Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen Veen
(1904)–Anoniem Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van diepen veen– Auteursrecht onbekend
[pagina 201]
| |
[pagina 203]
| |
(Verg. ms. 8849-'59 der Bibliothèque royale te Brussel, fol. 232r-234v: [De sorore Elizabetha Hasenbroecks]). Van suster elsebe hasenbroecksGa naar voetnoota). HEt was een eerbaer man toe oldenzel, genoemt werner van delden Ende hadde een eerbaer wijf, genoemt gertruyt van denen. Dese weren seer rijke ende ock seer werlick. Ende sie hadden een deel kinder toe samen, van welken elsebe die ionxte was ende seer schone ende bequameGa naar voetnoot1). Ende was van xij yaren ende noch onbesorgetGa naar voetnoot2) ❘ ende dieGa naar margenoot+moder hadde sie liever dan hoer ander kinder. Die va- ‖ der was een oelt man van c ende xiij yaren. Hijr omme was die moder besorget ❘ weert dat sie voer den vader storve, dat dan elsebe soe wal niet besorgetGa naar voetnoot3) en solde warden. Ende sie was seer vlijtich enen persoen te sueken, die bequameGa naar voetnoot4) was hore dochter inder echtschap toe te voegen. Doe was daer een eersam bequame iongelinck, genoemt Roloef hasenbroeck; desen waert sie ondertrouwet. Ende sie leveden te samen seer liefelijcGa naar voetnoot5) ende sie volgeden hore natuyren in allentGa naar voetnoot6) dat hem genoechlick was Nochtans in alre eersamheitGa naar voetnoot7) myt gueder geselschap der ridderschap ende der groeter luyden. Ende des en was hem geen verdriet dach noch nacht in brassen ende in spoelenGa naar voetnoot8), wat sie bedencken conden. Ga naar margenoot+- Sie was iij iaer of daer ommetryntGa naar voetnoot9) dat ‖ sie geene kinder en | |
[pagina 204]
| |
kreech, ende dat was hoer al swaer. Ende hijr omme versochteGa naar voetnoot1) sij onse lieve vrouwe ten eensedelGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoota), op dat sie hoer vruchtbaerheit verwerven solde, als sie dede. Ende doe sie quam voer onser sueter vrouwen belde, doe waert sie myt also groter graciën begavetGa naar voetnoot3), dat sie medallen van hoer selven quamGa naar voetnoot4). Ende des gelijkes begavede sie onse lieve here vaeke op anderen tijden, als sie hoer herte een weynich tot hem kierde Recht of hij seggen wolde: ‘smaeket ende gevoelt, hoe vele ende veer bavengaende genoechliker dat ic bin dan enyghe tijtlike genoechte. Hijr omme laet af van dijnre onbecanderGa naar voetnoot5) geckheit, daer gy u toe gevet ende soe seer mede becummert sijt.’ Mer die godlike genoechte ende walluste enGa naar margenoot+mochte dat vleyschelike herte ‖ noch niet trecken totten zaligen leven, daer hij sie toe vercaren hadde Mer sie moste daer toe comen overmyds eenre scharper roedenGa naar voetnoot6), als sie ock dede. Want onse suete mynlike here ihesus, die een groet wijs medecus is baven alle meysterenGa naar voetnootb)· die gaf hem vlijtelijck tot deser zieker zielen om sie toe genesen Ende hij berovede sie van der oersaeken die hoer hinderlick weren an onsen lieven heren toe dienen Want hij haelde alre iersten horen man myt enen haestigen doet, welck hoer seer swaer was. - Doe hadde sie noch enen brueder, genoemt here iohan van delden, dat een eerbaer wijs man was· ende was pastoer toe oldenzel Ende hij was noch een yonck man tusschen xxx ende xl yaren. DeseGa naar margenoot+guede man waert vervullet mytten ❘ godliken anxte, also dat hij een inslach kreech sijn leven toe beterenGa naar voetnoot7). Ende hij toech toe monichuysenGa naar voetnootc) ende toende daer sine begheerte ende dat opset sijns herten ende begeerde hoer geselschap. Ende sie vielen hem seer suetelick ende consentierden hem ene stede. Ende als hij dit vercregen hadde, soe toech hij weder te huys· om sijn dinghe te schicken Ende onder des soe toende | |
[pagina 205]
| |
hij sijnre suster elseben sijn opset ende vuricheit. Als sie dit hoerde, soe waert sie seer drovych ende sprack als ene, die den geest godes noch niet en hadde, ende segede: ‘Doe gy dat, soe en wil ic u nummer voer mynen brueder holden·’ doe segede hij al suetelike weder: ‘Suster, ic wil altoes u brueder blijven·’ ende sie schreyden seer hertelijcGa naar voetnoot1) te samen.
