Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1867
(1867)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 654]
| |||||||||||||||||||||||
De suiker.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 655]
| |||||||||||||||||||||||
millioenen handen middellijk of onmiddellijk werk verschaft en de inkomsten van vele staten met millioenen schats vermeerdertGa naar voetnoot1). Van dit belangrijk product willen wij in de volgende bladzijden kortelijk den oorsprong en de bereiding nagaan. Men vindt, zoowel in het plantenrijk als in het dierenrijk, een groot aantal soorten van suiker, die wij hier niet alle zullen opnoemen, doch waarvan wij slechts de hoofdsoorten vermelden willen. Deze zijn: 1o. de rietsuiker; 2o. de druiven- of kruimel-suiker, ook glycose genoemd; 3o. de slijmsuiker, en 4o. de melksuiker. De eerstgenoemde, de rietsuiker, is die suikersoort, welke in het dagelijksch leven zoo algemeen gebruikt wordt en aan iedereen, althans eenigermate, bekend is. Wij zullen ons voornamelijk met de suikerbereiding bezig houden, doch achten het niet ongepast, een enkel woord over elk dezer suikersoorten te laten voorafgaan. A. De rietsuiker. - In het sap van zeer verschillende planten komt, nevens een groot aantal andere stoffen, suiker voor, doch deze suiker kan van zeer verschillende geaardheid zijn. Het zijn de drie eerste, zoo even genoemde suikersoorten, de rietsuiker, de druivensuiker, en de slijmsuiker, welke in plantensappen, meest in opgelosten staat, voorkomen. Het minst algemeen verbreid is wel de rietsuiker; en de reden hiervan is, dat de rietsuiker door alle zuren veranderd wordt in de derde hierboven genoemde suikersoort, in slijmsuiker. Rietsuiker kan derhalve niet voorkomen in die plantendeelen, welke zuur van smaak zijn. Toch is het aantal planten, waarin zij voorkomt, nog vrij aanzienlijk. Zoo vindt men rietsuiker in het suikerriet, in de beetwortelen, in de gele en witte peen, in rapen, in sommige palmen, in herken en ahorn-boomen, in de stengels van de maïs of Turksche tarwe, in meloenen, hazelnoten, walnoten, amandelen, enz. Maar de hoeveelheid rietsuiker, die in deze planten of plantendeelen voorkomt, is zeer verschillend. Alleen daar, waar die hoeveelheid groot is, laat zij zich met voordeel daaruit afzonderen; en dit is inzonderheid het geval bij het suikerriet, de beetwortelen, den Oost-Indischen dadelpalm, den Noord-Amerikaanschen suikerahorn, en de Mexikaansche maïs. Deze vijf planten zijn het hoofdzakelijk welke de verbazende hoeveelheid rietsuiker opleve- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 656]
| |||||||||||||||||||||||
ren, die tegenwoordig door de beschaafde wereld wordt verbruikt, eene hoeveelheid, die jaarlijks meer dan 3000 millioen Ned. ponden bedraagt. In zuiveren staat is de rietsuiker wit van kleur en gemakkelijk in water oplosbaar. Eén pond koud water kan drie ponden rietsuiker oplossen, en één pond heet water nog veel meer. Door langzame verdamping der oplossing kan de rietsuiker kristalliseren, en vormt dan heldere, kleurlooze kristallen, die onder den naam van kandijklontjes algemeen bekend zijn. Opmerkelijk zijn de veranderingen, die de rietsuiker bij verhitting ondergaat. Verwarmt men ze namelijk tot 160o van den honderddeeligen thermometer, dan smelt ze, en gaat bij bekoeling over in eene min of meer doorzigtige massa, die onder den naam van gerstesuiker of sucre d'orge in den handel voorkomt, en door de banketbakkers veel gebruikt wordt, b.v. ter vervaardiging der zoogenaamde ulevellen. De naam gerste-suiker is afkomstig van de voormalige gewoonte, om bij het toebereiden dezer suiker een weinig gerstewater daarbij te voegen alvorens ze verhit wordt. Verhit men de rietsuiker tot omstreeks 210o, dan wordt ze, terwijl er water ontwijkt, bruin, en eindelijk zwart; deze zwarte massa draagt den naam van caramel, een ligchaam dat bitter van smaak is en onder den naam van koffijstroop als toevoegsel bij de koffij gebruikt wordt. Bij verdere verhitting wordt de rietsuiker geheel ontleed, en laat eindelijk zwarte, zeer porenze koolstof over. Onder verschillende omstandigheden kan de rietsuiker veranderd worden in slijmsuiker, d.i. in eene suikersoort, die niet voor kristallisatie vatbaar is (zie hieronder). Deze omstandigheden zijn voor de suikerbereiding van groot belang, en daarom willen wij de voornaamste daarvan opnoemen. Rietsuiker gaat in slijmsuiker over door langdurige koking met water; veel sneller geschiedt deze verandering wanneer er tevens het een of ander zuur aanwezig is, terwijl zuren ook bij de gewone temperatuur, hoewel langzamer, de rietsuiker in onkristalliseerbare suiker veranderen; eindelijk bezitten ook de eiwitachtige ligchamen het vermogen om deze verandering tot stand te brengen. Wanneer wij over de bereiding der rietsuiker handelen komen wij hierop terug; terwijl wij daarbij tevens nog gelegenheid zullen hebben, met andere scheikundige eigenschappen der rietsuiker kennis te maken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 657]
| |||||||||||||||||||||||
