Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen Veen
(1904)–Anoniem Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van diepen veen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 3]
| |
(W.R.E.H. Opzoomer, Het klooster van Diepenveen, 1ste stuk, 's Gravenh. 1886, blz. 1-35; verg. ms. no. 8849-8859 der Bibliothèque royale te Brussel, fol. 149r-164v: Vita ct conuersacio Salome priorisse in diepenven). Hijr begint een weynich van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van diepen veenGa naar voetnoot1), welker eendeels wt onsen huyseGa naar voetnoota) aldaer geset weren. Ten iersten van der eerweerdiger mater salomee stickenGa naar voetnootb), wilneerGa naar voetnoot2) onse weerdige meysterscheGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot4). Ga naar margenoot+DIe eerweerdige mater salomee was eens eersamen mans dochter, geheyten hermen sticke Wonnende toe grolle, ende was seer werlickGa naar voetnoot5) ende hadde groet guet. Ende des gelijcks was sijn huysvrouwe seer eerbaerGa naar voetnoot6) ende vol werldes. Ende hij hadde drie dochtere, daer die eersame mater | |
[pagina 4]
| |
die ionxste van was. Op een tijt quam hij daer meyster gerijt die groeteGa naar voetnoota) een sermoen dede. Doe stont hij ende hoerdet myt andachteGa naar voetnoot1)· soe dat sijn herte van bynnen beruert waert tot beterynge sijns levensGa naar voetnoot2). Ende niet lange daer na so genck hij tot meyster gerijt ende sprack myt hemGa naar margenoot+van zalicheit sijnre zielen. ‖ Ende als hij myt hem gespraken hadeGa naar voetnoot3), soe liet hij rechtevoert achter sijn ruterschapGa naar voetnoot4) Ende sloech hem altemale nederGa naar voetnoot5) ende bekierde hem geheel tot onsen lieven heren Ende scheyde hem voert des nachtes van sijnre huysvrouwen, dat hij voert meerGa naar voetnoot6) niet by hoer en sliep. Hij levedeGa naar voetnoot7) voert an in den anxte godes ende was seer vurich penytencie te doen voer sine sunden. Hij droech een panser naestGa naar voetnoot8) sijn bloete lijf, vij iaer lanck, ende daer een haren cleetGa naar voetnootb) op. Ende hij hadde sine salen wt sinen schoen gesnedenGa naar voetnoot9) ende genck soe blotes voets opter eerden. Ende doe dat gemercket waert, toech hij die schoen mytallen wt ende genck soe· ende plach hem vaeke te geyselen. Ende sijn dochter salomee was noch seer ionck ende een guet kint; dat plach hijGa naar margenoot+ondertijden mede te geyselen. Hij hadde ‖ sie sunderlinge lief, om dat hij daer noch wat guedes van haepte. Als hij aldus vurchlikeGa naar voetnoot10) levede ende voertgenck in doegedenGa naar voetnoot11)· soe waert meyster gerijt denckende op hermen sticke, hoe dattet myt hem wesen mochte. Doe quemen sie te samen | |
[pagina 5]
| |
inden geeste, ende also vernam hij sinen staet. Doe sijn dochter salomee oelt was xiiij iaerGa naar voetnoota), soe began sie hoer wtwerts te kierenGa naar voetnoot1) ende volgede horen susteren nader werlt, dat hem seer swaer was. Ende plach sie daer dicke om te berispen· mer hij mostet lijden, hent dattetGa naar voetnoot2) god anders versach. - Hij begant vurichlike ende volherde zalichlike· ende in dat panser dat hij toe dragen plach, daer waert hij in begraven Ende sine ziele was godeGa naar margenoot+ene bequameGa naar voetnoot3) offerhande. Mer salomee sijn dochter volchde ho- ‖ re naturen in schonen clederen ende in andere cijrheit. Sie was homodich ende seer eersam van zedenGa naar voetnoot4) na den staete der werlt Ende een bequame persoen van staturen, mer niet groet. Sie was vaeke by den heerschapGa naar voetnoot5) ende plach hem helpen te stickenGa naar voetnoot6). - Ende als sie plach te beden, soe bad sie onsen lieven heren om eer ende omme guet, dat hoer onse lieve here overvloedelike gaf Mer in een ander maniere dan sie begeerde ende dan hoer menynge was. Want die rijckheyden ende eer die hy hoer namaels gaf, die weren hoeger in sijnre tegenwordicheitGa naar voetnoot7) ende eerlijc voer allen menschen Als men noch wal horen sal. - Doet genaeckte den gulden iaerGa naar voetnoot8), doe waert onse vader die pawes beweget mit barmherticheit Om der groter sterften die doe was, endeGa naar margenoot+sette dat gulden ‖ iaerGa naar voetnootb) eer dant boerdeGa naar voetnoot9)· Ende doe hem dat volck | |
[pagina 6]
| |
besaeteGa naar voetnoot1) omme derwertGa naar voetnoot2) te gaen om aflaet van pijnen ende van schult te halen Soe waert salomee sticken ock van bynnen getagenGa naar voetnoot3), die doe was van xx iarenGa naar voetnoota), dat aflaet ock te halen. Mer hoer gruweldeGa naar voetnoot4) daer wat voer dat sie die luyde niet verstaen en solde ende ock voer ander saeken. Ende als sie hijr voer soergedeGa naar voetnoot5), soe gevyelt dat sie quam by here Iohan die waeleGa naar voetnootb), die pryor was toe belheem in zwolleGa naar voetnootc). Desen segede sie hoer begeerte dat aflaet te halen. Doe hij hoer begeerte gehoert hadde, segede hij hoer onder ander worden: ‘volghet my, ende gy sult ene roemsche vaertGa naar voetnoot6) doen.’ Ende sie volgede hem, ende hij brachte sie toe deventer totten susteren van meyster gerijts huys. Doe hoer dieGa naar margenoot+susteren segen, soe ‖ en hadden sie hoer soe voert niet geerne angenamen, om dat sie soe werlike genckGa naar voetnoot7). Soe wolden sie sij iersten proeven, ende onder vindenGa naar voetnoot8) of sie ock den rechten geest hadde ende van wat gestandeGa naar voetnoot9) dat sie was. Doe wasser een eersame weduwe, die van meyster gerijt bekiert was - ende was genoemt Lutgert ommyngesGa naar voetnootd) - Ende quam namaels ten diepen veen mytter wonne myt hore dochter ende myt hore dochter dochter. Ende die dochter hadde ock enen sone toe mariënbornGa naar voetnoote), die daer monick ende priester was, ende ock een dochter toe meyster gerijts huys. Ende die moder van desen kinderen hiet hermen huberts of ter braeck. Mit deser zaliger lutgert, die seer ynnichGa naar voetnoot10) was, waert | |
[pagina 7]
| |
Ga naar margenoot+salomee sticken een wijltijdes bestadetGa naar voetnoot1) Omme hoer ‖ menynge ende horen syn te ondervyndenGa naar voetnoot2). Doe sij daer ene corte tijt gewont hadde, soe ondervonden sie dat sie hoer stanthactelikeGa naar voetnoot3) ende seer eersamlijc ende oetmodelike hadde. Ende doe die duvels segen dat sie hem ontgaen was· soe vervolgeden sie hoer seer swaerlijck, sienlijc ende onsienlijck. Mer sie bleef starck inden heren die hoer hulper was· die sie leerde ende reygeerde Want hij hadde sie wtvercaren ende geropen in sinen wijngart troulike te arbeyden om zalicheit velre zielen. Daer omme wast hoer seer nutte dat hoer die duvel temtierdeGa naar voetnoot4)· op dat sie hoer bedriechnisseGa naar voetnoot5) mocht leren kennen myt ondervyndenGa naar voetnoot6) Ende namaels horen geesteliken kinderen te hulpe mochte comen myt raede ende myt dade. Als hoer ‖Ga naar margenoot+die duvel dus banghe rietGa naar voetnoot7), soe volgede sie dat inspreken des hilligen geestesGa naar voetnoot8)· ende apenbaerde altemale des viandes bedriechnisse here florensGa naar voetnoota) ende den anderen vaders. Ende sie dede daer in na horen raede ende guet duncken. Ende wt desen starcken strijde soe ondervonden sie dat hoer bekieringe recht ende inder waerheit was Ende dat daer noch wat guedes ende grotes van warden solde. Ende alte hants nemen sie sij toe meyster gerijts huys in onder hoer geselschap. Ende als sie daer ontfangen was, soe genck sie seer vuerichlike voert in den doechden ende was hem allen een exempel Ende sie mynden sie seer omme hore goddiensticheit willen. Swijgen, wijken ende dukenGa naar voetnoot9) ende den heren andachtich te | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+wesen, dat was allene ‖ hoer hoechste begeerte. Gerne plach sie te werkenGa naar voetnoot1), omme dattet een oetmodich werck is ende om dat sie hoer daerGa naar voetnoot2) wal tot onsen lieven heren conde geven. - Daer was ene goddienstige suster, die van meyster gerijt bekiert was Ende sie bekierde ock vele menschen tot onsen lieven heren. Dese hadde die wtwendige dinge myt den luden te verwarenGa naar voetnoot3). Ende alst dan soe gevyel dat sie wat myt heerschap of myt anderen groten luden te done hadde, soe nam sie suster salomee sticken myt hoer. Dat was suster salomee seer swaer, ende sie en begeerde nu alsulker eren niet. Doe siet eens liet, doe liet siet geheelijck, soe dat hoer dit meer ene pijne was dan genoechte Want sie en sochte niet dan onserGa naar voetnoot4) god ende begeerdeGa naar margenoot+hem allene te leven. Doe belyde siet ‖ onsen weerdigen vader here Iohan brinckerinckGa naar voetnoota) dat hoer dyt also pijnlic weer. Doe verboet hiet der suster dat sie sij niet meer mede en solde nemen· doe bleef sie in vreden. Op een tijt was sie inder nacht opgestaen om te beden. Ende als sie hoer bededeGa naar voetnoot5)· soe sach een suster dat hoer een licht omme scheen, ende sie hoerde ene stemme, die segede: ‘Dit is sie, daer al dat hemelsche hof van verblijt.’ O hoe puer was hoer menynge tot gode, dat hij dat den menschen apenbaerde! - Gene lange iaren en hadde sie daer gewont, sie en waert moder gecaren, al was sij ionck van iaren Mer hoer stichtige vurige wanderinge maeckte hoer daer bequame toe. Doe sie vernam dat sie gecaren was, soe genck sie al heymelijc lange wijle van groten druck baven opt hemelteGa naar voetnoot6) | |
[pagina 9]
| |
Ga naar margenoot+sytten ‖ sonder eten ende sonder drincken, ende die susteren sochten sie vele. Ten lesten quam een suster - ende hiet barte ter clockenGa naar voetnoota) - op dat hemelte ende segede tegen hoer selven: ‘SlichtesGa naar voetnoot1), salomee, het is u schult dat gy ons dus lastich sijt.’ Doe meende salomee dat sie hoer gesien hadde, mer sie en sach hoer niet. So apenbaerde sie hoer ende sprack hoer al weenlikeGa naar voetnoot2) toe ende genck myt hoer of. Ende sie bleef wal xviij iaer meystersche, daer sij mennigen druck van hadde: also grote genoechte hadde sie ene gemeene suster te wesen Op dat sie hoer myt enen onbecummerden herten tot onsen lieven heren mochte geven ende hem steedelike mochte anhangen. Sie sochte mennige list om af te comenGa naar voetnoot3), mer hoer en mochte gene genade geschien. Die susteren haddenGa naar margenoot+sie lief ende hadden ‖ sie in groter weerdicheit ende en wolden sie niet over geven. Sie clagede eens eenre suster horen druck hijr van dattet hoer soe swaer weer, soe dat die suster groet medelijden myt hoer hadde.