Ga naar margenoot+- Ende want elsbe noch ‖ soe yonck ende schone was, soe was hij al wat besorget dat hij sie also solde latenGa naar voetnoot2). Hijr omme soe toech hij toe deventer tot here florensGa naar voetnoota), seggende hem sijn opset ende die becummeringe die hij hadde van sijnre suster. Ende here florens hiet hem sijn opset toe vollenbrengenGa naar voetnoot3) ende segede: onse lieve here mochte sijnre suster ock gracie geven. Dese guede man dede na here florens raet ende toech heen ende beval sijn suster onsen lieven herenGa naar voetnoot4). Hij quam toe monychuysen ende nam die hillige oerdeGa naar voetnoot5) devoetelic an myt groter devociën ende mynnen Ende genck voert in allen doegeden· ende niet lange na sijnre professiën soe waert hij daer procratoer. Ende cort daer na waert hij prioer gecaren in een ander cloester by wesel, dat genoemt isGa naar margenoot+‘ter graven’Ga naar voetnoot6). ‖ Daer reygeerde hij dat cloester also goddienstelick ende suetelick, dat hij gemynnet waert van hem allen ende van allen gueden menschen. - Niet lange daer na dat here iohan van delden toe cloester genck, soe begondeGa naar voetnoot7) die gracie godes Elseben herten te ruren, also dat sie dachte hoer leven te beteren· ende penytencie te doen voer hoer sunden, des hoer seer wal noet was. Ende sie verwarf ten iersten een haren heemde om hoer vleysch onder te doenGa naar voetnootb). Sie vaste, sij bede, sij gaf den armen, ende voert deser gelijck pijnde sie te doen ende soe wat sij becande guet gedaen te wesen. Ende bynnen dat ierste yaer dat hoer brueder toe cloester gegaen was, soe toech sij tot hem myt horen vrenden Ende sie sprack hem allene toe ende gaf hem horen syn toeGa naar voetnoot8) cennen Ende segede hem | |
[pagina 206]
| |
Ga naar margenoot+onder ander ‖ woerde dat sij onsen lievenGa naar voetnoot1) heren dienen wolde onder gueden menschen. Ende als hij dit hoerde, waert hi seer verblijt ende vragede hoer, oft hoer ock eernst weer. Doe antwoerde sij: ‘ya, dat mene ic alsoGa naar voetnoot2) ende begeert.’ Doe sprack hij wt enen vollen herten ende segede· ‘suster, doe gy dat, soe en mogedy nummermeer bet doen.’ Ende hij segede hoer van deventer dat daer vele gueder menschen wonden· ende sunderlinge prijsde hij hoer die susteren van meyster gerijdes huys· ende segede hoer daer vele guedes van Welck sij myt groter begeerten ende genoechten hoerde· ende het bleef ock in horen herten. Sie gesundeGa naar voetnoot3) horen bruder ende toech weder te huys. Ende die brueder vertelde sijnen pryor sijnre suster wille· ende die pryor waert geruert van den hilligen ‖Ga naar margenoot+geest ende toech toe deventer totten vaders ende verwaerdetGa naar voetnoot4) also, als sij daer queme, datmen hoer anwijsinge solde doenGa naar voetnoot5).
- Hoer brueder hadde hoer een boeck mede gedaen, om dat sie daer in lesen solde. Ende als sij dat boeck op dede, soe gemoete hoerGa naar voetnoot6) terstont dit punte: ‘Ene weduwe, die in weelden levet, die is doet.’Ga naar voetnoot7) Ende dit genck hoer ten herten, want van dier tijt soe schude sie alle werschap ende geselschap. Ende totGa naar voetnoot8) dat celijcyumGa naar voetnoot9) dat sie droechGa naar voetnoot10)· soe droech sij ock ervten in hoer schoen om hoer penytencie te vermeren. - Ende voert soe schicte sie al heymelike hoer dinge als sie best mochte; want haddent hoer vrende vernamen, sie en haddent hoer nietGa naar margenoot+gegont. Ende doe hadde sie noch drie levendigeGa naar voetnoot11) kinderkens, die ‖ noch alGa naar voetnoot12) ionck weren Want dat ene was van vij yaren· dat ander van vj yaren· | |
[pagina 207]
| |
ende dat derde van v iaren Ende die twie weren megdekens ende dat derde een soenken. Ende hijr van waert sie al wat getoevetGa naar voetnoot1), dat sie hoer opset soe gerynge niet en vervulde als sie geerne gedaen hadde. - Sie hadde mennige manier van gedachten, hoe siet an settenGa naar voetnoot2) wolde· mer hoe siet over legede, ten wolde hoer niet ten herten gaen Anders dan onder gehoersamheit te staen myt ander guede menschenGa naar voetnoot3) Want daer was hoer herte op gefondiert ❘ ende wat hoer anders in quam, dat en was niet na horen gevoelen. Ende hoer waert van bynnen in gespraken als myt eenre levendigerGa naar voetnoot4) stemmen· dat die raet hoer bruedersGa naar margenoot+die alre beste ‖ weer ende dat sie den solde volgen Want hoer brueder hadde hoer geraden toe deventer te trecken ende segede hoer dat hiet an die vaders also verwarenGa naar voetnoot5) wolde· dat sij mit der vrouwen van runenGa naar voetnoota) wal solde comen. Ende dat was