De rietsuiker is van alle suikersoorten de zoetste; zij komt in sommige planten in aanzienlijke hoeveelheid voor, en zij laat zich vrij gemakkelijk in zuiveren staat afzonderen. In deze drie redenen is wel de oorzaak gelegen, dat juist deze boven andere suikersoorten zoo algemeen in gebruik is. B. De druivensuiker, zoo genoemd omdat zij o.a. in de druiven voorkomt, vormt een hoofdbestanddeel van het sap van vele vruchten. In de rijpe druif komt zij opgelost voor; wordt echter de druif gedroogd, dan scheidt de druivensuiker zich af, en vormt dan de kleine zoete korrels, die men in de rozijnen aantreft. Behalve in de druiven vindt men deze suikersoort, gelijk wij reeds zeiden, in een groot aantal vruchten, en daarenboven in de honigbakjes van vele bloemen, alsmede in het witte poeder, dat de oppervlakte van gedroogde pruimen en vijgen bedekt; zij maakt een hoofdbestanddeel uit van den honig, en kan ook kunstmatig uit andere plantaardige stoffen, b.v. uit zetmeel, bereid worden. Eindelijk komt deze suikersoort ook in kleine hoeveelheid in de lever der gewervelde dieren voor, en bij de zoogenoemde suikerziekte (diabetes mellitus) ook in andere ligchaamsdeelen. - De honig bestaat uit een mengsel van twee suikersoorten, namelijk druivensuiker en de straks te bespreken slijmsuiker; beide zijn in den honig van plantaardigen oorsprong, daar de werkbijen ze verzamelen uit de honigbakjes der bloemen, ofschoon het waarschijnlijk is dat de suiker in den zoogenoemden honigzak der bijen eenige verandering ondergaat. De druivensuiker laat zich zeer gemakkelijk uit den honig afzonderen. Wanneer men namelijk honig eenigen tijd bewaart, kristalliseert de druivensuiker er uit, hetgeen oorzaak van het dik worden van den honig is. Perst men nu dien verdikten honig in een linnen zakje uit, zoo houdt men de gekristalliseerde druivensuiker daarin over, terwijl de vloeibare slijmsuiker er als een dikke stroop uitvloeit. Behalve deze beide suikersoorten bevat de honig steeds eenige gekleurde en riekende zelfstandigheden, die afkomstig zijn van de bloemen waaruit de bij ze gehaald heeft. Deze ingemengde stoffen zijn oorzaak, dat de honig een eigenaardigen smaak en geur bezit, die niet aan de zuivere suikersoorten toekomen, terwijl die smaak en geur, en evenzoo de kleur, verschillen kunnen naar gelang van de bloemen, waaruit de honig is verzameld, en naar de landstreek, van waar hij afkomstig is. Van daar de groote roem, dien de honig van den berg Ida op het eiland Candia sints | |||||||||||||||||||||||
[pagina 658]
| |||||||||||||||||||||||
langen tijd heeft bezeten. Van daar ook de geur van den honig uit de omstreken van Narbonne, in het zuiden van Frankrijk aan de oevers der Middellandsche zee, van den honig van Chamouny in Savoye, en van dien der Engelsche hooge veenen, waar de gewone heide zoo welig tiert en bloeit. Wie den Schwarzwald bezocht weet het bij ondervinding, dat de honig, dáár verkregen en dáár zoo algemeen in gebruik, in geur en smaak verre onderdoet voor onzen gewonen, inlandschen honig, die grootendeels uit de bloeijende boekweit en in het najaar ook uit de bloeijende heide verkregen wordt. Somtijds bezitten deze vreemde zelfstandigheden bedwelmende eigenschappen, waardoor het gebruik van den honig schadelijk wordt; dit is b.v. het geval met den honig van Trebizonde in Klein-Azië, die hoofdpijn, braking en zelfs eene soort van bedwelming kan veroorzaken. Deze honig wordt voor een deel verkregen uit de bloemen eener soort van Azalea (Azalea pontica), die vergiftige eigenschappen bezit. Het was waarschijnlijk deze honig, die de krijgslieden van Xenophon vergiftigde, gelijk hij zelf vermeldt bij den terugtogt der Tien DuizendGa naar voetnoot1). De bekende reiziger en natuuronderzoeker Auguste de St. Hilaire werd eens in Brazilië ongesteld, nadat hij honig gegeten had, die door eene daar inlandsche bij uit vergiftige planten verzameld wordt. Boven zeiden wij reeds dat ook uit andere plantaardige stoffen, zoo als zetmeel, druivensuiker kan verkregen worden. Zetmeel is eene stof, die in bijna alle zaden en in vele andere plantendeelen voorkomt; aardappelenmeel b.v. is bijna zuiver zetmeel, en stijfsel evenzoo. Uit deze beide stoffen kan men nu gemakkelijk druivensuiker verkrijgen, door ze slechts eenige uren met zeer verdund zwavelzuur te koken. De aldus verkregen druivensuiker wordt, naar hare bereiding, aardappelsuiker of stijfselsuiker genoemd; het is echter volkomen hetzelfde ligchaam als de korrelige suiker der rozijnen. De aardappelsuiker wordt gebruikt ter verzoeting of ook ter vervaardiging van geestrijke dranken, en tot beide doeleinden worden jaarlijks op het vaste land van Europa groote hoeveelheden aardappelmeel verwerkt. Eene sterke oplossing dezer aardappelsuiker draagt den naam van aardappelstroop, die veelvuldig door banketbakkers wordt aangewend, terwijl de brandewijn, die er uit gestookt wordt, vooral in het noorden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 659]
| |||||||||||||||||||||||
