te Haarlem en op Meer en Berg. De heer V. is als schrijver opgetreden, bewogen door den wensch, om zooveel mogelijk bij te dragen tot bevordering van de zaak der gymnastiek in Nederland. Dit doel is loffelijk en mij blijft alleen over om na te gaan, in hoeverre de schrijver zich van die taak heeft gekweten.
Ik voor mij geloof, dat de heer V. bij het stellen van het werk door twee verschillende oorzaken werd gedreven en de voornaamste dezer is, - altijd mijns inziens - niet de zucht om de leemten aan te vullen, maar wel om zijn geprangd gemoed lucht te geven, en den heer Euler den mantel uit te vegen.
Bladz. 80-113 bevat ten minste niets anders dan eene beoordeeling van het leven en de daden van den heer Carl Euler, en op gevaar of van in een pennestrijd te geraken met den heer V., moet ik bekennen, dat ik mij geamuseerd heb, toen ik las, hoe de schrijver den heer E. in de schatting van 't publiek tracht te doen dalen. Ik heb de eer niet, den heer E. te kennen en daarom beweeg ik mij gelukkig op zeer onzijdig terrein.
Maar vanwaar die wrok tusschen die twee heeren?
Volgens V. alleen, omdat de heer E. beloofd heeft een volledig werk over de gymnastiek te zullen schrijven, en het niet gedaan heeft, omdat de heer E. een Duitscher, een vreemdeling is, en anderen voor hem achteruit worden gezet.
Voornamelijk heeft de schrijver het gemunt op een werkje in der tijd door den heer Euler geschreven, namelijk: ‘de gymnastiek en hare invoering in Nederland,’ uitgegeven in 1853.
Dit werkje is mij geheel onbekend en de heer V. kan ten volle gelijk hebben, als hij het onbeduidend noemt, maar bespottelijk, recensentachtig alias vittend noem ik het, als hij den schrijver verwijt, dat het boekje geen voorberigt heeft. Even alsof zonder die afgezaagde gewoonte een boek niet goed kan zijn.
Even bespottelijk noem ik het, wanneer hij op dit werk aanmerkt, dat het den lezer niet mededeelt, hoe de heer Euler is als echtgenoot en vader. Is dit ook onmisbaar in een werk over gymnastiek?
Na aldus zijn hart lucht gegeven te hebben, gaat de heer V. van pag. 113-258 na, wat gymnastiek is, wat haar betreft