hoer wal toe willen, ende verliet hoer daer opGa naar voetnoot6). - Ende onse lieve here, die niet en weygert sijn hulpe den genen die hem puerlike sueken Ende niet en verlaet die gene die hij vercaren heeft hem te gebruken in tijt ende in ewicheitGa naar voetnoot7). Want altehant soe quam toe oldenzel ene grote sterfte van der pestelencieGa naar voetnootb) Also dat sie ene oersaeke creechGa naar voetnoot8) van daer te vlien, ende scheyde van horen vrenden sonder hinder. - Sie quam toe deventer, doe men schrief m ccc ende xcvij ende sieGa naar margenoot+Ga naar margenoot+was van xxvj iaren Ende sie hadde myt hoer hoer ‖ drie kinderkens ende hoer maeghet. Ende sie huyrde daer een huys, daer sie in wonden· ende bynnen achte dagen soe storven beyde hoer dochterkens Daer hoer onse lieve here groetelike in halp, dat sie te eer vervulde dat sie in horen | |
[pagina 208]
| |
herten begrepen hadde. Ende doe sie daer ene corte tijt gewont hadde, soe hoerdeGa naar voetnoot1) sie soe vele guedes seggen van den susteren van meyster gerijts huys· dat hoer mynne ende begeerte tot hem noch meerreGa naar voetnoot2) waert Ende sie hadde geerne conschapGa naar voetnoot3) myt hem gehad· op dat sie daer onderwijlen mochte gaen ende wat guedes van den hilligen vurigen susteren horen. Hijr omme genck sie tot eenre eersamer vrouwen, daer sie by wonde ende hoer seer vrendelic was Ende begeerde van hoer dat sie hoerGa naar margenoot+wolde helpen dat sie conschap mochte crijgen myt ‖ den hilligen susteren. Die vrouwe antwaerde weder ende segede· ‘daer wil ic u wal an helpen, sie plegen my mijn doeck te werken.’Ga naar voetnoot4) Cort hijr na soe raemdenGa naar voetnoot5) sij een tijt ende gengen daer te samen. Ende doe sie op die weerGa naar voetnoot6) quemen, soe was daer onse weerdige vader here iohan brinckerinck overmyds der ordynancie godesGa naar voetnoot7) Om onledeGa naar voetnoot8) willen van tymmerenGa naar voetnoot9) dat daer te done was· also dat hij hem beyden te gemoete quam ende hem toe sprack. Ende als hij elseben toe sprack, soe waert sij bevarenGa naar voetnoot10) van bynnen ende van buten· also dat sij hoer anders niet en voelde dan of sie in der tegenwoerdicheit godes gestaen hadde. Ende hoer duchte recht of sie god selven wt sinen monde hoerde spreken· ende van inwendiger graciěn enGa naar margenoot+merckte sie niet van der gedaenten sijns lichamsGa naar voetnoota). ‖ Ende onse weerdige | |
[pagina 209]
| |
vader gaf hoer doe oerlof totten susteren te gaen, alst hoer beliefde. Welck oerlof sie blijdelijc ontfenck, ende scheyde doe wal getroestet van hem ende doe voert makede sie hoer wanderinge vaeke mytten susteren. - Niet lange hijr na soe gaf sie hoer altemale onder onsen vader na sinen willen te doen ende te laten. Ende sie liet hoer bier ende al dat sie behovede van den susteren halen, ende dat schrief sie, om dat siet betalen wolde, als sie hoer rente boerdeGa naar voetnoot1). Ende op een tijt als sie hoer rente geboert hadde· soe quam sie in die weerGa naar voetnoot2) omme myt onsen weerdigen vader here iohan brinckerinck te rekenen. Ende het waert hem teGa naar margenoot+weten gedaen dat sie myt hem rekenen wolde. Doe ontboet hij ‖ hoer wt enen vollen goddienstigen herten, als sine manieren weren· dattet geen noet en weer mit hem te rekenen, want al dat hoer weer sijn. Als sie dit hoerde, soe ontfenck siet myt alsulken geeste alst hoer ontbaden waert. Ende al yubelierendeGa naar voetnoot3) genck sie weder te huys· ende hoer geest waert altemale barnende om die grote vryheitGa naar voetnoot4), die hij hoer daer in bewees. Als sie dus vroelick weder toe huys gecomen was· soe legede sie dese antwaerde vaeke over in horen hertenGa naar voetnoot5) dat alle dat hore sijne weer. Ende wt deser vuricheit soe liet sie hem brengen iiij kisten, daer alle hoer beste cleynodenGa naar voetnoot6) in weren, om dat hij dat sijne segede te wesen. Daer waert die hillige vader noch vuriger wt ende hij wees den geenenGa naar margenoot+ene ‖ stede, die sie brachte, daer men sie setten solde. Daer was ene goddienstige suster by, die dat officium hadde dat sie die armen plach te besorgen myt heemden ende ander lijnen gewaede. Dese suster genck tot | |
[pagina 210]
| |
