Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen Veen
(1904)–Anoniem Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van diepen veen– Auteursrecht onbekend
[pagina 85]
| |
[pagina 87]
| |
(Opzoomer, Het klooster van Diepenveen, 2de stuk, 's Gravenh. 1887, blz. 22-57). Van suster kathrina van naeldewickGa naar voetnoota). IN den iaer ons heren m cccc ende xciiijGa naar voetnootb) wonde een eerbaerGa naar voetnoot1) ridderGa naar margenoot+in hollant, geheyten here henrick van naeldewickGa naar voetnootc) Ende was maerschalckGa naar voetnoot2)Ga naar margenoot+des hertigen van hollantGa naar voetnootd). Ende hij hijlickte an here ‖ hugen dochter van henevliet in seelant, die ock een vernoemtGa naar voetnoot3) mechtich ridder was Ende der ionferen name was kathrina. Ende doe here henrick sine bruyt te huysGa naar voetnoot4) gehaelt hadde· begeerde sijn moder, geheiten sophieGa naar voetnoote), van hem Dat hi hoer die ierste vrucht geven wolde, die hem god van sijnre bruytGa naar voetnoot5) geven solde· dat sie die mochte bewaren tot xij iaren toe Welck hoer niet gheweygert en waert. Want des anderen iaers was die vrouwe van naeldewick by der verhengenisse godesGa naar voetnoot6) opt slot toe creyen- | |
[pagina 88]
| |
steenGa naar voetnoota)· by here henrickes moder Ende daer gebaerdeGa naar voetnoot1) sie hoer ierste kint Ende here henrick dede dat kint ock nomen kathrina. Doe was sijn moder blijde, want sie niet allene hoers sons kint by hoer en hadde· merGa naar margenoot+ock ‖ die moder Ende here henrick liet hoer dat kint te bewaren na horen willen. Ende sie mynde dat kint alte seer ende dedet warenGa naar voetnoot2) ende op voeden, als oft hoer enyge kint hadde geweest. Ende kathrina dat kint hadde sie soe lief, als of sie hoer moder hadde geweest. Ende als dat kint quam tot bequamer oeltheitGa naar voetnoot3), sande siet toe scholen toe remsbergeGa naar voetnoot4) in dat cloester. Ende sie begeerde van der abdyssenGa naar voetnootb) ende van den anderen susteren dat sie hoer niet seggen en solden· dat die vrouwe van naeldewick hoer moder weer, ende dat bewaerden sijGa naar voetnoot5) te male wal. Want na een deel tijdes soe voer die vrouwe van naeldewick tot den cloester tot hore dochter Ende sie begeerde datmens hoer niet seggen en solde dat sie hoerGa naar margenoot+moder weer. Ende die ab- ‖ dysse riep kathrinen voer hem allen ende segede: ‘Siet nu al ommeGa naar voetnoot6) ende segget my, wie dat u best bevalt ende behaghet van al desen vrouwen.’ Ende kathrina sach vlijtelike omme ende segede· ‘die schone vrouwe behaget my alre best,’ ende doe wees sie op hoer moder. Doe segede die abdisse· ‘soe gaet tot hoer ende nemet sie in den arm ende cusset sie vrentelicGa naar voetnoot7), want sie is u moder.’ Ende kathrina segede· ‘dat en doerGa naar voetnoot8) ic niet doen, want Ionfer sophiaGa naar voetnootc) is myn moder.’
- Dese guede vrouwe sophia hielt kathrinenGa naar voetnoot9) seer ter doecht ende tot | |
[pagina 89]
| |
eersamer hoefscher schemelheit. Ende sunderlinge leerde sie hoer: wat daer op reseGa naar voetnoot1) inden huys Het weer van vader of moder of tusschen dat gesynde·Ga naar margenoot+dat sie altoes ten besten solde spreken, ‖ welke leer sie wal onthielt. Ende als sie was bi hoer xij iaren, waert sie tot hoers vader huys gehaelt. Ende sie wies op ende waert een alten schonen ionfer Vroelick, vredsam, wijs ende vrentelick in toe spreken Ende sij en vergat hore moder sophiën leer niet. Want sie was hovyschGa naar voetnoot2), schemel ende eersam ende ene guedertieren myddelsterGa naar voetnoot3), soe waer dat sie ieet vernamGa naar voetnoot4) van twist Soe dat sie seer gemynnet was niet allene van horen olders ende den gesynde Mer ock van den geburenGa naar voetnoot5) hoers doerpes Ende sunderlinge van den armen, den sie sunderlinge guedertieren ende barmhertich was. Ende sie hieten sie gemeenlike ‘moder’ om hore barmherticheit willen. Ende sie was ock seerGa naar margenoot+gemynt onder horen vrenden ende ‖ ock int hof van hollant, daer sie ock vaeke was in den dienste der vrouwen van hollantGa naar voetnoota). Ende als men meende dat sie daer een wijltijdes mit allen solde hebben gebleven, soe toech sie heymelike toe cloester. Ende doe sie was van xvij iaren· doe worden hoer olders seer an gegaenGa naar voetnoot6) van sommygen mechtigen rijken luden ❘ om kathrinen in echtschap te hebben Daer hoer olders noch niet willich toe en weren. Mer sieGa naar voetnoot7) weren hem soe lestichGa naar voetnoot8), dattet katharina vernam Ende sie sorgedeGa naar voetnoot9) alte seer dat sij sie al heymelike solden ontvoeren, mer god versachetGa naar voetnoot10). Want die grote mechtige lude en conden soe seer niet na hoer staen Die overste conynck cristus, een brudegom der ionferen, enGa naar margenoot+begeerde sie veel meer· ende vercoes sie tot eenre ewiger bruyt ‖ ende ondergenck hem den wechGa naar voetnoot11) Ende doerwondeGa naar voetnoot12) hoer herte myt eenre scharper angelen, al en wiste sies selven niet wiet hoer dede. Sie was een alten schonen suverliken ionfer· ende seer lieftalGa naar voetnoot13), waer dat sie quam | |
[pagina 90]
| |
Ende die werlt hadde hoer noch wal gelustet, en haddet hoer brudegomGa naar voetnoot1) hoer niet benamen. Want hij sande soe groten anxt des dodesGa naar voetnoot2) ende der hellen in hoer herte Dat hoer dochte dat sie vervarenGa naar voetnoot3) solde, als sie allene quamGa naar voetnoot4). Ende hoe die genoechte der werlt groter was, hoe hoer die anxt der doet ende der hellen meer quelledenGa naar voetnoot5) Soe dat hoer die idelheit ende vergenckelike genoechte der werlt began te myshagen ende bitter te warden. Ende sie began te dencken dat sie een ander levenGa naar margenoot+moste an nemen, ‖ solde sie der ewigher pijnen ontgaen Mer hoe sie daer toe comen solde, en wiste sie niet. Want hoer olders hadden sie seer lief, als hoer wal becant was· daer omme ontsachGa naar voetnoot6) sie sij te vertoernen ende te bedroeven Ende sie voelde hoer soe geneyget tot horen oldersGa naar voetnoot7)· datGa naar voetnoot8) hoer genoechliker solde hebben geweest broet myt hem te biddenGa naar voetnoot9), oftGa naar voetnoot10) god op hem hadde verhenget, dan van hem te scheyden. Ende ock ontsach sie horen oem here iohan van henevlietGa naar voetnoota), weert dat siet dede buten sinen raet Ende om dat sie sorgede dat hoer olders verdriet van hem mochten crijgen Ende ock van den genen die na hoer stondenGa naar voetnoot11). Ende sie en wiste ock niet, wien siet ierst te kennen solde geven Die hoerGa naar margenoot+niet allene en hinderdeGa naar voetnoot12), mer die hoer ock mede ‖ behulpelic mochte | |
[pagina 91]
| |
wesen. Ende bynnen deser tijt so gevyelt dat sie solde trecken tot here Iohan van henevliet horen oem Om daer wat suverlickx te stickenGa naar voetnoot1), dat sie seer wal conde. Mer sie vergreep hoerGa naar voetnoot2) doe ummer in den werkeGa naar voetnoot3) meer dan sie plach Want sie was so seer becummert myt horen saeken· dat sie hoer tot dien werke niet geven en conde. Ende dat merckte hoer oem, ende ock dat sie soe vroelick niet en was als sie plach. Daer omme sprack hij sie an ende genck op een tijt myt hoer van den geselschap, daer sie mede gengen om hem wat te vermaken. Ende hij ondersochte vlijtelike wat hoer deerde Want hij merckte dat sie seer swaer van hertenGa naar voetnoot4)Ga naar margenoot+was. Ende sie sloech wtGa naar voetnoot5) ‖ ende segedet hem in trouwenGa naar voetnoot6) wat hoer deerde Ende ock hoer opset; ende hoe sie daer toe comen mochte sonder verdriet of last hore olders, en wiste sie niet Want sij en haddet noch niemant geapenbaert dan hem. Ende als dit hoer oem hoerde, waert hij seer verblijt ❘ want hij was seer verveert ende hadde anxt voer wat quaders. Ende hij antwoerde hoer met eenre troesteliker stemme ende segede: ‘Lieve nichte, weest wal te vreden; ist dat gy dit myt alre hertenGa naar voetnoot7) begeert ❘ ick wil u daer toe helpen wes ick mach Sonder last uwer olders. Ende ic wil u myn vrouwe heylwichGa naar voetnoota) mede geven· om u te brengen tot eenre bequamer steden Onsen lieven heren te dienen na uwer begeerten MerGa naar margenoot+wachtet, hent icket u ‖ ontbiede.’Ga naar voetnoot8) Doe was sij blijde, omme dat sij horen oem hadde gewonnen. Mer hoe sie hoer olders daer toe brengen solde myt vreden dat toe consentieren, en wiste si niet Ende heymelike van hem te scheyden, sorgede sij dat hem onverdrachlickGa naar voetnoot9) wesen solde· hijr omme was sie noch becummert. Ende here Iohan van henevliet was besorget, hoe dat hij sijnre nichten ene bequame stede mochte verwerven. Hijr omme sprack hij mytten procratoer wt den brielGa naar voetnootb), fridocus genoemt Die hijr voermaels hadde geweest here hugen van henevliet sijns vaders cap- | |
[pagina 92]
| |
pelaenGa naar voetnoot1). Ende doe hij dit hoerde, waert hij seer blijde· ende dachte vlijtelike omme waer dat hij sie alre best brengen mochte Mer doe ter tijtGa naar margenoot+en wiste men in hollant van ‖ diepenven nietGa naar voetnoot2) te seggen. Mer als god wolde, soe voervyel den procratoer ene saekeGa naar voetnoot3) toe windesem toe reysen. Ende als hij quam int sticht van utricht, soe vernam hij die nymareGa naar voetnoot4) van diepenven ❘ ende die hillicheit van here iohan brinckerinck. Ende als hij toe windesem quam, sprack hij hijr van myttenGa naar voetnoot5) pryorGa naar voetnoota). Ende die pryor riet hem dat hij tot here Iohan brinckerinck trecken solde· ende hem om een stede bidden voer kathrinen. Ende als here iohan horen staet ende geslechte hoerde, was hij daer seer swaer inGa naar voetnoot6) ende en wolde geen consent daer toe geven ende sprack: ‘Diepenven heb ic begonnen in armoedenGa naar voetnootb) ende swaren arbeyde ende oetmodicheit, ende dat en solde hoer niet gelijkenGa naar voetnoot7)Ga naar margenoot+Ende wat sunderlinges ‖ myt hoer te begynnenGa naar voetnoot8) en solde voer den crancken niet dienen.’ Ende als die procratoer genen troest van hem ontfenck, kierde hij weder te windesem Ende segede den prioer dat hij genen troest van here iohan en conde gecrijgen. Die pryoer van wyndesem, geheyten here iohan vosGa naar voetnootc), toech ten diepenven mytten pryoer van arnhem ende myt den procraterGa naar voetnoot9) Ende onderwijsdenGa naar voetnoot10) here iohan brinckerinck onsen vader in deser saeken, mer hij bleef te male hart daer tegen. Doe sprack die pryoer van windesem ende segede· ‘Nu, here iohan, gy sult sie ontfangen; ic wilt hebben ende ic hiet u doen dat gy u consent daer toe sult geven Want ic kenne hoer olders ende hoer geslechte· sie isGa naar margenoot+van ‖ soe gueden stam, dat gy wal sonder sorghe hijr in moghet wesen.’ Ende als onse vader here iohan dit hoerde, gaf hij sijn consent. Die | |
[pagina 93]
| |
procratoerGa naar voetnoot1) toech doe weder toe huys ende segedet here iohan van henevliet dat hi ten diepenven ene stede hadde gecregen. - Ende ionfer kathrina apenbaerde horen olders hoer opsat. Ende als die olders dat hoerden, worden sie seer bestotenGa naar voetnoot2) van herten - sunderlinge die moder, want sie sij sunderlinge lief hadde - Mer sie en dorstent hoer niet verbieden, want sie beyde guede lude weren ende gode ontfruchtenGa naar voetnoot3). Mer die vader als een wijs man segede tot sijnre dochter ende sprack: ‘Dochter, is dit u wille onsen lieven heren te dienen, soe kieset hijr eenGa naar margenoot+cloester Daer wy ende u vrende u dage- ‖ lix mogen visitierenGa naar voetnoot4) Ende dat sal ons ende u genoechliker wesen dan dus veer in vremden lande te trecken, daer gy onbecant sijt. Of slaet u hijr nederGa naar voetnoot5) ende blijvet hijr myt ons ende dient onsen lieven heren by ons.’ Mer dit en segede hij niet, dat hij dit aldus meende· mer om sijn dochter te pruevenGa naar voetnoot6).