- Al was sie geordyneert sorghe te dragenGa naar voetnoot4) der zielen ende der lichame ende der tijtliker dingen· sie en gaf hoer nochtans der dingheGa naar voetnoot5) niet alte maleGa naar voetnoot6) Mer sie leende hem hoer alst noet was. Want als sie enyge ledige tijt hadde dat sie hoer tot onsen lieven heren geven mochte, soe weren hoer die dinge soe degerGa naar voetnoot7) wt den herten, als of sie daer geen doen mede gehat en haddeGa naar voetnoot8) Also puerlike ende myt so geheelen herten was sie dan ingekiert tot onsen lieven heren ende onse lieve here weder tot hoer Dat sie vaeke niet en wiste wat by hoer wasGa naar voetnoot9).
Ga naar margenoot+- Op een tijt solde een ‖ devoet bruder sijn ierste mysse doen in onser liever vrouwen kercke. Soe gaf onse weerdige vader here Iohan brinckerynck iiij of v van den oldesten susteren orlof die mysse te horen· daer salomee ene van was. Doe sie in der kercken quam, doe genck sie | |
[pagina 10]
| |
geringeGa naar voetnoot1) liggen in een heymelijck stedeken· daer sie hoer vrylijc ende onbecummert tot onsen lieven heren mochte geven. Ende die stede daer sie op quam, daer en plegen gene vrouwen te staen, ende dat en wiste sie niet. Ende het en was niet veer van den altaer daer die priester sijn ierste mysse dede. Daer lach sie allene onder die mans. Sie was in groter devociën myt onsen lieven heren ende meende daer allene te wesen. Den tranen gaf sie overvloedelijc horen vriën ganc ende wasGa naar voetnoot2) myt also overvlodigerGa naar margenoot+‖ graciën bestortGa naar voetnoot3), dat sie van buten wat geruchtsGa naar voetnoot4) maeckte Also dat die mans omme segen ende vrageden wat dat weer. Doe was daer een man, die segede: ‘het is een dolle begijneGa naar voetnoot5), laet sie betien!’Ga naar voetnoot6) Ende sie was myt onsen lieven heren also verenyget, dat sie niet en wiste wat by hoer geschiedeGa naar voetnoot7), eer dat ment hoer namaels segede Hoe dat sij manckGa naar voetnoot8) den mans gelegen hadde ende wat sie van hoer gesecht hadden. - SieGa naar voetnoota) plach hijr vaeke ten diepenveen te comen, doe sie noch toe deventer wonde. Op een tijt was sie hijr een wijltijds; doe gevyelt op ene margenstont dat die susteren die mettene lesen van der wijsheitGa naar voetnootb). Ende het was suster elsebe hasenbroecksGa naar voetnootc) hoer tijt in die kocken te wesen.Ga naar margenoot+Ende suster elsebe hadde wat sunderlinges ‖ in dat bedehuys te doen. Ende als sie daer quam, so lesen die susteren also vuerichlijc; sunderlinge so las onse weerdige moder also rechte vuerichlijc, dat suster elsebe een luttel bleef staen ende sach op onse moder salome. Soe sach sie dat hoer vurige stralen wten monde gengen hent tot den spinrocken toe, gelijc | |
[pagina 11]
| |
der sonnen, van mennygerhande varwen, elker reyse als hoer een woert wt den monde genck. Daer toende hoer onse lieve here, hoe andachtelijcGa naar voetnoot1) dat hoer herte tot gode was.
- Int iaer ons herenGa naar voetnoot2) m cccc ende viij doe waert sie soe seer bewegetGa naar margenoot+omme verloest teGa naar voetnoot3) warden van hore officiën. Doe krech sij ene oersaeke ende bad oerlof toe campen te trecken. Ende doe sie daer dieGa naar margenoot+tijt geweest hadde die hoer geoerloft was Soe waert ‖ hoer ontbadenGa naar voetnoot4) ene werf ende anderweerf weder te huys te comen, ende sie en quam niet. Doe hadde sij hoer stede verboert na gewoenten des huyses· daert hoer om te done was, op dat sie verloest mochte warden. Ende haepte ten diepen veen te comen ende meende daer vry te wesen van alsulker lastGa naar voetnoot5). Doe ontboet hoer onse weerdige vader here Iohan brinckerynck dat sie ten diepenveen solde comen; doe quam sie lichteGa naar voetnoot6) achte daghe voer sante AgnietenGa naar voetnoota). Doe waert sie gecleedetGa naar voetnoot7) op sante Agnieten avent, ende dat begeerde sie om der enicheit des volkes. Ende die xij ierste susteren die des iaers daer te voeren gecleedet weren op sante Agnieten dach Die deden des anderen daghes na hoer professieGa naar voetnootb), als op sante Agnieten dach. Doe men hoer dat novicyus suptijlGa naar voetnoot8) brachte,Ga naar margenoot+daer men hoer me- ‖ de cleedenGa naar voetnootc) solde, soe waert sie al wat bestoten ende en haddes niet geerne gehad, want sie wolde ene conversynneGa naar voetnootd) wesen. Sie weerde hoer als sie best conde, mer die susteren maeckten hoer vroet dattet alsulken suptijl niet en was, want het gene mouwen en hadde. Doe liet sie hoer genoegen ende meende dat de conversynnen also gaen solden, want daer en weren doe noch gene conversynnen. Doe waert sie novycius ende dede eersamlijc ende goddienstelijc dat hoer toe behoerde int koer ende alre wegen. Sie hadde horen psalter geleert, doe sie noch | |
[pagina 12]
| |
ionck was; dat quam hoer nu seer likeGa naar voetnoot1). Int iaer ons heren m cccc ende viij op sante remygius dachGa naar voetnoota) wordenGa naar voetnoot2) daer vij iongen gecleèt;Ga naar margenoot+die worden hoer bevalen, ende was daer meystersche van. Die iongenGa naar margenoot+hadden sie seer lief ‖ ende hielden sie voer ene grote hillige, als sie ock was, want al hoer leven was hillich ende stichtich. Int iaer ons heren m cccc ende ix waert sie supprioerynne. Daer na, doe men schrefGa naar margenoot+m cccc ende xijGa naar voetnootb), doe waert sie pryoerynne gecaren omtrynt santeGa naar margenoot+Iohannes misseGa naar voetnootc), dat hoer seer swaer was, ende maecktet den vaders alte suer, eer siet consentieren wolde. Mer ten lesten moste siet toelaten, al hoe node dat siet dede. Sie was hijr gevlaenGa naar voetnoot3) om van alsulken last verloest te warden, mer men en can gode niet ontvlien. Sie reygeerde hoer kinder, die hoer god toevoegede, seer eersamlijck ende goddienstelijc myt enen oetmodigen vurigen herten Ende was hem seer stichtich in al horen seeden, want sie sochte ende meendeGa naar voetnoot4) onsen lieven heren inderGa naar margenoot+waerheit. Ende die susteren hadden sie lief ‖ ende ontsegenGa naar voetnoot5) sie myt groter reverenciën. - Hoer leringeGa naar voetnoot6) was seer vurich als ene barnende vlamme, soe dat hem die susteren seer te lijden haddenGa naar voetnoot7), alst soe gevyel dat sie niet wesen en mochte int capittel of anders, daer die susteren vergadert weren Dat ons plach te duncken dat wy daer groten schaden by hadden. Hoer leringe was toe herdendeGa naar voetnoot8) totten doechden ende ons selven wt te gaen ende ons tot sterven te geven Ende pijnen ons te veroetmodigen onder malcanderen ende die mynneste te wesen Ende pijnen ons die doechden te stelenGa naar voetnoot9) ende enen anderen in doechden baven te gaen Ende mynnen die doegeden in enen anderen ende veroetmodigen ons dat wy noch soe niet en sijn ende dencken dattet onser versumelheit schult is Ende ummerGa naar margenoot+vlijtich te wesen ‖ altoes waer dat wy conden ende mochten onse herte | |
[pagina 13]
| |
by onsen lieven heren te hebben ende an hem te clevenGa naar voetnoot1) Ende hem te belyen onse cranckheit ende onse ontblijvenGa naar voetnoot2) Ende bidden hem hertelike omme hulpe den conynckliken wech der doechden te wanderen, nyet af te neygenGa naar voetnoot3) ter rechterhant noch ter luchterhant. Dat is: dat wy in voerspoet ende in wederspoet altoes biden doechden sullen blijven Ende dat wy onsen lieven heren hertelike solden mynnen ende hem myt vuriger begeerten anhangen Ende die dinge die wy schuldich weren te doen ende te holden dat wy dat myt vueriger vlijticheit solden doen Want den blijden gever mynnet godGa naar voetnoota). Sunderlinge was sie ene toeherdesterGa naar voetnoot4) totter mynnen godes, wantGa naar margenoot+sie was overvloedelike vol van sijnre mynnen. Ende sie hadde sun- ‖ derlinge liefteGa naar voetnoot5) totten genen die sie merckte ende gevoelde dat sie onsen lieven heren lief haddenGa naar voetnoot6) ende hem puerlike sochten. Ende sie plach ons te leren dat wy ons pijnen solden te comen by den genen, daer wy ons soe niet toe gheneyget en voelden· ende hem mynlijck ende bedienstich te wesen, dat weer onsen lieven heren soe rechte angename Ende wy solden daer sunderlinge gracie mede vercrijgen ende alten groten vrede mede vercrijgen. Niet allene dit, mer in allen dingen daer wy onser synlicheitGa naar voetnoot7) ende onser naturen in contrarieGa naar voetnoot8) voelden Dat myt mynnen omme te helsen, al ist der naturen wat swaer, het gevet nochtans alten sueten naesmackGa naar voetnoot9) HijGa naar voetnoot10) wordt verlichtet in der graciën godes ende gaet voert van doechden in doechdenGa naar voetnoot11). Ga naar margenoot+- Sie was den susteren seer ‖ trouwe in vermanynge, beyde in den capittel ende ock daer buten, alst die saeken eyscheden. Ende als sie gene saeken en hadde, soe vant sie yoGa naar voetnoot12) wat ❘ want sie bekende die hongerige begeerte der susteren Want wt herteliker lieften segede siet hem, ende des gelijkes nemen sietGa naar voetnoot13) ock. Sie maeckte vaeke van een dinck een gebreck, dat meer te prijsen was inden susteren dant een gebreck was Omdat sie ondertijden niet en wiste waer siet nemen solde hem broet te geven, daer hem in den geeste na hongerde. Ende als sie | |
