Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864

De zwervers op de grenzen. Naar de vijfde fransche uitgave van Gust. Aimard. Te Leiden, bij de firma van den Heuvell & van Santen, 1865? Een deel postformaat.
De roovers der Prairiën. Naar de achtste fransche uitgave van Gustave Aimard, door L.C. Cnopius. Te Leiden, bij de firma van den Heuvell & van Santen, 1864. Een deel gr. 8vo. 304 blz. Prijs ƒ 3.25.

Nog steeds gaat de firma van den Heuvell & van Santen te Leiden voort, met ons lezend publiek de lettervruchten van Gustave Aimard aan te bieden. Wordt onze romanlitteratuur niet overvoerd met zijne schetsen uit de prairiën van het vierde werelddeel? Ieder, wie die vraag zou willen doen, en den moed heeft, om ondanks den zweem van tegeningenomenheid, welke in die vraag ligt opgesloten, de werken van den onverschrokken reiziger ter hand te durven nemen, zal na een weinig lezens, die vraag al dadelijk onderdrukken, of haar met een luid ‘neen!’ beantwoorden. Aimard weet te boeijen door zijne teekeningen; hij weet de belangstelling op te wekken door zijne schetsen. Het is geen gewone romanstijl, waarin hij zijne avonturen kleedt: neen, het is schildering, krachtige, levendige schildering. Hij verplaatst zijne lezers in de toestanden en tooneelen, die hij beschrijft. Hij voert ze onwillekeurig en ondanks hem zelven met zich mede, en doet ze gevoelen, wat de personen, die hij doet optreden, zelf ondervonden. En toch, van de andere zijde beschouwd, zijn het weder geene reistafereelen alleen. Werkelijkheid en roman weet hij zoo te

[p. 232]

vereenigen, dat beiden een goed geheel vormen, zonder dat de eene aan de andere te kort doet.

Met blijdschap zien wij dan ook de onvermoeide pogingen der Leidsche firma, om zijne werken in onze taal over te brengen. En zij doet dit met tact en op zulk eene wijze, dat men zachtkens aan een goed geheel en bij eene aangename lectuur, tevens een volledig overzigt van het leven in de prairiën verkrijgt. Naast Aimard is ons lezend publiek haar daarvoor dank verschuldigd, en indien wij eene grieve tegen beiden mogten uiten, het zou deze zijn, dat de schrijver door zijnen boeijenden stijl en de uitgeefster door hare nette uitvoering, ons meermalen een anderen arbeid deden verschuiven, om te plukken van de door hen aangebodene vruchten. Ons althans gebeurde het meermalen, dat wij verschalkt werden door een klokslag, waarop wij ons voorgenomen hadden, geheel iets anders te doen, dan te lezen in de werken van Aimard, en dat wij ons zelven moesten bekennen: de schrijver heeft ons in zijne magt gehad, - de uitgeefster deed ons ons werk vergeten.

De twee deelen, waarvan wij hierboven den titel afschreven, zijn vervolgen op vroeger verschenen werken van Aimard, zonder daarom echter zoodanig aan die vroegere verbonden te zijn, dat men gene eerst zou moeten doorloopen, vóór men deze ter hand mogt nemen. Elk deel staat op zich zelf, doch met de andere, die wij reeds aankondigden, vormt de uitgave van van den Heuvell & van Santen een keten, die de prairiën van Amerika omvat.

Het best laat zich de Zwervers op de grenzen lezen als vervolg op de Pelsjagers van de Arkansas, terwijl ons als voortzetting hiervan nog wordt beloofd: de Vrijbuiters en Edelhart. Wie kennis gemaakt heeft met het opperhoofd der Aucas en de Gids der prairiën, zal ook nu de Roovers der prairièn niet onvoldaan uit de hand leggen, maar integendeel haken naar de Lynch-wet, die ter perse is.

Eene schets der verhalen te geven, zal men wel niet van ons vorderen, daar wij moeten erkennen, dat onze potloodstrepen te verre zouden achterstaan bij de gloeijende kleuren van Aimard. Maar met volle gerustheid durven wij de aanschaffing iedereen, die smaak heeft voor goede en nuttige lectuur aanbevelen.

Elk werk is met eene nette lithographie versierd, en van den gewonen geillustreerden omslag voorzien.