- Ende kathrijna antwaerde ende segede· ‘here vader, ick weet wal dat gy voel wijser sijt dan gy nu spreket. Want het is my onmogelick hijr by u onsen lieven heren te dienen: ic en kenne my daer niet starck genoech toe. Ende ock, als ic hem dienen wil, soe wil ic hem te rechte dienen· ende hoe ic dan vereGa naar voetnoot7) van mynen vrenden byn, hoe my beter is.’ Welke antwaerde den vader also wal beviel, dat sie vaeke daer naGa naar margenoot+waert ‖ voert gesechtGa naar voetnoot8) int hof van hollant.
- Die vrouwe van naeldewic mynde soe seer hoer dochter, dat sie wal vj reyse beswoegedeGa naar voetnoot9), eer sij sie over conde geven Mer sie en dorstes hoer nochtans niet ontraden, want sie was ene devoete vrouwe, die gode ontsachGa naar voetnoot10). Ende sie hieldent soe heymelick, dattet niemant opten slate en wiste dan hoer vader ende moder Op datter geen geruchte op en stondeGa naar voetnoot11) | |
[pagina 94]
| |
onder den gesynde· en also gehindert worde van horen vrendenGa naar voetnoot1) ende van den genen die na hoer stondenGa naar voetnoot2).
- Hijr na niet lange soe sande here iohan van henevliet enen boden tot here henrick van naeldewick ende tot sijnre suster Ende begeerde datGa naar margenoot+sie hem sijn nichte senden wolden· om bedevaert te treckenGa naar voetnoot3) myt ‖ sijnre huysvrouwen.
- Als dan here henrick van naeldewick ende sijn vrouwe verstaen hadden here iohans bede ende sinen willen becandenGa naar voetnoot4) Soe riepen sie kathrinen tot hem. Ende die vader sprack tot hoer ende segede· ‘kathrina, beradet u wal in deser saeken. Ende ist u te willen, soe trecket tot uwen oem ende vaert myt uwer moyen ende besiet dat cloester wal Ende die personen ende die gewoenten des cloesters mercket nernstelick an. Ende ist datGa naar voetnoot5) u daer genoeget te blijven ende moechdyt herdenGa naar voetnoot6), soe ist ons lief Mer en behagedet u daer niet, so comet vrylike weder: gy sijt ons willecome. Mer blijfdy daer een iaer of een half ende comet ons dan weder·Ga naar margenoot+soe en dorfdy my voer uwen ‖ vader niet anspreken.’ Dit seggende soe kierde hij hem omme, dat sies niet merken en solde, want hij en conde sine tranen niet ontholdenGa naar voetnoot7). Dit sprack dese guede ridder, op dat sie hoer wal beraden solde, wat sie verkiesen wolde. Mer kathrina antwaerde horen vader ende sprack: ‘Here vader, ic hape byder hulpe gods dattes geen noet doen en sal.’ Ende die moder hielt hoer soe quellikeGa naar voetnoot8), dat kathrinen herte seer bestoten waert. Mer sie pijnde hoer haestelike te comen tot horen oem Ende die vrouwe van henevliet voer myt kathrinen ende een deel van horen gesynde· ende mytten procratoer voersz.Ga naar voetnoota) ten diepenven. Ende als sie een stucke weghes gevaren hadden· quam hemGa naar margenoot+onversiensGa naar voetnoot9) te gemoete here henrick van ‖ naeldewick, kathrinen vader, met vele heerschapps ende ridders. Ende als hij sie sach ende becende wie dat sie weren ende sijn dochter sach ende dachte waer dat sie heen | |
[pagina 95]
| |
wolde Soe ontsetteGa naar voetnoot1) hij in sijn ansichte als een dode· ende des gelikes dede kathrina ock, doe sie horen vader sach. Ende dat heerschap dat myt hem reet mercktent ende riepenGa naar voetnoot2): ‘Here henrick, wat deert u, wat is u geschiet?’ Ende hij vermande hem ende sprack:Ga naar voetnoot3) ‘waer heen, gy heerschap, waer heen?’ Die vrouwe van henevliet antwaerde: ‘wy vaeren bedevaert.’ ‘Soe vaert voert,’ sprac hij, ‘om u bedevaert te doen ende te vollenbrengen.’ Ende kathrina en sprack horen vader noch den anderen nietGa naar margenoot+voel toe· also bestarf hoer dat ‖ herte. Ende sie reysden voert ende quemen ten diepenveen bynnen die octave van sante AugustinusGa naar voetnoota). Ende die pryoer van windesem quam te hantes ten diepenveen myt een deel monicken. Ende den prioer van windesem ende here iohan brinckerinck onsen vader behageden kathrinenGa naar voetnoot4) te male wal, doe sie sij segen Want sij was een alten schonen suverliken ionfer ende seer costelike gecleedet ende vercijrt. Want sie hadde an enen costeliken blawen bonten tabbert myt apenen mouwen wtgevoedertGa naar voetnoot5) totter eerden toe - Ende die mouwen weren al vol dubbelder haken ende vol guldenre loverenGa naar voetnoot6) behangen - Ende enenGa naar margenoot+costelenGa naar voetnoot7) halsbant ende durbaerGa naar voetnoot8) cijrheit hoers hoefdes ende hoers ‖ lijves. Ende hadde alten sueten mynliken ansichte, soe dat sie seer ghenoechlick was an te sienGa naar voetnoot9). Mer dat alre meest in hoer toe prijsen was ende gode meest van toe dancken is, diet hoer gaf Ende dat onsen vaderen ende allen gueden menschen alre best in hoer behagede, was dit Dat sie bereyt was al dit om godes willen over te geven Ende vader ende moder ende alle ydelheit der werlt te verlatenGa naar voetnoot10)· ende een arm oetmodich leven an te nemen. Ende die vrouwe van henevliet ende sie selven ock:Ga naar voetnoot11) begerden seer dat sie te hant ontfangen mochte warden in der oerden Omme perikelsGa naar voetnoot12) willen, | |
[pagina 96]
| |
dat hoer olders op comenGa naar voetnoot1) mochte ende ock den cloester, alst apenbaerGa naar margenoot+worde den vrenden dat sie toe cloes- ‖ ter weer. Ende dat sij begeerden, dat vercregen sie. Want sie conde wal latijn lesen ende sie hadde ene guede stemme te singen. Ende des derden dages na sante AugustijnusGa naar voetnoot2) ons hilligen vaders octaveGa naar voetnoota) waert sie ghecleedet, doe sie was in hoer xviij iaer. Hoer haer waert hoer af gesneden ende sie legede al hoer cijrheit of ende waert toe gemaketGa naar voetnoot3) als ene suster. BehalvenGa naar voetnoot4) den bonten tabbert hadde sie opten witten rock. Ende die vaders ende die ander priesters songen alte hoechlikeGa naar voetnoot5) mysseGa naar voetnootb) van den hilligen geest. Ende onse vader here iohan brinckerinck was doe ewangelierGa naar voetnoot6) Ende hij schreyde soe seer, dat hij dat ewangelienGa naar voetnoot7) niet wal wt en conde gebrengen. EndeGa naar margenoot+alst quam int leste van der myssen an: ‘yte, myssa est’, dat hem ‖ toe hadde gehoert toe singen, genck hij wtter kercken ende en dorstes niet bestaen te singen· om dat hij anxt hadde dat hiet niet wt en solde connen gebrengen. Ende here otteGa naar voetnootc), der suster schoelmeysterGa naar voetnootd), was canterGa naar voetnoote) ende began die mysse vanden hilligen geest soe hoechlickGa naar voetnoot8) - ende | |
[pagina 97]
| |
sunderlinge die sequencieGa naar voetnoota)· ‘veny, santus spirytus!’ - Dat hem die vaders niet wal volgen en conden, hij en mosteGa naar voetnoot1) die versse van der sequenciën alte samen mede singen. - Doe waert hoer voer den altaer den tabbertGa naar voetnoot2) wt getagenGa naar voetnootb)· ende sie waert gecleedet mytten habijt der hilliger relyenGa naar voetnoot3) Welck men niet wal sien en conde omme velheit des volckes, dat daer tegenwordich was. Ende ock en wasser niet voel, die dat myt droegen oghen an condenGa naar margenoot+gesien Ende ‖ sunderlinge die gene die myt hoer gecomen weren Want sie en wisten niet, doe sie wt toegen, dat hoer opset was daer toe blijven. Mer sie hielt hoer hartGa naar voetnoot4) ende nam vurchlickGa naar voetnoot5) ene nye ridderschapGa naar voetnoot6) anGa naar voetnootc) ❘ ende dat yuck ons heren vromelick op te boeren Ende horen gemynden brudegom na te volgen na horen vermogen myt sijnre hulpen Ende sijn hulpe ende gracie en is hoer niet gebrakenGa naar voetnoot7) int eynde.
- Ende als sie op solde gaen int slotGa naar voetnoot8), soe lach hoer tabbert gespreydet voer die trappe daer sij op solde gaen ❘ doe vermijde sie daer op te treden. Doe segede onse vader here iohan brinckerinck· ‘tredet daer op.’ Ende te hant trat sie myt beyden voeten daer op ende genck voert devoetelike intGa naar margenoot+slot. Ende als sie ontfangen was ‖ van der pryoerynnen ende van den gemenen susteren ende gesat was in hoer stede· las sie rechtevoert soe vromelick ende luyde, datmen hoer stemme hoerde over al dat koer. | |
[pagina 98]
| |
- Ende die vrouwe van henevliet toech doe weder te huys myt al horen gesynde myt groter blijschap mytten procratoer Ende cundichde horen olders hoet myt kathrinen gevaren was· ende hoe guetlick sie ontfangen weer van den vaders ende van den susteren ten diepenveen. - Doe waert die guede berveGa naar voetnoot1) ridder alte blijde ende segede: ‘Nu wil ic den cloester op een cortGa naar voetnoot2) senden soe voel geldes, dat sie dat erflick mogen beleggenGa naar voetnoot3) ende holden: Hondert hollantscher gulden·’ - een hollants gulden was een weynich myn dan eenGa naar voetnoot4) rins gulden -. EndeGa naar margenoot+hij began soe diepe in sinen ‖ schat te tasten, dat hem sommyge van sinen vrenden segeden· ‘Here henrick, bedencket u wal, gy hebt noch meer kinder.’ Ende hij antwaerde· ‘dat ic gesecht hebbe, dat sal ic doen.’ Ende hij sande dat gelt bynnen iaers ten diepenveen by den procratoer voersz.
