dier eigenschap bij ons volk, dat maar al te zeer geneigd is zich zelven tegenover anderen klein te achten, al te zeer bereid ook, om den door vreemde hand achteloos toebedeelden, soms dubbelzinnigen en oppervlakkigen, lof, gretig en dankbaar aan te nemen. Dit onwaardig en ondankbaar gering schatten en miskennen van eigen krachten en gaven, eigen rijkdom en overvloed, of ze, vergeleken bij vreemd bezit, armelijke nooddruft ware; deze jammerlijke bekrompenheid en eenzijdigheid ondermijnt en verlamt onze krachten. Die zich zelven overtuigt zwak en magteloos te zijn, die wordt het weldra, en in waarheid en in anderer oog. Waar welhaast een vreemde naamsuitgang, eene vreemde afkomst tot aanbeveling strekt en voorrang verzekert boven den landgenoot van gelijke, zoo niet van meerder kracht: wat is daar te hopen voor de waarachtige nationaliteit van een volk? Die nationaliteit, vindt ze ook niet in de letterkunde eene harer edelste uitingen; en kan deze letterkunde inderdaad leven en bloeien, wanneer ze niet meer wortelt in het bewustzijn, in het eigen leven des volks, niet meer door 's volks liefde gedragen, door zijn eigen geest bezield wordt; waar de menigte haar niet kent, omdat ze zoo vaak der menigte vreemd blijft; waar de ontwikkelden en beschaafden haar niet kennen of miskennen, omdat zij de kennisneming van wat op eigen bodem werd geteeld beneden zich achten? Wij weten wel, dat dit groot en bitter kwaad thans welligt minder algemeen heerschend is, dan voor weinige jaren; wij weten en erkennen met blijdschap dat er zich krachtige stemmen tegen verheven hebben; maar toch, de booze geest is nog niet uitgedreven, nog voert hij heerschappij, in wijden kring. Daarom dan ook, daarom in de eerste plaats, den heer van Vloten dank gebragt, dat hij ons op nieuw wees op den schat, die ook op het gebied der poezij, nog als ons eigendom ter onzer beschikking ligt; dat hij op nieuw in ons de overtuiging wekte, dat het niet noodig is bij vreemden te gaan bedelen,
wat wij zelven in milden overvloed bezitten, dat wij, waar er sprake is van kunst en poezy en litteratuur - deze edele goederen, zoo oneindig beter en schooner dan alle materieele bezittingen en industrieele voordeelen - ons niet tegenover anderen behoeven te schamen, noch ook te teren op een onherroepelijk verleden. Dat die overtuiging in veler harte worden gewekt, dat ze zich uitspreke in liefdevolle erkenning; deelneming, ondersteuning, dat de