here iohan horen vader ende bat hem, of daer yeet in weer dat hoer dienen mochte· dat hij hoer dat toe schicken wolde. Ende dat was den hilligen vader seer genoechlick te hoeren, ende lavede hoer dat sij daer by solde wesen, als men die kisten op dedeGa naar voetnoot1). Ene corte tijt hijr na soe genck hij myt elsebe hasenbroecks ende mytter meysterschen ende myt der voerseyder suster ende op dede die kisten ende besach wat daer in was. Ende in een van den kisten was lijnen doeckGa naar voetnoot2) ende vlas ende garen. Ende hijr was der suster seer lieve toeGa naar voetnoot3), die die armen hadde te besorgen;Ga naar margenoot+want sie kreech al dat doeck ‖ ende dat garen, waer of sie seer dancber was Ende sie viel dicke myt ghevoelden handen op hoer knien, van groter dancberheit. - Hijr wt is te merken die puer menyngeGa naar voetnoot4) die elsebe hadde tot onsen lieven heren· daer sie hoer selven ende alle dinck soe grondelikeGa naar voetnoot5) om over gaf. Dit was een guet vast fondament, daer sie voert starcklijc op tymmeren solde· dat costelike werck der doechden Als hoer leven ende wanderinge doe voert an wal bewijsede Als in groter oetmodicheit, gelatenheit ende mynnen· ende in groter begeerten te wanderen den conyncliken wech der gehoersamheitGa naar voetnoota) In herteliker mynnen tot onsen lieven heren ende tot allen doechden. Want die hilligeGa naar voetnoot6) geest was hoerGa naar margenoot+meyster, die sie haestelikeGa naar voetnoot7) leerde, wes leringe gaet baven ‖ alle menschelike leringe Want sie waert te hant ene reygeersterGa naar voetnoot8) van anderen menschen, die hem bekieren wolden. - Het was ene gewoente tot meyster gerijtes huys· dat soe wat personen dat daer quemen om hem te bekieren WesGa naar voetnoot9) wanderinge ende leven sie niet en becandenGa naar voetnoot10) Die lieten sie ierst myt gueden goddienstigen luyden wonnenGa naar voetnoot11)· omme te ondervynden of sie ock nutte weren tot enen geesteliken leven. Ende alsulke personen brachte men tot hoer om dier saeken willen. Dese menschen leerde ende infermierdeGa naar voetnoot12) sie meer myt | |
[pagina 211]
| |
horen stichtiger wanderinge ende gueden leven· dan myt velen woerden. Ende als sie dan ene corte wijle myt hoer geweest hadden, soe werenGa naar margenoot+sie bequame ontfangen te warden in ‖ wat vergaderinge dat men wolde Want sie worden daer geleert te wanderen den conyncliken wech der gehoersamheitGa naar voetnoota) in alre oetmodicheit. - Here iohan brinckerinck hoer geestelike vader liet eens in hoer weer wat tymmeren om hoer beesten daer in te setten. Doe genck sie tot hem daer men tymmerde· ende bat hem dat hiet ummer groet genoech liete maken. Doe berichteGa naar voetnoot1) hij sie wt goddienstiger vryheitGa naar voetnoot2) al strackelijc ende segede hoer dat sij solde gaen ende spinnen horen rocken. Doe genck sie schemelike hen ende was gehoersam ❘ ende voert meer en dorste sie hem niet berichten. O hoe wonderlike dinge werket die mynneGa naar margenoot+godes daer sie is· want het was hoer wal eer al ongesienGa naar voetnoot3) dat ‖ sie aldus wesen soldeGa naar voetnoot4). Mer dit was een werck des hilligen geestesGa naar voetnoot5). - Sie was inwendelike ghekiert totten leven ende lijden ons lieven heren· daer was hoer herte staedelike mede becummert Omme hem na te volgen van bynnen ende van buten na horen vermoegen myt groter mynnen ende herteliker dancberheit sijnre mynnen ende waldaden Daer sie sunderlinge gracie mede verdiende ende vercreech van onsen lieven heren. - Op een tijt was sie toe kerken ende onder myssen voer die ellevacieGa naar voetnoot6) waert sie denckende op hoer soenken, dat een kint was van v of vj iarenGa naar voetnootb), dat doe allene te huys was Ende sie hadde anxt dattet gebreck mochte hebbenGa naar voetnoot7)· het was hoer swaer wt der kerken te gaen. Mer hoe noede datGa naar margenoot+siet gedaen hadde, sie en dorstes niet laten Ende genck hen ende de- ‖ de hem sijn gerackGa naar voetnoot8) ende genck doe weder ter kerken. Ende recht als sie | |
[pagina 212]
| |
daer weder quam, soe was onser god gheboertGa naar voetnoot1). Doe sloech sie hoer devoetelike nederGa naar voetnoot2) by den altaer daermen die mysse dede· ende kierde hoer devoetelike tot onsen lieven heren. Soe gevoelde sie hoer alte male overstort te wesen mytten heyten durbaren bloede ons lieven heren Ihesu cristi Ende sie sachGa naar voetnoot3) daer die engelen opten altaer wesende myt groter reverenciën by dat weerdige licham cristiGa naar voetnoot4) Ende sie segen seer sorchvoldelick in den kelicGa naar voetnoot5), daer in was dat preciose durbaer bloet cristi. Hijr van waert sie myt soe groter graciën van bynnen bestort, soe dat sie geheel van hoer selven quam. Och, wat vermach dat inwendige toekier tot onsen lieven herenGa naar voetnoot6)! Ga naar margenoot+- Dese iij hillige ende vurige per- ‖ sonen· als die vrouwe van vredenGa naar voetnoota)· die vrouwe van runenGa naar voetnootb) ende elsebe