- Ende suster kathrina was vlijtich toe merken wat sie doen ende laten solde Ende nacht ende dach te choer toe gaen· ende der gemeenre ordenanciën te volgen sonder verkiesenGa naar voetnoot5). Hoer oelde leven ende sunden storte sie apelikeGa naar voetnoot6) wt ❘ niet allene voer onsen pater Mer ock voer onse eerweerdige mater, die hoer meysterscheGa naar voetnoot7) was Ende hoer troulike halp ende leerde hoe siet bijchten solde ende hoe sie hoer leven beteren solde Ende hoe sie hoer dagelix oefenen solde inden mynliken lijden ons lievenGa naar margenoot+heren Ende hoer synlicheit ende ander ge- ‖ breke wederstaen ende merken solde. Ende sie was ock vlijtich te doen al dat sie vermochte. Ende sie pijnde hoer te vergheten hoer volck ende hoers vader huysGa naar voetnoota) Ende neygede hoer orenGa naar voetnoot8) omme te vernemen ende te merken wat hoer brudegom van hoer gedaen wolde hebben Ende wat hij om horen willen geleden hadde· ende wat hoer om sinen willen weder behoerde te lijden ende te doen. Ende als sie in hoer gewaer waert enyge becaringe der hoverdyen of der | |
[pagina 99]
| |
traecheit of enych ander anvechtingeGa naar voetnoot1) Soe op richte sie hoer starcklic tegen hoer selvenGa naar voetnoot2) ende anriep die hulpe godes myt groter oetmodicheit. Ende en waert sijderGa naar voetnoot3) soe niet quijt, so apenbaerde sij sie onser eerweerdiger mater Op dat die duvel ommer in hoer geen nest en maeckteGa naar voetnoot4).Ga naar margenoot+Ende aldus genck sie dagelix voert, ‖ hent hoer provel iaerGa naar voetnoot5) wt was. - Des anderen iaers, doe suster kathrina professieGa naar voetnoota) doen solde, quam die vrou van naeldewic ten diepenveen ende brachte myt hoer hoer ander enyge dochter Ionfer griete van opstalGa naar voetnoot6), die men soe plach te hieten na een slotGa naar voetnoot7), dat sie solde beseten hebben, hadde sie in dier werlt gebleven - Ende suster kathrina plach te heyten Ionfer van honselGa naar voetnoot8) na hoer slotGa naar voetnootb) -. Ende ock soe quam myt hoer die vrouwe van henevliet ende hoer dochter elyzabetGa naar voetnootc) - ende was van xij iaren - Ende een ander ionfer, geheyten armgert van lyssenGa naar voetnootd), van goeder ridderschap· die bruder henrick mauerickGa naar voetnoot9) hadde bekiert Ende een stede ten diepenveen hadde verworven. Ende here henrick van naeldewick was daer een goet hulpe toe dat sijGa naar margenoot+wt horen vrenden quam ‖ ende heymelike mede quam. Ende myt hem toech ock die voersz. procratoer myt voel ander gesyndes. Ende als sie weren toe wagene gegaen, sprack die guede heer henrick van naeldewick tot ionfer grieten sijnre dochter ende segede: ‘Mijn lieve dochter, beradet | |
[pagina 100]
| |
u wal, ende spreket so myt uwer suster kathrinen, dat gy myt hoer blijven; dat begeer ic.’ Ende hij nam sie vrentelike by der hant ende gesonde sij, want hij hadde sie sunderlinge lief. Ende sij voeren heen op sante egydius dachGa naar voetnoota)· ende quemen ten diepenveen voer die octave onses weerdigen vaders sante AugustinusGa naar voetnoot1)Ga naar voetnootb). Ende die procraterGa naar voetnoot2) vragede onsenGa naar voetnoot3) weerdigen vader here iohan, hoe dat hem kathrina behagede endeGa naar margenoot+hoe sie hoer richteGa naar voetnoot4). Ende hij antwaerde hem vroelike ende sege- ‖ de· ‘kathrina heftet also gemaket, dat ic wal bereyt weer hore hondert te ontfangen· ock wat die rogge gulde.’Ga naar voetnoot5)
- Ende als die moder hoer dochter toe sprack, vant sie sij wal toe vreden· ende mater myt al den susteren wal myt hoer te vreden. Ende als sie dit hoerde, soe en wiste sie niet, wat sie den convente bynnen ende buten weder doen mochte Ende sie schenckte hem costelikeGa naar voetnoot6) ende liet hem ganse braden myt pater van windesems oerlof, want dat hijr gene gewoenteGa naar voetnoot7) en is te bradenGa naar voetnootc). Ende sie was daer selven mede ende averGa naar voetnoot8), op dattet ommer te rechte ende wal gemaket worde Want sie was ene oetmodige ende barmhertige vrouwe.
- Ende suster kathrina dede professie des anderen dages na sante Augustinus octave· in hoer xix iaer Int iaer ons heren m cccc ende xiij. ‖Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Ende hoer suster griete, die doe was van xiiij iaren Ende hoer nichte lijsabet van henevliet vanGa naar voetnoot9) xij iaren Ende armgert van lissen van xvij iaren Die worden doe soe beweget ende ontsteken, dat sie hijr begeerden te blijven. Ende dat sie begeerden, dat geschieden hem Want sij bleven | |
[pagina 101]
| |
daer te gader myt den susteren daer butenGa naar voetnoot1)· ende die olders kierden weder te huys. Ende als here henrick van naeldewick hoerde dat sijn dochter griete daer gebleven was· ende dat sijn dochter kathrina soe wal te vreden was Doe sprack hij: ‘nu wil ic den cloester noch geven c nobelen,’ dat also geschiede· behalven dat hem noch na quamGa naar voetnoot2) na hore moder doet. - Hijr een luttel te schrijven van here henrick van naeldewic ende sijnre vrouwen doechden Want god in hem alte seer te dancken endeGa naar margenoot+te laven is dat sie dus doegentli- ‖ ke deden by horen twien enygen dochteren Die siGa naar voetnoot3) soe hoechlike ende rijkeliken ter werlt mochten ghebracht hebbenGa naar voetnoot4) Dat sij die soe guetlike over geven onsen lieven heren te dienen in vremden lande sie nummer te sien of te horen. Dit en quam hem niet van naturen, mer van der graciën godes.
- In der tijt doe hollant verdranck, doe verdranck kreyensteyn medeGa naar voetnoota). Doe dede die guede ridder here henrick alle die armen van kreyensteyn halen toe naeldewicGa naar voetnootb) Ende gaf hem daer enen alte langen wijden campGa naar voetnoot5) ende liet hem daer helpen huyskens op slaen Den enen mynre ende den anderen merre, na dien dat sie kinder of biesten ofte ander besyttinge hadden Ende elck een haefkenGa naar voetnoot6) by sijn huysken, dat sie havenenGa naar voetnoot7)Ga naar margenoot+mochten· ende hem daer wt generenGa naar voetnoot8). Ende hij gaf ‖ hem voert hoer noetdrufte, hent dat kreyensteyn weder te lande waert. Ende sijn moder sophiaGa naar voetnootc) dede hij wonen toe honsel opt slot. Ende hij genc soe doegentlick | |
[pagina 102]
| |
ende soe vredelick omme myt sijnre huysfrouwen ende myt sinen gesynde, so dat sie hem alte lief hadden. Vaeke liet hij hem genoegenGa naar voetnoot1), als hij wt wolde reysen, myt speck of geroekert vleyschGa naar voetnoot2)· ende botter ende keese Ende en wolde niet lijden dat sie hem wat sunderlinxGa naar voetnoot3) bereyden solden. Ende als hij in die herbergen quam, segede hij: ‘Weest ommer mynen knechten guedertieren, ende doet my, alst u te punten comt.’Ga naar voetnoot4) Ende het waert vaeke gemerket van sinen knechten dat hij des nachtes op stont, als hij meende dat sie sliepen Ende sloch dat bedde op hent ten voetenGa naar margenoot+toe· ende genck liggen ‖ opt stroe· ende legedet des margens bequamelikeGa naar voetnoot5) weder.
- Als hem yemant te gemoete quam ende merkede hij dan dat hij die covele of wolde nemenGa naar voetnoot6), so was hij die ierste· al haddet ock een cleyne kint geweest. - Ende als die lude segen dat sie ionfer kathrinen quijt weren Soe weren daer sommyge, die ionfer grieten wolden hebbenGa naar voetnoot7). Ende om dat te bet doer te drijven, soe hadden sie van den hertich van hollant verworven Dat sie die ionfer myt gewelde mochten nemen, weer sie daer niet willich toeGa naar voetnoot8). Dit nemen hoer guede olders seer quellike Ende gonden hoer bet onsen lieven heren te dienen dan der werlt te volgen. Ende sie was ene wijse ionfer ende was liever bynnen huys dan buten onder dat geselschap. Ende hijr omme rieden sie hoer te meer by hoer suster toe ‖Ga naar margenoot+blijven, want sie was toe male weeckelic van naturen. - Ende onsen weerdigen vader here iohan waert te kennen gegeven dat here henricks dochter van naeldewick Ende here iohans dochter van henevliet daer buten nyet sekerGa naar voetnoot9) en weren om der voerschrevenre saeken willen. Ende onse vader liet sie beyde int slot.
- Ende die vrouwe van naeldewick quam weder ten diepenven voer sante Iohannes mysseGa naar voetnoota) Ende begeerde datmen hoer dochter griete | |
[pagina 103]
| |
cleeden wolde, ofGa naar voetnoot1) sie ons behagede Op dat sie een eynde van der moynisse cregen, soe veer als sie daer selven bereyt toe weer. Ende het genoegede onsen vader ende den con ente wal, want sie hem wal behagede. Ende als men schreef m cccc ende xiiij ende sie in hoer xvjde iaer was,Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+waert sie gecledet conversynneGa naar voetnoot2) op sante iohannes baptis- ‖ ten dachGa naar voetnoota) Des sie wal te vreden was· ende hoer vrou moder wijslike toe liet. Ende en wolde geen ander gewonte maken dan sieGa naar voetnoot3) voer genamen hadden. Ende suster kathrina waert hore suster grieten meystersche. Ende sie leerde sie seer vlijtelike, hoe sij hoer solde veroetmodigen voer die susteren Ende doegentlike hebben, als men sie vermaende Ende dat sij schemel ende gebuychsemGa naar voetnoot4) by den susteren solde wesen Ende dat sie hem bedienstich solde wesen, waer dat sie mochte Ende dat sie hoer herte stedelike solde becummeren myt devoter oefenynge des lijdens ons lieven heren· ende myt ander guede punten. Sie leerde hoer suster dat sie selven dede· op dat hoer herte niet ledich gewondenGa naar voetnoot5) en worde Op dat hoer die duvelGa naar margenoot+niet in en brachte dat sie namaels quel- ‖ keGa naar voetnoot6) weder quijt solde warden· weert dat sie hoer daer nu niet vlijtelike tegen en satte Ende hoer tot inwendiger oefenynge en geve. - Ende sie gengen beyde vurichlikeGa naar voetnoot7) voert in gehoersamheit, oetmodicheit ende in onsuekelicheit hoers selvenGa naar voetnoot8) Ende in bewaringe der regulen ende ander insettinge des huyses na horen vermoegen. - Sie weren beyde reynlick ende puntelick van naturen; nochtans | |
[pagina 104]
| |
schudenGa naar voetnoot1) sie alle cueryoesheitGa naar voetnoot2) ende sunderlincheit. Soe nauwe waerden sie hoer cleder ende al dat hem gedaen was te besygen - Het weren voetdoekenGa naar voetnoot3) ofte schoenGa naar voetnoota) of snuteldoekeGa naar voetnoot4) - DatGa naar voetnoot5), versleten sie also deger, dattet bet schenen te wesen geknupteGa naar voetnoot6) netten dan doeker· soeGa naar margenoot+dattet nergent toe en scheen te doegen dan en ‖ wech te werpen. Ende suster kathrinen worden guettijtGa naar voetnoot7) iiij sprecksusterenGa naar voetnootb) gegeven, dat sie | |
[pagina 105]
| |
hoer meystersceGa naar voetnoot1) solde wesen Ende dese vier worden sunderlinge stichtige gehorseme devoete ynnyge susteren.