[pagina 14]
| |
die susteren vermaende of corrygeerde, soe weren sie meer begaen, om dat sie anxt hadden dat mater op hem tonpasseGa naar voetnoot1) was· dan van der correxciën ofte veroetmodegynge die sie gecregen hadden Ende gengenGa naar margenoot+tot hoer ende beden oetmodelike vergif- ‖ nisse ende dat sie hem geerne beteren wolden: dat sie ummer vry totGa naar voetnoot2) hem wesen solde. Sie oefende die susteren myt oetmodigen clederen, suptijlen ende weelenGa naar voetnoot3), geschoert ende gelappet Ende sie plach hem wal enen schorteldoeckGa naar voetnoot4) opt hovet te setten ende der gelijck. Ende die knopen die van den oelden slaeprocken gesneden weren, dat weren sommyger curyoesenGa naar voetnoot5) susteren pater nosteren. Ende onderwijlen worden sie van hoer geoefent myt oetmoedigen werken· als broet te biddenGa naar voetnoot6) int reventerGa naar voetnoot7) myt eenre schottelen of dier suster voete te cussen an der tafelen Of te venyenGa naar voetnoot8)· ofte ene roede opten rugge te dragen of dier gelijke dinge, die alte vele weren te noemen. Ende wie dat sie aldus oefende, dat weren die alre lieveste kinder gehietenGa naar margenoot+van den genen, dien ‖ duchte dat sie soe vry niet totGa naar voetnoot9) hem en was. - Dat celenciumGa naar voetnoot10)Ga naar voetnoota) waert daer gemynt ende die oetmodige werke te stelen die ene den anderen bedienstich te wesen Soe dat sies onder tijden niet en wisten wiet gedaen hadde. Of alster yet oetmodiges te doen was, die dan daer niet mede en was, den dochte dat hem groet onrecht geschiede. Sie mynden oetmodighe werke· ende die snoetste cleeder ende die verwoerpenste rietschapGa naar voetnoot11) in den arbeyde· ende die nedersteGa naar voetnoot12) stede. | |
[pagina 15]
| |
Dit is: te wanderen den conyncliken wechGa naar voetnoot1) sonder alle suekelicheitGa naar voetnoot2) van bynnen ende van buten. - Hoer en weren niet allene gehoersam die menschen, mer ock dieGa naar margenoot+onredelike dieren, als die katte. Want hoer waert eens gesecht dat ‖ die katte die rotten plege op te eten ende dat sie daer sieck van waert. Doe verboet sïet der katten dat sieder niet meer eten en solde, mer dat sie sij hoer solde brengen. Die katte was hoer gehoersam ende en atter niet meer Mer sie brachte sie int reventer ende legede sie op maters steede daer sie te sytten plach. Ende niet allene en worden daer rotten gebracht, mer ock mollen. - Op een ander tijt doe quam ene katte int capittelhuysGa naar voetnoot3), doe men capittel hielt, ende was luytruchtich myt mevenGa naar voetnoot4). Doe segede mater eersamlijcGa naar voetnoot5)· ‘hoe laetGa naar voetnoot6) die vuyle katte, yaghet sie wt!’ Doe quam die katte ende genck langes op die matte voer mater liggen, recht of sie hoerGa naar margenoot+schuldich gaf. Doe hiet sie mater wt gaen ❘ doe stont ‖ sie op ende genck wt ende was gehoersam, waer van dat hem die susteren seer verwonderden. Doe segede mater totten susteren: ‘siet, dese katte gevet u een exempel der oetmodiger gehoersamheit,’ ende dergelijken woerde.
- Wonderlike grote mynne hadde sie onsen lieven heren vele zielen te wynnen Ende onse weerdige pater van wyndesem Iohan vos van hoesdenGa naar voetnoota) en was daer ene wijle niet seer toe geneyget vele personen hijr an te nemen. Ende sie waert op een tijt soe seer ontsteken van bynnen, doe sie by hem was myt suster Elsbe hasenbroecks, die doe procraterscheGa naar voetnootb) | |
[pagina 16]
| |
was, ende segede hem hijr van. Soe en wolde hij daer niet an ende segede dat men niet meer in nemen en solde dan men voeden conde·Ga naar margenoot+want het was hijr doe noch seer arm. Doe ‖ waert sie noch vuriger ende segede: onse lieve here solde ons wal helpen. Doe hadde sie noch een deel stucke goldes in der kisten; dat wolde sie hem geven ende segede wt vuricheit hoers herten: ‘Wy en behovens niet,’ mer hij en woldes niet nemen. Niet lange daer na op een ander tijt onder ander woerden segede hij, als hem selven berispende: ‘Wat neme wy voerGa naar voetnoot1), recht ofte onse lieve here aldus vele menschen conde voeden ende niet meer?’ Ende hij waert hijr in van bynnen ontsteken, soe dat hiet doe consentierde dat wy doe voert an wal meer personen in mostenGa naar voetnoot2) nemenGa naar voetnoot3). Aldus synne wy gecamen baven dat getal van vijftigen. - Sie hadde onse vaders ende recktoers in groter weerdicheit endeGa naar margenoot+was hem geheelGa naar voetnoot4) ende ‖ gaf hoer daer oetmodelike onder myt alre gelatenheit. Sie plach hem hoer guetduncken wal te seggen ende liet hem dan daer mede bewerdenGa naar voetnoot5), hoe dat sie daer in deden Mer sie volgeden hoer gemeenlijc, want sie sochte ende meende onsen lieven heren in allen dingen· ende dat voelden die vaders ock grondelike van hoer. Sie hielt hoer soe cleyn ende neder onder hem, dat sie op hoer begrijp niet en stontGa naar voetnoot6) Mer sij bevalt onsen lieve herenGa naar voetnoot7) ende badt hem dat hiet also doer die vaders wolde schickenGa naar voetnoot8) ende voegen alst hem behagelijcxt weer ende als hiet hebben wolde. Niet lichtelike en dede sie wat buten paters consent, sie en vragedet hem of lietet hem vragen Ock in cleynen dingen, die sie wal oerloven mochte of doen: dat dede hoer grote oetmodicheit WantGa naar margenoot+dat was hoer vredelijc ‖ ende het maeckte geheelheitGa naar voetnoot9) tusschen hem beyden. Dat hadde sie van der godliker graciën dat sie die godlike wijsheit aldus reygeerde Niet allene in deser saeken ofte in desen dele, mer in allen dingen na dien dat sie becande dattet wesen solde. Onse weerdige pater here ioestGa naar voetnoota), een pryor inden briel, die was hijr een wijltijds | |
[pagina 17]
| |
recktoer, eer hij daer pryor waert Ende was een cloeck wijs verstandel man. Die plach van hoer te seggenGa naar voetnoot1) datmen alsulken wijsen verlichtenGa naar voetnoot2) vrouwen persoen niet en solde vinden tusschen hijr ende romen Ende die also vervullet was myt alsulker vlammen der mynnen godes ende begeerten zalicheit der zielen. Ende want hij dit in hoer bekende, soe hadde hij sie in also groter weerdicheit, dat hij sie also seer ontsachGa naar margenoot+Alst die saeken eyscheden ‖ dat hij hoer toe solde spreken, dat al sine natuer bestotenGa naar voetnoot3) waert van rechter reverenciën Om die overvloedige gracie die god in hoer gestort hadde. - Op een tijt was sie merckelike wat becommert myt wtwendigen dingen, als sie niet vaeke en plach. Doe sprack hoer onse lieve here Ihesus apelike toe myt eenre sueter stemmen seer mynlijc Ende segede hoer dat sie wal te vreden solde wesen: hij solde sie wal besorgenGa naar voetnoot4). Doe bleef sie te vreden ende was seer wal gemodet. - Onse lieven here plach vaeke medesprakeGa naar voetnoot5) myt hoer te hebben· beyde inwendelijc ende wtwendich Mer ny en hadde hij hoer voer der tijt soe rechte suetelike toe gespraken als hij op dat pas dede. Sie hadde alle wegeGa naar margenoot+een groet betrouwen op hem, mer doe waert sie noch meer gestercket ‖ ende gevestiget in hem te betrouwen. Sie was altoes vurich vele personen an te nemen om datGa naar voetnoot6) gewyn der zielen, mer doe waert sie noch vuriger. Ende al dat hoer onse lieve here toe sande, sie weren arm of rijke: daer sie onsen lieven heren in voelde te wesenGa naar voetnoot7), die nam sie in Mer sie placht hem wal al doer suer laten te warden ende segede hem seer swaer dinge voer te doenGa naar voetnoot8), die nader naturen niet genoechlijc en weren. Ende die daer toe bereyt weren ende niet of en lieten te cloppen ende te bidden, die cregen hoer begeerte. Hijr in proefde sie sij iersten, oft hem ock ernst weer. Ende als siGa naar voetnoot9) daerGa naar voetnoot10) gecamen weren, so infermeerdeGa naar voetnoot11) men sie tot alre oetmodicheit ende cleynheit Ende te staen ende te dringen naGa naar voetnoot12) denGa naar margenoot+oetmodichsten ende snoetsten werken Ende hem tot swij- ‖ gen te geven | |
