden wolde ende matigen hoer sieckte Hent dattet wat beter mytten gemenen susteren weer ❘ ende gevent hoer dan dubbelt weder Om dat die sieckwaerster soe voel te done hadde mytten anderen sieken. Onse lieve here verhoerde hoer gebet, so dat sie redelike hen quam, ende | |
[pagina 239]
| |
was den anderen sieken bedienstich al dat sie mochte. Ende doet mytten gemenen susteren beter was geworden· soe en vergat onse lieve here niet dat sie hem gebeden hadde Ende gaf hoer doe soe veleGa naar voetnoot1), dat sie daerGa naar margenoot+mede ‖ ontbonden ende verloest waert van alre sieckten ende crancheit Ende sie voer myt horen gemynden brudegom hem te beschouwen in ewicheit der ewicheit. - Int iaer ons heren m cccc ende xviijGa naar voetnoota) doe nam sie die hillige oerdeGa naar margenoot+an Ende daer na, doe men m cccc ende xxvij schrief, des dages na santeGa naar margenoot+Luciën dachGa naar voetnootb), doe lietGa naar voetnoot2) sie dit ellendige dael der tranenGa naar voetnootc)· ende voer ter ewiger rusten Om te gebruken die guedenGa naar voetnoot3) die sij daer op gelechtGa naar voetnoot4) ende vergadert hadde. |
|