- Ende als onse eerweerdige vader here iohan was gevaren van desen arbeydelikenGa naar voetnoot2) leven ter ewiger rustenGa naar voetnoota) Ende die voersz. procraterGa naar voetnoot3) wt den brielGa naar voetnootb) rectoer was geworden ten diepenvenGa naar voetnootc) Soe quam al dat convent dat daer buten was, bynnen int slot, danGa naar voetnoot4) allene die susteren die die gaste solde verwaren Ende die int koehuys solde wesen. Ende myt hem quemen daer bynnen alle die amtenGa naar voetnoot5) der wtwendiger werke behalven die beestenGa naar voetnoot6). Tot welken werke suster kathrinaGa naar voetnoot7) ende hoer suster griete | |
[pagina 106]
| |
Ga naar margenoot+nernstelikeGa naar voetnoot1) mede gengen Ende hulpen den ‖ susteren na al horen vermogen Als backen, brouwen, keymenGa naar voetnoot2) ende die cleder te wasschen ende der gelijck. Ende sie bewesen hem stichtich ende sedelick in woerden ende werken, soe dat die susteren gerne by hem weren. Ende sie voechden hem meer totten onnoeselstenGa naar voetnoot3) ende sympelsten susterkens· dan totten meestenGa naar voetnoot4). Ende al ander oetmodige oefenynge· als der suster voete te cussen inden reventer ende venye te biddenGa naar voetnoot5)Ga naar voetnoota), deden sie soe oetmodelike ende devoetelic, dat sie die ander susteren daer mede tot devociën verweckten. Ende wanneer dat mater enyge vermanynge dede int capittelGa naar voetnoot6) of onder den gemenen susteren ende sie wat nernstichGa naar voetnoot7) was Soe weren sie geerne die ierste op die knienGa naar voetnoot8) myt enen oetmodigen schemelenGa naar margenoot+ansichte ende myt gevoelden ‖ handenGa naar voetnootb). - Die regele ende statuten ende insettinge onser oversten nemen sie soe nauwe waer nacht ende dach· dat sie daer den anderen een guet exempel in geven. Sie weren vurich ende geven hem hertelick tot onsen lieven heren· soe dattet scheen dat sij nummer ledich en weren van goeder oefenyngeGa naar voetnoot9). Ende sie en brachten hoer tijt niet onnuttelike toe, enter sie lesen ofGa naar voetnoot10) sij bededen of sie deden hoer hantwerck Daer suster griete sunderlinge vlijtich in was van den marghen totten avende in behoerliken tijdenGa naar voetnoot11). Ende suster kathrina kreech allentelen meer sprecksusterenGa naar voetnootc), dat hoer swaer was Want sie begeerde onsen lieven heren te dienen myt | |
[pagina 107]
| |
Ga naar margenoot+enen onbecummerdenGa naar voetnoot1) herten. Ende omme dat sie ontsach dat hoer ‖ hijr anders wat na comenGa naar voetnoot2) mochte Soe plach sie inden hof te gaen ende nam hoer wiel van den hovede ende venck daer vliegen ende pellen voegelenGa naar voetnoot3) mede· op dat men mienen solde dat sie niet wijs en weer. Ende sie plach hoer gebreke soe apelike te belyen, als die susteren vergadert werenGa naar voetnoot4)· dat een cranckGa naar voetnoot5) onwetendeGa naar voetnoot6) mensch wal al waers solde gemeent hebben, en hadde men sie niet gekantGa naar voetnoot7). Dit dede sie al, omme dat sie te mynGa naar voetnoot8) solde geachtet wesen, mer tegen god en is gene wijsheit te vinden. Want int iaer ons heren m cccc ende xx doe waert susterGa naar margenoot+lijsabet van delftGa naar voetnoota), een alten devoeten suster, onse suppryorynne, tot iherusalemGa naar voetnootb) by utrichtGa naar voetnoot9) pryorynne gecaren Ende suster kathrina waertGa naar margenoot+weder in hoer stede suppriorynne ‖ gecaren, doe sie in hoer xxvijste iaer was, al wast hoers ondanckes. Ende sie plach namaels te seggen· hadde sie geweten dat sie soe vele bewindesGa naar voetnoot10) ten diepen veen solde gehad hebben, sie en hadde hijr niet gecomen. - Sie verwaerde ock dat perkament ende francijnGa naar voetnoot11) ende die lyberyeGa naar voetnootc), | |
[pagina 108]
| |
daer sie den susteren vrendelicGa naar voetnoot1) ende mynlike in diende. Mer tot hoers selves behoef en hadde sij niet genamen één lepkenGa naar voetnoot2) soe groet alsGa naar voetnoot3) iij vinger, sie en haddet mater getoent ende oerlof daer toe gebeden. Sie hadde hoer soe oetmodelike ende reverencelick tegen mater ❘ ende hadde sie also lief als enich kint sijn natuerlike moder. Ende mater ende suster kathrina suppryorynne ende suster Elsebe hasenbroecks procratersche·Ga naar margenoot+weren één herte ende één ziele. Ende als daer ‖ wat opstontGa naar voetnoot4) onder den susteren, dat yemant wat hadde op sijn oversten· of die oversten op die susteren Dat ondervengenGa naar voetnoot5) sij soe guetlick· sunderlinge suster kathrina; endeGa naar voetnoot6) en liet niet of, al kreech si onder tijden daer wat om te lijden ende ondanck van· sie en maeckte sie weder te vreden Want sie mochte quellike verdragen dat yemant te onvredenGa naar voetnoot7) was. Ende daer en spaerde sie hoer selven niet in nacht noch dach. Doe sie die lyberye verwaerdeGa naar voetnoota), was sie den susteren seer trouwe· ende diende enen yegeliken seer guetlick an des hem noet was. Niet allene die gemene boekeGa naar voetnoot8) Mer ock soe wat hoer suster griete ende sie hadden tot hoers selves behoef, daer werenGa naar margenoot+sie soe mylde over Dat die susteren al vryer weren over hoer boeke ‖ dan over yemantGa naar voetnoot9) anders. Sie gengen so oetmodelike myt horen habijt ende droegen soe swarte doeke· dat sie mater daer ondertijden om te berispen plach. Ende suster grieten pels daer sie dagelix in genck, was dicke ende enghe, van ons selves vellenGa naar voetnoot10), als wy touwenGa naar voetnoot11) conden. Ende sie was een wijltijdes int koehuys voer een hulpe, mer sie en vermochtes niet Want sie was van naturen te male weeckelick. Mer hoer vurige wille ende begeerte was merre dan hoer crachten DatGa naar voetnootb) sie wal bewijsde inden iaer ons heren, doemen schreef m cccc ende xxiiij. Doe soldemen cleedenGa naar margenoot+ | |
[pagina 109]
| |
ende ock professiën wal xij susteren op sante iacobs dach des apostelsGa naar voetnoota).Ga naar margenoot+Doe was suster griete van naeldewick in die koec- ‖ ken onder homysseGa naar voetnoot1) om den susteren te helpen, want daer vele gasten weren. Ende al waert suster griete van den susteren verschoent inden swaersten werken· nochtans en conde hoer vurige wille niet rusten, sie en moste hem te hulpe comen, als sij sie in noeden sach. Soe gevyelt dat sij ene suster swaerlike sach boerenGa naar voetnoot2) over enen groten pot. Ende doe quam sie hoer te hulpe ende queste hoer soe seer van bynnen, dat sie op den dach voel blodes brack. Ende voert an quelde sie ende verteerdeGa naar voetnoot3), dat sie mydallen te bedde vielGa naar voetnoot4) Ende suster kathrina merckte dat hoer suster griete meer tijde tottenGa naar voetnoot5) dode dan ten leven. Doe waert hoer natuer soe seer bestoten,Ga naar margenoot+dat sij horen druck voer hoer suster niet en conde ‖ verbergen, al hadde siet geerne gedaen Want sie hadde sie uterlikeGa naar voetnoot6) lief. Ende als suster griete hoer suster kathrina bedrucket sach, segede sie tot hoer om horen druck te versachten: ‘Siet, hoe tijrt hoer dese vleysch pot! wat wildy hijr dus vaeke doen· gunnet my doch dat ic in vreden ruste, want ic en doech doch nergent toe.’ Ende suster kathrina antwaerde ende segede· ‘lieve suster, gunnet my doch dat ic u gebruke also langhe alst my god gunt. Als hiet anders voeghet, so wil ic my gerne lijdenGa naar voetnoot7) ende u die ruste gunnen.’ Ende suster griete krenckteGa naar voetnoot8) vaste ende quam tot horen utersten. Ende een luttel voer hore doet quam suster elsbe hasenbroecks totGa naar margenoot+hoer ende vande sie Ende dit was opter elf duysent mege- ‖ den hochtijtGa naar voetnootb) ende onser kermyssenGa naar voetnoot9) aventGa naar voetnootc). Doe vragede sie suster elsben, of die | |
[pagina 110]
| |
susteren daer alriedeGa naar voetnoot1) vergadert werenGa naar voetnoot2)· suster elsebe segede: ‘neen.’ Doe segede sie: ‘wat bedudet dan dat hijr soe vele witter hoefden staen?’ Suster elsebe geloefdet vastelick, ende ock istGa naar voetnoot3) wal te vermoden dattet die elf duysent megeden weren. Want sie plach sij iaerlix toe eren, ende sie hadde hijr ene gewonte gemaket dat wy sie voer malcanderen eren solden Soe dat een yegelike suster lesen solde c pater noster elcker suster, eer sie storve: soe hadde wy wal elf m Op dat ons sante urcula myt horen geselschapGa naar voetnoot4)Ga naar voetnoota) te hulpe queme in die ure onser doet ❘ ende dat hadde wy vlijtelick gedaen. - Ende suster kathrina begeerde van hore suster grieten· als sie byGa naar margenoot+onsen lieven heren queme ‖ ende sij sie enyge tijt myssede te sien inden ansichte godes Dat sie dan geens biddensGa naar voetnoot5) op en hielde, sie en sege sie weder in der graciën godes. Ende sij segede: sie woldet gerne doen, mer sie solde hoer iersten over helpenGa naar voetnoot6)· sij hadde soe armen versumenden mensche geweest. Ende altehant, als sie myt suster elsebe sprack, als voersz. isGa naar voetnootb), genck hoer die doet an Ende die tafele waert geslagenGa naar voetnootc)· ende die susteren quemen int sieckhuys. Ende altehant rustede sie suetelike in onsen lieven herenGa naar voetnoot7) op der elf m megeden dach Doe sie was van xxv iaren, ende hadde x iaer in der oerden geweest. Ende suster kathrina halp hoer suster selven cleedenGa naar voetnoot8) ende in die kiste liggenGa naar voetnoot9). | |
[pagina 111]
| |
Ende sie waert begraven in den transGa naar voetnoota) by der capellen, daer men opt choer gaet. Ga naar margenoot+- ItemGa naar voetnoot1), ene ‖ vertoenyngeGa naar voetnoot2) eensGa naar voetnoot3) bruedersGa naar voetnootb) in enen cloester! Des manendages nader elf m megeden dach ommetrint een ure na mydder nacht daer hij sat ende las sijn gebet in sijnre cellen Waert hij op genamen inder tegenwoerdicheit godes inden geeste. Daer sach hij ene voelheit der engelen ende der hilligen· die onsen lieven heren danckten ende loveden myt groter blijschap ende vrouden hoers herten. Hijrna sach hij dat die moder der barmherticheit quam myt enen blijden ansichte ende brachte ene maghet, die cortGa naar voetnoot4) gestorven was in enen cloester. Ende die maghet was ene conversynne· ende sie was alte schone gecleedet myt witten clederen, blenckende als die sonne Ende die cleeder weren alGa naar margenoot+beset myt gulden roesen. Ende sie hadde op hoer hoevet ‖ enen schonen crans, die gemaket was van roeden ende witten roesen Ende in die witte roesen stont een schoen sophijrGa naar voetnoot5) Ende in die roede roesen stont in elck een schoen carbonckelGa naar voetnoot6). Ende sie hadde in hoer hant enen pallem, die also claer was als der sonnen schijn. Twie anderen gengen by hoer, an elcker sijde een; daer genck sie tusschen. Die ene hadde pryorynne geweest in enen cloester by utricht, die ander was ene nonne Die ock mit alte schonen witten blenckendeGa naar voetnoot7) clederen vercijrt weren, ende hadden swarte wielen op hoer hoefden, die beset weren mytten verdiensten ons lieven heren. Dese gengen achter der mynliker moder ons lieven heren, ende sante IohannesGa naar voetnootc) die leyde onse suete vrouwe. Hijr na quam eneGa naar margenoot+grote schare der megeden, die alle mytten selven ‖ clederen gecledet | |
