Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864
(1864)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
ver uit zijn Nevel en Zonneschijn, dat wij in der tijd met genoegen hebben gelezen, en namen derhalve het bovengenoemde bundeltje, ons ter aankondiging toegezonden, met gunstige vooringenomenheid ter hand. Het zijn twee verhalen: De gravin en de wraak, waarschijnlijk beide reeds elders opgenomen. In het eerste wordt ons de geschiedenis verhaald eener zeldzame marketentster, die zeer merkwaardige lotgevallen heeft. Hoewel de karakters niet met zulke fijne trekken zijn geteekend, als wij dit van onze eerste novellisten gewoon zijn, heeft de auteur toch de lotgevallen van de heldin des verhaals belangwekkend genoeg weten te maken om den lezer te boeijen. Men volgt de marketentster gaarne op haren togt met het groote leger, bij Moskou, bij de Berezina, en ook als zij tot rust gekomen is en het loon vindt van een leven vol opofferende liefde. Er ligt in deze novelle wel eene goede moraal, vooral voor jonge krijgslieden; maar als wij vragen wat is het ééne hoofddoel des auteurs, dan vinden wij het antwoord niet, en zulk een bestemd doel schijnt den heer Brunings bij het opstellen dan ook niet voor den geest gestaan te hebben. Hoewel ons de losheid van vorm over het algemeen beviel, is het streven naar het luimige, vooral in het begin, wel wat sterk en heeft den auteur verleid tot eenige wat gezochte aardigheden, die den meer ontwikkelden lezer niet kunnen aantrekken. Aan het tweede verhaal, de wraak, ofschoon het kleiner van omvang is, geven wij de voorkeur boven het vorige. De karakters komen hierin zeer goed uit, er is eenheid in ontwerp en uitvoering, de handeling is levendig en belangwekkend, de strekking edel en verheffend. De bedenking zoude kunnen ontstaan of de stappen van den hoofdpersoon, den timmermanszoon, op de ladder der fortuin niet te avontuurlijk zijn; maar als wij in aanmerking nemen, dat in Napoleons leger de belooning van dapperheid en genie niet zelden zulke uitkomsten te weeg bragt, is de auteur in dat opzigt volkomen en geregtvaardigd. Druk en papier zijn naar den eisch des tijds, maar noch in het leelijk gelaat noch in de onbehagelijke gestalte van de markententster op de titelplaat herkennen wij de schoone en bevallige gravin. * * * S. |
|