Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen Veen
(1904)–Anoniem Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van diepen veen– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
[pagina 39]
| |
(Opzoomer, Het klooster van Diepenveen, 1ste stuk, 's Gravenh. 1886, blz. 35-50; verg. ms. 8849-'59 der Bibliothèque royale te Brussel, fol. 185r-192r: Vita et conuersacio venerabilis domne zwedere de Runen fundatricis domus domni florencij ex parte). Van der eerweerdiger vrouwen van runenGa naar voetnoota). DIe eerweerdige vrouwe van runen, onse gemynde suster swieder, was eens eersamen mans dochter Die genoemt was vrederick van rechteren, ende was ene van den besten van den lande. Ende doe sij tot horenGa naar margenoot+iaren gecomen was, soe waert sie toe gevoeget in echtschap ‖ enen seer eersamen man, een ridderGa naar voetnoot1) in der drenteGa naar voetnootb), ende was here van runen ende een seer staetelickGa naar voetnoot2) man. Inden iersten doe sij horen heren toe gevoeget was· soe plach sie vaeke mede wt te rijden iagen dat wilt, als dat heerschapGa naar voetnoot3) pleget. Ende daer was hoer seer wal mede beholpenGa naar voetnoot4) ende hadde daer grote genoechte in - want sie noch ionck was - Ende plach vaeke der armer luyde saet te verderven myt horen honden. Ende hijr van plach hoer bijcht vader ofte cappelaen hoer te beryspen ende maecktet hoer swaerGa naar voetnoot5) Also dat sie daer mede tot kennyssenGa naar voetnoot6) quam also dat siet niet meer en dede Ende ock voert in anderen dingen, dat sie bekende daer sij quelkeGa naar voetnoot7) an dedeGa naar voetnoot8), allentelenGa naar voetnoot9) of liet. Ende daer na | |
[pagina 40]
| |
Ga naar margenoot+waert sie seer getagen totten armen, den gueder- ‖ tieren te wesen Soe dat men dat broet dat terGa naar voetnoot1) tafelen gebracht waert ende ontgonnenGa naar voetnoot2) waert, den armen plach te geven. Ende op dat die armen dan wal wat crijgen solden· soe plach sie te ontgynnen ende op te snijdenGa naar voetnoot3) al dat sie af langenGa naar voetnoot4) conde Of sie dedet ontgynnen van den genen die by hoer seten. - Sie hadde een enich kint, ende dat was een soenken; daer dede onse lieve heer sinen lievesten willen medeGa naar voetnoot5) ende haeldet tot hem. Doe waert die here ende die hem toe hoerden alte seer bedrucket· om dat sie haepten dattet sijn erfgenaem solde hebben geweest Ende sijn heerlicheit na hem besitten. Doe verblijde hoer die goddienstige vrouwe alte seer in horen herten· om dat sie dachte dat het hoer niet hinderen en solde onsenGa naar margenoot+lieven heren te dienen· weert dat hoer here ‖ voer hoer storve Mer sie toende hoer van butenGa naar voetnoot6) seer drovich te wesen. Ende een wijltijdes daer na starf hoer heer; ende doe hiGa naar voetnoot7) eenGa naar voetnoot8) luttel tijdes doet geweest hadde Doe voegedet onse lieve here myt hoer als myt sante Elyzabeth van ongeryenGa naar voetnoota)· also dat sie byna al bloetGa naar voetnoot9) van hore boerch verdreven waert myt hore sovene. Ende sie en hadden niet meer myt hem dan sie om ende an hadden. Want op een tijt, doe sie self sovendeGa naar voetnoot10) ter kerken geweest hadde Soe quam hoer te gemoete ene seer rijke vrouwe, die vossynna geheyten was Die rijke van guede was mer van geenre comstenGa naar voetnoot11), die niet veer van hore boerch en wonde. Dese rijke vrouwe hadde enen sone, die die edeleGa naar margenoot+vrouwe van runen geerne in echtschap gehat hadde. Mer want ‖ sie van geenre geboerten en was, soe schaemde sie hoer ende ontsach hoer dat der edelre vrouwen te vergenGa naar voetnoot12) ende voer te leggenGa naar voetnoot13) Want sie was een | |
[pagina 41]
| |
schoen eersam persoen van lijve ende van zedenGa naar voetnoot1) ende groet van geboerten. Ende als dit wijf der eerweerdiger vrouwen van runen die myt horen gesyndeGa naar voetnoot2) te huys wolde gaen, te gemoete quam Doe waert dat wijf, des iongelinx moder, myt anxte ende myt schemten bevangen ❘ dat sie by na van hoer selven quam. Want sie wiste dat hoer sone mytten sijnen opt huys was, want dat hadde hij also gemaket myt des heren vrende Ende ock soe becande sie dat sie hoer seer ongelijck was. Doe dit die weerdige vrouwe van runen sach dat dat wijf also lietGa naar voetnoot3) Doe nam sie sij in denGa naar margenoot+arm ende sprack hoer ‖ vrentelike toe ende segede: ‘WanneGa naar voetnoot4), lieve vrendynne, wat ist? wat begeerdy? hoe late gy aldus beanxtet?’Ga naar voetnoot5) doe quam dat wijf te hant weder tot hoer selven. Ende doe storte sij wt dat in hore herten was ende dat sie begeerde Ende legede hoer voer dat sie horen sone solde nemen in echtschap: soe solde sie hoer borch beholden en in hore heerlicheit blijven. Hijr toe antwaerde die hillige oetmodige vrouwe van runen recht als een ander natalyaGa naar voetnoota) ende segede: ‘Hoe solde ic daer an comen, want ic niet vele en hebbe ende hij soe rijke is?’ Ende aldus versloech sietGa naar voetnoot6), dat sie mynlike scheyden. Ende aldus genck die vrouwe van runen myt horen gesynde te huys wert. Ende doe sie voerGa naar margenoot+die borch quam, soe en mochte sie daer niet op ‖ Want vossynnen sone was daer mytten sinen op ende ontweldichde hoer also die borch. Ende doe toech sie al heymelike van daer self sovende toe campen. Ende doe dat die luyde vernemen, doe togen sie hoer na ende wolden sie vangen· mer sie en vorderdenGa naar voetnoot7) niet, alst onse lieve here wolde Want die hij bewaert die is bewaert, ende den en mach niemant deren. Doe sie toe campen quemen, doe coften sie eene runts tonge ende gengen in die kerke ende eten daer LichteGa naar voetnoot8) daer omme, op datGa naar voetnoot9) sie niet becant en wolden wesen. Doe toech sie tot horen vrenden, die sie eerlikeGa naar voetnoot10) ontfengen. Ende die | |
[pagina 42]
| |
bisschapGa naar voetnoot1) van utrichtGa naar voetnoota), onser gemynder suster gerieten van naehuysGa naar voetnootb) oem Die halp hoer· dat sie hoer lijftuchtGa naar voetnoot2) des iaers kreech, die hoer dieGa naar margenoot+here van runen gemaket hadde. Doe die ‖ bisschop ende hoer vrende segen dat sie soe eersamen staeteliken persoen was· doe wolden sie hoer enen man weder geven. Doe waert die goddienstige vrouwe alte seer bedrucket ende segede: ‘Ic hebbe van anbegynne op gesetGa naar voetnoot3), doe ic mynen heren niet lange gehat en hadde· weert dat hij eer storve dan ic Dat ic dan in den staet niet weder gaen en wolde.’ Doe waert die goddienstige bisschapGa naar voetnoot4) beweghet van herten· - want het was een goddienstich man ende een liefhebberGa naar voetnoot5) alre gueder menschen - Ende sprack tot hoer ende segede: ‘Het en is allen vrouwen niet gegeven dat u gegeven is· weest te vreden.’ Ende doe mosten hem ock hoer vrende te vreden settenGa naar voetnoot6), al deden siet node. Alte hants hijrna toech sie van horen vrenden teGa naar voetnoot7)Ga naar margenoot+deventer myt ene van ho- ‖ ren dienstionferen, die reckelixtGa naar voetnoot8) ende goddienstelixt was. Ende doe sie toe deventer gecomen was, doe cofte sie een groet schone huys daer wonde sie in myt hore ionfer. Ende die ionfer was wat al weeckelicGa naar voetnoot9); dier plach die oetmodige vrouwe te dienen ende bedienstich te wesen ende hadde sie seer lief. - Ende doe sie daer een luttel tijdes te samen gewont hadden· soe dede sie hoer anGa naar voetnoot10) onse vaders Here florensGa naar voetnootc) ende here iohan van den grondeGa naar voetnootd), pater van meyster gerijts huys. Ende onse weerdige vader here iohan brinckerinck en was doe noch geen priester. Mer hij plach nochtans dicke totter vrouwen van runen te gaen, gelijck den anderen vaders, endeGa naar margenoot+segede hoer wat guedes Want sie hadde hoer ‖ geheel onder die vaders gegeven ende levede na horen rade. Ende als sij aldus tot hoer quemen, soe merckten sie hoer dienst ionfer, die sie myt hoer hadde· dattet geen | |
[pagina 43]
| |
mensche en was na hore manieren. Al wast een guet mensche Sie was nochtans meer geneyget te leven na horen eygenen willen dan na raede der vaders. Doe deden sie sij van hoer· ende sie genck int convent ende was een degelickGa naar voetnoot1) mensche. Ende die goddienstige vrouwe hadde hoer seer te lijdenGa naar voetnoot2) dat sie van hoer quam. Hoer geschiede als sante Elyzabeth· die hadde ock ene ionfer, die sie sunderlinge lief hadde· die hoer meyster conraetGa naar voetnoota) nam ende gaf hoer een ander. Also deden onse vaders ock mitGa naar margenoot+deser hilliger vrouwen. ‖ Want sie nemen hoer die ionfer ende geven hoer weder ene oelde stichtige suster wt meyster gerijts huys· die een wijltijdes moder hadde geweest - Ende hiet suster eefseGa naar voetnoot3) hodden -· ende ock noch twie ander susteren myt hoer Op dat sie sij solden leren ende informerenGa naar voetnoot4) na raede ende wille der vaders. Ende ene corte tijt hijr na dede onse lieve here sinen willen mytGa naar voetnoot5) here iohan van den grondeGa naar voetnootb) Dat hoer ende der susteren vader was, den sie seer lief hadden. Doe quam onse vader here iohan brinckerinck op een tijt tot hoer - doe en hadde hij noch niet lange priester geweest -. Doe vragede hem die goddienstige vrouwe ende segede: ‘Here, wien vermoedy dat ons te deyle vallen sal tot enen pater?’Ga naar margenoot+Doe segede hij: ‘ic wolde dat my beyde myne bene of weren.’ ‖ Doe waert die goddienstige vrouwe seer verblijt ende segede: ‘Dy, god, love wy; dy, here, benedye wi;’ dat segede sie wt volheit hoers hertenGa naar voetnoot6) van groter dancberheitGa naar voetnootc). Want hij was een ionferlickGa naar voetnoot7) engelsGa naar voetnoot8) man ende seer | |
[pagina 44]
| |
vurich alle menschen te trecken tot zalicheit der zielen, waer hi conde en mochte Alsoe groete ende breede mynne hadde hijGa naar voetnoot1). - Ende doe sie een wijltijdes aldus teGa naar voetnoot2) samen gewont hadden in dat grote huys Doe waert sie van bynnen gedreven dat sie dat huys den vaders geven wolde. Mer die schepene ende die borgers van deventer weren den geesteliken luden also hart ende ongunstich Ende en woldens niet toe laten dat sie enyge besittinge hebben solden. Ende dese goddienstige vrouweGa naar margenoot+hadde twie suster soens· die hoer erfgenamen wesen ‖ solden na hore doet· ende sie haddenGa naar voetnoot3) die moye seer lief. Dese twie liet sie tot hoer comen ende segede hem beyden hoer begeerte hijrvan. Die ene hiete wijnelt van arnhemGa naar voetnoota), die ander swieder van rechteren. Ende doe gengen sie myt hoer voer die schepen· ende als sie daer quemen, soe vielen sieGa naar voetnoot4) hemGa naar voetnoot5) al hart. Doe spreken sieGa naar voetnoot6) trouwelike voer hoer ende segeden· sie gundent hoer dat sie daer mede dede wat hoer beliefde: Waer omme dat siet hoer dan niet gunnen en solden? Ende sie segeden soe vele, dat siet toe mosten laten· ende die eerweerdige vrouwe vercreech horen willen. Ende die schepen maeckten besegelde brieve van dat huys· ende sie gafvet den vaders totGa naar voetnoot7) vier priesters ende ix clerken. Ende sie voer in een cleynre huysGa naar margenoot+niet veer van daer mytten ‖ susteren die sie myt hoer hadde. Sie was soe vol mynnen ende soe begerich tot allen gueden· datGa naar voetnoot8) hoer leet was dat hoer yet ontgenck, dat guet gedaen was. Sie droech een wijltijdes witte hantschoen· doe segede hoer ene van onsen vaders, dat sie daer een vege vuer om hebben solde. Doe segede sie dat siet daer omme dede dat sie die boeke niet vuel maken en solde Also grote weerdicheit hadde sie totter hilliger schrift· ende also geerne las sie die. Mer doe sie hoerde dattet niet guet en was dat sie die hantschoen droech, soe en droech sij sie niet meer. Seer grote barmherticheit hadde sie over die armen· ende gaf soe myldelike om gods willen tot allen tijden. Ga naar margenoot+- Doe sie vernamen hadde van onsen weerdigen vader here Io- ‖ han | |
[pagina 45]
| |
dat die vrouwe van vredenGa naar voetnoota) een cleyn vonxken ontfangenGa naar voetnoot1) hadde hoer te beteren· ende onsen lieven heren te dienen Soe waert sij so blijde· ende sie dede al hoer beste daer toe dat sie si geerne by hoer gehad hadde mytter wonneGa naar voetnoot2). Ende sie lovedeGa naar voetnoot3) hoer dat sie hoer genoech maken wolde tot horen lijveGa naar voetnoot4), op dat sie comen wolde. Ende doeGa naar voetnoot5) onse lieve here der weerdiger vrouwen van vredens herte soe starcklike ruerde myt sijnre graciën· dat sie gehelick al horen staet achter lietGa naar voetnoot6) ende quam totter eerweerdiger vrouwen van runen. Ende sie dede hoer ene schone camer tymmeren an hoer huys Ende gaf hoer soe vele des iaers, dat sie genoech hadde van te leven. Ende woendenGa naar voetnootb) suetelike ende mynlike te samen· ende hadden malcanderen seer hertelike lief. Want sie hadden één herte inGa naar margenoot+gode· ende grote begeer- ‖ te te wanderen enen sekeren wechGa naar voetnoot7) totter hoger stat van iherusalem Totten hoegen mechtigen conynck Ihesum cristum, die in hem storte seer grote gracieGa naar voetnoot8) Ende groete sueticheit tot allen dingen, die hem vorderlickGa naar voetnoot9) mochtenGa naar voetnoot10) wesen tot zalicheit hore zielen, al hoe hart dat sie ock weren. Want dat waerachtige licht was in hem op gegaen ende hadde sie van bynnen verlichtet Ende het wt-brack van buten ende apenbaerde hem in al horen werken Want sij weren gront oetmodichGa naar voetnoot11) ende gelatenGa naar voetnoot12) in allen dingen als cleyne kinderkens. Als sie aldus te samen wonden ende ock suster eefse ende die ander twie susteren Soe waert die eerweerdige vrouwe van runen myt soe groter begeerten van bynnen ontsteken· dat sie soe gerne in ene vergaderingeGa naar margenoot+geweest ‖ hadde Ende sie segedet onsen weerdigen vader here iohan | |