[pagina 112]
| |
weren, van allen manieren van levenGa naar voetnoot1) Ende haddenGa naar voetnoot2) allen vurige palmen in hoer handen, die alte suverlike blenckten Ende haddenGa naar voetnoot3) alle schone hoede of crancen of hoer hoefden· die vercijrt weren na eens yegeliken verdiensten. Doe dese schare quam myt groter blijschap, verwonderde hem dese brueder te male seer. Doe begonden die engelen te singen myt sueter stemmen, die baven genckGa naar voetnoot4) alle die genoechten der werlt: ‘Die megeden sullen geoffert warden den conynck· ende hoer naesten sullen hem geoffert warden.’ Doe sach hij dat die mynlike here op stont van sijnen throen ende nam die ziele in sinen arm ende segede: ‘Com, myn wtvercaren bruyt, ic sal in dy setten mynen throen, want ick hebbe dineGa naar margenoot+schoenheit begeert.’ Doe nam die mynlike moder hoer mantel ende ‖ bedeckte alle die megeden ende horen mynliken sone myt éénre mynnen. Doe begonden alle die engelen ende sante IohannesGa naar voetnoot5) ewangelista myt allen hilligen te singen myt sueter stemme: ‘Ihesu, chrone der megeden, den die moder gebaert heeft, die allene ionfer is· ontfanget genadelike dese begeerten!’Ga naar voetnoota) Ende daer na songen sie suetelick dit respons: ‘Die ontellike scharen der ionferen hebben versmaet dat geslechte der kinderen’ - Want sie liever mytten herten ende werken ende myt den habijt toegevoeget wolden wesen den brudegom die in den hemel is - ‘Siet, sie hebben myt versmadenisse die bloyende werltGa naar voetnoot6) onder die voete getreden.’ Doe begonde die mynlike moder te singen ende alle die megeden mytGa naar margenoot+hoer. Doe dede die suete ‖ moder maria hoer mantel op. Doe stonden alle die megeden als een vurich gloyende golt, dat te hant wt den oven gecomen is Ende songen alte suetelick· ‘wy hebben ghegaen doer vuer ende water, ende du hebste ons wt geleyt in vercoelinge.’Ga naar voetnootb) - Hijr na quam die bruyt mytten anderen twien totten bruder daer hij stont in groten verwonderen, ende spreken hem toe ende segeden: ‘BruederGa naar voetnoot7), wetestu wie dese bruyt is ende wie wy sijn?’ hij segede: ‘yae·’ want hij sie op die tijt alle wal becandeGa naar voetnoot8). Doe sprack die bruyt | |
[pagina 113]
| |
totten bruder ende segede· ‘bruder, du salste weten dat die mynlike woerde ons heren al waer sijn, die hij myt sinen sueten monde gespraken heeft Dat soe wie vader of moder, suster of brueder, vrende ende maeghe·Ga naar margenoot+huyse of lant achter ‖ latet om mynen willen, die sal hondertfolt weder ontfangen ende dat ewighe leven besittenGa naar voetnoota). O brueder, wy hebben luttel gearbeit ende grote ruste gevonden. Wat hindert ons nu dat wy vander werlt versmaet ende ongeachtet hebben geweest Ende mennyge versmaetheit van buten ende van bynnen hebben geleden· nu ist al over geledenGa naar voetnoot1) als een droem, ende sullen voertmeer in der ewicheit verblijden. Nu sieGa naar voetnoot2) wy dat die woerde des apostels waer sijn, daer hij secht Dat die tegenwordige trijbulaciën deser tijt niet te rekenGa naar voetnoot3) en sijn tegen die toecomende glorieGa naar voetnoot4)Ga naar voetnootb), die den genen bereyt sijn die onsen lieven heren van herten mynnen· ende toe male in hem sterven. Want het is allen tongen onsprekelickGa naar voetnoot5) dat wi nu gevoelen ende is genoechlick baven al datmen gelovenGa naar margenoot+‖ mach. Hijr omme wisten die geestelike menschen, hoe gename dattet onsen lieven heren is Dat sij in sympelheit hoers herten van sijnre guetheit gevoelen Ende pijnen in oetmodicheit, gehoersamheit ende goddiensticheit te leven: hem en solde geen arbeyt te swaer warden.’ - Hijr mede quam die brueder weder tot hem selven Mer die genoechte des mynliken geselschappes bleef vaste in sinen herten geprentet. - Suster kathrina was bedrucket van der berovynge hore liever suster Mer blijde van der belofte die sie van hoer ontfangen hadde. Ende sie genck vurichlike voert inder lieften godes ende hoers naesten Want sie was soe vurich in den dienste godsGa naar voetnoot6) dages ende nachtes· myt lesenGa naar voetnoot7) ende syngen of geesteliker andachtGa naar voetnoot8) Dat sie hoer niet lichtelike een ‖Ga naar margenoot+woert ofte noteGa naar voetnoot9) liet ontgaen, als siet kieren conde. Mitten conventeGa naar voetnoot10) | |
[pagina 114]
| |
las sie of sanck sij alte geerne, mer myt enenGa naar voetnoot1) allene was hoer alte swaer, soe dat si daer vaeke om berispet waert. Nochtans hadde sie ene suete eersameGa naar voetnoot2) stemme· so dat sij geestelick ende werlickGa naar voetnoot3) geerne hoerden, ende sie condet ock wal Want sie plach altoes, als siet vermochte, des hochtijdes voer mater die getijde te syngen of te lesen, doe sij suppriorynne was. Ende sij stont soe eersamlickGa naar voetnoot4) ende sedelick ende in gekiert myt nedergeslagenGa naar voetnoot5) oghen als ene bruyt Als of sij altoes gestaen hadde inder tegenwordicheit ons lieven heren hoers gemynden brudegoms Ende selden genck sie daer wt sonder noet. Nummermeer en vant men sie ledich: sie las of bedede of dede hoer hantwerckGa naar voetnoot6) Of leerde of troestedeGa naar margenoot+hoer ‖ susterkens, die hoer bevalen weren, na dien dattet enen yegeliken noet was Want sie hadde sunderlinge gracie enen anderen te troesten ende te raden van bynnen ende van buten in wat saeken dattet weren. Nochtans was sie seer nauwe in der bijcht, dat die yo apelike geschiede. Ende sie was alte wonderlike medelijdende mytten genen die in lijden ofte in bangycheit weren van bynnen of van buten Ende den te hulpe te comen myt raede of myt dade en liet sie hoer niet verdrieten, al moste sie daer nochtans by wijlen omme lijden. Want als sie niet geringe op hoer werck en quam, soe scholt sie mater. Soe viel sie geringe op hoer knienGa naar voetnoot7) myt gevoelden handenGa naar voetnoota) ende segede: ‘Lieve moder, het is myn schult, icGa naar margenoot+wil my gerne bete- ‖ ren.’Ga naar voetnootb) Selden plach sie mater anders te heyten dan ‘lieve moder’, wt rechter mynnen ende onderdanicheitGa naar voetnoot8). | |
[pagina 115]
| |
- Niet vele woerde en hadde sie int capittel ende inder visytaciënGa naar voetnoota), daer siet of wesen conde mit goeder concienciën. Op een tijt hadden die vaders vele gehoert van eenre suster· mer suster kathrina en segede van dier suster niet. Doe vrageden hoer die vaders, of sie van der suster niet en wiste. Suster kathrina antwaerde ende segede: ‘Ic en can niet geloven, die suster en heeft groet gebreck in hoer hovetGa naar voetnoot1) Want sie wort soe vaeke vermaent ende berispet, dattet hore natuer alte swaer ende lijdelickGa naar voetnoot2) is Ende sie is soe schemelGa naar voetnoot3) hoverdich van naturen· dat ick mene: weert in hore macht, sie solde hoer ummer beteren.’ Des anderen iaers, ‖Ga naar margenoot+doe die visyteers weder quemenGa naar voetnootb), doe vunden sie die suster al geck. Doe segeden die vaders dat suster kathrina die suster allene myt claren ogen hadde angesien. Onse vaders hadden sie in groter weerdicheit, want sie was een reyne puerGa naar voetnoot4) mynlick mensche Als onse mater van hoer tuygede, die hoer heymelike dinge wal wiste.
- Seer schemel ende vermijdelick was sie in enyger bedienstelicheitGa naar voetnoot5) van den susteren te nemen Minlick ende suete in toesprake Stichtich ende eersam voer die spreckvensterenGa naar voetnootc)· ende seer lieftal van bynnen ende butenGa naar voetnoot6) vanGa naar voetnoot7) geesteliken ende werliken. Ende die pryoer van windesem | |
[pagina 116]
| |
plach tot hoer wal te senden schrupeloseGa naar voetnoot1) bedruckte brueders· endeGa naar margenoot+segede hem dat sie na horen raede solden doen Want hi ‖ kende sie also, dat sie hem niet en solde raden dant beste. Dat sie onse vader here iohan brinckerinck lief hadde, dat bewijsde hij wal na sijnre doetGa naar voetnoota) An eenre suster, die in soe groten lijden ende bangycheit wasGa naar voetnootb)· dat sie dachte: blevet also myt hoer, sij solde verderven an ziele ende an lijf. Ende hijr omme genck sie op een tijt na compelete om hulpe te sueken an onsen weerdigen vader here iohan. Ende viel in hoer venyeGa naar voetnoot2) in onse choerGa naar voetnoot3) voer dat grote altaer· want sij sinen grave niet naerre comen en conde Ende bad hem oetmodelike dat hij sie verloesen wolde van der temtaciën Want sie ghevoelde hoer daer soe gewortelt in, dat sie hoer by hoer selven daer geen gewelt in en conde doenGa naar voetnoot4). Als sie dus lach in hoerGa naar margenoot+gebet, waert hoer in ghe- ‖ sprakenGa naar voetnoot5) myt eenre levendiger stemmen van onsen weerdigen vader here iohan - nochtans en hoerde sie van buten gene stemme -: ‘Gaet tot suster kathrina van naeldewic ende belyet hoer, hoe dat gy u hijr in gehad hebt ende hoet myt u gelegen is Ende gy sult van deser temtaciën verloest warden.’ Ende die suster die aldus bedrucket quam, die genck blijde ende vroelic van dan ende secker van der belofte die sie ontfangen hadde. Ende des anderen dages genck sie tot suster kathrina des margens na prijme Ende belyde hoer, hoe sie hoer daer in gehad hadde· ende dat sies tot nochtoe nyemant geapenbaert en hadde Ende dat hoer in gespraken was van onsen zaligen vader here iohan dat siet hoer toe kennen solde geven. Ende als sie dit hoerde, ‖Ga naar margenoot+schoelt sij sie ten iersten mynlike ende vermaende si dat sie hoer voert an beteren solde· ende onderwees sie doegentlijcGa naar voetnoot6). Ende van der tijt en hadde sie ny gebreckGa naar voetnoot7) van dier temptaciën. Ende suster kathrina voeldeGa naar voetnoot8) | |
[pagina 117]
| |
hoer hande oetmodelic ende segede: ‘och, of onse hillige vader noch op my dencket!’