van Europa, veel gebruikt wordt. In Engeland echter is de bereiding van aardappelsuiker verboden. - In plaats van zetmeel kan men tot het vervaardigen dezer suikersoort ook andere plantaardige stoffen bezigen, b.v. papier, katoenen en linnen lompen, houtzaagsel, enz. Men heeft deze stoffen slechts met verdund zwavelzuur te koken, om ze in druivensuiker te veranderen; maar de verandering geschiedt hier veel langzamer dan bij zetmeel, zoodat de koking veel langer moet worden voortgezet. Zetmeel is dan ook het eenige ligchaam, waarop deze wijze van suikerbereiding tot nog toe met voordeel is toegepast. De druivensuiker nu, zij moge uit druiven of andere vruchten, uit honig of uit zetmeel verkregen zijn, bezit de volgende eigenschappen. Het is een wit ligchaam, dat natuurlijk zoet van smaak is: doch veel minder zoet dan de gewone of rietsuiker. Om aan eene gelijke hoeveelheid water een even zoeten smaak meê te deelen heeft men ongeveer 2½ maal zooveel druivensuiker als rietsuiker noodig. Van daar ook de zooveel grootere waarde, die de zoetere rietsuiker voor het dagelijksch leven bezit. De druivensuiker kristalliseert meestal in kleine korrels, en wordt daarom ook wel kruimelsuiker genoemd. Door toevoeging van gist en water ondergaat de druivensuiker eene eigenaardige ontleding, waaraan men den naam van gisting geeft; de suiker wordt daarbij ontleed in koolzuur, dat als gas ontwijkt, en in alkohol, die met water vermengd terugblijft. Men verkrijgt daarbij dus een geestrijk vocht, dat òf als zoodanig gebruikt wordt, òf dat verder aan de lucht wordt blootgesteld, waarbij het voeht zuur wordt en dan zuren wijn of wijn-azijn oplevert. C. De slijmsuiker onderscheidt zich van alle andere suikersoorten doordien zij niet kristalliseren kan. Daar zij in vele vruchten voorkomt, wordt zij ook niet-kristalliseerbare vruchtensuiker genoemd. Zij komt in vele plantendeelen voor, opgelost in het sap, doch vooral in rijpe vruchten, dikwijls nevens druivensuiker, en het meest in die vruchten, welke een zuren smaak bezitten. Het is deze vermenging van zuur en zoet, die veel tot de verfrisschende hoedanigheden dier vruchten bijdraagt. In water opgelost vormt deze suikersoort de stroop. Rietsuiker gaat door langdurige koking met water, en veel sneller door koking met verdunde zuren of met eiwitstoffen, in deze niet kristalliseerbare suiker over, gelijk wij boven reeds vermeldden. Dat de slijmsuiker voorkomt in het vloeibaar blijvende deel van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 660]
| |||||||||||||||||||||||
den honig, hebben wij mede boven reeds opgemerkt. Even als de druivensuiker kan ook de slijmsuiker gemakkelijk gisten, en dus een alkoholisch vocht opleveren; en daar de rietsuiker, zoo als wij zagen, gemakkelijk in slijmsuiker kan veranderd worden, zoo volgt hieruit, dat ook de rietsuiker indirect voor gisting vatbaar is. In het dagelijksch leven wordt de slijmsuiker alleen gebruikt als stroop, die in den regel bruin is gekleurd door ingemengde stoffen. Zij is dan ontstaan uit rietsuiker. Uit de vruchten wordt noch de slijmsuiker noch de druivensuiker voor dagelijksch gebruik afgezonderd, omdat die afzondering tamelijk moeijelijk is, en het voordeeliger uitkomt de vruchten, versch of gedroogd, als zoodanig te gebruiken, of wel er wijn uit te bereiden. D. De melksuiker is eene bijzondere suikersoort, die voorkomt in de melk der zoogdieren, vooral van die, welke zich met plantaardig voedsel voeden. Zij is oorzaak van den zoeten smaak der melk, en wordt hieruit afgezonderd, nadat de kaasstof verwijderd is; men laat dan namelijk de overblijvende wei zachtjes verdampen tot op eene kleine hoeveelheid, en ze dan afkoelen, waarbij de melksuiker kristalliseert. In Zwitserland is men gewoon stokjes te leggen in de ingedampte wei; de melksuiker zet zich dan voornamelijk af op deze stokjes, zoodat deze met eene dikke laag van kleine kristalletjes bedekt worden. De melksuiker is veel minder oplosbaar in water dan de rietsuiker, en tevens veel minder zoet van smaak; neemt men een weinig poeder van melksuiker in den mond, zoo is de eerste gewaarwording als of men zand in den mond genomen had. Van daar dat zij weinig of niet tot huishoudelijk gebruik wordt aangewend, behalve in die streken waar zij bereid wordt, zoo als in Zwitserland en in enkele andere landen, waar veel kaas gemaakt wordt. In de geneeskunde wordt zij nu en dan gebruikt. - Door toevoeging van gist kan de melksuiker ook, hoewel langzaam, in gisting overgaan en daarbij alkohol opleveren. In Perzië en Tartarije wordt op deze wijze uit de melk van merries en ezelinnen, in welke beide nog meer melksuiker voorkomt dan in de koemelk, een geestrijke drank bereid, in die landen onder den naam van kumiss bekend. Onder bepaalde omstandigheden kan de melksuiker veranderd worden in een zuur ligchaam, dat den naam van melkzuur draagt. Deze verandering grijpt o.a. plaats, wanneer men versche melk | |||||||||||||||||||||||
[pagina 661]
| |||||||||||||||||||||||
eenigen tijd aan zich zelve overlaat, en alzoo wordt dezelfde stof, die aan de melk haar zoeten smaak verleent, later oorzaak van hare zuurheid.