[pagina 46]
| |
brinckerinck. Ende hij toevede sieGa naar voetnoot1), omdat hi wille hadde noch een cloester te maken. Ende want dat wat vertoechGa naar voetnoot2), soe plach sie te seggen: Weert dat sie storve, sie haepte dat onse lieveGa naar voetnoot3) here den gueden willen ontfangen solde, als of siene mytten werken vollenbracht hadde. Ende niet langhe daer na soe began hij dat cloester van diepenveen toe tymmeren myt horen guedeGa naar voetnoota) Want onse weerdige vader here iohan brinckerinck ende sie· sijn fonderesGa naar voetnoot4) deses cloesters. Ende doet onse weerdige vader here iohan hijr also veer gebracht hadde datmen hijr wonen mochte Doe liet hij die vrouwe van runen ende die vrouwe van vreden myt susterGa naar margenoot+eefsen ende myt sommich an- ‖ der susteren ten diepenveen comen mytter wonne, diet daer vurchlikeGa naar voetnoot5) begonnen. Ende arbeyden seer trouwelike in der tymmeringe van buten in den licham Ende van bynnen arbeyden sie vlijtelick om die doechden te vercrijgen· ende die voetstappen cristi na te volgenGa naar voetnoot6) In oetmodicheit ende in armoeden ende in anderen doechden. Sie hadden hijr groten swaren arbeyt van buten ende armlike te eten ende te drincken Mer van groter vuricheit ende bernender mynnen soe omhelsden sie dat myt groter begeerten. Ende het duchte hem al licht te wesen om der mynnen willen ons heren Ihesu cristi. Ende een yegelick pijnde hem naden swaersten arbeyde ende na den snoedesten rietschapGa naar voetnoot7) ende naderGa naar margenoot+snoedester spijsen ende der oetmodichster cledinge ende der ‖ legester stede, also vele als sie mochten. Ende suster eefse hodden waert hem gesat tot eenre meysterschen, want sie was een seer trouwe mensche· ende conde hoer seer wal behelpenGa naar voetnoot8) mytten wtwendigen dingen. Ende was seer nernstichGa naar voetnoot9) die menschen te trecken tot onsen lieven heren Also datmen van hoer segede datmen op die tijt alsulken vrouwen persoen hijr ommetrynt niet en wiste. Sie was seer mylde totten armen· ende soe wat dat hoer gegeven waert, dat gaf sie al den susteren int gemene. Ende dat was hoer alre genoechlixt ende vredelicxt. - Sie was seer oetmodich ende cleyn in hoer selven· ende haddeGa naar voetnoot10) | |
[pagina 47]
| |
grote eerweerdicheitGa naar voetnoot1) tot allen gueden menschen, ockGa naar voetnoot2) wanGa naar voetnoot3) sie weren Ende plach sie groetelike voert te settenGa naar voetnoot4)· ende hoer selven te veroetmodigen.Ga naar margenoot+Ende die susteren die onder hoer ‖ weren, die sunderlinge ynnich ende devoet weren Die plach sie te verschonen, dat sie in hore ynnicheitGa naar voetnoot5) bleven, als die anderen anders wat deden. Ende alst geviel datter twie myssen weren' soe hoerden die devote susteren twie myssen, als die anderen meerGa naar voetnoot6) ene en hoerden. Ende daer en was nyemant, die daer woerde van maeckte· also grote mynne ende eerweerdicheit hadden sie totter devociën ende totten dienste godes. Ende onse weerdige vader here iohan brinckerink hadde sie in groter weerdicheit ende mynde horen geest, want sie vol guedes was. Ende hij plach hoer en die ander susteren te oefenen, als hij goddienstelike wal conde. Want op een tijt hiet hij hoer doenGa naar voetnoot7) dat sij int water solde slaen· van daer hent tot nyenhoves huys. Ende sie dedetGa naar margenoot+oetmo- ‖ delike ende meende dat sie die vissche in die corve yaghen solde. Ende op een ander tijt hadde sie toe campen geweest, ende daer was hoer een doese gedaenGa naar voetnoot8)· daer in was mennygerhande gebacken cruytGa naar voetnoot9) Dat siet onsen weerdigen vader here iohan brengen solde· ende dat siet hem selven in die hant solde doen ende niemant anders. Ende doe sie te huys gecomen was· soe vertoeghet wal drie of vier daghe dat sie hem niet allene crijgen en conde. Doe begeerde sie hem ende hij quam tot hoer ende sie dede hoer baetschap van den cruyde, als hoer bevalen was. Doe hiete hij hoer doen dat siet in hoer pottayGa naar voetnoot10) solde doen. Ende dyt hadde sie alte noede gedaen· mer sie mostet doen. Ende hij gaf hoer oerlofGa naar margenoot+dat siet wal dey- ‖ len moste tot vier reysenGa naar voetnoot11). Ende sie segede dattet alte quelke smakede int pottay, dat wal te geloeven is. Mer die oetmodige gehoersamheit gaet baven alle costelike cruyden ende duerbaer gesteenteGa naar voetnoot12) Ende die edele doegede der ghehoersamheit was hem genamerGa naar voetnoot13) ende stont hem groeter voerGa naar voetnoot14) dan alle dat guet der eerden Want hij mynde | |