hasenbroecks gengen seer vurichlike voert in doegeden ende in hilligen leven. Ende hoe sie den lichte nare quemen, hoe sieGa naar voetnoot7) noch liever nare geweest hadden. Ende sie hadden alle drie grote begeerte te leven ende te sterven by gueden menschen onder gehoersamheit Ende sie plegen vaeke die begeerte hoers herten horen vader here iohan brinckerinck hijrvan te seggen. Hijr van waert die hillige vader van bynnen ontsteken· anmerckende die vurighe begeerten deser hilliger personen· ende opsetteGa naar voetnoot8) noch een anderGa naar voetnoot9) cloester te stichtenGa naar voetnoot10) Op dat hij onsen lieven heren vele zielen mocht gewinnen ende daer in vergaderen soe wal die wedewen als die ionferen. Ende al te hant soe ‖ | |
[pagina 213]
| |
Ga naar margenoot+versachGa naar voetnoot1) hij ene stedeGa naar voetnoota) hijr ten diepenveenGa naar voetnootb)· ende die pijnde hij hem te vercrijgen myt gelde ende myt oerlof, als daer toeGa naar voetnoot2) behoerde Dat men bet vinden mach in ons vaders here iohan brinckeryncks levenGa naar voetnootc). - Int yaer ons heren m cccc ende j soe began hiet hijr des vrydagenGa naar margenoot+na des hilligen sacramentes dach· die doe was op sante mercellijn ende petrus dachGa naar voetnootd), myt groter vuricheit. Ende doe dit elsebe vernam, soe waert sie seer blijde· ende brachte hem een groet deel ongeteldesGa naar voetnoot3) geldes· om dat cloester mede toe tymmerenGa naar voetnoot4) Ende ock soe plach sij hoer dienstmaghet daer te senden om te helpen arbeyden. Ende doe sie dat gelt onsen vader dede, segede hij tot hoer: ‘Elsebe, meendyt ock·’Ga naar voetnoot5) ditGa naar margenoot+vragede hij hoer wt ‖ groten verwonderen. Doe segede sie· ‘ya ic, here· ick meent ummer.’ Doe segede hij: ‘ic wil daer onbehaeltGa naar voetnoot6) van wesen.’Ga naar voetnoot7) Dit seyde hij daer omme, want hij anxt hadde dat siet daer omme dede dat sie daer gerne gewont hadde Want diepenvene en was noch en solde hem nu noch nummeerGa naar voetnoot8) veyleGa naar voetnoot9) wesen. Ende dat quam hem wt goddienstiger rechtverdicheit Mer hoer menynge was puerlike onse lieve here. - Ende als dan ten diepenveen wat armer hutkens op geslagen weren | |
[pagina 214]
| |
van tuneGa naar voetnoot1), geleemtGa naar voetnoot2) myt cleyeGa naar voetnoota), soe datmen daer in wonen mochte Soe sande hij daer drie susteren van meyster gerijts huys Als suster hille sonderlants, die namaelsGa naar voetnoot3) daer die iersteGa naar voetnoot4) recktricxGa naar voetnoot5) waertGa naar voetnootb) Die anderGa naar margenoot+hiete suster griete dagens· ende die derde gese boevynckGa naar voetnoot6). ❘ Ende niet lange daerna soe quam die vrouwe van vreden ende die vrou van runen myt suster eefse hodden Ende niet lange daer na soe quam elsebe hasenbroecks ende truyde van beveren ende suster truyde van roekel ende suster griete kerstkensGa naar voetnootc). Ende doe elsebe hasenbroeck daer comen solde, doe nam onse weerdige vader hoer soenken na hemGa naar voetnoot7) ende settet ter scholen· op datter een guet man van warden solde Soe dat sie daer toe male van ontcummert waertGa naar voetnoot8). - Doe quam sie hijr ten diepenveen myt also groter begeerten ende devociën - want sie in horen leven lange na dit levenGa naar voetnoot9) gestaen hadde - Ende sie angreep myt groter begeerten dat zalige cruce der penytenciën ende sochte puerlike onsen lieven heren in allen dingen.Ga naar margenoot+Ende sie ‖ hadde hoer natuer in haeteGa naar voetnoot10) ende stont sie weder in allen dingen, die hoer genoechlic weren naden vleysche Want sie hadde al | |
[pagina 215]
| |
om al gegevenGa naar voetnoot1) ende genck vurichlike voert in allen doechden Also dat sie hijr niet lange gewont en hadde, sie en waert meysterscheGa naar voetnoot2). - Sie was een eersam persoen ende vrome ende starck van licham ende seer goddienstich. Daer toe was sie den susteren guedertieren ende hoer selven hart ende strenge. Ende want hijr mytten iersten seer vele swaers werkes was te doen, als van tymmeren ende dier gelijck:Ga naar voetnoot3) so was sie altoes die ierste in den arbeyde Want sie plach te raden ende te graven ende in den tymmer droech sie den stien int hogeste van derGa naar margenoot+kerken ende derGa naar voetnoot4) huysen. Soe was sie van bynnen in horen herten ‖ myt gode becummertGa naar voetnoot5) ende also verslonden in onsen lieven herenGa naar voetnoot6) in den swaren arbeyt, dat sie waekeGa naar voetnoot7) niet en wiste wat sie dede Mer sie volgede der suster, daer sie mede droech. Ende als sie van moetheiden wat rusten, soe was sie