Na dit korte overzigt der voornaamste suikersoorten wenden wij ons weder tot de rietsuiker, alzoo genoemd, omdat zij sints vele eeuwen uit het zoogenoemde suikerriet wordt afgezonderd. Boven vermeldden wij reeds, dat deze suikersoort in verschillende planten voorkomt, doch dat er slechts vijf planten zijn, waaruit deze suiker in het groot wordt afgezonderd. Naar de plant, waaruit ze verkregen is, spreekt men zoo van rietsuiker, beetwortelsuiker, palm- of dadelsuiker, ahornsuiker en maïssuiker. In zuiveren staat zijn echter al deze suikers volkomen aan elkander gelijk, zoodat zij in geen enkel opzigt van elkander te onderscheiden zijn. Wij zullen bij de bereiding van elk dezer suikersoorten stilstaan, doch zullen daarbij het uitvoerigst handelen over de rietsuiker en de beetwortelsuiker, daar deze beide verreweg de hoofdmassa uitmaken van de suiker, die in den handel voorkomt, en zij daarenboven voor ons, Nederlanders, ook om andere redenen van het meeste belang zijn. | |||||||||||||||||||||||
I. Suiker uit suikerriet.Omstreeks drie vierde van al de suiker, die in den handel voorkomt, is afkomstig van het suikerriet. Deze plant, ofschoon thans op zeer uitgebreide schaal in Amerika aangekweekt, behoort oorspronkelijk in de Oude Wereld te huis. De oude Grieken en Romeinen kenden haar zoo goed als niet; doch in oostelijk Azië was zij reeds in de vroegste tijden algemeen bekend. In Oost-Indië en in China schijnt zij reeds zeer vroeg aangekweekt te zijn ter verkrijging van suiker. Door de veroveringstogten der Arabieren werd zij in westelijk Azië, in Afrika en in Zuid-Europa verspreid, en door de kruistogten geraakte de suiker ook in Midden-Europa bekend, terwijl het suikerriet zelf door de kruisvaarders werd overgeplant naar Cyprus, Candia, Malta en Sicilië. Van Sicilië bragten de Spanjaarden en Portugezen het suikerriet naar de Azorische en de Canarische eilanden en de eilanden van het Groene Voorgebergte. Dit was omstreeks het jaar 1420. Van de Canarische eilanden uit werd het, kort na de ontdekking | |||||||||||||||||||||||
[pagina 662]
| |||||||||||||||||||||||
van Amerika, overgebragt naar St. Domingo, en van daar over West-Indië en Brazilië verspreid; en thans is het in tropisch Amerika eene der meest verbreide kultuurplanten. Hoofdzakelijk wordt het in Amerika aangekweekt op de eilanden van den West-Indischen archipel, in Suriname, op vele plaatsen in Brazilië, in Mexico, en, hoewel eerst sints de vorige eeuw, ook in de zuidelijkste der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. In Azië kweekt men het suikerriet in Voor- en Achter-Indië, in zuidelijk China, op Java en vele andere eilanden tusschen of in de nabijheid van de keerkringen. In Europa wordt het alleen op Sicilië en op enkele plaatsen in het zuiden van Spanje verbouwd. Aanvankelijk werd het zoete sap van het suikerriet slechts als zoodanig gebruikt; eerst later leerde men daaruit de suiker in vasten staat afscheiden. Tot aan de 15de eeuw behoorde suiker onder de zeldzaamheden, en werd slechts als curiositeit of als geneesmiddel gebruikt. Eerst in de 16de eeuw, toen men het riet beter leerde uitpersen en de suiker in zuiveren staat leerde afzonderen, kwam de suiker algemeener in gebruik; weldra hield zij op slechts een artikel van weelde te zijn, en thans behoort zij onder de meest algemeen verspreide plantaardige stoffen. Het suikerriet (Saccharum officinarum) heeft den naam van riet gekregen door zijne oppervlakkige overeenkomst met de gewone rietsoorten. In botanischen zin is deze benaming echter onjuist, daar de plant behoort tot de familie van de Grassen, waarvan zij een der grootste vormen uitmaakt. Het is bepaaldelijk de bloem, uit een wijde pluim bestaande, die aan onze gewone grassen, wanneer zij in bloei staan, herinnert. Alleen bereikt het suikerriet eene veel aanzienlijker grootte dan eenige in ons land te huis behoorende grassoort. Naar gelang van de groeiplaats bereikt het eene hoogte van 3-5 Ned. ellen, terwijl de stengel der volwassen plant meestal 4-5 Ned. duimen dik is. De bladeren, in vorm veel gelijkende op de bladeren van ons gewone riet, zijn op verschillende hoogten, bij de zoogenoemde knoopen, aan den stengel bevestigd, en bereiken eene lengte van 7-12 palm. De stengel is geelachtig groen of blaauw, soms ook geel of violet van kleur. Het beste klimaat voor het suikerriet is daar, waar de gemiddelde temperatuur 75o-77o Fahr. bedraagt; maar het kan ook met voordeel worden aangekweekt, waar de gemiddelde temperatuur niet hooger is dan 66o-68o Fahr. Van daar dat het, ofschoon verreweg het meeste suikerriet tusschen de keerkringen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 663]
| |||||||||||||||||||||||
wordt gekweekt, toch ook buiten de keerkringen met voordeel kan worden verbouwd, zoo als b.v. op sommige plaatsen in zuidelijk Europa. Men kweekt het ook op vrij aanzienlijke hoogten, zoo als op het bergland van Nepaul in Indië ter hoogte van 4500 voeten, en op de vlakten van Mexiko ter hoogte van 4000-6000 voeten boven de oppervlakte der zee. Het zaad wordt echter, zelfs in de warmste streken, slechts zelden rijp. De gewone wijze van voortplanting is door middel van stekken, en verbouwt men het riet ter verkrijging van suiker, dan laat men de plant zelden in bloei komen. Gewoonlijk worden de stengels afgesneden, wanneer zij 12 of 14 maanden oud zijn. Gelijk van bijna alle sedert lang aangekweekte planten, zoo zijn er ook van het suikerriet vele verscheidenheden, waarbij wij echter niet verder zullen stilstaan. De eene verscheidenheid past beter voor deze, eene andere voor gene luchtstreek en grondsgesteldheid. Die, welke het zoetste sap en dat in de grootste hoeveelheid oplevert, wordt, zoo zij voor de luchtstreek en den bodem geschikt is, het meest op prijs gesteld. De hoedanigheid van het sap verschilt naar de verscheidenheid van het riet, naar den aard van den grond, naar de wijze van aankweeking en naar de weêrsgesteldheid. Terwijl b.v. het rijpe suikerriet op de West-Indische eilanden 18-22 percent rietsuiker bevat, komt in Louisiana slechts 12-14 percent rietsuiker in het riet voor, hetgeen hoofdzakelijk het gevolg is van het minder warme klimaat in laatstgenoemde streek. De gemiddelde zamenstelling van rijp suikerriet is de volgende:
Daar bij volkomene uitpersing van het riet slechts de houtvezelen terugblijven, bevat het riet alzoo gemiddeld 90 percent sap, waarvan ongeveer één vijfde deel suiker is. De bewerkingen nu, die verrigt moeten worden, om uit het riet de suiker te verkrijgen, zijn: 1o. het uitpersen, en 2o. het klaren en indampen van het sap. Door middel van deze bewerkingen verkrijgt men de ruwe of bruine suiker, die 3o. door het zoogenoemde raffineren gezuiverd wordt. Wij zullen trachten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 664]
| |||||||||||||||||||||||
van elke dezer bewerkingen een denkbeeld te geven, doch zullen de laatste, het raffineren, eerst bij de behandeling der beetwortelsuiker bespreken, daar bij deze het raffineren op nagenoeg dezelfde wijze geschiedt. Nadat het suikerriet digt bij den grond is afgesneden wordt het van den top en van de bladeren ontdaan; de top bevat steeds veel minder suiker dan het onderste deel van den stengel, en wordt in den regel als stek voor eene nieuwe plant gebezigd. Het afgesnedene riet moet nu zoo spoedig mogelijk naar de pers-machine gebragt worden, daar anders het suikergehalte spoedig aanmerkelijk vermindert. De perstoestel (zie Fig. 1) bestaat uit drie stevige, holle rollen of walsen a, b, c van gietijzer, die horizontaal in een gietijzeren stel zijn bevestigd.Fig. 1.
