Boekbeschouwing.
Treurende zielen of de droefenissen des levens, door Agenor de Gasperin. Te Amsterdam, bij L. van Bakkenes & Co., 1864. In post 8vo. 268 bl.
Te ontkennen is het niet, dat in vele geschriften, wier bedoeling is: troost, Evangelischen troost te brengen in de huizen en harten van bedroefden, wel een zekere toon wordt aangeslagen, dien men slechts waardeert in dagen van beproeving, maar die voor min treurenden iets watermelkachtigs heeft. Zoo men het een gebrek rekent, is dit boekske van dat gebrek althans volkomen vrij. Maar het heeft een tegenovergesteld gebrek, en dit zal, vreezen we, veelzijds het goede tegenwerken dat er ontegenzeggelijk in gevonden wordt. De toon is op vele, zeer vele plaatsen al te onweemoedig en gaat over tot het geestige pikante. Men leest hier b.v. van ‘God een proces aandoen’ (door het morren tegen zijne beschikkingen); ‘van het egoïsme van de taart geven’ enz. Zoo wordt gesproken over de oorzaken van zwaarmoedigheid, en daaronder genoemd: de gedachte aan de ‘ziekelijkheid van ons geslacht.’ Maar wat houding heeft het nu, als de lezer, na de bladzijde op welke staat, ‘dat men alleen dan den waren vrede kan vinden als men het hare geheel en onverdeeld aan Jezus geeft’ - op het volgende blad leest: ‘we zijn teêr, we zijn bleek, we zijn zeer gedistingueerd, maar we zijn niet stevig.’
‘- Stevig! Bah! Welk beschaafd mensch wil van van zoo'n gemeen, burgerlijk woord iets weten! Wie durft zoo'n plat woord zelfs in den mond nemen! - Stevig! maar dat is materialistisch, materialistisch tot in den hoogsten graad, weet ge dat wel? - Stevig! de boerinnen vragen ter naauwernood meer naar stevige jongens.’
Men ziet, de schrijver is nog al ‘uitmiddelpuntig,’ om een woord uit het geschrift over te nemen, dat, ja, letterlijke vertaling is van excentriek, maar daarom nog geen goede vertaling. Er zijn voorzeker teleurstellingen, moeilijkheden en bezwaren des levens, die 't best worden bekampt met de grappen van Momus; maar waar het wezenlijk zielelijden is dat christelijke troost behoeft, daar behaagt ons geestige scherts even