- Sie hadde onsen hilligen vader sante augustijnus alte lief ende las sine schrifte soe rechte geerne ende hoerde sie oc soe geerne, dattet scheen dat hoer herte seer verblijt waert, als sie van hem hoerde. Ende sie schreef sine regeleGa naar voetnoota), doe sie professie gedaen hadde· op dat si sie te bet in hoer herte mochte prenten. Sie plach te seggen dat hij hoer gehele vader weer, want sie waert gebaren ommetrynt sijnre overvoeringeGa naar voetnoot1)Ga naar voetnootb)Ga naar margenoot+Ende sie plach hem van kinde ‖ opGa naar voetnoot2) te eren, al en wiste siet selven niet Ende sie waert weder verbarenGa naar voetnoot3) ommetrynt syne hochtijtGa naar voetnootc), ontfangende die hillige oerde. DeseGa naar voetnoot4) yaer getijdeGa naar voetnoot5) plach sie alle iaer te begaen myt hilligen oefenyngenGa naar voetnoot6) om vergiffenysse hore sunden, die sie in horen voerledenen leven gedaen hadde. Ende om dit te vercrijgen ende een nye leven te begynnen· soe plach sie al dat hemelsche heer ende ock alle die gemene susteren te hulpe te ropen. - Doe sie noch een ionck ionferken was, waert hoer een belde gegeven van sante AugustinusGa naar voetnoot7) Ende sie meende dattet sante EgydiusGa naar voetnoot8) hadde geweest, want daer hadde sie van horen seggen dat hi van conynckliken geslechteGa naar voetnoot9)Ga naar voetnootd) weer ende groet by onsen lieven heren. Ende hijr | |
[pagina 118]
| |
Ga naar margenoot+omme plach sie hem te bidden na kintscher ende werliker wij- ‖ sen Dat hij hoer wolde helpen vercrijgen enen edelen suverliken brudegom· dat sij wysse vercregen heeft. Want op sante egydius aventGa naar voetnoota) lietGa naar voetnoot1) sie hoers vader huys ende dat rijke der werlt Ende op sante Augustijnus octaveGa naar voetnootb) quam sie ten diepenveen Ende des derden daghes daer na waert sie gecleedet in ene bruytGa naar voetnoot2) des alren edelsten ende schoensten brudegomsGa naar voetnootc).
- Sie hadde soe grote mynne totten hilligen in den ewighen leven· ende daer vercoes sie soe vole vrende, dat sie quellike wt den choer conde comen naden getijden. Ende als sij enyge tijt gecrijgen conde, soe visiteerde sie die hilligen Anmerkende hoer hillige leven ende lijden ende hoer grote mynne tot onsen lieven heren. Ende aldus verweckte sie hoerGa naar margenoot+selven ende danckte onsen lieven heren van ‖ hore weghen, diet hem gegeven hadde. - Sie was soe vurich, sunderlinge in groten hochtijden, dat sie vaeke al dat hele convent mede vurich maeckte. Ende sie hadde alte grote mynne die hillige schrift te studeren, want sie verstont wal latijn ende was ene van here ottenGa naar voetnootd) dyscijpulen. Ende omme dat sie dus grote mynne hadde totter hilliger schrift, so droech sie altoes twie of drie boeke myt hoer Om te studieren, nu in dat ene, nu in dat ander. Daer omme beden die susteren mater dat sie hoer een cleyne coerfkenGa naar voetnoot3) wolde doen, daer sie hoer boeke in dragen mochte, ende mater dedet. Doe droch sie hoer boeke mede toe choer, ten spinhuyse ende in hoer celle. Ende hoeGa naar margenoot+vol guedes hoer herte was, dat machmen merken ‖ an hoer hantboexken, daer sie nauwe soe vele ledich in en liet, daer men enen vinger op hadde mogen setten. - Die getijde van der oerden hadde sie in soe groter weerdicheit ende las sie seer devoetelic ende andachtelick, soe wal buten den choer als dar bynnen. Ende sie condet alte quellike verdragen dat yemant onledich was inden choer of dat yemant sine getijde roekeloecelickGa naar voetnoot4) las ofte inden arbeyde, als ment kieren conde. Dagelix plach si die oeficiën huyseGa naar voetnoot5) | |
[pagina 119]
| |
omme te gaen myt horen gebede bynnen ende buten Onsen lieven heren biddende dat hij die susteren sterken wolde hoer werck tot sijnre eren te doen Ende dat sie hore alre werke ende arbeyt delachtich mochte warden.Ga naar margenoot+Ende des avendes plach sie onsen lieven heren der suster ar- ‖ beyt op te offerenGa naar voetnoota), als of siet selven mede gedaen hadde. - Sie waert wal tot drien cloesteren voer ene pryorynne begeert. Mer omme dat sie onse oversten ende onse gemene convent node over hadden gegeven, soe wederstonden siet al dat sie mochten Ende ontschuldichden hem daer mede dat sie toe weeckelic weer ❘ ende ock dat sij geen xxx iaer oelt en weer ❘ ende dat weer tegen die statutenGa naar voetnootb). - Sie hadde soe grote begeerte ten ewigen leven te comen ende by onsen lieven heren te wesen Dat sie dicke, als sie ergent allene was, dit respons heymelike plach te singen: ‘Leyde wt, here, myne ziele vanden kercker om te belyen dinen hilligen namen!’ - Ock plach sie onsen lieven herenGa naar voetnoot1) te bidden dat hij sie ummer ‖Ga naar margenoot+halenGa naar voetnoot2) wolde in der guldenre tijt - dat was onder onse weerdige mater salomeeGa naar voetnootc) - Als hij ock dede, al wast ons baven maten swaer. - Ende al wast dat sie aldus seer gemynt was van geestelick ende werlick· nochtans en ontbrack hoer niet die correxcie der vaderliker roeden Als hij secht: ‘die ic mynne, die castye ick.’Ga naar voetnootd) Want hij visiteerde sie vaeke myt mennygerhande swaere sieckten ende bangicheit des herten ende der naturen. Al en genget horen persone onder tijden soe seer niet an alst enen anderen Nochtans wast hoer wal soe swaer, als oft horen persone hadde angegaen Want sie was sonder wtnemenGa naar voetnoot3) elckermalcGa naar voetnoot4) walgunnende· ende eens anders blijschap was die hoere· ende eens anders droefheit was die hoer. Ga naar margenoot+- Op een tijt quam een ‖ suster tot hoer om troest ende hulpe· ende om der selver saeke die der suster deerde, was suster kathrina ock selven bedrucket. Doe sprack sie hoer troestelike toe ende segede· ‘suster, laet | |
[pagina 120]
| |
ons nu onse baete doen ende vlijtelick onse schuren vullen· want het is nu in onsen bouGa naar voetnoot1). Die tijt der noetdruften sal te hant myt ons comen· ende dan sulle wi ons verblijden dat wy nu een luttel geleden hebben.’ Mit desen woerden ende deser gelijck satte sie die suster te vreden als sie best conde. - In den iaer ons heren m cccc ende xliij genck sie merkelike seerGa naar margenoot+ofGa naar voetnoot2), soe dat sij vaeke sieck was Mer als die reyseGa naar voetnoot3) over was, soe kierde sie te hants weder ten convente· ende genck nacht ende dach te choer.Ga naar margenoot+Mer op ons hilligen vaders sante Augustijnus translaciënGa naar voetnoot4) ‖ dachGa naar voetnoota) bynnen den selven iaer voersz. viel sie in soe swaren sieckte· dat sie mytallen te bedde lach. Ende op sante willibroerdus dachGa naar voetnootb) waert sie berichtet ende hoer hillige amt gedaenGa naar voetnoot5) Want doe lach sie in soe groter bangicheit, als of sie naden adem hadde gesnapt· ende dat duerde wal xxvij uren lanck So dattet convent niet geheel van daer en mochte gaen nacht noch dach Ende verwachten hoers eyndes myt vurigen gebede ende myt overvlodigen tranen. Ende sie arbeydeGa naar voetnoot6) swaerlike in der naturen· nochtans hadde sie hoer volle verstant ende was vol guede· ende en sprack niet één onlijdsamGa naar voetnoot7) woert. Ende alsmenGa naar voetnoot8) hoer wat goedes segede, soe neygede sie daer mytten hoefde na. Ende als men hoer vragede, waer sie nu mytten hertenGa naar margenoot+weer, soe noemde sie een woert of twie van den lijden ‖ ons lieven heren· of een vers wten psalter of yeet anders des gelijcks, soe dat sij altoes becummert was myt wat guedes. Hijr na bequamGa naar voetnoot9) sie wat weder ommetrint drie weken lanck, soe dat wy groten hape hoers levens hadden; mer het was te vergeves. - Op een tijt quam ene van horen sprecksusteren tot hoer ende clagede hoer dat sie anxt hadde· weert dat sij storve, dat sieGa naar voetnoot10) in lijden solde | |
[pagina 121]
| |
comen. Doe sach sie sij wat nernstelikeGa naar voetnoot1) an ende segede· ‘suster, en wildy niet lijden of meendy sonder lijden ten ewigen leven te comen, dat onmogelick is? Meendy dat ic niet en lijde behalven dat ic geleden hebbe· gy siet wal myne sware sieckte, daer ic in ligge Mer die en is my niet soe swaer als my is myne eygene cranckheitGa naar voetnoot2) ende passiën.Ga naar margenoot+Ende in ‖ die te verwynnen strijde ic tegen my selven als tegen enen gewapenden man Ende voege my voel meer myt mynliker toesprecklicheit totten genen die my contrary sijn dan tot enen anderen. Soe moet gy ock doen, suldy ummer gode behagen ende vrede uwer concyenciën crijgen.’ Die selve suster vragede hoer, myt wien sie hoer riede te spreken, als sij des behovede. Suster kathrina antwoerde hoer ende segede· ‘wat wildy vele callen? gy weten te hants wal guet ende quaetGa naar voetnoot3). Weest apenGa naar voetnoot4) uwen bijchtvader; ende gebreckt u yeetGa naar voetnoot5), so hebdy onse weerdige mater. Ende hebdy enyge sammelingeGa naar voetnoot6) myt yemant, soe en weest gy die ierste niet die daer claghet, mer wachtet hentmen u vraghet ❘ endeGa naar margenoot+antwaerdet dan alst is. Ende giftmen ‖ u schult, soe segget: “het is mijn schult, ic wil my geerne beteren.”Ga naar voetnoota) Ende sijdy onschuldich, so sal u die waerheit wal vryenGa naar voetnootb) ende ontschuldigenGa naar voetnoot7)· doe gy dit, soe en suldy niet voel behoven te callen.’ - Sie hadde soe rechten mynnenden ingekierden herte tot onsen lieven heren· dat hoer by na geen tijt toe cort en was hoer inwendelike te verenygen myt onsen lieven heren. Ende sie lydeGa naar voetnoot8) selven dat sie dicke meer genoechten voelde in onsen lieven heren in een cort tijdeken, als na vesper, als sie hoer tot onsen lieven heren kierdeGa naar voetnootc) Dan sie ye in der werlt gehat hadde van allen speel of genoechte diemen daer hantierdeGa naar voetnoot9) | |
[pagina 122]
| |