Door middel van de schroeven i, i kunnen de walsen a, b, c op grooter of kleiner afstand van elkander gebragt worden. Een der walsen wordt door de eene of andere beweegkracht rondgedraaid, en deze ronddraaijende beweging wordt door middel van drie getande raderen, die aan de assen der ijzeren walsen bevestigd zijn, aan de beide andere walsen meêgedeeld. Het riet wordt nu langs het hellende vlak d d naar de walsen geschoven, en komt eerst tusschen de walsen a en c, waar het slechts matig gedrukt wordt, doch voldoende om een groot deel van het sap te doen uitvloeijen. Langs het gebogene blikken stuk n wordt het riet verder gevoerd tot tusschen de rollen b en c, die iets digter bij elkander zijn geplaatst en dus het riet eene sterkere persing doen ondergaan dan a en c. Het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 665]
| |||||||||||||||||||||||
uitgeperste sap yerzamelt zich in den bak g g en vloeit door de goot h naar een grooteren vergaarbak. Het uitgeperste riet draagt den naam van bagasse, en wordt doorgaans, na gedroogd te zijn, als brandstof gebruikt. Het aldus verkregen sap moet nu zoo spoedig mogelijk verder bewerkt worden, daar het bij blootstelling aan de lucht spoedig zuur wordt; en boven hebben wij reeds gezien (bladz. 633) dat de rietsuiker (om wier afscheiding het hier alleen te doen is) door zuren en door eiwitachtige ligchamen gemakkelijk overgaat in onkristalliseerbare suiker. Eiwitstoffen komen er van nature in het sap voor, en zuren ontstaan er spoedig in; beide stoffen moeten dus zoo spoedig mogelijk verwijderd worden. Dit geschiedt nu door het sap te koken onder toevoeging van eene kleine hoeveelheid kalk. Men noemt deze bewerking het klaren. De kalk verbindt zich namelijk met de zuren en neemt dus hunne schadelijke werking weg, terwijl zij tevens de eiwitstoffen doet stollen en met deze eene dikke laag schuim aan de oppervlakte vormt. Dit schuim wordt met een lepel afgeschept, en deze bewerking wordt herhaald zoo lang er zich bij het verdampen van het vocht nog schuim vormt. Nadat de grootste hoeveelheid schuim is afgeschept, wordt het sap in een anderen ketel of kookpan gebragt en hierin door middel van vuur aan het koken gehouden, totdat het vocht genoegzaam is verdampt om te kristalliseren. Men laat het dan in houten bakken vloeijen, waarin het afkoelt en kristalliseert; de bodem dier bakken is doorboord met een groot aantal kleine gaatjes, welke met stukjes suikerriet zijn digtgestopt. Na verloop van 24 uren, wanneer alles in eene korrelige massa is veranderd, neemt men de stukjes suikerriet in den bodem weg, en laat alzoo het niet gekristalliseerde gedeelte afvloeijen, terwijl de gekristalliseerde suiker in de bakken terugblijft. Het afvloeijende vocht draagt den naam van melasse en is niets anders dan eene zeer donker gekleurde stroop. Meestal zijn er 14 dagen, doch somtijds 5 of 6 weken noodig, voordat de melasse genoegzaam is uitgelekt. De gekristalliseerde suiker wordt in vaten gepakt, en als ruwe of ongeraffineerde suiker in den handel gebragt. Zij draagt ook den naam van moscovade, en is meestal donkerbruin van kleur. Voor dat wij verder gaan willen wij echter eerst een vlugtigen blik werpen op de hoeveelheid suiker, die bij de zoo even beschreven bewerkingen verloren gaat, eene hoeveelheid, die zeer | |||||||||||||||||||||||
[pagina 666]
| |||||||||||||||||||||||
aanzienlijk is, daar van de 18 percent suiker, die gemiddeld in het suikerriet voorkomen, gewoonlijk niet meer dan 6 of 7 percent als gekristalliseerde suiker in den handel komt. In de eerste plaats ontstaat een aanzienlijk verlies, doordien het onmogelijk is al het sap uit het riet te persen. Van de 90 percent sap, die in het suikerriet voorkomen, wordt er in den regel slechts 60 percent uitgeperst, zoodat daardoor reeds dadelijk ⅓ van al de suiker, die in het rijpe riet voorkomt, verloren gaat. Maar ook bij de volgende bewerkingen gaat eene aanzienlijke hoeveelbeid suiker verloren. In weêrwil van het toevoegen der kalk ter opheffing van de schadelijke werking dèr zuren, en van het verwijderen der eiwitstoffen door koken en afscheppen van het schuim, gaat toch door deze een vrij aanzienlijk deel der rietsuiker over in onkristalliseerbare suiker; en dit geschiedt in nog sterker mate door het langdurige koken, dat noodig is om het water van het sap te doen verdampen. Eindelijk gaat er veel suiker verloren door het afscheppen van het schuim, terwijl de overblijvende stroop niet alleen onkristalliseerbaare suiker, maar ook nog niet gekristalliseerde rietsuiker bevat. Het totale verlies laat zich gemiddeld op de volgende wijze voorstellen: Van de 18 percent suiker, die het riet bevat, blijft
Dit aanzienlijk verlies zou echter op verschillende wijzen veel kunnen verminderd worden; en werkelijk zijn in den laatsten tijd op Java en op andere plaatsen reeds aanzienlijke verbeteringen bij de afzondering der suiker aangebragt. Door eene verbeterde inrigting der walsen kan, in plaats van 60 percent, 70-75 percent sap uit het riet uitgeperst worden. Het klaren van het sap kan veel verbeterd worden door, in plaats van kalk, gebruik te maken van zwaveligzure kalk, een zout, hetwelk het groote voordeel oplevert, dat het nevens kalk ook zwaveligzuur bevat, hetwelk bekend is door zijn vermogen om de gisting tegen te gaan. Het afschuimen kan vermeden worden door het sap, voordat het gekookt wordt, te filtreren door dierlijke kool. Het indampen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 667]