ende alle die susteren vlijtich dat corte tijdeken nuttelike toeGa naar voetnoot8) te brengen Sommyge oefenden hem inder passiën ons lieven heren, sommych ander geven hem tot gebede ende richten hoer herte suetelijc op tot onsen lieven heren. Ende als dit tijtken over was, so waert een teyken gegeven: soe arbeyden sie weder anGa naar voetnoot9) myt nyer vuricheit. Aldus goddienstelijc was hoer reygementGa naar voetnoot10) mytten susteren in allen dingen. - Onse gemynde mater salomeeGa naar voetnoota) was doe noch toe meyster gerijtsGa naar margenoot+huys ‖ meysterscheGa naar voetnootb)· mer sie plach hijr vaeke te comenGa naar voetnootc). Ende suster elsebe ende sie weren één herte ende één ziele in onsen lieven heren | |
[pagina 216]
| |
Ende sie liepen te samen die rechte weghe totter hoeger stat van iherusalem, myt groter vuricheit Sonder opholden, als hore beyder leven wal wt wijst. - Op een tijtGa naar voetnoota) soe gevyelt dat mater salome hijr gecomen was· ende sie sat int spynhuys ende las hoer getijde mytten susteren· ende sie lesen die getijde van der ewiger wijsheitGa naar voetnootb) myt alte groter vuricheit. Doe quam elsebe hasenbroecks daer in om ene sunderlinge saeke, die sij daer te doen hadde. Ende als siGa naar voetnoot1) merkede dat die susteren soe vurichlike lesen, so bleef sie van genoechten een luttel staendeGa naar voetnoot2) ende hoerde toe. EndeGa naar margenoot+suster salomee genck ‖ hem allen baven myt eenre eersamerGa naar voetnoot3) vuriger stemmen. Ende suster elsebe sach myt horen wtwendigen oghenGa naar voetnoot4)· dat wt salomen monde ene schone radye genck, seer claer ende van mennygerhande varwe Gelijck als die radyen der sonnen, als sie ierst op gaet in den claren sommer. Hijr wt waert die hillige weduwe alte vurich ende seer gestichtet Ende becande hijr wt dat barnende vurige herte der devoeter suster salomee· die ene volcomene mynnester cristi was. - Dese weerdige suster salomee sticken waert hijr na in cortenGa naar voetnoot5) yaren die ierste gecaren pryorynne ten diepenveenGa naar voetnootc) Ende sie was ene vruchtbaer moder gode vele zielen te wynnenGa naar voetnootd)· als men in horen leven vinden machGa naar voetnoote). Ga naar margenoot+- Int yaer ons heren m cccc ‖ ende viij doe waert dat cloester tenGa naar margenoot+diepen veen geslatenGa naar voetnootf) myt xij susteren, die doe ghecleedet worden Welker namen by ordynanciënGa naar voetnoot6) genoemt ende geschreven staen in dat leven ons hilligen vaders here iohan brinckerinck Van welken suster hille sonderlant die ierste rectrix wasGa naar voetnoot7) Suster griete dagens die ierste suppriorynne· Suster gertruyt monickesGa naar voetnootg) cantrix· suster elsebe hasenbroecks procratrixGa naar voetnooth). Dese weren alle vlijtich te bewaren dat hem bevalen was. Ende suster elsebe was vlijtich te besorgen die wtwendige dinge myt alre | |
[pagina 217]
| |
oetmodicheit ende gehoersamheit. Mer ummer was sij vele meer besorget voer die geestelike ende inwendige dinge Want sie was een levendichGa naar margenoot+exempel alre doechden. Sie ‖ was seer cleyn ende oetmodich in hoer selven ende gehoersam sonder onderscheytGa naar voetnoot1) Also dat hoer oversten hem wal bedencken mochten wat sie hoer segeden of doen hietenGa naar voetnoot2). - Grote mynne ende devocie hadde sie totter oerden ende tot al dat daer toe behoertGa naar voetnoot3) ❘ ende ny en waert sie daer van beswaertGa naar voetnoot4), ock hoe dat hoer in der naturen was. Sie was van xxxvj iaren doe sie die hillige oerde an nam, ende sie was onsen lieven heren soe rechte dancber dat hij sie tot alsulken staete geropen hadde Daer sie onbequame ende onnutte toe was na horen duncken. Ende sie plach onsen lieven heren seer begeerlikeGa naar voetnoot5) te bidden dat hij dat grote werck in hoer werken wolde, daerGa naar margenoot+sie voel toe cleyn toe was Ende die guedertierne here, die ‖ niemant en verlaetetGa naar voetnoot6), die in hem hapen ende hem sueken in allen dinge· die heeft hoer vaderlike geholpen. Want daert ons allen verwonderde, soe plach sie nacht ende dach toe choer te gaen, doe sie al baven hoer lxxxvj iaren was· ende doef ende blint geworden was. Ock genck sie stadelike te reventerGa naar voetnoota)· ten capittelGa naar voetnoot7), ende daer te blijven totten eynde toe. Ende sie was | |
[pagina 218]
| |