[pagina 18]
| |
ende tot allen gueden goddienstigen werken Die noet weren tot een guet fondament te leggen eens geesteliken tymmersGa naar voetnoot1). - Als die personen aldus hijr wiessen, soe wies ock dat tijtlike guet ende ock mede dat geestelike guet. Dat saet wies opten salre, dat broet in den aven, die spijse in den kelre· ende die susteren wiessen in meerre vuricheit. Ende sie plach ons te seggen: ‘also lange als wy guede kinder weren ende geven ons tot oetmodiger gehoersamheit ende onderlinger mynnen,’ Soe betroude sie onsen lieven heren toe dat hij ons niet en solde latenGa naar voetnoot2). Sie plach den armen ende ock den armen vergaderingenGa naar voetnoot3) myldelike mede te deylen van dien dat ons god verleende. Ende sie plach den vergaderingenGa naar margenoot+te raden dat sie vlijtich solden we- ‖ sen onsen lieven heren vele zielen te wynnen sij wolde sijn borge warden, het solde hem daer wal mede gaen. Dat betroude sie onsen lieven heren toe· also grote mynne hadde sie tot zalicheit der zielen. Ende het genck hem daer ock wal mede, soe dat sie hoer te seggen plegen dat onse lieve here hoer belofte vervullet hadde· ende dat hij sie wal gequijtet ende gevrytGa naar voetnoot4) hadde Daer sie onsen lieven heren seer dancber van was. - Op een tijt wasset grote duertijt, ende wy hadden onse saet vercoft, also dat wy niet vele beholden en haddenGa naar voetnoot5) dan tot onser meyersGa naar voetnoot6) huyse hijr ende daer ij of drie mudde, dattet over alGa naar voetnoot7) niet vele en droechGa naar voetnoot8). Ende dat selve gaf onse eerweerdige mater al heymelijc den armen vergaderyngenGa naar margenoot+ende den armen· dat- ‖ tet onse pater niet en wiste. Ende als hij daer omme sende, soe wast al en wech. Ende doe dat die devoete vader hoerde ende vernam, die genoemt was here henrick van harderwijck - ende was een brueder van windesemGa naar voetnoota) - Die nam dit swaerlijc van mater ende segede dat sie soe vele by hoer selven niet en mocht en wech geven· ende hadde hem daer merckelijc in te lijdenGa naar voetnoot9). Doe segede sie: onse lieve here soldet versien dat wy geen gebreck hebben en solden, alst ock geschiede. Want onse lieve here oeckteGa naar voetnoot10) dat saet dat wy noch beholden hadden, beyde weyte ende rogge, des niet vele en was Dat wy geen | |
[pagina 19]
| |
gebreck en hadden, hent dattet nyeGa naar voetnoot1) an quam. Ende daer en baven vermennichvoldichde onse lieve here dat saet also opten lande Dat wyGa naar margenoot+soven ‖ hondert mudde saets meer cregen dan des iaers daer te voren. Doe segede onse pater dat onse lieve here mater overvloedelike gequijtetGa naar voetnoot2) hadde· ende liet sie voert an betienGa naar voetnoot3). - Op een ander tijt wast ock ene merckelike duer tijt, ende sie deylde den armen vergaderingen ende den armen mede dat selve dat wy hadden. Doe versacht onse lieve here ock dat wy des iaers daer na so vele sades van een stucke landes cregen, dat men na weerdenGa naar voetnoot4) dat lant daer wal omme ghecoft solde hebben. - Sie was seer betrouwende in onsen lieven heren· ende hadde een milde herte ende apene hande totten armen ende behoeftigen Want sie plach alleGa naar margenoot+iaer van elker vrucht die ons god verleende, een schepel ‖ om gods willen te geven Ende een thonys verkenGa naar voetnoota) te mesten ende gaf dat den armen klercken toe deventer. - Sonderlinge vlijtich was sie in horen hantwerckeGa naar voetnoot5) te doen ende ook te spreken myt den susteren, alst noet was ende redelike saeken eyscheden Als in saecken, die der zielen angengen, te vorderenGa naar voetnoot6) in voertgange· of te troesten ende te leren die in drucke of in becaringe weren. - Niet geerne en genck sie totten spreckvinsterenGa naar voetnootb) ende seer selden, als siet of wesen mocht. Mer alst redelike saeken eyscheden of als sie wiste dattet noet was om zalicheit der zielen Of dat yemant bedrucket was in den geeste of in becaringen ende in bangycheiden werenGa naar voetnoot7) Om alsulkeGa naar margenoot+saeken soe verwan hoer die mynne, dat sie daer plach te ‖ gaen. Den was sie dan soe troestelijc ende leerlijck ende toesprekelick, dat sie des lange te bet voerenGa naar voetnoot8)· sie weren man of vrouwe Ende gengen seer wal | |
[pagina 20]
| |
getroestet van hoer Ende weren blijde dat sie hoer geweerdiget hadde hem toe te spreken· ende dan dochte hem dat hem die reyse wal versetGa naar voetnoot1) was, die sie daer om gedaen hadden. - Seer vlijtelike hielt sie hoer choer nachtes ende dages ende dede horen dienst seer eersamlijc ende goddienstelijc in allent dat hoer toe behoerde, also lange als siet vermochte Iae vaeke baven hoer naturlike crachten, dattet ons te verwonderen plach. Mer dat wrachte in hoer die indriftGa naar voetnoot2) der godliker mynnen dier sie vol was Want die vander mynnen godsGa naar margenoot+gereygeert woert, die vercrijget cracht ende ‖ wijsheit baven naturen, als in hoer te merken was. Sie was inden godliken dienste als een seraphijn, ontsteken mytten brande der godliker mynnenGa naar voetnoot3) Dat wy hoer ansichte segen ontsteken als ene vurige vlamme Want sie en condes vaeke niet wal verbergen, wy en wordens gewaer. Sie was in der waerheit ene vurige vlamme; want waer dat sie was, hoer gemynde brudegom was hoer altoes tegenwordich in horen herten Welken sie lief hadde ende mynde baven al dat is ende ummer warden mach Als onse lieve here op een tijt vertoende eenre suster, die wat op hoer gepassineert wasGa naar voetnoot4). Dese suster sach een alten genoechliken schonen velt, dat wonderlike schone vercyrt was mytGa naar margenoot+mennigerhande blomen Ende mydden in dat ‖ velt was een groet gloyende vuer ende daer genc ene grote vlamme wt hent totten hemel toe Ende baven in der vlammen daer was een alten schonen ansichte in. Doe waert der suster gevraget, of sie dat ansichte niet en kende· doe segede sie: ‘neen.’ Doe waert hoer gesecht dat sie noch bet solde toe sien; doe sach sie noch bet toe. Doe waert hoer echterGa naar voetnoot5) gevraget, of siet noch niet en kende· doe antwaerde sie ende segede: ‘Ist onse mater niet, soe en weet ic niet wie dattet is.’ Doe waert hoer weder geantwaerdet: ‘sie ist, ende aldus staet sie sovenwerf des dages voer dat ansichte godes In alsulker vlammen der godliker mynne omme zalicheit der zielen Daer omme soeGa naar margenoot+hoet u op alsulken persoen passiën te hebben.’ ‖ Ende sie waertGa naar voetnoot6) verloest voert meer enyge passiën op hoer te hebben. - Hoe weeckelic of hoe sieck dat sie was, sie plach hoer mettene des nachtes te lesen, so lange als sie hoer getijde holden mochte Ende voert die ander getijden, elck na hore ordynanciën. Onder myssen was sie selden sonder overvloedige tranen ende myt groter ende overvlodigerGa naar voetnoot7) graciën der vuricheit overstortGa naar voetnoot8). | |
[pagina 21]
| |
- Wonderlike oetmodich ende cleyn was sie in hoer selven, niet van naturen mer van graciën. Die cleyne in vallenGa naar voetnoot1) der gedachten die weren hoer also swaer, als oft sware sunden geweest hadden. Ende die plach sie soe te clagen ende te belyen onder die susteren, als oft swareGa naar voetnoot2) sunden geweest hadden. Ende baven al in der bijcht plach sie hoer gebreke soeGa naar margenoot+oetmodelike te be- ‖ lyen voer onsen pater myt soe overvlodigen tranen, dattet voer dat bijchtvenster plach te latenGa naar voetnoot3), als oft daer myt water begaten hadde geweest Also swaer was hoer dat myddelGa naar voetnoot4) tusschen onsen lieven heren ende hoer. Dat dede dat grote bekennenGa naar voetnoot5) ende dat overvlodige licht der godliker graciën, dat in hoer gestort was Soe dat sie in hoer niet lijden en mochte soe wat niet puerlike god en was ofte omme god.