| |||||||||||||||||||||||
van het geklaarde sap kan geschieden door verwarming met stoom (in plaats van den ketel, waarin zich het sap bevindt, onmiddellijk aan het vuur bloot te stellen), en men kan de verdamping zeer bespoedigen en tevens bij eene lagere temperatuur doen plaats hebben, door gebruik te maken van luchtledige ruimten. Eindelijk kan men de stroop van de gekristalliseerde suiker spoediger scheiden door aanwending der middelpuntvliedende kracht, en alzoo een aanzienlijk tijdverlies besparen, en ook uit die stroop kan men nog eene aanzienlijke hoeveelheid gekristalliseerde suiker verkrijgen. Deze en andere verbeteringen zijn op enkele plaatsen in den laatsten tijd reeds geheel of gedeeltelijk aangebragt, en daardoor is de suiker-productie aanmerkelijk geklommen; doch het is er verre van daan, dat deze verbeteringen reeds algemeen in toepassing zouden zijn gebragt. Ware dit reeds het geval, de suikerplantages in Engelsch West-Indië zouden de dubbele hoeveelheid suiker kunnen voortbrengen van die welke zij thans opleveren. Ook Java belooft, ofschoon daar in dit opzigt reeds veel verbeterd is, bij algemeene toepassing der door de scheikunde aangegeven verbeteringen, nog veel meer suiker op te leveren dan thans het geval is. De melasse of stroop, die als nevenproduct bij de suikerbereiding verkregen wordt, is eene zeer donker bruine, taaije en kleverige vloeistof van zeer zoeten smaak. Zij bestaat uit water waarin rietsuiker en slijmsuiker zijn opgelost, en waarin zich daarenboven een groot deel der zouten van het sap en verschillende bruin gekleurde stoffen bevinden, die ontstaan zijn tijdens de indamping. Deze melasse wordt tot verschillende doeleinden aangewend. Op Java wordt ze door de inlanders als toevoegsel bij het eten gebruikt, of wel men gebruikt ze ter bereiding van een geestrijk vocht. De melasse gaat namelijk, nadat ze met water verdund is, zeer gemakkelijk in gisting over; het gegiste vocht wordt gedestilleerd, en het gedestilleerde onder den naam van rum in den handel gebragt. Het is vooral in West-Indië, dat de melasse tot laatstgenoemd doel wordt aangewend. De rum is een mengsel van water en alkohol, waarin daarenboven verschillende geurige stoffen in kleine hoeveelheid voorkomen, die oorzaak zijn van den eigenaardigen geur en smaak van de rum. Deze geurige stoffen ontstaan bij de gisting uit zekere bestanddeelen der melasse; en daar de melasse van verschillende plaatsen niet volkomen dezelfde zamenstelling heeft, zijn ook alle rumsoorten niet even geurig. De beste komt van de eilanden Jamaica en Martinique. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 668]
| |||||||||||||||||||||||
Wat de overige nevenproducten bij de suikerbereiding aangaat, namelijk het uitgeperste riet en het afgeschepte schuim, ook deze worden nog benuttigd. Het uitgeperste riet of de bagasse wordt, gelijk wij boven reeds vermeldden, als brandstof gebruikt; het schuim, waarin nog zeer veel suiker bevat is, wordt òf met de melasse ter bereiding van rum aangewend, òf wel als meststof gebruikt. In het voorgaande hebben wij alzoo kortelijk nagegaan, op welke wijze de ruwe, bruine suiker uit het suikerriet verkregen wordt. Zij wordt slechts voor een zeer klein deel in dezen toestand gebruikt; verreweg het grootste deel wordt door het raffineren gezuiverd, en als witte suiker genuttigd. De ruwe suiker (moscovade) wordt in kisten of vaten uit Oost- en West-Indië naar Europa gevoerd, en grootendeels daar geraffineerd. In de laatste jaren is men ook begonnen dit op Java te doen. Hoe dit raffineren geschiedt zullen wij later zien, nadat wij eerst de bereiding der riefsuiker uit andere planten zullen beschreven hebben. Uit het suikerriet wordt tegenwoordig jaarlijks omstreeks 2400 millioen Ned. ponden suiker verkregen. Hieronder is niet begrepen de hoeveelheid suiker, die als sap van het riet door de inlanders in de tropische gewesten verbruikt wordt, eene hoeveelheid, die zeer aanzienlijk is, daar het gebruik van het versche sap in die landen zeer algemeen is; en evenmin is onder de opgegeven hoeveelheid begrepen de suiker, die als afval (stroop, enz.) door de inboorlingen direct wordt genuttigd; de beide laatstgenoemde hoeveelheden laten zich natuurlijk niet in cijfers uitdrukken. Van de genoemde 2400 millioen Ned. ponden worden voortgebragt inGa naar voetnoot1):
enz. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 669]
| |||||||||||||||||||||||
II. Palm- of dadelsuiker.Behalve uit het suikerriet wordt in de heete luchtstreek ook suiker verkregen uit sommige palmboomen. De zoogenoemde bloemkolf of spadix der meeste palmen bevat, vooral voordat de bloem geheel ontwikkeld is, eene groote hoeveelheid zoet sap, waarin dezelfde suikersoort als in het suikerriet voorkomt. De hoeveelheid suiker, die in dit sap bevat is, bedraagt somtijds 20 percent. Om het sap te verzamelen wordt de top der nog niet geopende bloemkolf afgesneden, en het overblijvende deel, dat nog aan den stam bevestigd is, met een stokje zacht geklopt en in benedenwaartsche rigting vastgebonden; het uitvloeijende sap wordt in een houten of bamboezen bak opgevangen. Dit sap wordt in Oost-Indië door de Indianen callou, door de Engelschen toddy genoemd. Het uitvloeijen van het sap gaat gedurende verscheidene dagen, soms vier of vijf weken lang, voort, gedurende welken tijd men slechts nu en dan van het uiteinde der bloemkolf, dat allengs verdroogt, een dun schijfje heeft af te snijden om het uitvloeijen