Studiën des levens. Karakters en beelden, bijeen verzameld door Caritus. Te Zaandijk, bij J. Heijnis Tz., 1863. 327 blz. Post 8vo.
Wie en wat is Caritus? En wat is zijn doel met zijn werkje, of juister nog: wat is zijn werkje? Zullen die vragen door menigeen gedaan worden, bij het lezen van bovenstaanden titel, - referent moet eerlijk verklaren, geen afdoend antwoord op die vragen te kunnen geven. Het boekje bevat negentien stukken (schetsen, bijdragen of verhandelingen, of hoe men ze noemen wil) in pseudo-naiven stijl, misschien wel, volgens des schrijvers meening ironie, doch waar het naive of ironische veelal in zit, kon referent niet bevatten, ja, hij moest zich dikwijls verklaren, dat het laf en zouteloos was, wat hier als studie des levens werd toegediend. Om één voorbeeld te noemen, schrijven wij het onderwerp af van de zesde verhandeling: Uittrekselen uit de wet op het armwezen in Munistan. Getrokken uit het beroemde Archeologische werk: De Paupertate van Jadus Iskarioth Hypocritas. Gedrukt te Sodom en Gomorrha, anno 3348; of wij wijzen op de vijftiende: de theorie om te lagchen. Enkelen evenwel zijn beter, zoo als: de martelaar der mode en de Deugniet, ofschoon het attisch zout er in gemist wordt, of dat ze de gespannen verwachting op eene ontknooping van het onbegrijpelijke teleur stellen, zoo als de neven van de Nabob en de medicinische deugden op reis.
Vergeef het daarom aan referent, mijnheer Caritus! dat hij uwe studiën slechts potloodstrepen neemt en vergenoegt u met van u zelven te zeggen, wat gij als onderwerp tot uwe laatste studie koos.
Het papier van het boekje is zeer dun, zoodat men dikwijls de weerdruk even goed kan lezen als de schoondruk, en ook dit draagt er toe bij, om het genoegen der lectuur te verminderen.