- Op een tijt quam een suster tot hoer inden choer ende hadde sie geerne gehad, daer sie sat ende was becummert myt horen gemynden. Doe segede sie hoer toe· ‘ic moetet ummer iersten crijgen, eer icket u geven sal.’ - Soe wanneer dat hoer wat beyegende, dat hoer swaer was van bynnenGa naar margenoot+of van buten, soe hadde sie voer ene manier dat sie haesteli- ‖ ke daermede liep tot onsen lieven heren myt enen groten betrouwen ende bad hem omme hulpe Op dat hoer herte ende gemoede den dingen niet onder geworpen en worden Want sie en conde niet lijden dat enich myddel tusschen god ende hoer was. Ende onse lieve here quam hoer dan vluchtes daer in te hulpe. - Int iaer ons heren m cccc ende xvj op die hochtijt van pinxteren of desGa naar margenoot+hilligen sacramentes dachGa naar voetnoota), als die susteren comunyseerden Soe apenbaerde onse lieve here eenre novyciën die grote bernende begeerte, die mater hadeGa naar voetnoot6) tot onsen lieven heren in den hilligen sacramente. Hijr weren op die tijt een deel novicyen, die bynnen dat slotGa naar voetnoot7) ny gecomunyseert en hadden. Doe vrageden sie der suppriorynnen, geheyten suster lijsabethGa naar margenoot+van delftGa naar voetnootb), hoe dat sie ‖ hem hebben solden. Doe hiete sie hem doen dat sij nauwe toe solden sien, hoe dat die susteren deden: dat sie ock | |
[pagina 22]
| |
soe solden doen. So was daer een novicy, geheyten suster anna schultenGa naar voetnoota), die seer bederflikeGa naar voetnoot1) toe sach, als men dat teyken gaf mytter schelle dat die susteren solden gaen totter comunyseringeGa naar voetnoot2). Soe sach sie dat mater wt horen stoel genck ende hadde ene barnende waskerse in hoer hant, ende die brande als ene fackele. Daerwt te merken is, myt hoe groter barnender begeerten ende vuriger mynnen dat sie totten hilligen sacramente gencGa naar voetnoot3). Op die ander tijt daer na, als men weder totten hilligen sacramente solde gaen, soe merckte si daer echterGa naar voetnoot4) op Want sie meende dattetGa naar margenoot+ene manier geweest hadde dat mater also solde doen, ‖ mer doe en sach sies niet. Doe dachte sie dat hoer op die hochtijt also boerde te doen. Op een tijt soe was sie by der costerschenGa naar voetnootb), geheyten swene ter poertenGa naar voetnootc)· Dier vragede sie, of mater in die hochtijt myt sulker kersen ten hilligen sacramente plege te gaen, ende anders niet. Doe segede sie: sij en wiste van geenre kersen. Doe sie dat hoerde, soe waert sie bevarenGa naar voetnoot5) ende sweech· ende dachte dat ene apenbaringe weer van gode hore hillicheitGa naar voetnoot6) ende die brant hore mynnen. - Ende ock soe segede onse weerdige paterGa naar voetnootd) van hoer, als si comunyseerde· dat hij dat sacrament quijt waert wt sijnre hant, dat hij niet en wiste waer dattet bleef Dat hij seer begaen waertGa naar voetnoot7) ende anxt hadde dattetGa naar margenoot+hem ontvallen weerGa naar voetnoot8). Ende als sie hadde dat sie begeerde, ‖ stont sie op ende genck myt horen gemynden heren ende brudegom in vreden. Hijr wt is te merken, hoe grote begerte onse lieve here hadde te rusten in hore zielen. Ende wtermate grote begeerte hadde sie onsen lieven heren te ontfangen in den hilligen sacramente. Ende als sijGa naar voetnoot9) dat ontfangen solde, soe en conde sij na mettenGa naar voetnoote) niet geslapen, eer sie dat ontfangen hadde | |
[pagina 23]
| |
Mit also hongeriger begeerten verlangede hoer dat sie der tijt nauwe verbeyden en conde· Op een tijt griep sie suster swenen ter poerten in den arm, die doe costersche was, myt overvlodigen tranen ende en conde die woerde nauwe wt brengen wt driftiger begeerten, die sij op die tijt haddeGa naar margenoot+Dat hillige sacramente te ontfangen: also was sij ont- ‖ steken in sijnre mynnen. Als sie dat hillige sacramente ontfangen solde, so ontfenck siet myt also vuriger mynnen ende begeerten Ende myt soe overvlodigen tranen ende myt soe groter devociën. Ende sie plach hem te bidden dat hij hoer leste spijse wolde sijn Dat sie ock vercreech in horen lesten, als sie te bidden ende te begeren plach. - Mit dit gebedeken plach sie onsen lieven heren te neygenGa naar voetnoot1), als sie int choer quam in der tegenwordicheit des hilligen sacramentes: ‘O hertelike lief, ic neyghe dy· van al mijnre herten begeer ic dy. Die hillige drievoldicheit beware my! Die hillige geest ontsteke my ende maeke my vurich ende verlichte my ende verenyghe my mitti! O hertelike lief, des bidde ic dy.’
Ga naar margenoot+- Soven of viij ‖ iaer voer dat sie of quamGa naar voetnoot2), plach sie vaeke al doer sieck te wesen, so dat si alte seer begeerde verloest te warden van hore officiën Ende bad onsen vaders den visyteresGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoota) daer omme myt overvlodigen tranen. Wattan al plach siet alle weghe te begeren, mer sunderlinge begeerde siet seer hertelijc op dat pas Ende segede dat sie daer niet nutte toe en weer ende dat dit huys onder hoer vergenge ende verslapte. Sie dede hoer beste daer toe dat ene iaer voer ende dat ander na, mer die susteren en wolden sie niet over geven. Doe sij sach dattet niet wesen en mochte, soe leet sie hoer oetmodelike, al hoe swaer dattet hoer was Want sie was also verenyget mytten willen godes, dat sie anders niet enGa naar margenoot+wolde dan god ‖ wolde. Want sie bad hem alle weghe dat sijn liefste wille ende walbehagen altoes mosteGa naar voetnoot4) geschien, want dat was hoer hogeste begeerte. - Seer grote gracie hadde sie suetelike te dragen die cranckheit der susteren, beyde in den geeste ende in der naturenGa naar voetnoot5). Die geene die sie wiste dat op hoer gepassineert weren, den was sie meer dan den anderen. Ende sunderlinge was sie barmhertich over die gene die heymelike gebreken hadden, datmen van buten soe niet sien en conde. Ende alst gevyel dat | |
[pagina 24]
| |
die van sommygen die dat niet begrijpen en conden, veroetmodiget worden Den plach sie dan soe mynlike te hulpe te comen ende ondervengetGa naar voetnoot1) also suetelijc. Ende ondertijden soe en plach sie daer niet vele op te antwaerdenGa naar margenoot+❘ dan: sie sal hoer beteren, ‖ of des gelijcks Dat die susteren onder tijden daer van wat op hoer cregenGa naar voetnoot2), dat sie den krancken also te hulpe quam. Ende dat dede sie daer omme, dat sie die gepassineerden niet sterckenGa naar voetnoot3) en wolde. Mer in anderen tijden heymelijc allene plach sie sij te vermanen· ende ock bywijlen int apenbaer, alst noet was. Sunderlinge was sie besorget voer die geneGa naar voetnoot4) die soe geen vervolch en hadden van horen vrendenGa naar voetnoot5), ende quam hem trouwelick te hulpe in hore weeckelickheit of crancheit, heymelick ende apenbaer, ende gaf hem des hem noet was. Wat wille wy meer seggen? ten is niet wt te spreken die gracie die god in hoer gestort hadde. Sie was ons ene guedertierne trouwe moder,Ga naar margenoot+sorchvoldich voer enen yegeliken: des hem noet was ‖ nader zielen of nader naturen, daer en spaerde sie geenrehande dinck an noch ock hoer selven nacht noch dach. Dese gracie hadde sie al, doe sie noch to meyster gerijtes huys moder was. Want daer was ene suster, die ene verborgene sieckte hadde, daer hoer seer banghe mede waert Ende men en condes hoer niet ansien noch van buten an hoer merken. Sie hadde grote crancheit des herten, soe dat sie eten moste, ende sie en mochte niet vele doen Soe datter niet één suster en was, die dat begrijpen conde, sonderGa naar voetnoot6) onse mater. Sie brachten hoer waterGa naar voetnoot7) totten meyster, ende hij en conde daer niet in sien. Onse lieve here voechdet alsoe myt hoer als hij vaeke mytGa naar margenoot+sinen wtvercarnen pleget, die hij te hants te huys wil halen. Die mo- ‖ ten iersten vercijrt wesen myt lijden ende myt veroetmodinge ende der gelijck Also dat sie hem wat gelijck mogen wesen, als si by hem comen. Ende als die meyster int water nietGa naar voetnoot8) sien en conde, soe cregen sie daer noch meer op. Mer sie hadde hoer daer soe oetmodelike ende lijdsaemlijc in ende hoer toevlucht was allene tot onsen lieven heren ende onser weerdiger mater. Ende onse gemynde mater hadde soe groet medelijden myt dese suster ende en conde niet wal geloven dat die meyster int water niet en | |