op nieuw te doen beginnen. Elken morgen wordt het sap, dat den vorigen dag en nacht uit de bloemkolf gevloeid is, verzameld. Uit één goed ontwikkelden palmboom worden op deze wijze gemiddeld jaarlijks 250 kannen sap verkregen. Het verzamelde sap wordt nu, na toevoeging van een weinig kalk, boven het vuur verdampt tot het eene strooperige massa geworden is; deze wordt in ledige kokos-schalen gegoten, waarin, bij afkoeling, de suiker kristalliseert. Is de massa geheel koud geworden zoo wordt de kokos-schaal omgekeerd, en men heeft nu ronde klompen suiker, die bruin van kleur is. Deze klompen worden boven het vuur zachtjes gedroogd, in bladeren gewikkeld, en zoo in den handel gebragt. Op het vaste land van Indie is deze suiker onder den naam van jagre of jaggery bekend. Op de beschrevene wijze wordt uit verschillende palmsoorten suiker verkregen. Uit den kokospalm (Cocos nucifera) geschiedt dit in verschillende streken van Voor-Indië, vooral aan de kust van Coromandel en in Guzerate, en voorts op Ceilon, de Maldivische eilanden, de Molukken en vele eilanden van de Stille Zuidzee; in Bengalen vooral uit den dadelpalm (Phoenix | |||||||||||||||||||||||
[pagina 670]
| |||||||||||||||||||||||
dactylifera); op Java en de Molukken uit den sagopalm (Sagus Rumphii), enz. Dat de bloemkolf der palmen een zoet sap bevat is aan alle volkeren bekend, in wier vaderland palmen groeijen; en overal waar deze voorkomen wordt dit sap als verzoetingsmiddel gebruikt. Op Java geven de inlanders aan de palmsuiker de voorkeur boven de suiker uit suikerriet. - Op vele eilanden van den Oost-Indischen archipel wordt het sap der palmen niet verzameld om suiker te verkrijgen, maar ter bereiding van een geestrijk vocht; het sap gaat namelijk gemakkelijk in gisting over, en levert dan een door de inlanders doorgaans zeer geliefden drank op, bekend onder den naam van palmwijn. Door destillatie wordt hieruit een sterker geestrijk vocht, de arak, verkregen. De suiker, zoo als zij op de boven beschrevene wijze uit de palmen bereid wordt, bevat steeds verschillende stoffen ingemengd, waardoor zij bruin van kleur is en een eigenaardigen smaak bezit, die door de inlanders doorgaans aangenaam wordt gevonden. Verreweg het grootste gedeelte van de palmsuiker wordt in de landen, waar de palmen voorkomen, door de inboorlingen verbruikt; slechts een zeer klein gedeelte daarvan wordt naar Europa vervoerd, om aldaar met de gewone rietsuiker geraffineerd te worden. In Engeland wordt zij deels onder den naam van jaggery, deels onder den gewonen naam van rietsuiker ingevoerd. Nadat zij geraffineerd, d.i. van alle ingemengde stoffen bevrijd is, is zij van de suiker uit suikerriet in geen enkel opzigt te onderscheiden. Men schat de opbrengst aan palmsuiker op de geheele aarde op 110 millioen Ned. ponden jaarlijksGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||
III. Ahornsuiker.Tot de planten wier sap eene aanzienlijke hoeveelheid rietsuiker bevat behooren ook verschillende soorten van ahornen, en wel bepaaldelijk de zoogenoemde suiker-ahorn (Acer saccharinum), die in het noordelijk gedeelte van Noord-Amerika te huis behoort en daar thans nog uitgestrekte bosschen vormt. De suiker-ahorn is een boom van 60-80 voet hoogte, welks stam eene dikte bereikt van 2-3 voet. Men treft hem aan in Canada en in de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 671]
| |||||||||||||||||||||||
noordelijke helft der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, vooral langs de Canadasche meren, zooals in de staten New-Hampshire, Vermont, New-York, Michigan, Indiana, Ohio, enz. Sints de oudste tijden werd hij door de oorspronkelijke bewoners dier landen ter verkrijging van suiker aangewend, en van deze hebben de later daar aangekomen Europeanen de kunst geleerd, om uit het sap van dezen boom suiker te bereiden. Tot dit doel wordt, ter hoogte van twee voet boven den grond, een gat in den stam geboord ter diepte van eenige duimen in eene schuins bovenwaarts gekeerde rigting; in dit gat wordt een pijpje gestoken, dat buiten den stam uitsteekt, en daaronder plaatst men een bak of emmer, om het uitvloeijende sap op te vangen. Gedurende vijf of zes weken blijft het sap uit de gemaakte opening voortvloeijen. Het is de gewoonte om het eerste gat te boren aan de zuidzijde van den boom, en later, wanneer de hoeveelheid sap, die hieruit vloeit, begint te verminderen, een tweede gat te maken aan de noordzijde van den boom. De beste tijd ter inzameling van het sap is het vroege voorjaar, wanneer de boom nog bladerloos is, dus het laatst van Februarij of het begin van Maart. De inzamelaars begeven zich dan naar de bosschen, waar de suiker-ahorn voorkomt, slaan aldaar eene tent op, en boren gaten in zooveel boomen in den omtrek, als zij tweemaal daags bezoeken kunnen. Het uitgevloeide sap namelijk gaat, bij blootstelling aan de lucht, spoedig in gisting over, en daarom moet men minstens tweemaal daags het sap, dat in de emmers gevloeid is, verzamelen, om het terstond verder te verwerken. Het wordt in het bosch zelf in koperen of ijzeren ketels ingedampt, tot het bij bekoeling kristalliseert, waarbij men eene bruine suiker-massa benevens eene donker bruine stroop (ahornstroop of Canadasche stroop) verkrijgt. Zoowel de bruine suiker als de stroop worden in de streek zelve als zoodanig genuttigd. Één ahornboom van gemiddelden ouderdom levert in één voorjaar 50-100 Ned. kannen sap, waaruit 1-2½ Ned. pond suiker en ongeveer ⅙-½ Ned. pond stroop verkregen wordt. De opbrengst kan trouwens zeer verschillen naar gelang van de temperatuur en andere omstandigheden; de grootste hoeveelheid verkrijgt men wanneer de dagen warm en de nachten koel zijn, mits het niet vriest. Het boren der gaten heeft geen merkbaren invloed op den groei des booms, zoodat men vele jaren achtereen uit denzelfden stam het sap kan doen afvloeijen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 672]