[pagina 48]
| |
meer die doechden· als oetmodicheit, gehoersamheit ende mynne onder malcanderen· dan enych eerts guet. Want waer dese drie punten sijn, daer is een waerachtich fondament eens geesteliken levens Ende waer dat een waerachtich wt gaen ons selvesGa naar voetnoot1) is, daer is een seker vrede der zielen. Ende dese drie punten of doechden weren dat fondament derGa naar margenoot+weerdiger ‖ vrouwen van runen Want sie was seer oetmodich ende by den oetmodichsten ende ongeachstenGa naar voetnoot2) susterkens was sie alre lievest. Ende als men hoer wat reverenciën bewees ende wat vordels dedeGa naar voetnoot3), want sie wekelick was· dat was hoer alte moyelickGa naar voetnoot4) Soe dat siet onsen vader here iohanGa naar voetnoota) plach te clagen· soe segede hij hoer weder: ‘Sie willen ene vrouwe van u makenGa naar voetnoot5)· siet daer toe dat sie u niet en brengen in der vrouwen hemelrijck.’Ga naar voetnoot6) - Sie droech soe geerne oetmodige ende snoede cleder· ende hoer hoeftdoeken weren soe grof, als oft schorteldoekenGa naar voetnoot7) geweest hadden. Sie plach die schottelen te wasschenGa naar voetnoot8) ende plach mytter vrouwen van vreden drafGa naar voetnoot9) te dragen. Ende op een tijt was sie toe windesem; doe halp sie hem mesGa naar voetnoot10) in den coelhof dragenGa naar voetnoot11).
Ga naar margenoot+- Op een tijt hiete hoer suster eefse doen, die doe meystersche was, dat sie toe deventer solde gaen ende halen visch. Ende sie meende al waersGa naar voetnoot12) ende spoede hoer gerynge hen, om dat sie anxt hadde dat hoer suster eefse beradenGa naar voetnoot13) solde. Ende doe sie een groet stucke van den cloester gecomen was, doe dede sie suster eefse weder roepen ende segede: ‘Waer is u mande, daer die wisscheGa naar voetnoot14) in sullen·’ doe en hadde sie niet. Doe sprack sie hoer soe nernstelikeGa naar voetnoot15) toe ende segede· ‘hoe loepet dit wijf heen, of sie niet wijs en weer!’ Doe segede die hillige oetmodige vrouwe· | |
[pagina 49]
| |
‘aldus havenGa naar voetnoot1) gy my alle weghe.’ Ende sie hadde hoer alte hertelike te lijden dat sie dat oetmodige werck niet doen en moste Ende ock om datGa naar margenoot+sie daer geerne soe oetmodelike weder gecamen had- ‖ de, daer sie soe staetlick plach te wesen. Sie hadde soe grote mynne penetencie te doen ❘ ende dat men sie soe niet en liet vasten ende waken ende anderen arbeyt doen als die ander susteren Daer hadde sie hoer seer in te lijden; ende dat waert gelaten om hoere weeckelicheit willen.
- Op een tijt was hijr hoer neve sweeder van rechterenGa naar voetnoota) tot hoer gecamen, die sie seer lief hadde ende hij hoer weder, ende was een degelick guet man. Ende doe sie hem toe sprack, doe was suster eefse hodden by hoer. Doe clagede die oetmodige vurige vrouwe horen neven over suster eefsen Als dat sie hoer niet veroetmodigen en mosteGa naar voetnoot2) als die ander susteren, als die schottelen te wasschen· ende swarte of grave hoefdoeken teGa naar margenoot+dragen of der geliken. Doe segede die guede man ❘ ‘suster ‖ eefse, dat gy myn moye die schottelen niet en laet wasschen, des dancke ic u, want sie oelt ende wekelic is Mer het is u schultGa naar voetnoot3) dat sie hoer niet veroetmodigen en moet in swarten ende graven hoeftdoeken te dragen of dier gelijck.’ Als sie des winters hoer hande plach te warmen, soe plach sie die susteren tot dancberheit te verwecken ende segede: ‘Laet ons onsen lieven heren dancber wesen dat hij ons desen winter verleent heeft dat wy penetencie mogen doen.’ Op een tijt waert hoer ene rulleGa naar voetnoot4) gesant myt gueden puntenGa naar voetnootb)· Ende onder den was één punte, daer sie alte vurich mede was, ende dat punte was dit: ‘Armoede sonder gebrec is als een brief, die onbesegelt is, den men enen groten heren senden sal.’ Ende dit punteGa naar margenoot+plach sie den ‖ susteren wt vuricheit te seggen: also seer mynde sie die hillige armoede. Sie plach dat guet godes nauwe te raede te holdenGa naar voetnoot5)· ende plach te seggen dat onse weerdige vader here iohan op een tijt segede Dat eens een brueder vege vuer leet om iij erwyten, die hij verroekeloestGa naar voetnoot6) hadde. | |
