Zij zag naar den grond en antwoordde: ‘te huis.’
‘Te huis, en niet bij uwe zuster?’
‘Ach,’ zeide zij, ‘sedert moeder gisteren voor tien jaar hier in dit bed stierf, ben ik op kersavond niet meer uitgegaan. Gisteren zond mijne zuster mij wel eene boodschap, en toen het donker werd dacht ik er ook over om er heen te gaan; maar het oude klokje deed weêr zoo vreemd; het was alsof het wilde zeggen: doe het niet, doe het niet! Wat zoudt gij daar doen? gij moet uw kersfeest daar niet vieren!’
En zoo bleef zij dan te huis in de kleine kamer, waar zij als kind had gespeeld, waar zij later hare ouders de oogen had toegedrukt, en waar het oude klokje tikte even als toen. Maar nu, nu het zijn zin had gekregen en Martha het feestkleed, dat zij reeds voor den dag had gehaald, weêr in de kast had weggesloten, nu tikte het zoo zachtjes, zeer zachtjes, en nog zachter, ter laatste onhoorbaar.
Martha kon zich ongestoord overgeven aan de herinneringen van al de kersavonden haars levens; haar vader zat weêr in den bruinen leuningstoel; hij had het nette fluweelen mutsje weêr op en den zwarten Zondagschen rok weêr aan; ook blikten zijne ernstige oogen weêr zoo vriendelijk rond, want het was kersavond, kersavond, vele - ach zeer vele jaren geleden! Wel brandde er geen kersboom op de tafel - dat was voor rijkere menschen - maar in plaats daarvan twee lange dikke kaarsen; en deze verspreiden zulk een helder licht in de kleine kamer, dat de kinderen, wanneer zij uit het donkere voorhuis mochten binnenkomen, hunne hand voor de oogen moesten houden. Dan gingen zij naar de tafel, maar, naar den regel van het huis, bedaard en stil, en zagen dan wat voor hen bestemd was. Wel was het geen duur speelgoed, ook geen goedkoop; maar alleen nuttige of noodzakelijke voorwerpen: een kleedingstuk, een paar schoenen, eene lei, een kerkboekje en dergelijke meer; maar de kinderen waren toch zeer gelukkig met hunne lei en met hun nieuw kerkboek, en de een na den ander ging naar vader om zijne hand te kussen, terwijl hij met een tevreden lachje op 't gelaat in zijn leuningstoel bleef zitten. Moeder, met haar goedig, vriendelijk gelaat, bond hun de nieuwe boezelaars voor en schreef op de nieuwe lei cijfers en letters, die zij moesten naschrijven. Maar veel tijd had zij niet, zij moest naar de keuken om appelkoeken te bakken, want dat was op