[pagina 25]
| |
condc sien Ende nam dat water ende genck daer al heymelike mede totten meyster ende wolde selven horen wat hij daer van segede. Hij besaecht, mer hij en sach daer gene sieckte in. Ende mater segede dat dier susterGa naar margenoot+alte banghe waert. Ende hij se- ‖ gede dat hiet wal gelovede dat hoer banghe waert, mer hij en conde hoer niet gehelpen. Doe sette hoer mater te vreden ende troestede dat sieke goddienstige susterken in onsen lieven heren Ende dede hoer dat alre beste dat sie conde. Sie plach dat eten al heymelijc wt der coeken te crijgenGa naar voetnoot1) ende gafvet hoer. Ende ock was sie hoer in allen anderen dingen guedertieren, al dat sie dorste ende vermochte. - Onse lieve here, die sijne wtvercarnen niet en verlaetet in der trijbulaciënGa naar voetnoot2), die hoer toevlucht tot hem hebbenGa naar voetnoot3), die heeft sie dicwijl suetelike getroestet. Want sie plach onsen lieven heren vaeke by hoer sien gaen also beblodet ende geslagen, als of hij rechtevoert gegeyselt hadde geweest, welck hoer lijden seer verlichte. Ende onse weerdige vader hereGa naar margenoot+Iohan brinc- ‖ kerinck hadde hoer doen hieten: wanneer dat sie onsen lieven heren also by hoer seghe gaen, soe solde sie hem seggen dat hij hen genge: sie en mostes also niet sienGa naar voetnoot4). Ende si was gehoersam ende dede als hoer geheyten was· mer hij en genck niet eer heen dan als hij wolde. Ende in den tijden, als men den susteren hoer gebreke plach te seggen, so waert sie vaeke also glorioes gemaket van den anderen susteren, dat sie baven alle die anderen geenckGa naar voetnoot5) Soe datter niemant van hem allen en was, die also vele kreech als sieGa naar voetnoot6). Soe waert sie dan soe suetelike getagen in onsen lieven herenGa naar voetnoot7), dat sie hore lede niet mechtich en wasGa naar voetnoot8), so datmen sie daer heen dragenGa naar voetnoot9) moste. Sie hadde hoer daer soe stille ende goddienstichGa naar margenoot+in overmyds horen gemynden brudegom, ‖ die hoer hulper was. Doe die hoege gloriose brudegom sine bruyt aldus glorioeslijc hadde laten vercijren, soe haelde hij sie myt groter weerdicheit te huys Op dat sie hem stedelike in der ewicheit gebrukenGa naar voetnoot10) solde ende in sijnre genoech- | |
[pagina 26]
| |
liker tegenwordicheit hoer inder ewicheit verblijden myt groter eren ende overvloediger vrouden Voer dat corte lijden dat sij om sinen willen geleden hadde myt groter verduldicheit. Ende sie starf an dat roede waterGa naar voetnoota); want dat genck hoer of, doe die brudegom mytter zielen heen was. Ende sie liet hem te testamente die groete goddienstige lijdsamheit. Doe waert sie seer beclaget, ende hoer doechden, die god in hoer gestort hadde, worden doe te rechte becant ende voert geset. Ga naar margenoot+- Dat onse eerweerdige mater also wonderliken verlichten ver- ‖ standelen vrouwen persoen was, daer segede onse weerdige vader here Iohan brinckerinck van, doe sie noch suppriorynne was. Want op een tijt waert hijr ene bequame ionge ionfer gebracht, die seer werlijc was, ende was horen olders ontgaenGa naar voetnootb), om dat sie hoer bekieren wolde Ende onsen lieven heren dienen. Ende als sie gebracht waert in der tegenwordicheit onses paters here iohan brinckerincks in der priester choer voert hoege altaer Ende sie myt hem sprack ende hoer menynge ende begeerte hem geapenbaert hadde Soe waert hij alte male ontsteken in groter vuricheit - want hij was een alten groten mynreGa naar voetnoot1) tot zalicheit der zielen - Ende ontfenck sie seer vrentelijcGa naar voetnoot2) in een susterGa naar voetnoot3). Ende rechtevoert segede hij mede wtGa naar margenoot+vuricheitGa naar voetnoot4) sijns ‖ herten: ‘Suster salome sal u moder wesen,’ - die doe suppriorynne was -; ‘spreket hoer toe ende weest hoer apenhertich. Ic en kenne geen alsulken verlichten persoen in alsulken vurigen voertganck als sie is. Gevet u tot hoer ende doet na horen raede, het sal u daer wal mede gaen. Sie is eene inwendige verlichte schousterGa naar voetnootc) in onsen lieven | |
[pagina 27]
| |
heren·’ dese en deser gelijke woerde segede hij van hoer. Ende sie dede als hij hoer leerde· ende het genck hoer daer wal mede Ende sie waert hoer die lieveste mensche, daer sie apenhertich tegenGa naar voetnoot1) was baven allen menschen. - Sie conde hoer der wtwendiger dinghe soe rechte wal ledich holdenGa naar voetnoot2), want sie wiste die wal bewaert en besorghet te wesen. Suster elsebeGa naar margenoot+hasenbroecks was procratersche ende hadde procratersche geweest van ‖ dier tijt dattet cloester iersten geslatenGa naar voetnoota) waertGa naar voetnoot3). Ende sie weren te samen één herte ende één ziele in onsen lieven heren ende seer oetmodich onder malcanderen Want suster elsebe en dede nietGa naar voetnoot4) sonder maters raet ende weten. Ende wanneer dat sie enyghe saeken hadde, daer sie sunderlingen raet of hulpe in behoefde Soe bat sie onsen lieven heren dat hiet mater in geven wolde als hiet hebben wolde. Ende wat hoer dan mater riet of segede, dat nam sie, als oft hoer onse lieve here selven gesecht hadde. Ende onder wijlen, als sie tot hoer quam om cleyne dinge, dat hoer van groter oetmodicheit quam Soe segede hoer onse weerdige mater dat sie daer in doen solde als sie meende dattet best weer. So genck sieGa naar margenoot+rechtevoert ‖ heen ende was gehoersam ende dede also. Seer nederGa naar voetnoot5) weren sie tegen malcanderen ende geheelhertichGa naar voetnoot6) in sonderlinger mynnen Want sie worden beyde gereygertGa naar voetnoot7) van den hilligen geest, als hore beyder leven wal wt wijsede. - Op een tijt soe badt een suster onser mater om een dinck dat hoer noet was, ende sie oerlofdet hoer. Doe genc die suster ock tot suster elseben ende bad hoer om dat selve ende en segede niet dat sie oerlof hadde van mater. Ende suster elsbe segede hoer dat sies niet geerne en dedeGa naar voetnoot8)· want oerlofde ment hoer, daer solder wal meer wesen, diet ock geerne solden hebben. Ende als die suster hoerde dat sie daer niet geerne an geweest en hadde, soe segede sie dattet hoer mater geoerloft hadde. Als sie dat hoerde, soe waert sie alte male bestoetenGa naar voetnoot9) in hoer selvenGa naar margenoot+Ende ‖ noemde die suster by horen namen ende segede dat sie hoer ny in al horen leven also vertoerent hadde, daer sie also in gemoytGa naar voetnoot10) was. Ende | |
[pagina 28]
| |
dat was die saeke, want sie daer also vele tegen gesecht hadde, doet mater geoerloft hadde. Ende sie gafvet der suster sonder vertreckGa naar voetnoot1).
