Siameesche legende.
‘Er leefde eens een machtig koning; Humayum was zijn naam; om zijn schitterende praal, zijn oorlogsroem en zijne macht was niet alleen hij zelf, maar het gansche land Batharath, waarvan hij koning was, beroemd geworden. Op zekeren dag op marsch zijnde aan het hoofd van zijn leger werd hij overvallen door een brandenden dorst; maar er was geen water te vinden in den ganschen omtrek. Eindelijk kwam Humayum al zoekende naar water in een tuin vol granaatboomen. ‘Ik sterf van dorst’ - zei hij tot den tuinman, ‘hebt gij ook water?’ - ‘Neen’ antwoordde deze, ‘maar ik heb granaten in overvloed. Zoo gij er van verlangt, doe alsof gij thuis waart; kom binnen, zet u te rusten in dit prieel, en intusschen zal ik u een heerlijken drank bereiden uit het sap mijner vruchten.’
‘De koning nam gretig het aanbod aan. Hij zette zich in het prieel; de tuinman nam een granaatappel, perste die uit en vulde met het sap weldra een flinken beker, dien hij zijn gast toereikte. De vorst ledigde hem tot op den bodem met innig genot. “Vriend,” vraagde hij toen aan den tuinman, “zijn uwe granaatboomen aan de belasting onderworpen?” - “Neen” - antwoordde deze - “er is nog nooit belasting van betaald, maar niet ver van hier wonen andere eigenaars die minder gelukkig zijn, zij moeten betalen.” Humayum vroeg daarop nog eenige inlichting omtrent de gewone opbrengst van zulk een schoonen boomgaard, en de tuinman kon niet nalaten daarvan hoog op te geven. “Uitmuntend”, dacht de koning; die tuin moet belast worden, het zal eene goede verbetering voor de inkomsten zijn!’ En te gelijk reikte hij den beker op nieuw aan den eigenaar met verzoek dien nog eens te vullen.
‘De tuinman plukte weder een granaatappel; maar hoe hij ook perste, er kwam slechts weinig sap uit; en evenzoo ging het met de volgende, zoodat hij wel tien granaten noodig had om met moeite den beker te vullen.
‘Dat is vreemd,’ zei de koning, ‘hoe komt dat, vriend!’
‘De oude tuinman schudde het hoofd. ‘Ach, Heer! dat beduidt niet veel goeds,’ zeide hij. ‘Ik ben zeker, dat Z.M. onze koning op dit oogenblik een besluit heeft genomen om de boomen van dezen tuin te belasten; want in dat geval gaat het hier altijd zoo met de vruchten, zij verdroogen en er komt geen sap meer van.’