| |||||||||||||||||||||||
De zoo verkregen ahornsuiker is weder volkomen hetzelfde ligchaam als de zuivere rietsuiker, doch vermengd met zekere geurige stoffen, die aan deze suikersoort een eigenaardigen smaak meêdeelen. Wegens deze geurige stoffen is de ahornsuiker, zoowel als de ahornstroop, bij de bewoners van Noord-Amerika over het algemeen zeer geliefd. In de noordelijke der Vereenigde. Staten, die op eenigen afstand van de zee gelegen zijn, wordt daarom bijna geen andere suiker dan ahornsuiker gebruikt. In de maand Maart begeven de bewoners, dikwijls geheele gezinnen, zich naar de bosschen, om daar gedurende eenige weken te vertoeven en alsdan de suiker te verzamelen, die zij gedurende het gansche jaar behoeven. Wegens de toenemeude bevolking in die streken van Noord-Amerika beginnen de bosschen daar allengs te verminderen; doch bij het omhakken der bosschen laat men zooveel mogelijk hier en daar eenige ahornboomen staan, zoodat de menschen, die in de nabijheid wonen, toch in de gelegenheid blijven zelven, althans ten deele, in hunne dagelijksche behoefte aan suiker te voorzien. In de digter bij zee gelegen streken van Noord-Amerika, waar de rietsuiker gemakkelijk uit de keerkringslanden kan worden aangevoerd, komt geen ahornsuiker in den handel voor, omdat de eerste daar veel lager in prijs is; doch in de meer binnenlands gelegene staten en in Beneden-Canada is de ahornsuiker een artikel van dagelijksch gebruik. Men schat de hoeveelheid, die thans jaarlijks in Noord-Amerika verkregen wordt, op 37½ millioen Ned. pondenGa naar voetnoot1). Door de steeds voortgaande uitroeijing der bosschen vermindert echter de opbrengst van jaar tot jaar. Naar Europa wordt de ahornsuiker nimmer uitgevoerd. | |||||||||||||||||||||||
IV. Maïssuiker.Tot de planten, die in de tropische en de warme gematigde luchtstreken te huis behooren en eene groote hoeveelheid rietsuiker bevatten, behoort ook de maïs of Turksche tarwe. Deze plant is afkomstig van Midden-Amerika, alwaar de Europeanen haar bij hunne eerste aankomst aldaar reeds door de inboorliugen aangekweekt vonden, deels als voedingsgewas, deels ter verkrij- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 673]
| |||||||||||||||||||||||
ging van suiker. Door de Spanjaarden werd zij naar zuidelijk Europa overgebragt, waar zij thans in sommige streken veel verbouwd wordt, doch hoofdzakelijk tot voedsel voor het vee. In Mexico worden de zaden en het daaruit verkregen meel ook op verschillende wijzen aangewend ter bereiding van spijzen voor den mensch: en deze plant is aldaar een der voornaamste voedingsgewassen. Het sap der maïs-stengels is zoet van smaak en bevat dezelfde suikersoort als die, welke in het suikerriet wordt aangetroffen. De oude Mexicanen gebruikten dit maïs-sap reeds ter verkrijging van suiker vóór de ontdekking van Amerika door Columbus. Door indampen laat zich daaruit gemakkelijk ruwe suiker verkrijgen, die aangenaam van smaak is, en even als alle andere ruwe suiker geraffineerd kan worden. Men heeft de bereiding dezer suiker ook in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika beproefd, en vele personen hebben er met goed gevolg eene genoegzame hoeveelheid voor eigen gebruik uit verkregen. In het groot is deze industrie daar echter nog niet toegepast; maar uit de genomen proeven kan men toch afleiden, dat daar, waar het klimaat te koud is voor het suikerriet, de maïs met voordeel kan verbouwd worden ter verkrijging van suiker. Welligt zal, bij het toenemend suikerverbruik, de aandacht meer en meer op deze suikerhoudende plant gevestigd worden. Wat Europa betreft, ook hier heeft men beproefd uit de maïs suiker te winnen. In de nabijheid van Toulouze in Frankrijk heeft men daartoe eene fabriek opgerigt, die wel op kleine schaal is ingerigt, doch waarin, althans in den eersten tijd, met goed gevolg gewerkt is. Zij bewijst, dat ook zuidelijk Europa nog aanzienlijke hoeveelheden suiker kan voortbrengen, zoo men slechts de middelen aanwendt om ze te verkrijgen. Tot nog toe echter wordt de maïs slechts zelden tot dit doel gebruikt. In den handel komt de maïs-suiker niet voor. De hoeveelheid, die in Mexico en de Vereenigde Staten voor eigen gebruik bereid wordt, laat zich niet berekenen, maar is in allen gevalle zeer gering in vergelijking van de hoeveelheid suiker, die uit het suikerriet verkregen wordt.
Behalve de reeds behandelde planten zijn er nog verschillende andere, die ter verkrijging van suiker worden aangekweekt, doch eene zeer beperkte verbreiding bezitten. Zoo b.v. wordt | |||||||||||||||||||||||
[pagina 674]
| |||||||||||||||||||||||
in China de Sorghum, eene grassoort, hier en daar aangewend tot het winnen van suiker, die den naam draagt van SorghumsuikerGa naar voetnoot1), en zoo zouden wij meerdere voorbeelden hier kunnen aanhalen. Doch wij bepalen ons hier tot de behandeling der voornaamste suiker-opleverende planten, en van deze blijft thans nog slechts de beetwortel over, wiens gebruik ter suikerbereiding wij in een volgend opstel beschrijven.
(Wordt vervolgd.) |
|