- Ommetrint x of xj iaer eer onse weerdige mater of quam van hore officiën, soe verhengedet onse lieve here dat sie wat geruert waert van der poppelsiënGa naar voetnoot2), mer niet alte voel. Ende cort daer na quam sie by onsen weerdigen pater van windesem. Doe veroetmoedichde sie hoer als sie plach, mer nochtans doe vele merGa naar voetnoot3), om dat sie daer wat saekenGa naar voetnoot4) toe hadde. Ende onder ander woerden segede sie dat sies nu soe wal niet sturen en condeGa naar margenoot+in den synnen ende nu niet nutte daer ‖ toe en weer. Iae wat sie bad van hore officiën verloest te warden, en woldeGa naar voetnoot5) hij hoer niet verhoren Mer hij quam hoer daer in te hulpe dat hij hoer segede: Soe wat sie dede, dat sij dat doen solde by raede der suppriorynnenGa naar voetnoota) ende der procraterschen. Als die hillige oetmodige mater doe voert an dede· want al dat sie dede, dat dede sie by hore beyder raet, al hoe cleyn dattet ock was. Ende doe siet soe rechte nauwe maeckteGa naar voetnoot6), soe wast den susteren soe moylick in dattetGa naar voetnoot7) hem voer quam hoe rechte cleyn dat sie hoer daer in hadde. Doe segede hij dattet sine menynge niet geweest en hadde dat sie also solde doen. - Ommetrint een iaer eer sie of quamGa naar voetnoot8), kierde sie hoer soe rechte seer van den wtwendigen dingen Dat, als men hoer daer na vragede, soeGa naar margenoot+en ‖ conde men van hoerGa naar voetnoot9) daer geene antwoerde op crijgen. Ende sie liet recht of sie hoer daer niet op en verstont van groter oetmodicheit. Mer als men hoer segede van dingen, die der zielen angengen of wat guedes wtter hilliger schrift of van yemants voertganck in doechden Soe waert sie, als of sie alte male veryoechdeGa naar voetnoot10)· ende waert altemale ontsteken van bynnen Dat siet wal ontwaer worden, die myt hoer spreken ende an hoer versochten. - Int iaer ons heren m cccc ende xlvjGa naar voetnootb) doe vercreech sie hoer begeerte,Ga naar margenoot+daer sie vaeke ende lange na gearbeyt hadde Als dat sie verloest waert van hore officiën, dat onsen weerdigen pater van windesemGa naar voetnootc) seer | |
[pagina 29]
| |
Ga naar margenoot+swaer was te doen dat hij sie of sette. Ende segede: ‘Ic sal doen ‖ dat ic alte noede dede; ic wolde dat sie xx iaer ionger weer, soe en wiste ic hoers gelijck niet. Ende wiste ic u een te haelen over hondert mylen, die hoers gelijck weer, die wolde ic geerne halen.’ Aldus so absolveerde hij sie van hore officiën, welc hem seer swaer was te doen ende ons noch veel swareGa naar voetnoot1) was te lijden Mer hoer oeltheit ende cranckheit eyschedet. Op des hilligen cruces verheffingeGa naar voetnoota) worde wy beroeft van also trouwene moder ❘ dat ons niet over en genck sonder vele tranen· ende inwendigen versuchten ons herten Mer dat ophieltGa naar voetnoot2) ons een luttel, want wi segen dat sies niet langer en vermochte Het hadde ons anders onverdrachlick geweest alsulken mater over te geven. Sie hadde altoes oetmodich endeGa naar margenoot+goddienstich ‖ ende seer vurich geweest in hore officiën. Mer doe sie of was, doe began sie hoer te oefenen inden doechden, alsof sie ene nye begynnende mensche hadde geweest Die onsen lieven heren geerne myt herten ende myt begeerte genoech hadde geweestGa naar voetnoot3) ende in allen dingen te willenGa naar voetnoot4) na al hoeren vermogen. Ende was ons allen een exempel der doechden ende genck ons voer in alre sympelheit sonder alle berichtGa naar voetnoot5), in groter vuricheit. Want daer hoer herte overvloedelike vol van was· dat voertbrachten dicwijle hoer zalige lippen myt vuriger wtsprake, seggende: ‘Och och, mochte icket noch begynnen!’ Dese grote begeerte te begynnenGa naar voetnoot6) hielt sie byna hent tot horen dode toe Dat sie dyt segede ende begeerdeGa naar voetnoot7),Ga naar margenoot+om dat hoer dochte dat ‖ hoer leven noch niet en was alst wesen solde ende als sie geerne geweest hadde. Ende gelijck als sij ons plach te leren, so dede sie nu ock selven Als dat sie hoer gaf tot sympelre gehorsamheit sonder alle bericht Ende - cortelike gesecht - tot allen doechden, ende sunderlinge totter mynnen gods ende hoers evenen menschen. - Die eerwerdigeGa naar voetnoot8) pryorynne die in hoer stede geset waert, Lijzabet van tyelGa naar voetnootb), beval hoer dat officyum van rechter erweerdiger reverenciën· dat sij op die susteren solde sien opt spinhuysGa naar voetnoot9), als sie daer niet en weer. | |
[pagina 30]
| |
Sie was oetmodelike gehorsam, al wast hoer pijnlick. Ende als si dan merckte dat die susteren langer calden dan hem geoerloft was· - dat wal geschiede overmyds verghetelheit - Die vermaende sie seer mynlijc, endeGa naar margenoot+die gemeene susteren nement ‖ ock doegentlijck. Mer alle weghe soe sijn onder die gueden ock mede krancken. Also weren hoere hijr doe ene ofte twie, die dat tot horen gueden niet lijden en conden Ende segeden: sie hadde sie lange genoech vervolget; of sie noch langer van hoer vervolget solden warden? Doe sie dat vernam, doe genck die oetmodighe ziele totter pryorynnen en bad hoer wt herteliker begeerten dat sie hoer die officie weder of wolde nemen Ende dat sie hoer wolde laten sitten by den ionxten susteren. Ende als dan onse mater vernam dattet hoer niet vredelijc en was, soe nam siet hoer weder of Ende oerlofde hoer te sitten by den iongesten susteren· ende sie was doe seer blijde van hore vercregenre graciën.Ga naar margenoot+Ende sie was hem doe allen een groet exem- ‖ pel der oetmodicheit ende der verdrachlicheit. Doe waert sie van hem groetliken gepresen, die te voeren op hoer gepassyneert weren· ende worden doe groetlike in hoer gestichtetGa naar voetnoot1). Sie was trouweGa naar voetnoot2) in horen hantwercke ende gaf hoer sunderlinge tot der doeget des hilligen swijgens. Sie en wolde niemant toe spreken of callinge myt hem hebben, sie en vragede hem iersten of sie oerlof hadden. Ende hadden sie dan oerlof, soe sprack sie hem suetelike toe na dien dattet hem nutte ende noet was.
- Ommetrint een iaer daer na dat sie of gecomen was, waert sie seer weeckelickGa naar voetnoot3)· soe dat sie vaeke al doer sieck was Ende moste doe vaste by hoer bedde blijven, als hoer oeltheit ende crancheit eyschede. Sie wasGa naar margenoot+seer lijdsam ende genoechsemGa naar voetnoot4) ende seer oet- ‖ modich ende mynlick hoers by wesensGa naar voetnoot5). Soe wie hoer verwaerde, die mynden sie sunderlinge, ende sie gaf hoer onder den als onder horen oversten. Onse eerweerdigeGa naar voetnoot6) mater, genoemt armgert henrickes van vollenhoeGa naar voetnoota) Die plach hoer te verwaren ende bedienstich te wesen, eer sie pryoerynne waert. Ende sie hadden malcanderen seer lief ende in groter weerdicheit. Ende als onse eerweerdige oelde mater totten hilligen sacramente plach te gaen Soe maeckte sie vaeke geluyt myt hymenGa naar voetnoot7) ende myt overvlodigen tranen Overmyds groter | |
[pagina 31]
| |
druustigerGa naar voetnoot1) begeerten tot onsen lieven heren. Doe segede sie hoer op een tijt, of sie onsen lieven heren niet dancber wesen en conde, sie en mosteGa naar margenoot+alsoe laten. Sie schamde hoer soe seer, sie moste hoer ummer ‖ beteren. Siet, dese oetmodige ziele nam dat soe oetmodelick, rechtGa naar voetnoot2) oft hoer van horen oversten verbaden weer. Ende sie bad onsen lieven heren dat hij hoer helpen wolde dat sie hoer daer van beterde. Ende onse lieve here halp hoer, dat mens daer na soe niet meer en vernam. Och an allen tsijden waer men dese hillige ziele ruerdeGa naar voetnoot3), soe wt gaf sie den roecke der volcomenre doechden· dat geen wonder en was Want hoer ziele was gevestiget in gode ende in den rechten doegeden overmyds stediger oefenynge. Daer omme, als men hoer ruerde, soe en conde dat niet verborgen blijven, daer sie van bynnen vol van was. - xv weke voer horen verscheyden krech sie hoer hillich amtGa naar voetnoot4) op sante martijns dachGa naar voetnoota)· myt groter devociën ende begeerten. Want sie begeerdeGa naar margenoot+ende haepte nu ontbonden te warden vanden ‖ licham ende horen gemynden brudegom vereniget ende toe gevoeget te warden In omhelsinge der herteliker mynnen, sonder allen hinder, ewelick sonder eynde· dit was al hoer hape ende begeerte. Niet lange hijr na het en waert beter, soe dat dat zalige eynde vertagen waert. Doe waert sie al wat bestoten in hoer selven ende begeerde der pryoerynnen ende der susteren gebet Want sie hadde anxt dat sie hondert iaer oelt solde warden· hoer gebrack noch xv iaer. Nochtans en wolde sie anders niet dan als onse lieve here wolde - also was sie verenyget myt horen brudegom - Mer hoer ynnerste begeerte was by hem te wesen. Hoe sieck ofte weeckelick dat sie was· als men hoer vragede hoet myt hoer weer ende hoe dattet hoer genge So segedeGa naar margenoot+sie suetelike· ‘alsoe ‖ wal; het is guet wat onse lieve here doet.’ - Seer vlijtich was sie hoer te becummeren ende te verenygen myt onsen lieven herenGa naar voetnoot5), der wijlen dat sie soe wekelick was ende by horen bedde sat. Ende is vaeke gevonden dat sie sat myt gevoelden handen ende myt beslaten ogen ende was van groter vuericheit al roet in hoer ansichteGa naar voetnoot6) Also dat sie an te sien was als een seraphijn· ende sie en wiste van ons niet, die by hoer stonden Also dat sie niet en scheen te wesen | |
[pagina 32]
| |