Soe dat sie ondertijden sorgede dat sij hijr hoer hemelrijke solde hebbenGa naar voetnoot1)·Ga naar margenoot+om dattet hoer soe genoechlick was onsen lieven heren te die- ‖ nen. Mer onse lieve here toech sine hant een weynich na hemGa naar voetnoot2) voer hore doet omme hoer trouwe te proeven ende apenbaer te maken. Want suster elsbe hasenbroecks quam tot hoer op sante LucyenGa naar voetnoot3) aventGa naar voetnoota) des margens ende segede tot hoer: ‘Suster kathrina, nu suldy u vrendekens vergaderen, die gy toe eren plegen, ende bidden hem dat sie voer u bidden.’ Doe segede sie· ‘lieve suster elsbe, ic loepe vaste hijr ende daerGa naar voetnoot4), ende ic en can daer niet van maken van groter pijnen ende cranckheit.’ Siet, hoe sieck ende cranck sie was, sie bleef lijdsamGa naar voetnoot5) ende en liet niet af te bidden. Doe segede suster elsbe tot hoer· ‘suster kathrina, wat suldy den heren weder geven voer al dat hij u gegeven heeft sonder u verdiensten Dat hij u wter werlt ende wten sunden geropen heeft, dat gy by uwen ‖Ga naar margenoot+vrenden niet gebleven en sijt: waer soldy dan gevaren hebben?’ Doe waert sij als of sie weder levendichGa naar voetnoot6) hadde geworden, ende segede: ‘Och suster elsbe, daer en can ic onsen lieven heren nummer te vollen van gedancken ❘ weer ic inder werlt gebleven, ic weer een ewich brant der hellen Mer nu hape ic op sine grondeloseGa naar voetnoot7) barmherticheit, dat hij my beholden sal.’ - Sie was also genoechsam, seggelickGa naar voetnoot8) ende oetmodich· ende also genoechlick te dienen, of sie een kindeken geweest hadde. Nochtans lach sie in alte groter bangicheit der naturen anden roeden waterGa naar voetnootb). Ende een luttel voer vij uren waert mater gehaelt - wantet seer genakede den eynde - Ende sij sprack hoer suetelike toe· dat sie nu solde rusten inden wonden ons lieven herenGa naar voetnoot9) Ende horen hape ende troest betroulikeGa naar voetnoot10) solde settenGa naar margenoot+inden ‖ verdiensten ons lieven heren. Sie sprack: ‘lieve moder, ic wilt | |
[pagina 123]
| |
gerne doen.’ Ende te hant na dien datter ‘avemaria’ was gecleppetGa naar voetnoot1) ende die susteren by hoer vergadert weren Hoer noch wal bewetendeGa naar voetnoot2) ende sprekende, gaf sie den geest toe soven uren also suetelike, dat sie niet een lyt en vertoech. Ommetrint ij of drie myserereGa naar voetnoot3) voer hore doet waert sie onwetendeGa naar voetnoot4) ende lach in groter bangicheit lichteGa naar voetnoot5) ene myserere lanck. Ende toe hant quam sie weder tot hoer selven· ende neygede hoer hovet oetmodelick myt groter weerdicheit totter sijt daer mater sat Mit alten goddienstigen beweechlikenGa naar voetnoot6) ansichte· ende segede wat myt groter mynlicheit, als of sij enen lieven vrent by hoer gehad hadde ende toeGa naar margenoot+gespraken; mer wy en condens niet verstaen. Doe beden die suste- ‖ ren suster lijsbet van teelGa naar voetnoota), die by hoer stont, dat sij hoer vragede wat sij verneme. Ende suster lijsbet segede: ‘wat wil ic hoer vele vragen of seggen? al hoer wesen toent dat sie enen anderen troester by hoer heeftGa naar voetnootb) merreGa naar voetnoot7) dan wy alle.’ Mer die susteren en lieten niet ofGa naar voetnoot8). Doe segede suster lijsbet: ‘suster kathrina, is die here hijr?’ Soe vroe als sie dat gesecht hadde, toech sie hoer hovet een weynich achterwert ❘ ende gaf drie corte snucken myt alten begeerlikenGa naar voetnoot9) mynliken ansichte Recht of sie hoer gehaestet hadde na enen, die hoer ontgaen wilde. Aldus gaf sie gode zalichlike horen geest op sante LucyenGa naar voetnoot10) aventGa naar voetnootc) na compelete. | |
[pagina 124]
| |
Ende hadde lavelickGa naar voetnoot1) in der oerden geleeft xxxj iaer ende sie was oeltGa naar margenoot+by xlix iaer Ende is myt vele tranen ‖ begraven in hore suster grieten graf in die noertsijde des transesGa naar voetnoot2). Ga naar margenoot+- **Ende doe suster kathrijne van naeldewic doet was, soe waert sij gecleedetGa naar voetnoota) van suster nelle oemsGa naar voetnootb) ende van suster seuken van doerstenGa naar voetnootc). Ende der wijlen dat men sie cleede, soe quam daer een suster in Die overmyds der verhengenisse godesGa naar voetnoot3) ende hoere cranckheit suster kathrinen glorie seer vermeeret hadde. Ende als suster seuken dese suster sach· soe waert sie van bynnenGa naar voetnoot4) verstuert, soe dattet suster nelle merckte· want sie hadden suster kathrinen beyde seer lief. Doe segede suster nelle: ‘wanne, suster seuken, en weest niet verstuert ❘ want van u ende van myGa naar margenoot+en sal sie giene glorie heben ‖ Mer dese suster is ene van den geenen die suster kathrijneGa naar voetnoot5) hoer glorie vermeeret heeft. Ende een yegelijc sie toe dat hij eens anders glorie niet en vermere ende die sijne vermynre Ende een mensche behovet wal toe te sien wat hij enen anderen doet.’Ga naar voetnootd) Dese suster levede langer dan viertich yaer na suster kathrinen doet; ende doe sie starf, doe was sie in alte groter bangicheit Ende hoer leste woert dat sie sprack ❘ was: ‘naeldewick ❘ naeldewick!’ - Ons waert toe kennen gegeven dat hoer suster kathrina hoer hadde ‖Ga naar margenoot+geapenbaert eenre goddienstiger vrouwen in hollant, die bytijden wal tot hoer plach te comen· ende hoer seer lief hadde Ende ock enen obser- | |
[pagina 125]
| |
vantGa naar voetnoot1) ter goldeGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoota), die beyde al eensGa naar voetnoot3) segeden Als dat sie niet langer int vegevuer en hadde geweest dan totter mydder nacht ❘ doe sie was gestorven des avents toe soven uren na compeleten Ende voert solde sie wesen int paradijsGa naar voetnootb) hent tot onser liever vrouwen lichtmyssenGa naar voetnootc). Ende sie segede dat sie soe haestelijc niet over en solde gecomen hebbenGa naar voetnoot4),Ga naar margenoot+en hadde sie soe groet ‖ lijden ende verdriet niet gehat voer hoere doet. Ende sie segede: ‘och ofte onse susteren wisten, wat groter schaden sie hem selven doen myt horen onnutten ende ledigenGa naar voetnoot5) callen!’ - Die observant, den sie hoer apenbaerde, die vragede hoer, waer omme dat sij hoer ten diepenveen niet en apenbaerde. Doe segede sij weder· ‘daer holt ment al voer fantesyenGa naar voetnoot6) ende cranckheit des hovedes, dat daer geapenbaert wort.’Ga naar voetnootd)**
Ga naar margenoot+SUGa naar voetnoot7)ster kathrina waert dicke mit soe vuriger begerte der mynnen ontsteken tot onsen lieven heren· sunderlinge in groten hoechtijden. Alst wal scheen int iaer ons heren m cccc ende xxv, doe al dat stichtGa naar margenoot+van utricht was in terdickGa naar voetnoot8) Om onsen bisschop rodolphum van diep- | |
[pagina 126]
| |
holtGa naar voetnoota) ❘ also dat wi om derselver saeken willen seldenre comunyseerdenGa naar voetnoot1) dan wi plegen. Soe waert sie op een tijt, op sante Agnieten hochtijtGa naar voetnootb), onser patroenschen, also vurich· dat sie niet allene dat convent van bynnen mer ock die priesteren verweckte totter mynnen godes Ende ock die susteren daer buten, want wy op die tijt niet en solden hebben gecomunyseertGa naar voetnoot2) om der selver saeken willen. Doe waert hoer herte soe ontsteken,Ga naar margenoot+dat sie ‖ lach ende en conde niet slapen voer metten. Ende sie waert begavet myt vrendeliker ende mynliker begeerten eenre nyer ondertrouwingeGa naar voetnoot3)· ende vernyengeGa naar voetnoot4) der ierster trouwen Hoers gemynden brudegoms Ihesu cristiGa naar voetnoot5) Ende hoer quam te voerenGa naar voetnoot6) al dat tot eenre geesteliker bruloft behoert. Des margensGa naar voetnoot7) genck suster kathrinaGa naar voetnoot8) suppriorynne tot onser mater salomeeGa naar voetnootc) ende segede hoer begeerte van der comunyseringe· ende wat hoer inder nacht voer gecomenGa naar voetnoot9) was. Ende onse mater waert soe blijde ende vurich hijr van Dat sie beyde by een bleven sitten ende vergheten hem selven· ende overtrecktenGa naar voetnoot10) wat tot deser bruloft behoerde Soe dat die susteren vernemen dat sie myt sunderlinger vuricheit ontsteken weren. Ende mater sande suster kathrinen totGa naar margenoot+onsen pater, die suster ‖ kathrinen sunderlinge lief hadde ende in groter weerdicheit om hore doechden willen Dat sij hem soldeGa naar voetnoot11) seggen hoer begeerte· ende hem bidden dat al dat convent moste comunyseren op die hochtijt van sante AgnietenGa naar voetnoot12)Ga naar voetnootd) Ende ock dat ionxte kint, geheiten | |
[pagina 127]
| |
lubbe ten toerneGa naar voetnoota), so veer alst hem guet duchte. Ende onse pater here egbertGa naar voetnootb) ende sine medepriesteren die worden mede vurich Ende consentierden gerne hoer begeerte, op dat hem die susteren daer vurichlike toe bereyden. Ende doe sie dese antwaerde onser weerdiger mater weder brachte· waert sie also vurich ende blijde. Doe dede mater ende suster kathrina al die susteren vergaderen int capittelhuysGa naar voetnootc) Ende segeden hemGa naar margenoot+daer wat sie voer hadden ‖ ende wat gracie dat pater doen wolde in dien dattet hem allen beliefde ende hem daer toe bereyden wolden. Doe worden al die susteren ontsteken tot vuricheit ende tot vernyenge der ierster trouwen Sunderlinge wantmen hijr op sante AgnietenGa naar voetnoot1) dach plecht te cleedėnGa naar voetnootd) Ende die hoechtijt bequame is totter vernyenge der onder trouwinge des mynliken brudegoms Ende want sie hem ock merckten brude te wesen ons lieven heren om die edelheit des iersten wesensGa naar voetnoote), daer hiGa naar voetnoot2) sie in geschapen hadde na sijns selves belde ende gelikenisse Ende ock om inholdingeGa naar voetnoot3) hore professiënGa naar voetnootf). Ende sie overdachten myt bedruckter herten die overtredinge der ierster trouwen Ende dat sie deGa naar voetnoot4)Ga naar margenoot+cleder der reynre doepenGa naar voetnoot5) ‖ ende der professiënGa naar voetnoot6) alte seer besmyttet hebben ende onreyn gemaket ende ock mede teschoert. Ende wantet niet en beteemt myt soe danigen onreynen geschoerden clederen te apenbarenGa naar voetnoot7) ende te comen totter ondertrouwinge soe edelen ende mechtigen brudegoms Soe synGa naar voetnoot8) wi te rade geworden ende synGa naar voetnoot8) gecomen totten voeten ons mynliken heren, nedervallende ende hem biddende myt groten betrouwen Dat hij ons wt wil doen den oelden menschen myt sinen werkenGa naar voetnootg) Ende ock die onreyne geschoerde cleeder ende al dat hem in ons myshaget | |
[pagina 128]
| |
