vallen, door de Evangelisten geboekt, welke door niets anders kan worden medegedeeld.’
Verder maakt hij daarin melding van ‘La vie de Jésus’ van Renan en toont het voorname gebrek van dit geruchtmakende boek te hebben opgemerkt, als hij zegt: ‘Laat de romantische schets, welke Renan ons aanbiedt, beroofd worden van de schitterende kleuren, welke hij daaraan heeft ten koste gelegd, en zij zal een man voor ons plaatsen, die zich soms onwetend, zwak, bevooroordeeld, buitensporig en dweepziek aanstelde; die soms in zijn onderwijs dwaze dingen zeide, soms bepaald onzedelijke, die in de praktijk zelf misleid, schuldig werd aan misleiding van anderen; - in zulk een man wil hij ons den stichter des christendoms doen vereeren.’ - Zoo kwamen wij tot de redenering: ‘Dr. Hanna is een man, die zelf de door hem behandelde zaken ernstig heeft overwogen en de plaats zelve bezocht, waar de verhaalde feiten gezegd worden te hebben plaats gehad; hij houdt zich niet vreemd ook aan de beweging onzer dagen op wetenschappelijk gebied, derhalve moeten in zijn werk zich de invloed van zijn reizen zoowel als de vruchten zijner studie vertoonen; zulk een man geeft geen boek uit, als hij niet iets bijzonders, iets belangrijks te zeggen heeft. Was deze conclusie valsch? Hoe dit zij - de nadere kennismaking met den inhoud van het werkje stelde ons zeer te leur. Wij vonden niets anders dan de gewone, traditioneele beschouwing der Evangelische verhalen aangaande de opstanding, de verschijningen daarna en de hemelvaart des Heeren. De geloofwaardigheid van al wat daartoe behoort, wordt bevestigd op de bekende argumenten, de moeijelijkheden en tegenstrijdige berigten op de bekende wijze uit den weg geruimd of door kunstige harmonistiek in schijnbare overeenstemming gebragt. De alzoo ontworpen tafereelen moeten dan dienen, niet tot stichting der lezers, maar tot verklaring en handhaving van de orthodoxe kerkleer. De geheele uiteenzetting onderscheidt zich door niets dan door wijdloopigheid. - Wat een' vertaler bewogen heeft
het werkje in het hollandsch over te zetten, welke verdiensten het Evangelisch verbond er in heeft ontdekt; dat zijn voor ons raadsels. Aan zoo iets bestaat toch waarlijk in ons land geen behoefte. Wie geen' vrede heeft met de moderne opvatting der Evangelische geschiedenis, en weten wil wat er van behoudend standpunt te zeggen is tegenover al de bedenkingen en twijfelingen, die