hoer selven also strenge ende hart, dat sij niet lijden en wolde dat hoer yemant leyden moste, al was sie cranck ende weekelick Ende segede dattet sunde weer dat hem yemant liete leyden, als hij vermochte te gaen. Ga naar margenoot+Ende hoe grote begeerte onse lieve here in hoer ‖ hadde te rusten· dat onder vant onse weerdige pater ydocusGa naar voetnoota). Want als dese hillige ziele tottenGa naar voetnoot1) hilligen sacramente genck:Ga naar voetnoot2) ende sie voer dat vinster quam om onsen lieven heren te ontfangenGa naar voetnoot3) Soe waert hij dat hillige sacrament quijt wtter hant, dat hij al begaen waert, ende en wiste niet hoet daer omme wasGa naar voetnoot4). Mer sie genck daer devoetelike mede heen Soe dat hiet van groten verwonderen ondersochte, ende gaf sijn vlijt daer toe te vernemen wie dat sie was. Ende hij ondervant dattet dese hillige weduwe was· ende hij merkede dit ock van sommych anderGa naar voetnootb), welck hij in groter weerdicheit hadde. - Dese hillige ziele hadde ock grote mynne die hillige schrift te lesenGa naar margenoot+ende dat woert godes te horen. Want ‖ daer waert hoer ziele mede gesterket ende gevoedet, gelijck als hoer licham gesterket waert van wtwendiger spijsen Want die hillige schrift is een staf, daer wy mede wanderen sullen den langen wech onser pelgrymmadsen. Ende doe hoer onse lieve here berovet hadde van den gesichte hore oghen, soe dat sie die hillige schrift niet lesen en conde Doe plach sie sommyge susteren te biddenGa naar voetnoot5), die hoer die spijse der zielen geven· dat is: die hillige schrift lesen Want sie en mochte sie niet ontberen ende het was hoer ene genoechlike vermakinge. - Het gevyel op een tijt dat sommyge susteren al laete ten doermterGa naar voetnootc)Ga naar margenoot+quemen. Ende die sie voer suster elseben celle que- ‖ men, hoerden sie | |
[pagina 219]
| |
daer ene suverlike clenlikeGa naar voetnoot1) stemme seer suetelike in singende Ende dat en vermoede wy hoer niet te wesen, mer hoer hillich engel. Ende doe dit geschiet was, soe waert hoer daer van gesecht. Doe antwaerde sie van oetmodicheit ende segede: ‘o crancke herne!’Ga naar voetnoot2) Ende dat hadde sie voer ene gewonte, als hoer wat gesecht waert dat hoer an genck ende wat lavelijc scheen Dat sie dan wat van horen gebreken plach voert te brengen wt enen oetmodigen gront. - Onse lieve here heeft seer grote dinge myt deser hilliger zielen gedaen ❘ ende heeft sie vaeke gevysitiert myt sijnre graciën· beyde inwendichGa naar margenoot+ende wt wendich Dat alte lanck weer elck by sunder te ver- ‖ tellen. - Doe sie tot horen older gecomen was· ende xxxiij iaer procratrix geweest hadde· doe visytierde sie onse lieve here ende nam hoer dat wtwendige gesichteGa naar voetnoot3). In welken sie blijde ende wal te vreden was Want sie plach te seggen dat hoer leet weer dat sie hoer gesichte weder hadde· ende sie dan hoer officie weder solde hebben. - Niet lange hijr na dat hoer dit geschiet was· soe quam een meysterGa naar voetnoot4)Ga naar voetnoota) toe deventer, die seer vermaert was hoe wal dat hij alsulke oghen meysterenGa naar voetnoot5) conde· dat sie weder siende worden. Ende doe dit onse gemynde mater vernam, soe was sie ende al die susteren vlijtich om suster elseben te helpen dat sie hoer gesichte weder mocht crijgenGa naar margenoot+Want mater hadde sie baven alle menschen lief. Ende doe hoer ‖ mater van desen meyster segede, soe hadde siet alte noede gehad Ende hadde onsen lieven heren daer liever mede laten betien· dan enyge menschelike hulpe gesocht. Mer van groter mynnen woldet mater ummer hebben· doe was sij daer gehoersam ende geseggelicGa naar voetnoot6) in. Ende sie leet daer seer grote pijne an ende creech also vele gesichtes weder, dat sie wechsturinge haddeGa naar voetnoot7). Ende die meyster stack hoer dat een oghe wt, daer sie best mede plach te sien ❘ ende daer hadde sie alte grote pijne an So dat sie plach te seggen dat sie niemant raden en wolde te doen dat sij gedaen hadde Mer dese hillige ziele hadde hoer seer sachtmodelic ende verduldelic in deser groter pijnen. | |
[pagina 220]
| |
Ga naar margenoot+- Als sie sieck was, soe en conde men sie niet ‖ lichtelijc int sieck huys gebrengen· mer als siet wt gehoersamheit moste doen, soe genck sie daer wal een cort wijlken. Mer also geringe als sie mochte, pijnde sie hoer weder byt conventGa naar voetnoot1) te comen. - Men secht dat gene meerreGa naar voetnoot2) ghenoechte en is in alle der werlt ❘ dan genoechte te hebben in penytenciën te doenGa naar voetnoot3). Dese genoechte mach men wal seggen dat sie hadde· want sie haete hoer selvenGa naar voetnoot4). Ende hoe si den lichte naerre quam, hoe sie bet becande den rechten wech der penitenciën in der waerheit te wanderen. Onse weerdige mater salomee plach te seggen· solde susterGa naar voetnoot5) elsebe enich veghe vuer hebben of