Ende dat hij dat al verbarnen wil mytten vuer sijnre mynnen Ende dat hij geweerdichdeGa naar voetnoot1) te verdeligen ende alte male wt te doen ende te nieteGa naar margenoot+te maken in die verdienste sijns levens ende sijnre ‖ passiën Al hoer grote mennichvoldige sunden ende gebreke ende alle versumenisse hoers levens, als of sie ny geweest en hadde Want dat vuer sijnre godliker mynnen daer seer bequame toe is. - Voert soe hebben sie horen brudegom gebeden dat hi sie cleden wolde myt den clederen sijns lievesten walbehagenden willes. Ten iersten mael hebben sie gebeden om een reyne suver wit heemde· daer die doecht der reynicheit by beteykent is. Ten anderden beden sie om enen roden onderrock:Ga naar voetnoot2) daer by verstaen wort die durbaer doecht der schemelheit Ende den rock salmen toe ryenGa naar voetnoot3) mytten snoer der behoetheitGa naar voetnoot4). Sie hebben ock gebeden om enen tabbert van roetsijden laeken Dat bedudet ‖Ga naar margenoot+die grote sachtmodicheit ons lieven heren, die hij bewijsde in al den onrechte ende lijden dat hem gedaen waert in al sinen leven ende in sijnre versmader passiën. Biden golde dat in den cleede gewracht sal wesen, salmen verstaen sine godlike ende overvloedige mynne Ende by den belde des goldes al sijn geheele leven ende wanderinge ende zeden Op dat, also waekeGa naar voetnoot5) als sie dat cleet ansien, verwecket mogen warden dat gewarige exempelGa naar voetnoot6) na te volgen Mit leven ende zeden na horen crancken vermogen myt sijnre hulpen ende gracie Ende daer sullen sie op gegordet sijn myt enen gordel van fijnen golde. Dit gordel sal wesenGa naar margenoot+een vast mynlick betrouwen op onsen lieven heren ‖ Ende het sal vercijrt sijn myt costelen steenen der woerden ons lieven heren ende sijnre gebade ende raede. Ende die bellenGa naar voetnoota) die daer anhangen, sullen wesen van den woerden der propheten van der toecomst ons heren. Hoe suverlick dat die tabbert is ende hoe wal gemaket, - en hebben sie dat gordel niet, hij sal quellicke staen. Ende onder desen tabbert sal wesen een costel bont voederGa naar voetnoot7) Ende dat sal wesen een mynlick betrouwen op onsen | |
[pagina 129]
| |
lieven heren Ende dat wi sachtmodich ende lijdsam sullenGa naar voetnoot1) wesen in allen lijden, dat ons toe comt om die mynne ons lieven heren. - Voert soe sullen sie hebben schoen an horen voeten· dat leder der schoenGa naar voetnoota) sal wesen enen gueden willen ende rechte menynge in al onsenGa naar margenoot+werken Ende die sullen wesen ‖ van roder varwen. Daer by machmen verstaen die martelie onser susteren, als moetheitGa naar voetnoot2) in den arbeyde· ende sterven ende wt gaen al des daer die natuer toe geneyget is. Die schoen sullen ock doerhouwenGa naar voetnoot3) wesen myt den yserkenGa naar voetnoot4) der mynnenGa naar voetnoot5), op dat soe wat wy doen dat wy dat al tesamenGa naar voetnoot6) doen wter lieften godes Ende daer sal dat golt der mynnen godes ende onses evenen menschen onder gelechtGa naar voetnoot7) wesen ende doer blencken. Ock sullen sie hebben enen schonen crans op hoer hoevet· ende die sal wesen van fijnen golde ende vercijrt myt schonen hexcelenGa naar voetnoot8) der doechden. - Dese brude sullen ock hebben enen coestelen halsbantGa naar voetnoot9) der doechden, sunderlinge der gehoersamheit. Dese halsbant sal vercijrt wesen myt edelenGa naar margenoot+steenenGa naar voetnoot10) ende costelike peerlen der ver- ‖ diensten ende waldaden ons lieven heren. - Ock sullen sie hebben ene vercijringe hore schulderen, dat geheiten is enen seeltGa naar voetnoot11). Dese sal ock wesen van fijnen golde ende vercijrt myt precyosen margrieten Als myt den werken der apostelen ende der propheten ende alre hilligen Wt gegroeft ende om besetGa naar voetnoot12) mytten suverliken blomenGa naar voetnoot13) des textes ende der glosen des psalters davyts des propheten· ende der | |
[pagina 130]
| |
ewangeliën ende epistelen Op dat, hoe vaeke sie dese cijrheit anmerken ende ansien· dat sie daer wt mogen weten, hoe dat sij sullen leven. An desen seelt pleget enen stert te hangen, ende voeget die cijrheit te gader op die schulderen· ende bedudet volherdinge in gueden werken totten eynde toe. Ga naar margenoot+- Ende die trouwelschatGa naar voetnoot1) den die brudegom geven sal, ‖ dat sal wesen enen vingerlijnGa naar voetnoot2) des geloven Ende der ewiger ongeëndederGa naar voetnoot3) trouwen. Ende hij sal wesen van den alre costelixsten ende besten golde der godliker mynne Ende vercijrt myt costeliken steenen der doechden, als gelove, hape ende mynneGa naar voetnoota). - Die camer daer die brudegom cristus stadelike in rusten sal, dat sal sijn dat herte der bruyt. Ende dese camer sal wesen behangen mit den selven roden sijden laken daer sie mede gecleedet is Op dat, soe waer men die oghen henne kiert, datmen altoes voerGa naar voetnoot4) ogen hebbe dat gewarige exempelGa naar voetnoot5) des levens ende lijdens ons lieven heren Ende hoer leven daer na te richten. Dese camer sal ock vermaeltGa naar voetnoot6) sijn: dat eneGa naar margenoot+vierdel myt gedenckenisse der doet Dat ander deel myt ge- ‖ denckenisse des ordels ende der pijnen der hellen Ende ock sal sie vercijrt wesen myt gedenckenisse der ewiger zalicheitGa naar voetnootb). Die doer van deser camer sal wesen voersienicheit ende gotlike wijsheit Ende en sal niet op gelakenGa naar voetnoot7) warden dan mytten sloetel der godliker mynnen. Ende in deser camer sullen sie horen heren ende brudegom vast besluten Ende holden hem daer stadelike myt hilligen gedachten ende myt vurigen begeerten Mit mynliken ommehelsen ende myt diepen versuchten tot hem ende omme hem. - Die bade deser bruyt sal wesen hoer hillige engel. Ende die schaffenerGa naar voetnoot8) | |
[pagina 131]
| |
of meysterGa naar voetnoot1) van deser bruloft sal sijn die over rijke ende mylde troester,Ga naar margenoot+die hillige geest Die seer mylde is na dien ‖ dat een yegelick behovet Ende myt sijnre genaden alle gebreck vervullen can Ende alle letsel ende hinder en wech doen can Ende na sijnre weerden enen yegeliken setten can. Die ander dienres des hoves sullen wesen die engelsche geesten, ende leyden die bruyt totter ondertrouwinge hoers mynliken heren ende brudegoms. Die spijse der bruloft sal wesen dat weerdige hillige licham ons heren Ihesu cristi in den hilligen sacramente Ende die dranck sijn durbaer bloet. Ende dese spijse ende dranck gaet baven alle spijse in weerdicheit, in smake ende in sueticheit Want al dat een mensche gelustenGa naar voetnoot2) ofte begeren mach Ende al dat herten ende ziele versaeden mach, dat sullen sie daer vinden. - Die pijpers des haves sullen wesen die vier ewangelisten· ende dieGa naar margenoot+tromp- ‖ petters die vier leerres der hilliger kerkenGa naar voetnoota). Ende nadien dat sie pijpen, sullen die brude dansen ende treden Dat is: naden leven ende wanderinge ons lieven heren ende na sinen gebade ende rade, welck sie sunderlinge beschreven hebben. Die hillige davit die psalter maker die sal daer suetelike opter harpen spoelen sommyge suverlike liedekens Als dit ende des gelikes· ‘hoer, dochter, ende sichGa naar voetnoot3) ende verghet dijn volck ende dijns vader huys· ende die conynck sal dine schoenheit begeren.’Ga naar voetnootb) Die bode des haves sal wesen die engel gabriëlGa naar voetnootc), op dat hij dese bruloft cundige aver al dat hof des hemels Want hem die wech ende dienst wal kundich is. - Die margen gaveGa naar voetnoot4) die die brudegom sijnre gemynder bruyt salGa naar margenoot+geven, dat sal wesen Armoede, oetmodicheit, ge- ‖ hoersamheit Verduldicheit Dat cruce op te boeren ende hemGa naar voetnoot5) nae te volgen. Hoer | |
[pagina 132]
| |
erfnisseGa naar voetnoot1) sal wesen dat ewige leven ende horen brudegom toegevoeget te warden inder ewicheit hem te beschouwen van ansichte tot ansichte. - Ende ist dat dese brude warden angespraken van anderen mynres Als van onnutten ghedachten ende becaringe der boeser geesten· daer sie horen brudegom in myshagen mochten ende een myddel tusschen hem maken Soe sullen sie spreken mytter hilliger ionfer sante Agnieten: ‘Ganck van my, een toeneygen der sunde, spijse des dodes· want ick bin altehant van enen anderen mynre ondertrouwet. Hij heeft my een teyken gesat in myn ansichte· dat ic genen anderen mynre voer hem en sal verkiesen.’ Ga naar margenoot+- Die bru- ‖ de sullen ock gebruken scharpe loegheGa naar voetnoot2)· brunyserkenGa naar voetnoot3) ende sommyge wateren, daer sie hem in sullen wasschen Op dat in hem niet en apenbaer van bynnen noch van buten, daer sie horen mynliken brudegom in mochten myshagen. Die ierste loghe of water ofte brunijserken daer hem die brude in wasschen sullen, salGa naar voetnoot4) wesen puer ende onghevensdeGa naar voetnoot5) bijcht ❘ bitter tranen ende berouwigeGa naar voetnoot6) herten om die sunden Ende een vast opset die sunden niet meer te doen Ende waerachtige penytencie te doen. Ende want sie alle daghe niet by en connen brengenGa naar voetnoot7) te bijchten· soe sal daer wesen een oetmodich belyen voer die voete ons lieven heren Want so lange als wy in den weghe deses gebreckelikenGa naar voetnoot8)Ga naar margenoot+levens sijn, en is ons niet ‖ wal mogelick onbestavenGa naar voetnoot9) te blijven· van den stave der dagelixscher gebreken ende sunden. Al ist dat sie hem ontholden van groten ende graven sunden Nochtans, als der cleynre gebreken vele warden, soe bevlecken sij seer die ziele Ende so voel te meer, als sie mynGa naar voetnoot10) geachtet warden. Hijr omme moeten hem die brude cristi hijr voer hoeden· of die costele cleeder der doechden sullen hoer schoenheit | |
[pagina 133]
| |
te hant verliesen· ende ock die brude selven. Hijr omme moeten sie stadelike dese scharpe loeghe besigen Hent dat die mynlike brudegom Ihesus comet ende noedet sie tot sijnre vroeliker omhelsingeGa naar voetnoot1)· seggende: ‘Comet, myn wtvercarene ende myne duve, myn onbevlecte ende myne bruytGa naar voetnoota)!Ga naar margenoot+Ontfanget die crone die ic dy in ewicheit hebbe ‖ bereyt. Nu comet ende rustet myt my, ewelic ende onverscheydelicGa naar voetnoot2) blijvende in mynen armen ende vrendeliken omhelsen. Siet, ic bin bereyt u te ontfangen in mijnre rusten na uwen swaren arbeyde Die nochtans cleyn ende cort te rekenGa naar voetnoot3) is by dat grote loen dat u daer voer bereyt is.’ |
|