deelende aankondiging, voldoen wij gaarne, door de aandacht bij dezen te vestigen op bovenbedoeld werkje van den paardenarts de Bruyn.
Onder de werken die er in den laatsten tijd over landbouw en aanverwante wetenschappen in het licht zijn gekomen is er voorzeker geen, ofschoon op éénzijdig gebied, dat zóó belangrijk is voor den landbouwer en veehouder dan het werkje, welks titel wij hierboven afschreven. Luidens zijn doopcedul, schijnt het wel voornamelijk bestemd te zijn, ten dienste van de bereden korpsen, om daarnaar de meerdere of mindere hoedanigheid van het hooi en stroo te kunnen beoordeelen. Wij houden ons echter overtuigd dat het eene grootere strekking heeft en dat het vooral voor den wetenschappelijken landbouwer, die toegerust is met de noodige kennis van natuur-, schei- en aardkunde van groote waarde is. Immers de onderwerpen die de schrijver behandelt, loopen, over: algemeene beschouwingen over voeding en voedsel; over de voedende bestanddeelen der planten en over den oorsprong dezer stoffen; over de graansoorten, de peulvruchten, benevens de lijn- en raapkoeken; de grassen en voederkruiden, benevens eenige andere in de wei- en hooilanden voorkomende planten, terwijl de volgende hoofdstukken handelen over: het hooi; eenige nadeelige eigenschappen, die het hooi kan verkrijgen en over haren invloed op de gezondheid; het stroo, en het groenvoeder en de weiden. Genoeg, dunkt ons om aan te toonen dat wij niet overdrijven, wanneer wij op al deze belangrijke onderwerpen wijzen. Blijkens de voorrede heeft de schrijver in der tijd, na bekomen magtiging van Z. Exc. den minister van oorlog, eene verzameling van gedroogde planten zamengesteld; van die verzameling nu heeft hij achteraan het werkje eene rangschikking der in die verzameling opgenomen planten gevoegd, die allezins vermelding verdient en zeer geriefelijk is, doordien er zoowel de wetenschappelijke als de vulgaire namen bij uitgedrukt zijn. Welligt had de breede lijst der in de weilanden voorkomende planten nog met enkele kunnen vermeerderd worden, zoo als onder de Compositae de Leontodon Taraxacum en
de ook menigvuldig in weilanden voorkomende Tussilago farfara, even als de Verbena officinalis. Dit belet echter niet, dat wij den schrijver allen lof geven voor de zamenstelling en zijne gebleken botanische kennis, terwijl ook de uitgevers niet achterlijk zijn