zijn ook hier zeker in grooter menigte, maar deze bekommeren zich weinig om redeneringen en stelsels, zij handelen naar lusten en niet uit overtuiging en zullen door de lezing van dit geschrift ook niet tot inkeer worden gebragt.
Doch de vertaling is verschenen, wat hebben wij van den inhoud der voorlezing te denken? Is het noodig ook hier te lande het Materialisme te bestrijden, dan is ongetwijfeld de bijdrage hier geleverd niet onbelangrijk. De schrijver beschouwt het stelsel van Vogt c.s. eerst in het algemeen en daarna afzonderlijk de bewering dat de mensch een afstammeling van den aap zou zijn. Met belangstelling en met instemming ook hebben wij gelezen, wat hier te berde wordt gebragt om de tegenstrijdigheden, ongerijmdheden en drogredenen in de leer der Materialisten te doen uitkomen. De bewijzen zijn hier afdoende, dunkt ons, en wel vooral omdat de auteur hier den vijand aantast op zijn eigen gebied, dat der natuurkunde en zijne wapenen ontleent aan geleerden, die op dat gebied zich welverdienden roem hebben verworven. De loochening van den geest en het geestelijke is geen resultaat van ‘de wetenschap’, maar integendeel in tegenspraak met de ervaring. - Minder zijn wij ingenomen met het positive deel des geschrifts, en daarop heeft ook zeker de uitspraak betrekking van den vertaler, dat hij niet ‘al de opvattingen en voorstellingen van den schrijver als zijne overtuiging uitspreken wil.’ De heer de Rougemont tracht hier de volmaakte overeenstemming van de uitspraken des Bijbels omtrent de schepping enz. met de uitkomsten van het natuurkundig onderzoek aan te wijzen. Dat zulk eene poging niet kan slagen en noodzakelijk aanleiding geeft tot gewrongen verklaring en scheeve voorstelling behoeft zeker hier geen betoog. De wereldbeschouwing van het boek Genesis is eene andere dan die van de 19e eeuw. Dat kan niet ontkend warden. En welk gevaar steekt er in om het toe te stemmen? Welk ander als dat men het oude dogma der inspiratie moet prijsgeven? Welnu dat kunnen wij gerust laten varen zonder schade te vreezen voor ons geloof en onze godsdienst. De Bijbel is geen handboek voor natuurkunde of sterrekunde of aardrijkskunde, maar de bron voor onze
godsdienstige kennis. Zoo zeker als het materialisme in onverzoenlijken strijd is met het christendom, even zeker achten wij het, dat men christen is, onverschillig of men al dan niet gelooft aan de