enige pijne lijden na deser tijt Dat solde wesen om dat sie hoer selven soeGa naar margenoot+rechte strenge was. ‖ Op een tijt eert daer beslaten waertGa naar voetnoota), soe was dese hillige ziele allene opter weer, ende die ander susteren wesen altesamen buten te werke Ende suster elsebe die pijnde hoer bynnen der weer te arbeyden al dat sie mochte. Ende onder ander arbeyt den sie dede, soe droech sie ock holt. Ende doe hoer dat suer waertGa naar voetnoot6), doe dachte sie dat sie onsen lieven heren sijn cruce wolde helpen dragen Ende sie over dachte in horen herten, hoe swaer dattet onsen lieven heren waertGa naar voetnoot7) te dragen· ende wt hoe groter mynnen dat hiet dede Voer hoer sunden ende alre menschen sunden. Dit ende deser gelijck oefendeGa naar voetnoot8) sie in horenGa naar margenoot+arbeyt ❘ ende droech vurichlike dat cruce ‖ myt horen gemynden brudegom Ihesum. Ende doe sie dat werck gedaen hadde· doe viel sij neder op hoer knien voer een altaer Ende offerde onsen lieven heren horen arbeyt opGa naar voetnoot9) myt groter dancberheit. Ende sie waert te male ontrucket in onsen lieven herenGa naar voetnoot10), also dat sie te male van hoer selven quam; ende dat duerde ene guede wijle. | |
[pagina 221]
| |
- Op een tijt stont die vurige vlamme in den choer myt enen op gehevenen gemoede in onsen lieven herenGa naar voetnoot1) Ende over dachte die grote waldaden die hoer onse lieve here gedaen hadde, mit groter dancberheit. Ende doe sie aldus stont, quam sie mydallen van hoer selven. Ende doe sach sie inden geeste dat gebenedyde herte ons lieven heren· ende ommeGa naar margenoot+dat herte genck een schone gulden bant Ende die ‖ bant was seer claerGa naar voetnoot2) in wonderliker manieren. Ende in dat suete mynlike herte sach sie een apene wonde· mer daer en genck geen bloet wt. Ende sie merckte dat in den gulden bant die om dat herte genck, wat geschreven was. Doe waert hoer toe gespraken als myt eenre levendiger stemmen: ‘In ewiger mynnen heb ic dy gemynt; daer omme dijnre ontbarmende heb ic dy tot my getagen.’Ga naar voetnoota) Van deser toesprekinge waert sie noch vuriger ende dancbare onsen lieven heren· als hoer leven ende wanderinge wal bewees. Dat suete gebenedyde herte ons lieven heren dat lietGa naar voetnoot3) recht als eens menschen herte Mer het was briederGa naar voetnoot4) ende ock niet so scharp beneden·Ga naar margenoot+mer wat ront ende baven breet ende apen Want dat suete ‖ herte ons lieven heren is altoes apen ende breet tot zalicheit der menschen. - Suster elsebe plach ons vaeke toe vertellen: ‘Doe die hillige ende devoete priester here otteGa naar voetnootb) gestorven was op sante lamberts aventGa naar voetnootc) na compelete Ende als hij gecleedet was als daer toe behoerde dat men hem in die kiste leggen mochte· soe waerdet al laete in den avent. Ende doe hem twie priesters al singende in die kerke brachten· soe hoerde sie soe suete ende mennichvoldige stemmen singen Als of daer vele personen gesongen hadden. Ende dese stemmen luyden also hemels, also dat wi vermoeden dattet die hillige engelen weren· die gecomen weren tot des hilligen vaders wtvaert.’
Ga naar margenoot+- Het gevyel op een tijt doe suster elsebe pro- ‖ cratersche was, dat sie alte seer begaen was omme gelt ❘ ende genck tot mater om hoer noet te clagen. Doe die goddienstige mater salome dit hoerde, segede sie hoer ❘ dat sie toe choer solde gaen ende spreken horen procraterGa naar voetnoot5) toe. Suster elsebe dede also ende sprack onsen lieven heren horen procrater toe. Ende der | |
[pagina 222]
| |
wijle dat sie hoer totten gebede gaf, soe waert een suster totten spreckvenster gehaelt. Der worden gesant x swaer guldenGa naar voetnoot1), ende die brachte sie mater. Doe hiet hoer mater doen dat sie opt choer solde gaen ende brengent suster elseben. Ende als suster elsbeGa naar voetnoot2) dat gelt sach, soe waert sie seer verblijt, ende myt groter dancberheit lavede sie horen getrouwenGa naar margenoot+procratoer Die hoer te hulpe gecomen ‖ hadde in hore noet ❘ ende deser gelijck is hoer wal waekerGa naar voetnoot3) geschiet. - Dese hillige ziele was seer gemynt, beyde van geesteliken ende werliken menschen, also als die waerachtige doechden eyscheden, die sie over hoer hadde. Want sie sochte ende myende onsen lieven heren in allen dingenGa naar voetnoot4) Ende sie liende hoer den wtwendigen dyngenGa naar voetnoot5) ❘ mer sie gaf hoerGa naar voetnoot6) geheel onsen lieven heren ende den inwendigen dingen. - Een luttel van velen, vergadert van den leven der hilliger devoeter weduwen elsebe hasenbroecksGa naar voetnoota). |
|