[pagina 50]
| |
- Op een tijt quam tot hoer ene gebuertigeGa naar voetnoot1) vrouwe om hoer te vijsitierenGa naar voetnoot2) Ende sie vragede der vrouwen van runen, of sie altoes wat pleghe te doen. Doe antwaerde sie weder· ‘en dede ic nietGa naar voetnoot3) noch en lese ic nietGa naar voetnoot3) ende en dachte ic nietGa naar voetnoot3) guedes· die duvel mochte my nemen ende voeren my ter hellen.’ - Op een tijt lachgede een suster al seerGa naar voetnoot4), die by hoer was; doe viel die vrouwe van runen op hoer knien ende segede myt gevoeldenGa naar voetnoot5) handen:Ga naar margenoot+‘Lieve here, behoedet ons yoGa naar voetnoot6) voer ‖ sunde ende voer dat ydele lachgen!’ Die eerweerdige vrouwe van runen hadde die vrouwe van vreden hertelike lief ende sie hoer weder. Ende suster eefse, die doe meystersche was, verboet hem dat sie malcanderen niet toe spreken en mostenGa naar voetnoot7)· om dat sie hem daer in stervenGa naar voetnoot8) solden. Op een tijt was suster eefse toe deventer; doe gaf hem suster elsbe haesenbroecks oerlof dat sie malcanderen toe spreken mosten. Doe hadden sie alte grote vroude te samen· ende lietenGa naar voetnoot9), als of sie twie blijde kinderkens geweest hadden. Ende die vrou van runen segede totter vrouwen van vreden· ‘hoe gaedet dy mit dinen potkens?’ Ende die vrouwe van vreden segedeGa naar voetnoot10): ‘also wal.’ Het was op die tijtGa naar margenoot+seer coelt weder ende het was der vrouwen van vreden hoer officie ‖ dat sie der susteren bedde potten plach te wasschen ende te verwarenGa naar voetnoot11). Doe spreken sie voert te samen wat guedes· ende maeckten doe malcanderen noch vuriger in onsen lieven heren· ende dat en was geen wonder. Want als twie grote vueren te samen comen, dat wort één groet geweldich vuer Want sie branden van daegen toe daegen meer ende meer in der mynnen hoers brudegoms Ihesu cristi, die een besitter was hoers herten ende hoers gemoedes Ende alle dinge oerlof gevendeGa naar voetnoot12), die hem daer an hinderlick mochten wesen. - Soe grote mynne hadde sie totter hilliger schrift, dat sie cleyne rullekens in horen budel droch· die sommich soe cort weren als een vinger. DieGa naar margenoot+hiete sie hoer schilde te wesen ‖ Mer die boeken hiete sij die schatte van diepen veen. Ende wanneer die susteren tot hoer quemen ende beden hoer | |
[pagina 51]
| |
dat sie hem omme gods willen enen schilt wolde lienen Soe segede sie ❘ ‘ia suster, geerne·’ ende dedeGa naar voetnoot1) hem dan ene van horen rullekens. Dit was ene van horen schilden· ‘soe wat onse oversten seggen, dat is al guet ende waerachtich· ende wie daer tegen seggen, dat is quaet ende valsch.’ Ende sie plach hoer weke te holden te reventerGa naar voetnoot2) te lesenGa naar voetnoota) ❘ ende sie verwaerde die boeken. - Onsen weerdigen vader here iohan brinckerinck hadde sie in groter weerdicheit. Ende soe wat hij hoer doen of laten hiet, dat nam sie, als oft hoer god selven gebaden hadde. Sie plach den susteren te vermanen dat sieGa naar margenoot+troulike voer hem solden bidden Dat hem onse lieve here die last ‖ wolde helpen dragen· ende dat hij hem starckheit der naturen wolde geven, op dat hem die last te lichter worde. - Twie iaer voer hore doet hadde sie onse vader hieten vaeren tot eenre stat om een saeke, die sie daer te doene hadde, ende onder wegen waert hoer quelkeGa naar voetnoot3). Doe waert hoer toe gesecht, of sie weder kieren wolde· onse vader solde daer wal in te vreden wesenGa naar voetnoot4). Doe segede sie weder: ‘vaert voert, sijn gebot en waert my ny swaer noch ten sal my nummer swaer wesen.’ - Op een tijt veroetmodichde hoer een suster ende belyde hoer dat sie van den daege op dat lijden ons heren niet gedacht en hadde. Doe antwoerde sie hoer weder wt volheit hoers herten ende segede: ‘Ic wolde liever alre martelaers pijne lijden dan ic dat niet over en dachte.’Ga naar margenoot+Op een tijt ‖ quam sie totter selver suster ende segede hoer: sie hadde een punte, dat hoer alte seer prekeldeGa naar voetnoot5). Ende dat punte was dit ❘ dat onse lieve here hem den menschen altoes boet ende dat hore soe luttel sijn, die hem ontfangen. Hijr in machmen merken dat sie was ene vlijtige waernemster hoers herten ende der graciën godes Op dat onse lieve here hoer altoes bereyt ende bequame vonde sine gracie in hoer te storten. - Sie leerde eens een suster· wat werke dat sie dede, altoes solde sie int begin des werkes in horen herten hebben dat siet ter eren godes wolde doen ende tot sinen love: daer solde sie sunderlinge gracie mede vercrijgen. Ende want sie wekelick was ende swaren arbeyt niet en vermochte· soeGa naar margenoot+plach sie hoer soe oetmodelike te beclagen dat sie der susteren ‖ vleysch ende bloet ete Also cleyn ende oetmodich was sie in hoer selven. Sie conde hoer soe wal veroetmodigen· als hoer yemant vragede hoe dat sie | |
[pagina 52]
| |
mytter cost heen conde comen, want sie soe wekelick was Soe berichteGa naar voetnoot1) sie sij eersamlick ende segede: ‘Lieve vrent, ic hebbe vaeke mytten honden gegeten, doe ic noch inder werlt was.’Ga naar voetnoot2) Soe meenden sie al waers, alst oc was· mer sie meendet van den cleynen dertenenGa naar voetnoot3) schoet huntkens, die dat heerschop pleghet te hebben Of die winthonde, die ock guede dinghe plegen te eten· die sie in hore heerlicheit plach te hebben. Sie hadde dat fondament der waerachtiger oetmodicheit in horen herten seer vaste gelechtGa naar margenoot+Daer om soe wies in hoer die vollencomenheit alre doechden. ‖ Ende soe gelaten was sij, dat sie niet anders en wolde dan sie solde. Als men hoer vragede hoe dat sie sommyge dinghe hebben wolde· om datmen horen willen daer geerne van geweten hadde Soe en conde men anders niet van hoer vercrijgen· dan: ‘ic wil als ick sal.’ Want sie hadde horen willen geheel over gegevenGa naar voetnoot4) gode ende horen oversten. Ende want sie horen willen over gegeven hadde, soe en wolde sies niet weder nemenGa naar voetnoot5), want hij en hoerde hoer niet toe. - Op een tijt waert hoer gevraget in eenre sieckten, of sie enych mandelen melckGa naar voetnoot6) mochteGa naar voetnoot7)· sie segede: ‘ia.’ Doe waert hoer gevraget, of men hoer wat maken solde; doe segede sie ❘ ‘alle vleys begeert die dingeGa naar margenoot+die den vleysche toe behoeren ende genoechlick sijn ‖ Mer ons hoert toe dat wy den brant des lustes bedwingen doer die mynne die wy tot Ihesum hebben.’ Ende op een ander tijt, doe sie mandelen mellick at, doe bad sie onsen lieven heren ende segede: ‘lieve here, bewaert ons yoGa naar voetnoot8) voer sunde!’ Doe sie aldus sieck lach, soe quam ene suster tot hoer om hoer toe te spreken· doe haspeldeGa naar voetnoot9) sie. Doe segede hoer die suster· ‘wat sal dat, daer gy aldus sieck sijt, dat gy wat doet?’ Doe antwaerde sie hoer weder: ‘al bin ic sieck van licham, die arme doen daer omme nochtans wal wat.’ Ende also vuerichlijck als sie begonnen hadde onsen lieven heren te dienen ende hem allene te leven Noch vele vuerichlijcker hevet siet geëyndet. In hore lester sieckten lach sie vaeke myt beslatenGa naar margenoot+oghen ende rustede· mer sie waeckte van bynnen ende gaf hoer tot ‖ onsen lieven heren. Ende als daer yemant quam, soe remsede sie hoerGa naar voetnoot10), | |
[pagina 53]
| |
ofGa naar voetnoot1) sie yet wolden, dat totten ghemenen orber droegeGa naar voetnoot2). Ende sie segede eenre suster toe: ‘al slape ic van buten, ic wake nochtans van bynnen.’ - Op een tijt hadde sie onsen lieven heren ontfangenGa naar voetnoot3); doe bad sie suster eefsen dat sie hoer van den daghe niet toe en spreke dan die dinge die noetdruftich weren Sie wolde hoer die ontfanckenisseGa naar voetnoot4) ende die verenynge des hilligen sacramentes in swijgen te nutte maken. Onse lieve here begavedeGa naar voetnoot5) sie op een tijt, dat sie lach als of die geest wt horen licham hadde geweest Mer sie lach myt enen blijden ansichte ende myt enen lachgenden gelate, dat die gene die daer by weren, schreyendeGa naar margenoot+worden van groter ynnicheit ende sueticheit hoers herten. Ende also ‖ lach sie ene lange tijt. Daer na sloech sie hoer oghen weder op ende sach dat suster salomeeGa naar voetnoota) schreyde, die namaels onse mater waert. Doe sprac sie hoer mynlike toe ende segede· ‘wanneGa naar voetnoot6), moederken, schreystu?’ Doe sprack hoer suster eefse toe ende segede· ‘suster, hoe ist? heeft die here hijr geweest?’ Doe segede sie: ‘ia hij·’ ende sie bleef alle den dach liggende myte nen sueten mynliken ansichte. Des selven avendes ommetrint vj uren doe begavede sie onse lieve here echterGa naar voetnoot7). Ende sie lach ene wijle myt beslaten oghen ende myt schoenre varwen ende myt blijden gelate. Doe sloech sie hoer oghen weder op ende sach salomee an ende segede tot hoer: ‘Hoe meenstu, hoe lange wil onse lieve here dit spil myt myGa naar margenoot+spoellen?’ Sie antwaerde hoer weder ende segede· ‘aldus ‖ danich spyl pleget hij myt sinen vrenden te spollen.’ Doe sloech sie hoer oghen weder neder· daer na sloech sie weder op hoer oghen ende sach dat cruce an, dat tegenGa naar voetnoot8) hoer stont, ende segede: ‘Is dit dat spyl dat hij myt synen vrenden spoelt ❘ wat is dan sine rechtverdicheit?’ Sie sloech hoer oghen weder neder ende sweech en luttel. Daerna segede sie: ‘die here comet myt salven, die here comet myt zalicheit, die here comet myt gloriën; Ihesus en comet niet sonder zalicheit noch cristus sonder salve noch die | |
[pagina 54]
| |
gods sone sonder glorie.’ Hoer waert gevraget, of sie dat lijden ons lieven heren ock in horen herten hadde· sie antwaerde· ‘ya, anders nyettesGa naar voetnoot1) niet.’Ga naar voetnoot2) Des sondages voer dat sie starf, was moder beerteGa naar voetnoota) van meysterGa naar margenoot+gerijts huys by hoer onder ‖ myssenGa naar voetnoot3) ende sie las hoer wat vanden lijden ons lieven heren. Ende doe sie quam an dat punte, dat onse lieve here sijn moder sante Iohannes beval, doe bad hoer die goddienstige vrouwe dat sie daer een weynich toevenGa naar voetnoot4) solde Op dat sie dat wat ederkauwenGa naar voetnoot5) mocht. Ende te hants daer na sprack hoer moder beerte toe· doe begeerde sie van hoer dat sie hoer noch niet toespreken en solde Op dat sie hoer wat oeffenen mochte in der passiën ons lieven heren. Daer na bad hoer moder beerte dat sie hoer wat geven moste, daer hoer herte mede gesterketGa naar voetnoot6) mochte warden. Doe antwaerde sie hoer ende segede: ‘ic hebbe soe suete spijse te eten ❘’ - dat was spijse der zielen ende niet des lichams -. Alte hant hijr na gaf hoer onse weerdige vader here iohan dat hillige sacrament,Ga naar margenoot+‖ doe hij die gemene susteren berichtetGa naar voetnoot7) hadde. Ende doe die mysse wt was, quam hij tot hoer ende segede datmen hoer wat geven solde, daer hoerGa naar voetnoot8) herte mede gelavetGa naar voetnoot9) ende gesterket worde· doe segede sie wt enen vullen herten: ‘Och here, ick hebbe also suete spijse te eten,’ dat ock in der waerheit also was Want hoer brudegom onse lieve heer Ihesus cristus was hoer spijse in ziele ende in licham. O wonderlike ende onsprekelikeGa naar voetnoot10) overvloedige vette wersschapGa naar voetnoot11)· daer die brudegom mytter bruyt vereniget is! Doe gaf hoer onse vader oerlof dat sie noch een weynich beydenGa naar voetnoot12) moste, eer sie wat in nam. - Op den selven dach des avents ommetrint vijf uren quemen die susteren gemeenlickGa naar voetnoot13) tot hoer ende vandedenGa naar voetnoot14) sie. Ende sie stonden | |
[pagina 55]
| |
Ga naar margenoot+om hoer bedde op hoer knien ende begeerden van ‖ hoerGa naar voetnoot1) dat sie hem een testament besettenGa naar voetnoot2) solde, daer sie hore by gedachten. Doe sette sie hem dese punten Als oetmodicheit, gehoersamheit, mynne· verduldicheitGa naar voetnoot3), reynicheit ende armoedeGa naar voetnoota). Ende sie verhief hoer stemme ende segede: ‘yo caritas, carytas!’Ga naar voetnoot4) Die susteren begeerden dat sie hem noch meer guedes seggen wolde. Doe verhaeldeGa naar voetnoot5) sie die voergenoemde punten eensdeels weder ende segede: ‘Dese punten moety selven van onsen lieven heren bidden· want sij en warden niemant gegeven, hij en kier hem van alre herten tot gode Want niemant en mach sie crijgen, god en moet sie hem geven.’ Doe sie alte hant daer na starf, segede sie: ‘dat sien ontgaet my so seer.’ Doe waert hoer toe gesecht: ‘gy siet doch onsen lieven heren van bynnen.’ Doe segede sie: ‘dat is waer.’ Doe sweech siGa naar voetnoot6) een luttelGa naar margenoot+ende ‖ daer na segede sie: ‘ic en can niet verscheyden.’ Doe segede onse weerdighe vader here Iohan brinckerinck, die daer by stont ende verwachte dat zalighe eynde: ‘Vrouwe, en lates u niet verdrieten· gy hebt doch van den begynne uwer bekieringe gebeden ende begeert van onsen lieven heren dat die doet u leste pijne moste wesen Ende dit is luttel genoch.’ Doe sweech sie voert. Ende ommetrint xj uren gaf sie gode horen zaligen geest myt enen mynliken sueten ansichte Op sante peters avent dat hij pawes waertGa naar voetnootb) Int iaer ons heren m cccc ende vij.Ga naar margenoot+ |
|