daer sie sat· mer dat sie by horen gemynden was. Het was lichteGa naar voetnoot1) achte daghe voer horen verscheyden dat icGa naar voetnoot2) sie ock also vant sytten myt soe vurigen ansichte Want hoerGa naar voetnoot3) aldus te becummeren myt onsen lieven heren was hoer wal dat genoechlicste dat sie hadde in deser tijt. Ga naar margenoot+- Int iaer ons heren m cccc ende xlix waert hoer hoer suster ‖ genamenGa naar margenoot+xiij weken voer hore doet tot eenre pryoerynnen, die genoemt was armgert henrickesGa naar voetnoota)· die sie seer lief hadde Ende hadde hoer lange gedient in hore weeckelicheit ende in hore sieckten. Ene corte tijt daer na soe quam pater van windesem, die op die tijt onse rectoer ock was, tot hoer int sieckhuysGa naar voetnoot4). Doesprack hij hoer toe ende segede: ‘Mater, hoe is u dat te wyllen dat wi van uwer discijpela (sic!) ene mater gemaket hebben?’ Doe antwaerde sie goddienstelike weder ende segede: ‘dit is my wal te willen.’ Al hadde sie sij geerne geholden, na der naturen te spreken· nochtans en toende sie anders niet dan dat sie si geerne wolde derven. Ene corte tijt daerna droech sie hoer cruce goddienstelijc ende oetmodelick te kerken.Ga naar margenoot+Doe ‖ genck sij voert dagelix totten dienste der hilliger myssen Ende op clam dat choerGa naar voetnootb) dat hoege was van xxvij gradenGa naar voetnoot5)· om daer mysse te horen, dat seer te verwonderen was Mer die vurige vlijticheit gaf hoer cracht ❘ baven die cracht hore naturen. Ende dat duerde hent op sante victoers dachGa naar voetnootc), want op den dach was sie noch toe kerken. Ende dat was hoer leste kerckganck; doe was sie noch soe levendichGa naar voetnoot6): Achter der tijtGa naar voetnoot7) waert sie weder soe rechte weeckelick ende begaf hoerGa naar voetnoot8) doe voert alte male Soe dat sie doe voert niet meer gaen en mochte· ende bleef doe also sitten by hoer bedde op enen setel Want sie en mochte niet liggen, ende al sittende starf sie. Sie en quam lange tijt niet wt horen clederenGa naar margenoot+dan als sie enen schonen slaeprock an dede Anders so ‖ bleef sie daer in | |
[pagina 33]
| |
nachtes ende dages. Alte begeerlick verwachtede sie die toecomstGa naar voetnoot1) hoers gemynden brudegoms· om ontbonden te warden van den licham Ende also dan myt hem verenyget te warden, dat sie doe haepte naby te wesen, alst ock was. Des vrydages op sante LucasGa naar voetnoot2) aventGa naar voetnoota) liet sie, of hoer al die memorie ontgaen was. Onse mater ende sommyge ander susteren quemen daer toe ende segen hoet daer gelegen was ende spreken hoer toe Mer sie en hadde niet vele verstandes, alst scheen. Daer was een suster, mede geheyten ‘salomee’ van den wielGa naar voetnootb)#x0358; die bad mater dat sie doch onser god crijgenGa naar voetnoot3) mochte. Doe segede mater dat sie wachten wolde henteGa naar voetnoot4) margen, soe soldet lichte beter myt hoer warden Sie en dorstes nu nietGa naar margenoot+wal doen, om dat hoer dochte dat ‖ hoer die memorie ontgaen weer. Suster salome en liet niet of, alst onse lieve here hebben wolde, ende segede: ‘Ist dat sie hem hebbenGa naar voetnoot5) sal, soe ist laete genoech; ic wil sie mytter hulpen godes weder in der memoriën brengen.’ Doe segede mater: conde sie dat doen, soe wolde sie onsen lieven heren laten comen. Doe sprack hoer suster salomee hertelike toe ende segede: ‘Mater, bereyt u haestelike, u ghemynde brudegom comet tot u.’ Doe sie dat hoerde, doe waert sie recht of sie wt den slape ontwecket weer Ende waert so levendich ende wiesch horen mont ende bereyde hoer seer begeerlick horen lieven brudegom te ontfangen Ende liet also starckGa naar voetnoot6), dat sommyge niet vermoet en hadden dattet soe haestelic myt hoer gedaen solde hebben geweest.Ga naar margenoot+Tusschen drien ende vier uren voer der vesper ‖ doe quam onse paterGa naar voetnootc) mytten hilligen sacramente Ende sie bijchtede seer oetmodelike dat selve dat sie haddeGa naar voetnoot7). Doe sie gebijchtet hadde, doe nam hij dat hillige sacramente ende liet hoer dat sien ❘ ende vragede hoer of siet gelovede dattet die beholder der werlt weer. Doe antwaerde sie myt luder stemmen: ‘Ia ic, volcomelick,’Ga naar voetnoot8) ende het genck hoer soe hertelike of. Doe gaf hijen hoer, ende sie ontfenck hem seer begeerlike myt groter dancberheit Ende hij was hoer leste spijse, soe als sie hem altoes plach te bidden. Ende sie | |
[pagina 34]
| |
bleef in gueden vrede myt horen gemynden brudegom. Ende alte hant hijr na began sie toe te reyden totGa naar voetnoot1) enen zaligen eynde. Na compeleete was mater by hoer myt een deel susteren. Ende mater vragede hoer hoeGa naar margenoot+sie te vreden weer; doe ‖ segede sie: ‘also wal.’ Doe versetten sie sij wat, om dat sie wat sachter sitten solde. Doe genck mater op hoer ruste mytten susteren· behalven die voersegede salomee ende suster beerte van holtenGa naar voetnoota) Om vlijtelike waer te nemen dat zalighe eynde omme den susteren dat te cundigen alst queme Om daer by te wesen totter glorioser wtvaert alsulker hilliger ziele· die ons also trouwen moder hadde geweest Ende ock om te doen dat ons toe behoerde van der oerden wegen. Dese twie bleven by hoer in ynnigen gebede, ende tot twien tijden sprack hoer suster salomee toe ende segede hoer wat guedes Als dat sie nu dat bitter lijden ons lieven heren in horen herten hebben solde, daer sie hoer altoes inGa naar margenoot+geoefent hadde. Ende segede: ‘verstae gy dit wal ende sijdy wal ‖ te vrede, so gevet my een teyken·’ doe gaf sie hoer een mynlick bewijs myt een suet geluyt der stemmen ende bewijsingeGa naar voetnoot2) des hovedes. Soe segede sie echter: ‘Lieve gemynde mater, loepet nu in dat suete mynlike herte ons heren ihesu cristiGa naar voetnoot3), dat so mennichvoldelick u toevlucht is geweest.’ Dese mynlike woerde segede sie hoer ende begeerde echter een teyken, of siet verstonde ende of sie ock wal te vreden weer. Doe gaf sie hoer dat selve teyken dat sie hoer te voeren gegeven hadde, ende dat ock seer mynlick. Daer lach een suster ende sliep int sieckhuys niet veer vanGa naar voetnoot4) daer mater lach. Ende ommetrynt een vierdel van eenre uren eer die hillige ziele ontbonden waert, so waert sie ontwakende ende sach een groet licht. Ende sie voerGa naar margenoot+geringeGa naar voetnoot5) op, also als sie ‖ lach, in hoer slaep rock Ende genck haestelike tot mater ende hadde anxt dat sie storve· ende vragede den susteren of mater storve. Doe segeden die susteren dat sie noch liet, als sie des avendes gelaten hadde· ende wesen hoer weder te bedde te gaen. Ende doe sie onder wegen was ende wolde weder te bedde gaen· waert hoer in gesprakenGa naar voetnoot6): ‘Gaet niet, mater stervet.’ Mer hoet was, sie genck te bedde omme der susteren willen. Mer eer sie sliep, quam dat zalige eynde ende die susteren | |
[pagina 35]
| |
worden gewecketGa naar voetnoota) ❘ ende sie quemen alle totter glorioser bruloft Daer die gemynde bruyt horen gemynden brudegom verenyget ende toegevoeget solde wardenGa naar voetnoot1) om hem te schouwen in ewicheit der ewicheit. Ende sieGa naar margenoot+began te halen die doet snucken· ende dat genck ‖ also saetelikeGa naar voetnoot2) toe, als of sie gelegen hadde in enen seer sueten slape. Ende als die susteren wat gebeden haddenGa naar voetnoot3), mer niet lange· soe nam die brudegom sine gemynde bruyt des nachtes toe xij uren Ende brachte sie opten wech totter hoeger stat van iherusalem, daer sie hem in ewicheit sal beschouwen van ansichte tot ansichte. - Onse lieve here hadde hoer sunderlinge grote gracie gegeven· ende die gebrukede sie alle tot sinen love en tot sijnre eren Dat een alten groten gracie was, ende ock niet vele menschen gegeven. - Dese gracie verwarf sie eenre suster na hore doet. Het was ene van onsen susteren, die alte seer gemoyt ende gequellet waert van den slaepGa naar margenoot+Dat al doer lange geduert hadde onder metten ende onder den ‖ anderen getijden· dat sie die niet betalenGa naar voetnoot4) en conde als hoer toe behoerde, om des slapes willen. Ende hijr omme soe leet sie vele van den menschen, dat hoer ock seer swaer was. Mer baven maten wast hoer swaer dat sie hoer daer niet van beteren en conde, want het en was in hore macht niet. Doe genck sie tot mater, doe sie soe cranck waert, ende clagede hoer hoer noet ❘ dat hoer ock doch wal kundich was Ende begeerde seer hertelick dat sie onsen lieven heren voer hoer bidden wolde. Doe antworde sie weder ende segede: ‘Ist dat ic macht by onsen lieven heren crijge, soe sulle gyt ontwaer warden.’Ga naar voetnoot5) Ende sie genck getroestet van hoer in gueder hapen. Niet lange na hore doet crech sie soe grote gracie vanGa naar margenoot+gode· overmyds dat gebet ende verdiensten onser ‖ weerdiger mater salomee sticken· dat sie alte male verloest waert van der temtaciënGa naar voetnoot6) des slapes.
- Op een tijt na hore doet was een suster merkelick bedrucket· dat sie alte lijdelickGa naar voetnoot7) in hoer selven was. Soe genck sij tot maters graf ende | |
[pagina 36]
| |
clagede hoer myt enen bedruckten herten hoer noet Ende begeerde hulpe van hoer by onsen lieven heren. Ende alte hant, eer sie van daer genck, waert sie gewaer der barmherticheit godes· ende waert alte male daer van verloest. - Des gelijkes geschiede ock een ander suster, die ock ynwendelike seer bedrucket was. Dese suster dede als die ander suster voer gedaen hadde· ende genck tot maters graf. Ende hoer geschiede ock gracie ende sieGa naar margenoot+waert verloest, eer sie van daer genck. Dit ende deser gelijck ge- ‖ schieden bywijlen tot horen grave. Niet lange na hore doetGa naar voetnoota) soe was een suster, die sie sach, daer sie niet wal en sliep noch niet wal en waeckte In also groter claerheit ende segede dat sie in alte groter vrouden weer ende seer wal te vreden Ende dat onse lieve here een alten nauwenGa naar voetnoot1) ondersuekerGa naar voetnoot2) der oversten weer. |
|